Drie dagen jeuk van de brandnetels

…maar dat was een keuze. Een routekeuze. Geen verkeerde, maar wel één die ik niet snel vergat. Wat prikken die planten, als ze tot je middel reiken!

Het wit op de kaart ten oosten van (18) zag groen van de brandnetels, en mijn benen rood.

En dan mag ik nog niet klagen, want rond post 1/38 groeide ook veel Urtica dioica, waar een gebaand pad doorheen liep, met dank aan de lopers die al om eerder gestart waren. Twee keer gebruik van gemaakt, tot de laatste keer dat ik van deze post weg liep, op weg naar de laatste post voor de finish.

 

Toen vond ik het iets te ver om en heb mijn eigen paadje gemaakt. Au! Maar dat is oriënteren: je eigen route volgen, en niet achter een ander aanhollen.

Al met al was het een erg leuke loop. Snelle baan, flink tempo goed kunnen vasthouden, soms best lange benen, enkele instinkers maar niet te veel, en pittige routekeuzes. Een paar keer ging het een beetje mis, maar omdat ik op weg naar de start de finish had zien liggen, en de laatste paar posten dus supersnel afwerkte, had ik achteraf een erg goed gevoel.

Maar van je fouten leer je, dus laat ik die ook maar even benoemen. En dat is niet zo moeilijk dit keer. Pak de splits-uitdraai er bij, en ze vallen direct op: posten 6, 21 en 31, waar ik  bijna de langzaamste loper was. Daar staat dan wel tegenover dat ik op de benen 15, 20, 24, 27, 40 en 41 de snelste was. Ik ga niet alle routekeuzes bespreken, maar het contrast tussen de hele snelle en extreme trage benen (vergeleken met de andere lopers, want er zijn altijd snellere en tragere benen in de route), is wel opvallend. Voor de complete route verwijs ik naar mijn Quickroute-kaart. (Merk op dat mijn GPS horloge soms wat meer zwalkt dan ik zelf.)

De weg van 5 naar 6 was simpel. Hekje onderweg, evenwichtige route-alternatieven, en een post op een hoek van een gebouwtje, een grijs vlakje op de kaart. Maar het hele gebouw stond er niet! Ik had beter kunnen weten, want op de kaart stond het hooguit een paar meter van het hek, nog vóór het pad, en in het echt stond daar helemaal geen gebouw.

Nu, zonder zout zweet in mijn ogen, zie ik dat het ook iets heel anders is op de kaart dan een gebouw: iets grijs maar zonder de karakteristieke zwarte lijn er omheen. Goed kijken de volgende keer, en passen tellen! Dan was ik nooit zo ver doorgelopen naar het westen, voorbij de post, en gaan dwalen. En had ik 50 seconden gewonnen!

Volgende foutje. Zeg maar FOUT! Van 20 naar 21. In eerste instantie liep ik er vrijwel recht op af, maar vlak bij de post had ik mijn kaart gevouwen, en meende over het westelijke been aan te komen lopen, naar 22. Dus toen ik de postzak van 21 zag staan keerde ik om, en ging naar 22 zoeken, verder naar het westen, via de weg aan de noordkant van het bos. 22 vond ik eerst niet, en als zoekend kwam ik weer terug bij 21 uit, vanwaaruit iemand anders naar de juiste 22 liep. En toen zag ik hem ook staan. Maar bij het ‘stempelen’ kwam ik er achter dat het nummer niet klopte, en pas toen besefte ik dat ik 21 had overgeslagen. Terug naar 21, voor de 3e keer, weer naar 22, ook voor de derde keer, en eindelijk door naar 23. Ik had me bijna 3 minuten zoeken kunnen besparen door iets geconcentreerder te zijn en iets vaker op de kaart te kijken. Scherp blijven!

 

En ten slotte is er die post 31, waar we met 3 man vanuit de verkeerde richting aan kwamen lopen, en eindeloos hebben lopen zoeken, hoewel we in eerste instantie vlak bij de post stonden. Hoe dit kon gebeuren? Geen idee, maar in een sprint omgeving lijken een paar mm op de kaart als gauw heel weinig, en is het verleidelijk gewoon even om je heen te kijken en te zoeken als je de post niet direct ziet staan terwijl je toch zeker weet vlak in de buurt te zijn. Maar al snel wordt dat toch iets langer zoeken, en kan je beter even goed op de kaart kijken. Zo gezegd, zo gedaan, en tot de gezamenlijk conclusie gekomen dat de post dichter bij het talud naast het rugbyveld stond dan bij het zuidoostelijker gelegen pad. Ook daar gaan zoeken, zonder succes, en uiteindelijk vond een van de drie de vlag, in een kuil, aan het eind van een smal paadje tussen de struiken, dat eigenlijk alleen vanuit het zuidoosten te zien was. Waren we vanuit die richting aan komen lopen (wat ook een reeële routekeuze vanaf 30 was geweest), dan had dat ook weer 2:40 gescheeld. Ook een kwestie van concentratie, en als het er op aan komt iets beter op de kaart te kijken. Moet te doen zijn.

Al met al klinkt het of ik zes en een halve minuut sneller had kunnen zijn, niet door harder te lopen, maar door minder te lopen, en vooral minder fouten te maken. Ik was er geen 1e mee geworden, maar ook geen 10e. Dat vraagt om een analyse:

Aftrekposten

Stel nou dat je de slechtste benen af mag trekken. Iedereen maakt wel eens een fout. Soms meer dan één. En als je nu wilt vergelijken hoe goed men is, niet hoe slecht, dan zou je voor kunnen stellen dat de benen met fouten niet meetellen. Het is wat delicaat om te selecteren wat een been met een fout is en wat gewoon een iets mindere routekeuze is, maar laten we zeggen dat als je 40% langer dan gemiddeld over een been doet, dat komt door een fout bij het zoeken naar de post. Met langer dan gemiddeld bedoel ik dat je zoveel langer over een been doet dan je, gezien je eigen eindtijd, over dat been zou hebben gedaan wanneer het verhoudingsgewijs een even groot deel van het totaal was als voor de snelste lopers. Wat Splitsbroser “Percentage behind” noemt, maar dan uitgedrukt in je eigen tijd.

Dat criterium heb ik op de uitslagen van deze loop toegepast. Iedere >40% fout heb ik afgetrokken van de totale tijd, en daar voor in de plaats de verhoudingsgewijs “snelste” tijd ingevuld. Het resultaat staat in de tabel hier onder:

1 00:33:45 H40 Frank BUYTAERT (-0)
2 00:34:10 H21 Tomas HENDRICKX (-0)
3 00:37:27 H45 Dirk JACOBS (-1)
4 00:38:39 H40 Jan-Gerard VAN D (-3)
5 00:39:18 H21 Petru GRAMA (-2)
6 00:39:20 H21 Jeroen VAN DER K (-0)
7 00:40:09 H21 Frederik MEYNEN (-2)
8 00:41:42 H45 Koen MEYNEN (-1)
9 00:42:14 D21 Greet OEYEN (-2)
10 00:42:39 H60 Roger HENDRICKX (-2)
11 00:43:16 H21 Toon PEETERS (-0)
12 00:43:28 H50 Michel WENS (-5)
13 00:44:12 H21 Winston FRANSSEN (-2)
14 00:45:14 H21 David DE BRUYN (-5)
15 00:45:34 H21 Wim BRIES (-3)
16 00:48:01 H35 Kris WYNEN (-5)
17 00:48:40 H35 Dolf LEPPENS (-3)
18 00:48:44 H40 Kris VAN GELDER (-1)
19 00:50:04 H40 Yves DE MITS (-2)
20 00:50:50 H45 Ed JANSSENS (-2)
21 00:52:56 D21 Igna HEYNS (-2)

Wat opvalt is dat de snelste lopers geen fouten maken. Namelijk nul. Je zou kunnen stellen dat ze heel regelmatig lopen. En wat ook opvalt is dat ik helemaal zo slecht nog niet liep, alleen een paar kapitale blunders maakte. Wat je ook kan interpreteren als perspectief voor verbetering. Als optimist.

Je kan natuurlijk twisten over de rekenmethode, de percentages die als fout-criterium gelden, en de interpretatie van wat fout is en wat niet. Je kan ook stellen dat een fout waardoor je een tijdje loopt te zoeken je ook voordeel oplevert omdat je intussen ook enigszins de kans krijgt uit te rusten. Zou zou je juist tactisch een been halverwege kunnen verprutsen om wat rust te krijgen, want achteraf valt die toch wel uit de score. En gewoon iedereen 1 of 2 benen aftrek gunnen gaat ook niet werken, want dan kiest iedereen natuurlijk de langste benen. Ga je zo iets introduceren, dan begeef je je al heel snel op extreem glad ijs.

Maar liever stel ik dat deze hele berekening misschien wel leuk is om wat van te leren, maar voor en oriëntatieloop onzin is, want het niet maken van fouten is gewoon onderdeel van het spel. Of de sport. Het is juist de kunst om alles goed te doen.

En bovenstaande exercitie laat zien dat ik me in die kunst nog wat kan verbeteren.

One thought on “Drie dagen jeuk van de brandnetels

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *