START met ORIËNTEREN

Je hebt deze pagina gevonden!

Leuk. Je hebt misschien mijn “Start met Oriënteren” kaartje gekregen en de QR-code er op gebruikt. Of anderszins van Oriëntatielopen gehoord en een link hier heen gevonden. Lees snel verder om het één en ander te weten te komen, over wat Oriëntatielopen (ook wel oriënteringslopen, of orienteering genoemd) is, en wat handig is te weten om het eens te proberen. Maar pas op, want eenmaal begonnen raak je er gauw aan verknocht. Lees bijvoorbeeld op mijn weblog O.JGEO.NL hoe het mij verging.

 

Niet moeilijk

Oriëntatielopen is een sport die je zowel met je lichaam als me je hoofd beoefent. Dat betekent dat je iets meer dan niets moet weten voor je er aan begint, maar ook dat je met wat gezond verstand al een eind komt.

Het is, in tegenstelling tot wat mensen die er net van gehoord hebben vaak denken, niet moeilijk om er aan te beginnen. Met enige basiskennis van de gebruikte kaarten, symbolen, en hoe een oriëntatieloop verloopt, kan je met gemak een eenvoudige wedstrijd van start tot finish afleggen. En dat kan in het begin best wandelend, als je dat wilt.

Maar dat wil niet zeggen dat oriëntatielopen een makkelijke sport is. Door de snelheid te verhogen, moeilijkere en of langere routes te kiezen, en je doelstellingen op te voeren, kan je het zo lastig maken als je zelf wilt. Er zijn meerdere dimensies die je gaandeweg kan verkennen. En dat maakt het zo interessant.

Maar om te beginnen is het best eenvoudig.

Waar begin je aan?

Je staat, ergens in een bos op een pad, aan de start te wachten tot je mag vertrekken. Twee minuten geleden is je voorganger langs een rood-wit lint uit het zicht verdwenen. Nu is het jouw beurt. Piep-piep-piep-piiiiiiiep! Het startsignaal. Je pakt jouw kaart, van de juiste route -of ‘omloop’ in het Vlaams- uit een bak, en begint te rennen, langs het lint. Intussen zoek je de start, een paarse driehoek, op de kaart, kijk je op je kompas, en draai je de kaart met het noorden naar het Noorden. Snel zoek je de paarse cirkel met de ‘1’, en zoekt de beste route er naartoe.

… [kaart, met voorbeeld, en uitleg hoe daar te komen]

Bij de controlepost leg je jouw EMIT of SI kort op het tegendeel van de post, en je sprint er vandoor naar de volgende post. Welke kant dat op is heb je daar voor al bekeken, en zelfs de beste route heb je al vastgesteld, tijdens een ‘rustig’ stuk van het vorige ‘been’, zodat je geen tijd verliest. Er volgt een lang recht stuk dwars door een open bos -wit op de kaart- tot aan een duidelijk pad, zodat je de tijd hebt de route naar posten 3 en 4 ook al uit te stippelen. Bij het pad …

Voor je het weet ben je 25 posten verder, de een na de andere heb je met meer en minder gemak gevonden, en je bent onderweg een aantal andere lopers tegengekomen die uit het niets verschenen en in schijnbaar willekeurige richtingen hun wegen vervolgden; ze liepen vast een andere route. Bij de laatste post hangt weer een rood-wit lint, tot aan de finish, waar je voor de laatste keer je EMIT (of SI) ‘inlegt’, en uitgeput maar voldaan kan je uithijgen.

Terug bij het ‘wedstrijdcentrum’, het ‘CC’, soms niet meer dan een tentje op een veldje, maar ook wel eens een goed geoutillieerd bosrestaurant of sportkantine, leg je nog één keer je tijdregistratie-eenheid op een uitlees-unit, en uit een printer rolt een strook met tussentijden, met -nog belangrijker- de letters ‘OK’. Dat betekent dat je geen post gemist hebt, en ze allemaal in de juiste volgorde af bent gelopen. Op internet kan je naderhand de tussentijden, de z.g. ‘splits’, met die van andere lopers vergelijken. Maar eerst drink je een blonde Leffe, terwijl je met je oriëntatie-vrienden jouw belevenissen in de wildernis, briljante routekeuzes, en alles wat daar tussendoor mis ging, bespreekt. De volgende keer gaat het nóg beter.

Oriënteren

Oriënteren betekent niets anders dan weten waar je bent en waar je heen moet. Jij de baas in je omgeving.

Aan de hand van de kaart, van wat je om je heen ziet, en hoe je daar bent gekomen, weet je waar je staat. De kaart toont het volgende doel, en laat verder alles zien wat je onderweg naar dat doel tegen kan komen, zodat je de beste route kan bepalen. En je hebt een kompas zodat je ook de te volgen richting kent. Bovendien kan je passen tellen zodat je ook nog weet hoe ver je bent gegaan.

Nou zijn er allerhande slimme tactieken om bovenstaande tot een succes te maken. Daar kom ik later nog op.

Eerste stappen

In het volgende stukje ga ik uitleggen wat je moet weten, wat je nodig hebt en hoe een oriëntatieloop zo ongeveer verloopt. En natuurlijk hoe, en waar, je je eerste ervaring kan opdoen. In de praktijk is het best laagdrempelig om een keer mee te doen. Bovendien heb je niet veel “uitrusting” nodig, maar daar kom ik straks op terug.

Handig om te weten

Kaart: kleuren, symbolen, lijnen.

Controlepostomschrijving: symbolen, nummers, kolommen.

>>> Ik heb even een stukje tekst van de oude NOLB-site gecopieerd, omdat dat een mooi uitgangspunt is. Maar ik zal het in mijn eigen woorden herschrijven binnenkort.

Wat is Oriëntatielopen?

Het oriëntatielopen zouden we in een adem kunnen omschrijven als volgt: het opzoeken van gemerkte punten in een natuurlijk landschap, via een zelfgekozen weg, al lopend, met behulp van een kaart en een kompas, al dan niet in wedstrijdvorm.

De deelnemers trachten op een onbekend terrein individueel een aantal posten te bereiken, die aangeduid zijn op de kaart. De route is niet op voorhand uitgestippeld. Deze posten zijn in het terrein herkenbaar door duidelijke, oranje rood witte bakens. Als bewijs dat je de gezochte post hebt bereikt, breng je via een controlekaart en stempels of elektronische chip die iedere loper mee heeft de juiste gegevens mee. Het is de bedoeling om het parkoers, bepaald door de bakens zo snel en correct mogelijk af te leggen. Een dosis sport, een dosis natuur en een dosis observatievermogen, dat is het recept voor de oriëntatieloper. Op de eerste plaats is oriëntatielopen een geschikte activiteit in de recreatieve sportbeoefening.

Deze sportvorm laat zich immers gemakkelijk aanpassen aan de wensen en capaciteiten van uiteenlopende groepen, zoals families, trimgroepen, en wandelaars. Vooral in de Scandinavische landen heeft het oriëntatielopen een lange traditie als een recreatieve sport voor iedereen. In het sportieve openluchtleven spelen de technieken van het oriëntatielopen vaak een ondersteunende rol. Bij wandeltrektochten en bij het langlaufen in onbekend gebied bijvoorbeeld kan het oriënteren een essentiele vaardigheid zijn. In het oriëntatielopen kunnen elementen uit verschillende leervakken verzameld worden. Natuurobservatie sluit aan bij biologie en ecologie. De principes van het oriëntatielopen en kaartlezen worden geleerd in aardrijkskundeles. Fysieke eigenschappen kunnen worden geoefend tijdens de lessen lichamelijke opvoeding. Daarom is het oriëntatielopen een activiteit met een rijke pedagogische inhoud. Uiteraard is het oriëntatielopen ook een wedstrijdsport.

De competitievorm bestaat uit een individuele wedstrijd tegen de tijd. De afstand schommelt tussen 3 en 12 kilometer. Het aantal posten varieert van +/- 6 tot +/- 25. Ze worden doorlopen volgens een vrij gekozen route. De laatste jaren kent het oriëntatielopen als wedstrijdsport een toenemende populariteit. Het hoeft geen betoog dat oriëntatielopen een milieuvriendelijke sport is, waarbij de deelnemer in harmonie met de natuurlijke omgeving aan sport doet.

Met dank aan Peter Bleyens van Trol , VVO die ons dit stuk beschikbaar heeft gesteld.

Afstand bepalen

Het is belangrijk te weten hoeveel afstand je gelopen hebt en hoeveel je nog moet afleggen. Je kan zelf de afgelegde afstand meten door je passen te tellen. Hoeveel stappen je nodig hebt op 100 m bepaal je door enkele keren een geijkte 100 m af te stappen. (b.v. verlichtingspalen op een randweg, kilometerpaaltjes langs de weg enz.)Tel iedere keer op je linkervoet, bij de meeste mensen ligt dat tussen de 52 à 56 passen op 100 meter wandelend.
Herhaal dit al lopend, het aantal passen zal nu 32 à 40 bedragen. Herhaal dit in het gras en je zult merken dat er verschil op zit, dat varieert van persoon tot persoon.
De pasfrequentie hangt af van de beloopbaarheid van de ondergrond of stijging/daling.
Opgelet in heuvelachtig terrein, wanneer je op de kaart bv 200 meet kan dit door de stijging of daling meer of minder zijn in werkelijkheid.

 


Voor meer informatie:

In Nederland zijn een aantal verenigingen aangesloten bij een overkoepelende bond, de Nederlandsche Oriënteringsloop Bond (NOLB). Deze is weer aangesloten bij de International Orienteering Federation (IOF ).

Wanneer je je bij één van de verenigingen aansluit krijg je dmv een clubblad alle informatie over wedstrijden en uitslagen thuisgestuurd.

<<<

Uitrusting

Wat je nodig hebt is niet veel meer dan een kompas en (hard)loopkleding. Handig is een lange broek, voor als je besluit dwars door het struikgewas, brandnetels of doorns te lopen. Schoenen met profiel zijn aan te bevelen, maar een eerste keer gaat het ook prima op gewone sportschoenen, of wandelschoenen als je niet van plan bent te gaan rennen. In eerste instantie voldoet elk kompas dat naar het noorden wijst; later kan je voor een speciaal oriënteringskompas kiezen, zoals een duimkompas. Besluit je aan een nacht-oriëntatieloop deel te nemen, dan is een goede (hoofd)lamp een vereiste.

Het verloop van een wedstrijd

 

Een training als kennismaking

Contact

Het vervolg

Tactiek

One thought on “START met ORIËNTEREN

  1. Beste mevrouw/meneer,
    mijn zoon Alexander is 14 jaar en is op zoek naar een bijzondere sport/activiteit. We wonen in Ter Apel, provincie Groningen, kunt u ons de gegevens van de vereniging bij ons in de buurt geven?

    Bij voorbaat dank,
    Elena Over

Leave a Reply to Elena Over Cancel reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *