Monthly Archives: January 2013

Midwinterrun 2013: een marathon door de sneeuw

Het was weer een avontuur! De Chicken Power Midwinterrun 2013. Nauwelijks wetende wat ons te wachten stond, maar wel met temperaturen onder nul, een gure wind en sneeuwbuien in het vooruitzicht, vertrokken we om 5:59 uit Eindhoven. Samen met mijn loopmaat voor vandaag, Jeroen, en concurrent Patrick, reden we door een donkere, maar witte, wereld, naar Terschuur, een dorpje tussen Barneveld en Amersfoort. Min zes C buiten de auto, zenuwen binnen. Toch wel. Ondanks dat ik ruim een maand geleden nog aan de W.O.R. 2 had meegedaan.

Zou dit anders zijn? Het was ook een run, er moest ook geöriënteerd worden, en we liepen ook in teams van twee. Maar het was nu ruim 15 graden kouder, er lag een pak sneeuw, er ging nog meer vallen. Van Ferdy, de ontwerper van de W.O.R., had ik begrepen dat er er minder instinkers te verwachten waren. Maar wat is minder? En ik begreep dat er veel uitgebreider kaarttekenwerk nodig was. Maar wat is meer? En wat heb je daar voor nodig?

En ik had op de website een foto zien staan van iemand die door het water moest. Brrrr. Zou dat vereist zijn? Verijst in elk geval wel, vandaag.

Zo druk waren we bezig, dat we helemaal vergaten dat de muts binnen best af kon. Het intekenen van de ontbrekende CP’s kostte ongeveer een uur.

En het bleek anders! Per bus gingen we naar de start, geen idee waar dat was, op dat moment. Er werden onderweg wat mededelingen gedaan, maar, onvoorbereid, had ik die niet opgeschreven. Waar op had dat gemoeten? Volgende keer een notitieblokje mee. Bij het verlaten van de bus kregen we een enveloppe met een zevental kaarten. In kleur! Dat viel al weer mee. En allemaal 1:25000 topografische kaarten van het kadaster. Maar wel op een andere schaal uitgeprint en afgesneden. En er was een roadbook met zestig punten, waarvan de helft ook op de kaart stond, en de andere helft zelf ingetekend moest worden aan de hand van een RD-coordinaat, een projectie, of een lengte- en breedtegraad. Er was tijd in een lokaaltje om dit aan een tafel, en vooral verwarmd, te doen.

De schaduwen van de bomen, maar ook de gegeven projectie, laten zien hoe je de foto moet draaien om het noorden boven te krijgen. Vervolgens konden we hem in de topografische kaarten inpassen.

Niet alleen kaarten werden gebruikt: ook luchtfoto’s, en zelfs een oude kaart. Dat laatste was een leuke exercitie: één punt, CP 42, was op zowel de oude als de nieuwe kaart getekend, maar CP 43 alleen op de oude. In anderhalve eeuw is er nogal wat veranderd in het landschap, maar een aantal elementen zijn ook behouden gebleven. Zo ontstond een puzzel, maar uiteindelijk wisten we vrij zeker waar CP 43 op de moderne topografische kaart te plaatsen. En na wat speurwerk bleek dat de luchtfoto, zoals snel aan de richting van de schaduwen te zien was, geroteerd was. Leuk gedaan!

nieuwe kaart → oude kaart
(ga met je muis over het balkje om de kaart te wisselen)


Een uur later waren we klaar met intekenen. Een aantal teams waren al vertrokken, een paar waren nog bezig. Hebben we het wel goed gedaan? Een foutje is snel gemaakt, als een lengte-minuut op de kaart 5,4 cm is, en een breedte minuut 8,7 cm, en er doorheen een RD raster geprint is.

CP 1, 3 en 5 waren ten opzichte van elkaar als projecties gegeven. 2, 4 en 7 moesten we memoriseren, aan de hand van een kaart die even snel bij de START getoond werd. We kwamen in eerste instantie goed uit bij 5, maar vonden toch het valse punt.

Bij CP1 volgde een verrassing: we moesten een keuze maken tussen de volgende punten op kompaskoers zoeken, of memoriseren. We kozen voor memoriseren, en zochten ondertussen de andere punten op het kompas. Maar kennelijk was het idee dat we eerst CP 2, 4, 7 zouden zoeken, en dan CP 1, 3 en 5; of omgekeerd. Alles tegelijk in één keer zoeken leek lastig, maar we wisten niet beter, en deden dat dus gewoon. Alleen CP 4 was lastig te vinden. En toch bleek dat CP4 wel klopte, maar CP5, dat we daar vòòr hadden gevonden, niet. Achteraf hadden bijna alle teams dat punt fout. En we zijn er nota bene overheen gelopen, als je de track op onze kaart bekijkt! Maar de organisatie heeft altijd gelijk. Toen wisten we ook nog niet dat een gevonden controlenummer ’23’ per definitie fout was.

Enfin, naar later zou blijken, als een van de eerste teams gingen we verder met het reguliere deel van de tocht. De sporen in de sneeuw van wezens die er eerder waren geweest waren kennelijk van konijnen, hazen en reeën…

Ik had vandaag een goede neus voor blauwe kaartjes achter bomen, want ik vond ze verrassend snel. Later op de dag zou Jeroen ze ook zo snel gaan spotten, en dat maakte dat we vrijwel overal binnen no-time verder konden rennen. Het leek er dan ook op dat er vrijwel geen valse controle nummers geplaatst waren, want nergens zagen we twee kaartjes, en vrijwel alles hing binnen 20 meter van waar we het verwachtten. Het leek dus niet nodig om naar een ander nummer te zoeken als we eenmaal iets blauws gezien hadden. Maar dat bleek later onterecht.

Intussen liepen we vooral over wegen en paden, ook omdat de route dat voorschreef. Het was vrijwel nergens veel sneller om dwars door te steken, en daarmee was verdwalen ook geen optie. Af en toe een weiland of akker gingen we diagonaal over, maar met de sneeuw en vaak oneffen ondergrond, liep dat een stuk minder. Zeker toen we nog 4’30″/km probeerden te lopen.

Onderweg keken we steeds naar de voetafdrukken in de sneeuw. Hoeveel zouden er voor ons lopen? Geen idee, maar overal leken al wel mensen te zijn geweest, op loopschoenen. Best handig, die sneeuw. Toch leek het ook regelmatig of er naar het kaartje met het controlenummer helemaal geen voetsporen liepen. Zouden zoveel teams al die CP’s hebben overgeslagen of niet kunnen vinden? Toen wisten we nog niet dat we eigenlijk op kop liepen.

Naar CP 27 hebben we toch even moeten zoeken. De schaal van de kaart eventjes verkeerd geïnterpreteerd…

Intussen kwamen we langs het Kasteel van Renswoude, Fort Daatselaar, en liepen tot vlak boven Scherpenzeel. En zochten we 10 minuten naar een CP-nummer op het enige punt waar volgens het roadbook niets hoefde te worden opgeschreven, corrigeerden we een foutief ingetekend punt dat aanvankelijk midden een in een weiland leek te liggen, maar gewoon een hoekpunt van het fort bleek te zijn, zochten naar een CP op een plek die ik in passen verkeerd had uitgemeten (als de schaal van de kaart 70% van 1:10000 is moet je niet het gebruikelijke aantal passen met 0.7 vermenigvuldigen, maar er juist door delen, waardoor het 2 keer zo ver blijkt te liggen), aten we een Snickers, en hoorden we van de organisatie die de eerste controlestrook in nam, dat we redelijk vooraan liepen. Er liepen dus nog een paar teams voor ons?

De rare slingers die we maakten zijn om de CP’s te vinden.
Òf 35, òf 36 was genoeg geweest. Maar we vonden het zo leuk, dat we ze allebei hebben bezocht.

Toen niet, bleek, maar even later wel. Want het kwam niet door de sneeuw, die ineens hevig ging vallen, maar doordat we in de bus geen duidelijke aantekeningen hadden gemaakt, dat we zowel CP 36, als CP 38 aandeden, terwijl verteld was dat die het zelfde controlenummer hadden; beide bezoeken was dus niet nodig. Wisten wij veel. Bij de tweede van de twee kwamen we achter twee andere teams uit, die toen op kop bleken te lopen. Maar ja, Jeroen zag razendsnel en ongezien het kaartje, zodat we na CP 37 weer voorop lagen.

Het scheelde maar 1 kilometer: onze locatie van CP 40, en de jusite…

Tot we CP 40 gingen zoeken, precies één RD kwadrant noordelijk van de juiste plek. Inmiddels waren we al behoorlijk moe, en hadden besloten dwars door te steken over de velden, maar wel in wandeltempo. Op zich scheelde dat niets, want je kon over dat terrein toch niet hard rennen. Maar dat helpt niets, als daar niets te vinden is. We hadden snel de fout door, maar dat was al te laat. Het zou ruim 20 minuten kosten om terug te lopen, en dat zou 30 strafminuten schelen, wat we het niet waard vonden, ook vanwege de extra inspanning.

Bij CP 50 (dat na CP 40 en 39 kwam) waren de twee teams op kop al aan het zoeken. Aan de verkeerde kant van de beek, waar wij in eerste instantie ook het CP hadden ingetekend. Maar het scheelde niet veel, en de nauwkeurigheid is beperkt, zodat we, toen de andere twee teams het inmiddels hadden opgegeven, en verder waren gelopen, alsnog aan de zuidkant het CP vonden. Hadden we mooi weer 30 strafminuten goed gemaakt.

Wat daarna volgde was een spelletje met een beek. Zouden de CP’s aan de zuid- of aan de noordkant liggen? En is er wel of geen brug? En is het diep? En breed? Geen idee hadden we, zodat we maar de kortste route naar het volgende CP namen, en wel zouden zien. Dat bleek een goede beslissing. Er was een stuw, en iets verderop een bruggetje.

We hebben behoorlijk getwijfeld, of we de noord- of de zuid-oever zouden nemen. De waarheid bleek letterlijk in het midden te liggen.

Toen namen we nog een slimme beslissing: punt 45 lag weliswaar dichterbij een logische route dan 46, maar daar zouden we de aanwijzingen voor 47 en 48 gaan vinden, en 49 lag juist weer wat verder weg. Vermoedelijk -want de punten stonden al niet allemaal in de juiste volgorde wat betreft de kortste route- zouden die 47 en 48 meer richting 45 liggen. En dat bleek helemaal te kloppen. Via een rechte lijn renden we naar 46, vonden 47 op weg naar 45, en van daar uit 48 op de route naar 49 en 51. Mooi! Enige minpuntje was dat we 48 niet direct zagen, en juist toen ik het beekje vlakbij was overgestoken om te kijken of het CP-kaartje aan de achterkant van een boom aan de oever zat, vond Jeroen een ’23’. Nietsvermoedend, en opgelucht, noteerden wij die, al hing die wat ver van het nulpunt, en gingen verder. Nog maar 10 CP’s te gaan!

De oversteekplek.

Maar er was een dilemma: zouden we voor CP 53 aan de noord- of aan de zuidzijde van de Grote Barneveldse Beek moeten zijn? Er leek geen brug in de omgeving, dus we moesten kiezen. Een volgende aanwijzing stuurde ons in elk geval terug naar een bruggetje, voor CP 52, zodat we vermoedden dat we moesten oversteken. Het CP lag volgens onze peiling op de kaart aan de zuidkant van wat een oversteekplaats voor landbouwvoertuigen en/of jeeps leek te zijn: een constructie van balken over het water aan weerszijden van een verharde bestrating op de bodem van de rivier. Maar geen CP te vinden. Bijna hadden we het opgegeven, maar na lang zoeken op de oever zagen we dat de balken ‘schoongeveegd’ waren. Er was dus iemand overheen gegaan. Zou er dan toch…?

Koud water met een laagje ijs er op is tot daar aan toe, maar een natte broek en schoenen is niet lekker met dit weer.
Als je niet om wilt lopen moet je voor paard spelen.

En er stond iemand van de organisatie met een fototoestel aan de overkant. Vast ook niet voor niets. En dus trok ik mijn schoenen, sokken en broek uit, en liep door het ijskoude water. Pijnlijkst was nog mijn scheen die ik stootte tegen een ijsschots, en de sneeuw waar ik in stond aan de overzijde, maar op de terugweg langs de andere balk vond ik het CP! Hoera! Die hadden we. Maar wat nu? Omlopen, want Jeroen stond nog droog aan de overkant, en had geen trek in een koude beek. Ach wat, we zijn toch een team? Dus ik nam hem op mijn rug en liep zo naar de noordkant. Snel schoenen weer aan, en door naar de finish. We lagen op kop!

Zo vonden we ook de laatste paar punten. Nog net op tijd zag ik dat 56 gedefinieerd werd door de koers náár 57, en niet omgekeerd, zodat we ook daar scoorden. En toen ik me even omdraaide bij het oversteken van een greppel zag ik dat er behalve een ’23’ in de buurt van CP 56 (die ik al wat slecht vond kloppen met de kaart) ook een ’29’ hing, op de juiste plek, wat ook weer 45 strafminuten scheelde. Doordat we doorstaken door het weiland naar 58 liepen we bovendien recht op dat CP af, en vonden hem zo, want vanaf de weg had hij aan de overkant van een riviertje gehangen.

Alleen gingen we vlak voor het eind nog een keer de mist in: een peiling met een stompe hoek vanaf een hectometerpaaltje op de kaart (Of had het het paaltje in het echt moeten zijn? En aan welke kan van de weg dan wel?) wekte niet mijn vertrouwen, en ook Jeroen was er wel klaar mee, zodat we voor het laatste punt aannamen dat het wel het blauwe kaartje op de deur van het gebouw dat als start en finish dienst deed zou zijn. Bijna goed. Maar dat kostte ons toch nog even 45 strafminuten extra. Maar we waren er! Als aller eersten!

Onze aankomst in het Wedstrijdcentrum.

Al met al bleken de volgende teams pas 25 minuten later aan te komen. Zouden we dan ook nog eens gewonnen hebben. Pas toen hoorden we van de ’23’s, en dat het vorig jaar ’72’ was geweest dat de valse posten kenmerkte. En drieëntwintig kwam me best bekend voor. Inderdaad hadden we twee valse posten meer gezien en genoteerd dan het team dat na ons binnen kwam, wat neerkomt op 90 strafminuten, zodat zij uiteindelijk met 66 minuten voorsprong wonnen. De score kan je hier vinden, (of hier onder).

Maar wat een geweldige race! Lang gedacht dat we ergens middenin het veld liepen (het was mijn 2e, en Jeroen’s 1e oriënteringsrun), toen wat gedeprimeerd over ons foutje van 2 km, en vermoeid door de afstand, teruggezakt in temp, maar ten slotte na de dwaze oversteek, en de kennis voorop te lopen, weer helemaal fanatiek en vol goede moed, alsof het niks was. Nou ja, qua afstand was het dan ook maar gewoon een Hele Marathon, maar dan wel door de sneeuw, met hindernissen, en zonder je hoofd te verliezen.

Dit was weer een bijzondere ervaring, en de laatste zaterdag van januari komt zeker op de kalender van 2014 te staan. Met de ervaring van deze eerste keer wordt dat vast weer een succes:

  • Er zijn wel degelijk valse punten,
  • die dan vast niet allemaal ’23’ heten.
  • De volgorde van de CP’s is niet altijd de kortste route.
  • Er kan wel eens een Adventure race-element in zitten; iets met water.
  • De CP’s zitten niet altijd exact op de juiste plek (of hoe wij die interpreteerden),
  • maar ook de kaart kan natuurlijk een beetje afwijken, en terrein kan zijn aangepast; en de CP’s moeten onzichtbaar voor derden gehangen zijn om rippen te voorkomen;
  • je moet daarom niet te lang zoeken of er op het -volgens jou- juiste punt niet toch een controlenummer hangt, meestal hangt dat er niet,
  • maar die enkele keer dat het er wel hangt -en het andere punt dus vals is- kost het wel veel strafpunten. De juiste balans tussen vertrouwen en wantrouwen is delicaat.
  • Alle zelf ingetekende punten moet je controleren: van de 20 hadden we er 4 fout in eerste instantie, en 1 daarvan zelfs niet meer op tijd gecorrigeerd.
  • Om 6:00 ‘s morgens nog even proviand bij een benzinestation kopen kan wel eens lastig worden als die allemaal nog dicht blijken.

Ten slotte heb ik, meer voor mezelf als geheugensteuntje, mijn inventaris opgesomd:

  • hardloop-rugzak
    • met drinkwaterzak
    • potlood
    • watervaste stift aan en zipper (en ook de dop, want die ben ik 5 keer verloren)
    • zaklamp
    • telefoon (voor noodgevalen)
    • fluitje (hoewel de dop van de stift ook prima bleek te werken als fluit, toen ik de sneeuw er uit blies
    • thermo deken
    • ID
    • geld
    • EHBO spul als pleisters en tape
    • vaseline tegen de kou op gezicht en handen
  • plastic kaarthoes, met daarin
    • geodriehoek
    • lichtgewicht plankje om kaarten vlak te houden
    • kaart-roemer (beperkt functioneel, want de schaal is arbitrair)
    • klemmetje om zaakje bij elkaar te houden
    • velletje voor aantekeningen
    • rekenmachine (klein)
  • Recta peilkompas
  • Silva duimkompas
  • druivesuiker
  • 6 Snickers (op de valreep)
  • en om aan te trekken
    • Inov-8 Oroc 340 schoenen (met spikes; ook ideaal om de kids op de slee door de straat te trekken zonder zelf onderuit te gaan over een ijsplaat)
    • lange hardloopbroek
    • Moose sokken (met na 42 km ook een gat)
    • thermo shirt lange + korte mouwen over elkaar heen
    • Nike tuned fleece
    • Icebreaker mutsje
    • dunne thermo handschoenen
    • ASML windjack (als reserve)

Tenslotte nog een overzichtje van de roadbooks:

Genneperparkenloop

Voor het eerst liep ik afgelopen zondag een keer mee met de Genneperparkennieuwjaarsloop, een “rondje rennen om de hoek” zal ik maar zeggen. Maar, begrijp me niet verkeerd, een hele leuke ervaring.

Je kan me zelfs zien rennen als je op bovenstaand kaartje klikt. Druk vervolgens op 'Play' en de 'c' om de kaart mij te laten volgen.
Het gebied was bekend, en het ging ook gewoon (grotendeels) over de weg, en in dat opzicht had het niets met Oriënteringslopen te maken, maar op een aantal manieren heb ik er toch een O-draai aan kunnen geven.

Ik koos voor de 14 km (wat iets van 13.6 km bleek te zijn achteraf). Twee weken terug nog een halve marathon gelopen, dus dat moest wel lukken. Maar stiekem vroeg ik me wel af hoe snel ik zou kunnen gaan. Sneller dan in oktober bij de halve marathon van Eindhoven? Of zou ik het niet-interval-trainen van de laaste paar maanden toch merken? Alles onder het uur leek me in dat opzicht al mooi.

Aankomende bij de start kwam ik al een aantal bekenden tegen. Wat wil je, bij zo’n wedstrijdje vlak bij huis. Erg gezellig dus. Al vond ik niet direct iemand om mee samen te lopen qua tempo. Iets in mij wilde namelijk toch wel hard gaan.

Iets anders in mij kennelijk ook weer niet, want ik had besloten een rugzakje te dragen, met daarin een liter water, een windjackje, en uiteindelijk ook een thermo-shirt, want het bleek veel warmer dan ik oorspronkelijk dacht; het shirt ging dus uit. Al met al een twee kilo aan extra bagage. Ik kan zeggen dat het rugzakje achteraf prima beviel, afgezien van de extra ballast. Het was het kleinste model harlooprugzak van Decathlon (zaakje in Best, en de rest van Frankrijk).

De waterzak was lekker, in het begin, maar in de tweede helft had ik de tijd en de puf niet meer om nog veel te drinken. Leek ook niet nodig, maar wel zonde van de 3/4 liter water die ik heb ‘uitgelaten’. Volgende keer gaat hij niet vol mee.

En daarnaast had ik nieuwe schoenen aangetrokken: mijn nog ongebruikte, vuurrode Inov-8 RocLite 285’s. Is dat verstandig? Nee, ik liep een blaar. Maar: ja, die blaar viel reuze mee, en komt vast de volgende keer niet terug. Bovendien was het een mooie test, en ik liep er zeker niet langzamer op dan op mijn Saucony’s die normaal gesproken tussen mij en de weg zitten. En, daar kwam bij dat ik op het kaartje met de routes al gezien had dat sommige stukken onverhard waren. Dus was het sowieso geen verkeerde keuze. Toch een beetje “O”.

En dat bleek maar al te waar te zijn. De start ging over asfalt en kasseien, maar al gauw, net voorbij de Genneper Hoeve, kwamen we op een zanderig pad. De bochten waren modder, waar ik vrolijk doorheen banjerde. En dat waren dan nog de kleine stukjes afsnijden. Iets verderop ging de route over een grasveld. Of over het slingerende pad dat er over liep, maar geen lintjes gaven aan wat de bedoeling was, en in mijn optiek (en die van vrijwel iedereen die vooraan liep) suggereerde dat een rechte lijn. Lag dus niet aan mijn Oriëntatie-blik. “Hoi! Ik heb noppen!”

Vanaf dat punt was het overal een kwestie van de kortste lijn zoeken van rood-wit lint naar rood-wit lint. Niet iedereen deed dat, bijvoorbeeld bij de Genneper Watermolen waar sommigen een kleine zestig meter afsneden; maar daar hingen toch duidelijk lintjes. Om die reden alleen al is het best verstandig dat er geen tijdmeting was, en geen uitslag of wat dan ook. Dan zou er ineens een felle discussie hier over zijn opgelaaid. Nu deed het er niet toe.

Uiteindelijk bleef ik ruim binnen het uur: 00:56:26, en een tempo 4’09″/km (wat sneller is dan de 4’11″/km op de halve marathon in oktober). Met andere woorden: ik heb voor mijn doen de longen uit mijn lijf gelopen.

Naderhand weer vrolijk nagepraat met iedereen die ik kende uit de buurt, en iets verder daar omheen. Nog wat over Adventure Racing en Oriënteringslopen gesproken, vooral naar aanleiding van mijn schoenen en rugzak (“wat heb jij nou aan?”), en uitstekende erwtensoep gegeten. Alleen miste ik de Duvels en Leffe’s Blond een beetje. Dat hebben die Belgen doorgaan beter bekeken. Maar desalniettemin, als het zo uitkomt sta ik hier volgend jaar weer.

 

De Noordpool is een zuidpool!

Waarom werkte mijn kompas gisteren niet? Een mogelijke verklaring…

In de categorie kip-ei problemen, komt bij mij regelmatig de vraag naar boven of de Noordpool een noordpool is of een zuidpool.

Een magneet bestaat (vrijwel altijd) uit een noord- en een zuidpool. 220px-VFPt_cylindrical_magnet_thumb.svg[1]Knip je hem in tweeën, dan ontstaan er twee magneten met ieder op zijn beurt weer een noord- en een zuidpool. Een kompasnaald heeft ook een magneetje in zich (dikwijls er onder bevestigd). Dat magneetje heeft dus ook en zuid- en noordpool.

Mijn vraag is eigenlijk of de noord- of de zuidpool van dat magneetje naar de noordpool wijst.

Immers, tegengestelde polen trekken elkaar aan. Dus een magnetische noordpool trekt een magnetische zuidpool aan. Als de Noordpool een noordpool is wijst dus de zuidpool van de magneet in het kompas naar het noorden.

Wat zoekwerk leert: de magnetische noordpool van een magneet wijst naar het Noorden. Deze kant van de magneet in een kompas is dus in de richting van de N bevestigd, het dikwijls rode deel van de naald. De Noorpool is dus een magnetische zuidpool.

Geen wonder dat mijn kompas gisteren in de war was, want dat was voor mij ook wel even slikken.

De vraag blijft welke lolbroek in het Nederlands “zuidpool” met een Z heeft geschreven, terwijl zowel vanuit het Oosten als het Westen de Z een N is.

Jenevercross 2013: beetje draaierig, en niet pas achteraf

Zie het als een training, dan tellen de seconden niet maar de meters!

Ha! Weer wat geleerd: zo’n kompas werkt alleen overdag. Als het licht is. In het donker zit je er zo 30 graden naast. Logisch, want licht is electromagnetische straling, en dus drukt het de naald weg. Omdat kompassen in het licht worden gemaakt heb je daar overdag geen last van, maar ‘s nachts gaat de naald alle kanten op, dan weer oost, dan weer west, en soms met een kleine afwijking pal naar het zuiden.

Van 7 via 9 naar 8 is niet de kortste route…

Dat maakt het natuurlijk wel lastig om de post te vinden. Zoals toen ik van 7 naar 8 liep, 9 tegen kwam, en koers naar 9 zette die achter me lag. Daar kan zo’n kompas niet tegen, en dus moet je dat voortaan niet meer doen, zei ik tegen mezelf. Niet veel later zou ik van 23 via 16 naar 24 rennen. Ook al zo iets!

Toch zat er wel lijn in de afwijking, want ging ik eerste te ver linksom, even later ging ik weer te ver rechtsom, nog een keer rechtsom, toen te ver linksom, rechtsom, linksom, rechtsom, rechtsom, rechtsom, rechtsom, en ten slotte rechtsom. Kortom, ik ging behoorlijk om. 29.2% om precies te zijn, volgens

Quickroute. Mijn gemiddelde tempo was dan ook 6’14″/km, terwijl ik 7’50″/km in vogelvlucht liep. Allemaal dankzij die extra meters.

 

De oplossing is simpel: zie het als een training, dan tellen de seconden niet maar de meters!

Even zonder gekheid, het was erg leuk om te doen, maar ik bakte er weinig van. En, alle onzin over kompassen in het donker daar gelaten, in het donker moet je gewoon meer op zeker spelen en lijnkenmerken gebruiken. Het is niet voor niets zo dat de baanlegger vaak benen uitzet die ‘complexe’ oplossingen vergen, waarbij niet direct duidelijk is wat de snelste routekeuze is. Maar daardoor krijg je juist dat de verschillende routekeuzes elkaar niet enorm ontlopen. Met als gevolg dat je als loper de keuze hebt om door te steken of de paden te volgen, zonder dat een van de twee opties direct overduidelijk in het voordeel is. Een snelle loper, en dat ben ik, kan dan beter voor de paden kiezen, en een iets langzamer loper voor doorsteken. Als ik een paar stukjes na meet zie ik dat ik 20-30% langzamer loop door open bos dan over stevige paden.

Wat anders is dan vorige week door mul zand, waar het niet veel uitmaakte. En daarom adviseerde Oswald me om, in elk geval bij een nachtoriëntatieloop, bij twijfel voor paden te kiezen.

Dat ga ik dus maar doen de volgende keer. Niet alleen vanwege de snelheidswinst, maar vooral ook om die 27.1% omlopen te verminderen. Of om te zetten in snelle meters over paden, in plaats van trage meters door het bos en over de hei.

Leuk was het napraten weer. Onder het genot van een citroenjenevertje, want deze cross had niet voor niets zijn naam ergens aan te danken. Moe, een beetje ontevreden, maar minstens zo veel wijzer reden we, met Ralph en Patrick, terug naar Eindhoven, onderweg nog enthousiast napratend over deze en eerdere ervaringen. En om de een of andere reden heb ik zin om ook eens een Adventure Race te proberen.

Ben ik sneller dan het zand?

Vraag 1: Hoe snel is zand?
Vraag 2: Hoe snel ben ik?

Het antwoord op de tweede vraag is makkelijk: 49’57” op de 7100 meter (nou ja, 8122 meter over mijn spoor), oftewel 7’02″/km (en 6’07″/km als ik niet in vogelvlucht reken). Dat is wat langzamer dan de halve marathon laatst (4’09″/km) maar best snel vergeleken met eerdere oriëntatielopen. Hoewel, laatst bij de Sinterklaascross, ik ver onder de 6’/km uit kwam. Maar dat was ook met vrij veel verharde weg.

Maar goed, je moet alles in een perspectief zien, en dat is dat ik de snelste tijd heb neergezet op de LD. Nummer 1! Overkomt me niet vaak. Nou is er wel wat op af te dingen, en dat is dat de snelle jongens aan de complete Sylvester 5-daagse mee deden, en niet aan de dagomloop. Maar goed, ik hield ze niet tegen het tegen mij op te nemen.

Je hebt Zand en je hebt Zand

12402539-tire-tracks-in-the-sandHoe snel is zand? Dat was de eerste vraag, en tevens de vraag die continue door mijn hoofd speelde tijdens het rennen. Het was nat, erg nat. En dan is het zand zo papperig dat het bijna net zo mul voelt als op een droge zomerdag. Vochtig zand loopt lekker; dit niet.

Toch was er zand en zand. Waar lang niets had gereden was het zand als een bord griesmeelpap: je stapt er in, en zakt door naar de bodem, waar het wat droger is. Dat kost energie. Waar net was gereden, en nog het verse profiel van een jeep of wat dan ook voor legervoertuig in stond, liep het ook niet lekker: alsof je zandkastelen loopt te vertrappen. Daar tussen in, op oude bandensporen, waar een buitje overheen is gegaan, loopt het het best. Daar is de bodem vlak, maar relatief hard. Daar moet je dus zijn. Helaas rijden de jeeps en hummers niet precies van post 3 naar 4, of omgekeerd, dus het was alsof je over een rangeercomplex manouvreerde, diametraal naar de overkant.

Snelheid

Na een lange oversteek van 2 naar 3 was me wel duidelijk dat de open vlaktes hier niet soepel liepen. De grond had bijna letterlijk de zelfde kleur als op de kaart, wat meer op modder dan op zand lijkt. En vanuit dat perspectief ziet wit bos er heel aantrekkelijk uit. Vergis je niet in de vleeskleurige zones: dat is heide. Ongeveer een halve meter hoog, en helemaal geen doorkomen aan. Maar goed, was het wel zo dat het zand sneller liep dan het bos? Ik ga het meten.

Ik heb alle stukjes vlak bos (dus niet met kuilen, heuvels, en struiken) in losse splits opgedeeld, en de tempo’s van die 8 stukjes gemiddeld. En het zelfde heb ik gedaan met de stukken waar ik over puur zand liep. Het resultaat is een gemiddelde van 5’28″/km door het bos, en 5’39″/km over het zand. Dat scheelt niet veel. 11″/km is niet noemenswaardig, en scheelt anderhalve minuut op mijn totaaltijd. Aan de andere kant, dat is al de helft van het verschil met de nummer 2. En misschien wel belangrijker: het loopt lekkerder, dus misschien is het ook nog minder vermoeiend.

Kortom, het is nu “wetenschappelijk bewezen” wat ik eerder al vermoedde: bos loopt beter dan zand. Maar je gaat niet 2 keer zo hard.

Route

Waarom ging het zo goed? Ik heb slimme routes genomen. Niet per se de terreinkeuze, maar meer de zekerheid heeft mij voordeel opgeleverd. Het stoplicht-concept enerzijds (even langzamer lopen om tijdig rond te kijken, in plaats van als een kip-zonder-kop naar de vermeende postlocatie te hollen en daar te constateren dat ik er al voorbij was), en anderzijds het kiezen van paden waar het vervolg een zeker aanvalspunt vereist. Dat was mijn strategie. Geen fouten maken, en verder keihard rennen. Klinkt simpel, en het werkt. Ik had geen geluk, maar dat hoefde ook niet op deze manier.

Of kwam het gewoon omdat ik weer eens mijn kerstmannenmuts op had en af en toe Ho ho ho riep?

Nog belangrijker

Maar het belangrijkste van de dag was eigenlijk: Annelot en Seger vonden het ook leuk! Ze hebben de kids-O gedaan, en alles onderweg gevonden. En een paar dagen later, bij een normale boswandeling, wilde Annelot niets liever dan doorsteken, dwars tussen de boompjes door. Dat belooft nog wat!