Op 2 november 2012 wist ik niet dat ik bijna vier jaar laten weer door dat zelfde bos zou rennen als waar ik toen een tiental geocaches (multi’s, mysteries, traditionals) zocht met de Altijd Snelle Mystery Loggers. En ook op 31 juli 2016 duurde het tot bijna de finish tot ik door had waar ik was. Althans, dat dit het zelfde bos was, en dat de start van vandaag de lunch-locatie van weleer was. Ineens viel het kwartje van de uitzichttoren. Want, in tegenstelling tot menige oriëntatieloop de laatste tijd, wist ik deze keer nagenoeg voortdurend waar ik uithing. Met andere woorden: het ging weer goed!
Omdat oriënteren voor een groot deel tussen je oren plaats vindt, en ik nogal de neiging heb tot reflecteren, gaat het soms met ups en downs. Loop ik een paar keer goed, dan vier ik de teugels wat wat techniek betreft, om de volgende keren te constateren dat ik maar beter beter stappen kan tellen, regelmatiger kompas kan gebruiken, en nauwkeuriger kaartcontact kan houden. Om vervolgens te constateren dat ik wat harder door moet lopen en minder moet treuzelen met magneetnaalden, gevouwen kaarten, en getelde passen. Nu zit ik in de fase van het betere stappen tellen, en moet ik de volgende keer dus wat beter op de naald lopen en koers houden. Zo gaat dat. Lees maar verder.
Bandit
Maar voordat je verder leest kan je ook alvast een nieuw window openen en YouTube aanslingeren, want ik heb weer eens een filmpje gemaakt. Dit keer met een geleende TomTom Bandit 4LB00, om te kijken hoe geschikt die is voor Orienteering Headcam Video’s. Hij werkt uitstekend, minstens zo goed als mijn Contour Roam, maar daarover later meer.
Wedstrijd
Het leuke van vroeg starten is dat je niet door het platgetrapte spoort in het gras van lopers vóór je rent. Maar rond post 2 was er geen gras, en in eerste instantie ook geen post. Ik zag hem niet, al zie je op de kaart hier onder dat ik er vlak langs liep.
Ik denk zelfs dat je hem op 3:40 in het filmpje al gewoon ziet staan, en ik zag hem zelf ook, maar in de veronderstelling dat ik er nog niet was (ik zocht naar een greppel die ik als aanvalspunt wilde gebruiken) besloot ik in de gauwigheid dat ik nog verder moest lopen. Vreemde beslissing, die me anderhalve minuut zou kosten. Maar ik herpakte de wedstrijd weer, en nam me voor voorlopig geen fouten meer te maken. En voor een keer kwam dat voornemen ook uit, waardoor er over de daaropvolgende posten, tot en met 9, eigenlijk niet zo veel smeuïgs te vertellen valt.
Hoewel het natuurlijk ook interessant is als alles wel volgens plan verloopt, zoals mijn route van 6 naar 7. Ik koos er voor om aan de noordkant (rechts) van de moerassen te blijven, en gebruikte het pad als stoplijn. Om vandaar uit over de langgerekte heuvel te lopen, omdat die hoog, droog, en hard was vermoedelijk, en vanaf het uiteinde op het ook naar het westelijke punten van het achterste moeras te gaan, naar de post. En dat lukte perfect.
Deze moerassen had ik ‘overleefd’ maar onderweg naar 8 stonden sommige paden compleet blank. Een paar weken terug had ik verschrikkelijke blaren overgehouden aan een paar natte voeten, en ik hoopte dat dit keer te voorkomen. Maar ja…
De route van 9 naar 10 ging overigens niet zozeer fout, als wel was het een behoorlijk lastig been. De kortste route loopt ongetwijfeld dwars door het bos, maar een vergelijking met de route van Ralph (rood) en mijn route (blauw) over de paden, laat zien dat hoewel we overall toch ongeveer even hard liepen, doorsteken hier minuten extra kostte. Ik vond het ook lastig om in te schatten hoe het ‘witte’ bos er uit zou zien, omdat tegen de paden aan al het bos ondoorzichtig ‘groen’ was, en de doorloopbaarheid dus een onverantwoorde gok inhield.Maar het spectaculairst werd het vanaf het moment dat het pad in noordoostelijke richting naar 10 liep. Het begon nog redelijk, zij het dat het pad zo onherkenbaar was dat ik er in eerste instantie voorbij rende, maar al gauw stond ik tot mijn middel in het water. Vies bruin stilstaand water. Waardoorheen rennen niet meer mogelijk was, en waarbij door het opspattende water mijn kaart nat werd, zodat ik al gauw met de kaart boven mijn hoofd verder liep, balancerend om niet om te vallen en helemaal nat te worden. Ik bedacht dat het wel interessante beelden zou opleveren voor de video.
Intussen was het vrijwel onmogelijk om realistisch afstand in te schatten. Er was een hele flauwe bocht in het pad te zien, maar ik wilde doorlopen tot aan de ‘greppel’ die vanaf het pad naar de post zou moeten lopen. Alleen was die greppel net zo min te onderscheiden in het compleet onder water staande bos, als de beek die links van het pad zou hebben moeten lopen. Het hele bos was een beek of greppel, en ik had geen zin om op de tast te proberen waar ik nog een meter dieper zou wegzinken. Dus liep ik door tot waar het droger werd, besloot dat ik te ver was, heroriënteerde me, en liep pal op de post af. Alleen dan na 300 meter méér zwemmen dan via de kortste route.
Een paar posten verder had ik wat beter op mijn kompas moeten kijken. Want in plaats van door het dichte bos zo snel mogelijk naar het zuiden, naar het dichtstbijzijnde pad te lopen, week ik bijna een kwart slag af naar het westen en liep parallel aan het pad in plaats van er recht op af. Dat was natuurlijk wel een beetje jammer. Twee hele minuten ploeterde ik door ruig bos vol greppels overdwars. Om nog een beetje vaart te houden liep ik af en toe parallel aan de greppeltjes, maar daarin zat nou net de fout: ik werd hierdoor naar het westen getrokken, zonder dat ik me er bewust van was. En zo kwam ik uit op het oost-west pad, in de veronderstelling dat ik oostelijk van de splitsing liep en het voetpad kennelijk had gemist, terwijl ik in werkelijkheid een stuk naar het westen was, en waardoor ik nota bene nog veder doorrende in westelijke richting. Gelukkig had ik na 10 seconde mijn fout door en keerde alsnog om.
Een leuke routekeuze was die van 15 naar 16. Nadat ik bij 15 nog een dikke minuut had verloren door hem niet te vinden, besloot ik even flink door te lopen, en gebruik te maken van extra snelheid van de paden. Op zich had de rode route naar 16 dwars door het bos nog wel snel kunnen zijn, en er zaten ook wat stukken ‘wit’ bos tussen, maar mijn ervaringen vandaag met dit bos waren niet zo denderend, met name qua snelheid, dat het pad me beter leek. En dat bleek te kloppen, want de verloren tijd van 15 werd bij 16 bijna compleet goed gemaakt.
Wat daarna volgde was een uitstekende finale, met soms een beetje geluk. Vlak voor de finish lag nog een doolhof aan kleine paadjes, waarbij het veel tijd had kunnen kosten als ik verkeerd was gelopen. Maar door goed kaartcontact houden en een beroep op mijn richtingsgevoel (nee, geluk was er uiteraard niet bij!) verliep dit vlekkeloos, en mocht ik naar post 19 en de finish de snelste tijd van de dag noteren, volgens de splits.
Ik ben dik tevreden. Lekker gelopen, geen blaren, een paar goede routekeuzes, en als leermomentje voor de volgende keer: kompas gebruiken.
Video
Ik heb weer eens een video gemaakt vanuit mijn perspectief. Zoals ik er wel meer heb gepost op YouTube, met een Quickroute kaart via RGMapVideo er in gemonteerd, maar dit keer met een andere camera.
De TomTom Bandit is een leuke actioncamera van TomTom, die erg geschikt is voor Oriëntatielopen, omdat hij niet alleen in breedbeeld-, maar ook in normale beeldverhouding kan filmen, zodat je niet door een brievenbus naar de struiken kijkt, maar ook nog wat boven en onder ziet. Overigens kon mijn oude Contour Roam dat ook.
Hij valt op door zijn bedieningsgemak en veelzijdigheid. Hij heeft namelijk gescheiden start- en stop-knoppen, waardoor je blind de juiste actie kan uitvoeren, en niet per ongeluk stopt als je juist wilt starten. De knoppen zijn groot genoeg, maar worden niet per abuis ingedrukt door een passerende tak (zoals bij de Contour regelmatig gebeurde). Mooi is dat je hem met de smartphone kan instellen en een live-weergave kan gebruiken om hem recht te zetten (nou zat hij toch een beetje scheef op mijn hoofd; het zou mooi zijn als je de rotatie kon locken als hij eenmaal goed staat). Maar alle opname-formaat en -kwaliteits keuzes zijn ook via het kleine LCD scherm op de Bandit zelf te maken.
De batterij hield het lang genoeg uit. Dat was toen ik hem in de winter probeerde wel anders. Toen was hij na een half uur op. Ik denk vanwege de kou. Dat zou wel een verbeterpuntje kunnen zijn. Misschien lag dat aan dit exemplaar.
De Bandit’s beeld stabilisatie is best goed, en het centrum trilt niet, maar het laat een flinke steek vallen bij het corrigeren van rotaties, en laag-frequente bewegingen. Op zich niet verwonderlijk, want je moet dan voldoende grote marges hebben om stukken beeld weg te laten zodat wat overblijft geen zwarte randen heeft. Dat heeft mijn na-bewerkte resultaat dus wel (via de deshaker plugin van VirtualDub), omdat ik wat sterkere camera-bewegingen heb met de camera aan mijn hoofd, dan waarop de Bandit rekent. Door de loop-beweging kantelt het beeld ook behoorlijk van links naar rechts, en het lijkt of er in die richting geen stabilisatie door de Bandit wordt toegepast.
Als de Bandit meteen een stabiel beeld zou leveren zou dat heel veel werk en tijd schelen bij het maken van orienteering videos (en een hoop misselijkheid bij het bekijken).
Verder zat hij goed vast op mijn hoofd en schudde niet. Ik had een strakke, niet-elastische band om mijn hoofd, die ik een paar keer recht trok als hij wat omhoog wandelde en iets losser kwam te zitten, maar dit lijkt wel stabieler te werken dan een elastische band. Hij ik lekker klein, en zit aan de zijkant, waar hij minder tegen objecten aan stoot dan bijvoorbeeld een GoPro die bovenop zit en veel meer uitsteekt. En daardoor totaal ongeschikt is als action camera.
Jammer is wel dat de TomTom niet, als hij aan de zijkant zit, op en neer te richten is, met de meegeleverde klemmen. Alle houders zitten in een ‘vaste’ positie en kunnen niet roteren. Dat mis ik wel.
Het geluid is niet slecht. Ik kan mezelf redelijk goed verstaan tussen al het windgeruis en gehijg door, al zou het volume iets hoger mogen.
Wil deze camera echt heel makkelijk werken voor video’s met oriëntatiekaarten, dan zou de stabilisatie ook rotatie moeten aanpakken, en liefst ook grote laagfrequente bewegingen, en zou je via een (web?) interface eigen, ingescande kaarten moeten kunnen toevoegen (na kalibreren) en splits toevoegen (of laden van een website met uitslagen). De Bandit heeft immers al een ingebouwde GPS, kan met een hartslagband praten, en heeft een wifi-interface, dus de infrastructuur voor een complete verwerking is er al. Het wachten is op de software. Ik heb vernomen dat er misschien een aangepaste beeldstabilisatie aankomt.
…thuis zou zijn blijven liggen, had ik er nog maar anderhalf bij me gehad. Maar ik had een hele sok thuis gelaten, dus had er maar één om aan te trekken. En vanwege het warme weer was ik op mijn Birkenstocks hier heen gereden, en had dus ook geen stadssokken op zak. Lopen op blote voeten dus. Nou ja, wel met mijn bijna nieuwe VJ Integrator High’s om mijn enkels, maar zonder sokken er in. Dat zou wat worden.
Vol goede moed naar de start. Alweer vergeten dat ik wat vergeten was. En focus op het vertrek. Goed kijken dit keer, met als bewust-onbekwaam aandachtspunt de fijne oriëntatie; want het oriënteren op de mm2 ging de laatste keer minder fijn.
De eerste posten gingen dan ook uitstekend. Tot en met been 6 liep ik nog ongeveer gelijk met de nummer 3. En als ik niet op weg naar post 7 een foutje had gemaakt, was ik als 2e bij post 14 aangekomen. Maar dat pakte dus wat anders uit.
Op de kale vlakte waar ik bij mijn 2e oriëntatieloop ooit, “Nacht Galbergen” op 11 februari 2011, ook wat verdwaalde, ging het een beetje mis. Ik dacht dat post 7 (zie kaartje hier naast) een boom op een open plek omringd door zand zou zijn. Een hele herkenbare post dus. Maar ik zag in het voorbijgaan niets. Open plekken zijn nooit zo heel open. Her en der groen, heuveltjes, is die boom toch een bos? Afstand schatten uit de losse pols is ook lastig. De post lag niet helemaal in het open vlak, maar in een puntig stukje tussen stukken wit bos. En ik moest eerst nog tussen wat wittigs door om er te komen. Dus, zoal je hier onder kan zien, ging ik door dat wit heen; althans, door wat ik op dat moment dacht dat ‘dat wit’ was. Aan de andere kant aangekomen begon het te dagen. Ik was te ver, en zag precies waar ik liep. Terug door het witte groen, bijna recht op de post af, die verscholen zat in een piepklein stukje donkergroen – op de kaart. Anderhalve minuut kwijt! En eigenlijk voelde ik het al aankomen. Passen tellen, de volgende keer als ik hier ben…
Daarna ging het dus weer even uitstekend. Post na post zonder enige hapering. En eigenlijk liep ik naar 15 ook niet heel verkeerd, ik had de kortste route gekozen, 10% korter dan verder naar het noorden oosten doorlopen, en 15% korter dan de zuidelijke variant. Maar ja, ik liep langs een hek tussen twee akkers, die bij nader inzien 20cm onder water bleken te staan. Natte voeten! Maar nog erger: zonder sokken, dus verder soppen met weke huid om mijn hielen heen. En, o ja, ik liep een doodlopend paadje in vanaf de verharde weg, dat niet op de kaart stond.
Voor de 2e keer vandaag: passen tellen, dan was dit niet gebeurd. Je zult zeggen: zag je dat slootje dan niet, die blauwe lijn op de kaart? Dat wist ik pas toen ik het zag, maar tot die tijd was het lastig om alle details in de tuinen waar ik langs liep af te scannen; wat olijfgroen is op deze kaart was in werkelijkheid een palet van huisjes, heggetjes, schuurtjes en tuinkabouters. Goed, dat scheelde 40 sec.
Weer volgden een aantal succesvolle posten. Achteraf bijna bezien perfecte routekeuzes. Hoewel ik wel iets handiger naar 17 had kunnen lopen: zonder de 90-graden fout die ik later vandaag nog een keer zou maken.
Maar zo rond post 20 sloeg de zonnesteek toe. Een kort stukje doorsteken? Of zou ik omlopen over het pad? Ik voelde vermoeidheid toeslaan en koos voor traag over onderbegroeing worstelen, in plaats van extra meters. Zie hoe ik recht op de post afliep! Niet verkeerd. Met het pad als stoplijn kon het ook qua afstand niet misgaan. Maar ik miste de post, dacht dat ik te ver naar het zuiden was uitgekomen, rende naar het noorden maar vond -uiteraard, want ik was er al voorbij- niets. Anderhalve minuut terug; maar niet in de tijd, helaas.
Op weg naar 22 ging iets soortgelijks mis. Ik liep naar het westen, vond een pad met een splitsing, en, wetende waar ik was, volgde ik het pad naar het zuidoosten. Maar het paadje richting de post was zo slecht zichtbaar dat ik er voorbij rende, en pas later constateerde ik dat ik veel te ver was. Passen tellen dus. En een halve minuut sparen, als ik hier over 5 jaar weer kom.
Mijn route van 27 naar 28 had misschien een paar procent korter gekund. Maar het viel vooral tegen hoe dichtbegroeid het groene bos ten westen van de weilanden waar ik langs liep was. Mijn inschatting was een passeerbaar grasveld: anders hadden er wel hekken met “dubbele streepjes” omheen gestaan. Maar vanwege de paarden die er liepen besloot ik toch maar buitenom te lopen.
Inmiddels begonnen de blaren redelijk irritant te worden. Natte voeten die inmiddels een kilometer of 9 op en neer schuurden waren waren steun in de rug. Hoe ver nog?
Mijn keuze naar 29 was prima. De zuidelijke route was zonder twijfel een procent of 8 korter. Ik moest snel beslissen, en het duidelijke verschil met de andere, noordelijke route voelde even alsof er een instinker onder het gras zat.
De route naar 30 ging op zijn zachtst gezegd beter dan die naar 31. Kompas gebruiken! Dat had ik beter moeten doen. Maar ik zocht naar een open plek in het bos, zag ergens zon tussen de boomtoppen doorschijnen, en rende die kant uit. Een half pad, dat zou de smalle verbreding tussen de bomen kunnen zijn. Maar toen ik vlakbij een blaffende hond uitkwam concludeerde ik dat dat vast niet het kerkhof was waar ik tegenaan zou lopen, maar de tuinen ten zuiden daar van. Terug lopen naar het noorden. Op zich niet ver, maar omdat het een soort jungle was ter plaatse wel tijdrovend. Dik 2 minuten ploeteren.
Gelukkig nog niets bij de laatste blunder van de dag: dezelfde 90-graden fout als eerder vandaag, maar dan met wat meer meters meer tot gevolg. Op onterecht richtingsgevoel rende ik zonder kompas het bos uit, koos het linker pad bij de (verkeerde) splitsing, en kwam op een verharde weg uit. Die had ik ook veracht. Ik sloeg linksaf, volgens plan, maar toen de weg een bocht bleek te maken in plaats van rechtuit te lopen, meende ik dat ik verder naar het noorden zat dan ik dacht. En het duurde pas tot de volgende bocht in de weg tot ik doorhad dat het compleet de verkeerde weg was. Met mijn kompas er bij was dit niet gebeurd. Alweer!
Maar daarmee was de kous af, wat betreft gestuntel. De laatste paar posten gingen vlot en zonder tegenspoed.
M’n tweede normale oriëntatieloop dit jaar (de rest waren nacht-, avond-, en sprint-loopjes) was leerzaam: ik ga weer gewoon vertrouwen op mijn kompas (net een Silva Race Jet gekocht, want mijn vorige kompas had een hardnekkige luchtbel), en getelde passen (ook dit kompas heeft weer een do-it-yourself JG-geijkt passen-tel-schaalverdeling). Dat had me dit keer veel gescheeld. Maar misschien wel het belangrijkste verbeterpuntje voor de volgende keer: twee sokken…
Ik kan de schuld niet aan de kaart geven want die was voor iedereen het zelfde. Het weer dan? Ik liep nog droog, terwijl lopers vóór mijn door hoosbuien en onweer moesten. En iedereen (die omloop 1 deed) had dezelfde route. Nee, het gepruts was volledig mijnerzijds.
Welk gepruts? Geen foute of vergeten posten dit keer. Maar onverantwoord oriënteren. Ik probeerde op hoogtelijnen te lopen, maar tussen al het gebladerte waardoor het gezichtsveld bij een meter of tien ophield, waren die moeilijk te zien. Toch lagen de meeste posten zo dat dat de enige optie was. Meer over paden lopen was gezien de route ook niet veel gunstiger. Of veiliger. Nee, het was een uiterst pittige baan op een redelijk pittige kaart in een bos dat in een extreem pittige toestand verkeerde.
Maar een lichtpuntje: mijn enkel heeft het gehouden. Misschien dank zij mijn nieuwe VJ Integrator High’s, een paar schoenen met hoge schacht, en een ingenieus scharnier waardoor ze heel normaal lopen, maar toch zijwaartse bewegingen fixeren. En dat was geen overbodige luxe in deze jungle, waarin ik vaak niet kon zien waar ik mijn eigen voeten neerzette, terwijl het vol lag met kreupelhout, losse takken, en stronken. En dan waren de bramen op dit moment van het jaar nog niet op volle sterkte.
Maar goed, ik moet wat verbeteren, want als ik naar de resultaten van de anderen kijk, liep ik zwaar onder gemiddeld. Mijn splits springen als een bezetene op en neer: als ik een stukje goed liep, had ik de 4e á 7e tijd, maar de ander helft van de posten was ik gemiddeld zo’n 20e.
Opvallend is dat ik bij het ophalen van 10 van de posten, in het schemerdonker, veelal direct naar de juiste plek liep. Niet omdat ik er al geweest was, maar omdat ik een beter plan had.
Wat me verder opviel was dat het vaak veel beter werkte om gewoon nauwkeurig een kompas peiling te maken, en de afstand te schatten, dan kenmerken op de kaart terug te zoeken in het landschap, en zo te oriënteren.
Niet zelden interpreteerde ik een verlaging als heuvel, omdat het hoogtestreepje half schuil ging achter de paarse route-lijn op de kaart. Dat moet toch beter, of anders, kunnen; iets waardoor je in één oogopslag ziet wat omhoog is en wat omlaag. Maar ja, ieder had dezelfde kaart, dus ook op dat punt stond ik er niet slechter voor.
Nee, ik moet maar eens goed informeren hoe anderen dit deden: deze loop in dit bos. Wat doe ik fout? Wat het resultaat zint me niet.
Of zou ik gewoon niet uitgeslapen genoeg zijn geweest? En om verzwikkende enkels te voorkomen te veel naar de ondergrond gekeken hebben in plaats van naar de omgeving? Het zou zo maar kunnen.
Missers
Een paar voorbeeldjes van hoe het niet moet:
Ik startte iets te snel. Els een olifant die de porseleinkast binnen dendert. Door de dichte struiken miste ik de verhoging met de put waar de post stond, en vond een andere verhoging, iets noordelijker (rechts van 1 op de kaart). Ik corrigeerde door door te lopen naar het pad en te heroriënteren. Maar de trend voor de rest van de race was gezet. Resultaat: het gevoel tijd in te moeten halen, nog sneller lopen, en nog meer fouten. Ik had meteen beter moeten weten: dit wordt een lastige route, en dus uiterste voorzichtig te werkt gaan; zekerheid voor alles.
Van 5 naar 6 ging ook niet helemaal volgens plan. Als aanvalspunt koos ik het bankje links van het pad, liep recht op de post af, maar miste. Lastig om afstand te schatten als je door een jungle van groen ploetert, en zo miste ik de paden die ik als stoplijn had gedacht te gebruiken. Het pad waar ik verderop op terechtkwam voldeed niet aan de verwachtingen, maar ik volgde het toch maar. Veeeel te ver! De T-splitsing (vlak bij de post) bleek een 4-sprong, en dus ging ik heroriënteren. Zo kwam de post weer binnen bereik, maar wel met ruim 4 minuten vertraging. En nu van 35 naar 36: Het begon al met het missen van een splitsing, maar door de vorm en richting van de paden had ik dat snel door. Vervolgens had ik nogal wat moeite met het vinden van de juiste doorgang naar de post. Alle hobbels leken op elkaar. het werd meer een loterij…
Je kan dus in Hulst, vrijwel binnen de vestingwerken, een halve marathon lopen. Dat, en dat het zomer is geworden, bleek vorige week zaterdag, tijdens de stadssprint. Normaal gesproken zijn dat korte wedstrijdjes, en normaal gesproken ren je dan één keer helemaal voluit, en dat is het dan. En dat dacht ik dan ook, totdat ik na afloop mijn Emit-chip uit liet lezen, en er bovenaan een NOK prijkte. Niet OK. Of mijn Emit was defect, of ik had een foutje gemaakt. De ‘punchcard’ gaf uitsluitsel: ik had een post gemist. Ik was er wel geweest, maar vergat te ‘stempelen’, met de volgende post al in het vizier. Net als Piet Kleine bij de Elfstedentocht van 1997. Die finishte toen als vierde. Ik liep in Hulst de 3e tijd. (De splits heb ik wat aangepast en gedaan alsof ik wel een geldige wedstrijd heb gelopen, maar da’s natuurlijk niet de officiële uitslag.)
Maar goed, fout is fout. Dus er zaten maar twee dingen op: met hangend hoofd naar huis rijden en de rest van het weekend balen, of voor straf nog een rondje lopen. Nou, dan weet ik het wel: schoenen weer aan, en gaan. De start was al afgebroken, maar alle posten zouden nog blijven staan voor een Trol clubtraining, en toen ik Peter tegenkwam met de startposten in de achterbak kon ik mijn Emit herstarten, zij het 1 km voor de echte start. Wat natuurlijk niet uitmaakt, want ik liep de 2e ronde niet voor de prijzen, maar voor mezelf.
Kort
Leuk is het alvast om deze animatie te bekijken van mijn 1e en 2e ronde.
Om een lang verhaal kort te maken: het werkte. Ook al had ik me de ‘eerste ronde’ helemaal leeg gelopen, voor mijn lange-afstand conditie was dat zeg maar een tussensprint, en redelijk fris plakte ik er nog eens 10km achteraan, toch ook weer bijna het hele stuk volle bak. Alleen toen ik voor de 2e keer bij de finish-locatie aankwam, stonden er geen posten meer, maar gelukkig kon ik Peter, die net wegreed met de finishpaaltjes in de achterbak, inhalen en uitklokken. Het resultaat: tof wedstrijdje, lekker gelopen, 1 foutje op 66 posten, 20 km stadssprint, en zowel een 3e als een 4e plek (als ze allebei hadden meegeteld).
Lang
Om een kort verhaal lang te maken: hier volgt een analyse van de beide wedstrijden.
Maar allereerst even wat context: De eerste keer was ik fris, nog niet moe, en liep of mijn leven er van afhing, met het einde van de wereld ingecalculeerd direct na de finishpost, waar ik minuten lang voor Pampus heb liggen hijgen. De tweede keer, nog geen uur na de eerste start, begon ik met beginnende spierpijn al een kilometer vóór de eigenlijke start te rennen, verbaasd dat dat nog ging. Maar goed, 20 km is normaal gesproken een ontspannen afstand voor een stukje trimmen op zondagmorgen, dus alleen het explosieve karakter van de 1e ronde speelde mee, niet de afstand. Desondanks toch een tikkeltje moe.
Daar staat tegenover dat ik de 1e ronde een paar pijnlijke foutjes maakte. Niet alleen de vergeten post, maar ook een doodlopend pad, en een klim over een stadswalletje te veel. Ik had geen zin dat een 2e keer te herhalen. Mijn route zou dus wel wat sneller zijn.
Maar aan de andere kant: ik blijf nieuwsgierig naar wat de beste keuze zou zijn, in sommige gevallen. Waar ik de eerste keer twijfelde en linksom ging, ging ik de 2e natuurlijk rechtsom, of buitenom resp. binnendoor. Overheen of onderlangs.
Maar -eerlijk is eerlijk- eerlijk is het niet. Tenminste, als mijn 2e rondje meegeteld zou hebben in de uitslag. Want wie kent het parcours nou beter dan … iemand die het net zelf gelopen heeft. Dat scheelde ruim 600 meter. Voordeel van de 2e keer. Met andere woorden: ik liep de 2e keer voor spek en bonen mee, en dat drukt het fanatisme een beetje.
Race tegen mijzelf
Niet geheel volgens plan liep ik de 2e keer op weg naar nota bene de eerste post al om, maar voor de vorm zeg ik dat dat een experiment was. 6 seconde verlies valt best mee, terwijl ik een stuk lager tempo liep. Het was dus nauwelijks langer. En ondertussen wel een simpeler route: rechtdoor tot aan de kerk. En soms is eenvoudiger eenvoudigweg sneller, omdat je minder hoeft op te letten. Wel miste ik het mooie haventje in de 2e variant; maar dat had ik die dag al vaak genoeg gezien.
Op weg van post 2 naar 3 en van 3 naar 4 maakte ik de eerste keer de grootste fouten. Eerst liep ik het steegje naar 3 voorbij, en vervolgens miste ik de afsluiting van het steegje op de kaart en liep een doodlopende straat in. Dat kwam me duur te staan: ruim 30 seconde. Hoewel ik moet toegeven dat de paarse route-lijn wel half over het afgesloten doorgangen heen getekend stond.
Toen kreeg ik de geest, en besloot van 4 naar 5 wat te experimenteren. Al leek rechtsom sneller, ik probeerde het de tweede keer linksom. Warempel maar 1 seconde verschil, en iets van 10 meter, hooguit.
En even later links- of rechtsom de kerk lopen leek ook al min of meer om het even. Ik had bijna langer staan twijfelen wat ik zou doen. Maar achteraf zie ik dat ik weliswaar 4 seconde sneller was, maar vooral omdat ik de 70 meter die rechtsom langer was kennelijk veel harder heb gelopen. Zonde…
Of dit dan: eerste keer rechtsom (consequent), tweede keer 4 sec. sneller en 40 meter korter. Dat scheelt flink energie.
Toen volgde een lang stuk. In eerste instantie geen interessante routekeuze tot aan post 9, maar vervolgens waren er twee mogelijkheden naar 10, die op de kaart een wereld van verschil maakten. Of niet? Ik twijfelde. De noordelijke route leek iets korter, of was dat gezichtsbedrog? Achteraf heb ik het nagemeten, maar het scheelde inderdaad maar hooguit 50 meter. En de noordelijke route was de kortste. Als handicap liep ik mijn 2e rondje van 9 naar 10 met post 9 in de hand, want dat had ik zo afgesproken met Peter; scheelde hem weer een verre omweg om deze ene post op te halen. Zonder post in mijn hand was ik misschien wel de gracht overgezwommen, waar het weer er prima naar was. Alleen het zwarte lijntje rond het blauwe water op de kaart weerhield mij: het mocht niet.
Natuurlijk waren er nog wel meer verschillen -her en der liep ik een paar seconde om- maar de verschillende routes die in afstand toch aardig overkwamen zijn opvallender. De 10 seconde verlies in het kaartje hier onder was gewoon een kleine vergissing.
Een opvallende verschilletje is nog wel de variant van 19 naar 20. De eerste keer nam ik duidelijk de kortste route, 35 meter minder. Maar ik deed er wel 15 seconde langer over, omdat die dwars door het hoge gras en dwars over de hoge stadswal leidde, terwijl de omweg door de stadspoort, onder de wal door, gelijkvloers bleef. Veel sneller!
Maar het klapstuk was de route van 25 naar 26: weer de halve stad door, met drie opties: dwars door de stad door zig-zag wegen, binnendoor maar langs de stadswallen, en buitenom. Het kortste was buitenom, wat zo’n 45 meter scheelde. Daarna de route langs de wallen, en dwars door de stad was dan weer 10 meter langer. Maar ja, mijn eerste poging, binnendoor langs de wallen, kwam me duur te staan. Want toen ik bij post 26 aankwam, zag ik 27 al staan, en liep meteen door. Was ik buitenom gelopen, dan had ik echt tot aan 26 moeten lopen, en hem zeker niet gemist. Tja, zo gaan die dingen soms.
Maar goed, was het wel in één keer goed gegaan, dan was dit verhaal er een als zoveel andere geweest. Wie loopt er nou twee keer het zelfde rondje?
Kortom
Ondanks een klein puntje van aandacht een erg geslaagde wedstrijd. Dit is wel het soort oriëntatieloop waar ik van houd. Geen gezoek in het struikgewas, maar lekker snel kaartlezen. En natuurlijk fantastisch dat zo iets kan in vestingstadje als Hulst. Wat mij betreft voor herhaling vatbaar.
Leermomentjes? Een paar keer had ik 10 tot 30 meter kunnen uitsparen door een iets kortere route te kiezen. Korter is niet altijd sneller, maar zeg dat het bij 5 posten 20 meter scheelde in mijn nadeel. Dat is samen 100 meter, zo’n 25 seconde met mijn tempo. Bij de andere posten maakte het niet uit, of heb ik de kortste route gekozen. Dan mag ik dus nog geen seconde per post extra spenderen aan beter kaartlezen om dit goed te maken. Ofwel, ik zorg dat ik beter, en dus ook langer, kaartlees, zonder daar tijd mee te verliezen, ofwel, ik doe het al best aardig, en haal daar geen winst meer uit. Ik kan me beter concentreren op het voorkomen van die ene, of twee, grote fouten, door juist wat beter op de kaart te kijken. Dat levert denk ik meer op.
Vrijdagavond, nachtoriëntatie, goed op dreef, in volle vaart van post 7 naar 8, en -hopla- daar ga ik door mijn enkel. Au! Op een pad nog wel, verstap ik me over een boomstronk of iets dergelijks. Einde verhaal.
Nee, zo snel geef ik me niet gewonnen. Van 4’30″/km keldert de snelheid naar 11’/km, maar hinkelend en strompelend baan ik me een weg via post 8 naar 9. Het gaat dus nog. Niet stoppen, al ben ik vlak bij de start en finish. Ik ga door, naar post 10, die juist verderop staat. De ervaring leert dat het heilzaam is door te lopen, het meestal weer over gaat, maar in elk geval soepeler blijft dan wanneer ik meteen met het pootje omhoog ga zitten.
Drie posten later blijkt de kapotte enkel van een half jaar geleden weer retour, hoewel stukken minder erg dan toen. Ik loop de wedstrijd uit met 7’30″/km. Matig.
Liep ik de eerste helft van de wedstrijd, voor het enkel-incident, nog dwars overal doorheen op de posten af, de tweede helft volg ik de paden, omdat dat een stuk minden pijnlijk struint dan onvlakke bosvloer vol oneffenheden.
Je zou verwachten dat ik, niet meer rennend maar meer lopend, tijd zat heb om exact te oriënteren, zonder een enkel foutje. Maar dat blijk knap tegen te vallen. Mijn gevoel voor afstand is volledig van de kaart, en tot vier keer toe duik ik een heel stuk te vroeg het struikgewas in op zoek naar de volgende post. Halve huppel/hinkelpassen zijn een beroerde basis voor stappen-tellen, maar een echt goed excuus voor een perceel te vroeg afslaan is dat natuurlijk niet.
En bovendien had ik een soortgelijke fout ook al gemaakt op weg van 5 naar 6, ruim voordat ik door mijn enkel ging, zodat je zou kunnen stellen dat mijn afstandsgevoel, of tellen van zijpaden in het algemeen het vandaag sowieso laat afweten.
Je kan zeggen wat je wilt, maar nachtoriëntatie blijft erg leuk. De geluiden van het bos, een relatieve eenzaamheid van de nacht, en de felle lichtjes van andere deelnemers in de verte. Jammer dat het alweer langer licht begint te worden…
Leuk weetje: De kaart “De IJzeren Paal” is genoemd naar, je raadt het al: een ijzeren paal. Deze paal, opgericht in 1851, was onderdeel van de Geodetische Basis van Lommel, een drietal punten dat destijds gebruikt werd als referentie om heel België op te meten. Het is nu bekend als NGI meetpunt 17G03C1.
Zoals je ziet ben ik er wel in de buurt geweest, maar net niet langs gelopen. Maar de paal staat in elk geval markant op de oriëntatiekaart.
Afgelopen zaterdag was de Algemene Leden Vergadering van KOVZ. Ik was er niet bij. Jammer. Zojuist kreeg ik onderstaande bericht, waar ik natuurlijk enorm blij mee ben.
Hallo JG,
We hebben je tijdens de ALV wel een beetje gemist. Je was natuurlijk netjes verontschuldigd maar toch ………
Buiten de gezelligheid die we misten was er nog een erg belangrijke reden waarom we je graag bij de ALV hadden gezien. Het bestuur was namelijk unaniem van mening dat we jou dit jaar de Ger Heeskens Wisselpul moesten toekennen.
De motivatie hiervoor was:
“De afgelopen jaren is JG druk bezig geweest met het tekenen en ontwikkelen van zijn nieuwe kaart, hij heeft er wedstrijden, trainingen/promo evenementen op georganiseerd. Hij was hiermee een uitstekende werver van nieuwe leden, vaak ook wist hij hiermee mensen warm te krijgen om deel te nemen aan clubtrainingen waarna ze echt voor de bijl gingen.
Daarnaast is hij ook al jaren enthousiast met de Gouden Klomp in de weer stand bijhouden, nieuwe onderdelen toevoegen, tussenstanden produceren zodat ze direct op de KOVZ website te zien zijn.”
JG van het hele bestuur een welgemeend proficiat met de Ger Heeskens Wisselpul!
We hopen nog lang van je inzet en kennis te mogen meegenieten.
In bijlage een proficiat van alle bij de ALV aanwezige leden.
(Alleen Monica zie je niet want die staat achter de camera)
Ik vind het een hele eer om deze prijs, pardon, pul, te krijgen. Ik zal dan ook zorgen dat hij snel gevuld wordt met Duvel Tripel Hop, een Texels Stormbock, een De Molen Vuur & Vlam, een Kasteelbier uit Ingelmunster, of iets anders bijzonders. En daarna weer gauw de Gouden Klomp score bijwerken, en bedenken welk oriëntatie evenement ik dit jaar ga organiseren. Na twee HTC-Oriëntatie-Runs de afgelopen jaren (en dit jaar al twee stads-sprints in Eindhoven) is het een keer tijd voor wat anders. Wordt het een soort WOR of MWR, of iets speciaal voor jeugdige lopers? We zullen zien. Maar de Ger Heeskens Wisselpul is zeker een reden om door te gaan met leuke dingen verzinnen.
#1!@MWRXIII: dat betekent natuurlijk dat we de eerste prijs (!) wonnen bij de 13e Midwinterrun.
Op zoek naar een passende naam van deze categorie wedstrijden heb ik ooit “Orienteering Challenge” verzonnen. Want dit is geen geen gewone oriëntatieloop, en ook geen gewone trailrun. En het is méér dan iets er tussenin. Qua afstand zou ik het een Ultra-trail noemen (maar iedereen kan de route naar hartenlust inkorten), terwijl er alleen te winnen valt met flink wat Oriëntatiekunde. Juist de combinatie van die twee, plus de omstandigheden, én de extra opzettelijke moeilijkheden, dat vormt een uitdaging, een Challenge. Is het een Orienteering Challenge Trailrun, een OCT? Zo iets.
Donkere wolken pakten zich samen boven de weersverwachting voor zaterdag. Depressies verzamelden zich gedurende de week voor de kust, om op zaterdag met bulderend geweld en veel wind over het land te trekken. Het begin van de dag hagel en regen, later opklaringen maar wel met een flink koudere wind, om lekker langs onze natte lijven te striemen. Starten in het donker, finishen in het donker, en tussendoor 55 km koude nattigheid. Is dit leuk? Patrick en ik dachten van wel toen we ons inschreven als “Team Toemustmut”, na een lunch-run door sloten en -je raadt het al- heel veel dikke modder.
Warm aankleden, windjack er over, dat zou nog wel gaan, maar handen en voeten houd je niet droog. En waar ik nog het meest tegenop zag waren de natte kaarten en het met verkleumde vingers intekenen van punten op tot pulp vergane vodjes papier. Je kent het wel.
Maar waar ik dan weer een warm gevoel van kreeg: de andere deelnemers zouden met precies dezelfde hindernissen kampen. En dus waren het geen problemen, maar uitdagingen. Goed voorbereiden, en er het allerbeste van maken. En zaterdagmorgen was er niemand die er ook maar piekerde om binnen te blijven; iedereen zat bij de briefing te trappelen om op pad naar buiten te gaan, nadat ze hadden genoteerd dat CP46 40 meter hoger dan CP54 zat, en dat CP64 geen standaard CP controlegetal was, maar een telefoonnummer.
Tuut-tuut-tuut-tuut-tuuuuuuuut
Normaal gesproken is kort-kort-kort-kort-lang het elke-2-minuten-startsignaal bij een oriëntatieloop, maar dit keer volgde er nog een hele serie piepje. Zo snel dat er aanvankelijk geen kaas van te maken viel. Echter, al na een paar herhalingen viel ons op dat er telkens 12 groepen van een stuk of 5 piepjes te horen waren. Morse code. 5 piepjes zijn cijfers, een paar lange, en de rest kort, of omgekeerd. 12 stuks, dat zou een RD coördinaat kunnen zijn. Op de kaart die we hadden gekregen stonden Rijksdriehoeks coördinaten, dus dat was wel aannemelijk. De eerste cijfers van oost, ’15’, waren op een gegeven moment ook als • — — — — en • • • • • te onderscheiden. We hadden beet. Toen was het makkelijk: alleen de lange piepjes per cijfer tellen, en noteren of ze voor- of achteraan kwamen, en in no time (nou ja, 10 minuten) stonden we buiten, in de regen, maar met bijna al de andere teams achter ons, op weg naar het eerste punt. Dat ging goed. De proloog was in the pocket.
Weet je wat? Ik maak een soort Orienteering Challenge Trail van dit verhaal. Niet per se qua lengte, maar ik vertel niet wat we fout of goed deden. Dat haalt u, beste lezer, er zelf maar uit, tussen de regels door. Ik vertel alleen dat we 200 minuten scoorden, qua straftijden. De eerste ‘straftijd’ was het drievoud van het aantal minuten dat het kostte de morse code te ‘kraken’.
Anders
De Midwinterrun is anders dan de W.O.R. Gelukkig maar. Bij de Woudlopers kom je aardappelkanonnen tegen, tsjilpende CP’s, achteruitlopende projecties, en literaire instinkers; bij team Chickenpower wordt je verrast met Morse gecodeerde coördinaten, kaarten uit de vorige eeuw, tunnels, sloten, en -vandaag- een Pipowagen als eind van de proloog en tevens start van de race. Zo verrassend dat we er glad voorbij lopen in eerste instantie, voordat we de kaarten in ontvangst nemen. In de regen, die voorlopig niet op gaat houden, maar onder een afdakje, plannen we de eerste etappe, op de drie kaarten en twee luchtfoto’s die we zojuist kregen. Dat kost nog best wat tijd, want pas om 9:05 gaan we echt op pad, drie kwartier na het startschot. Pardon: de startpiep.
Was het bij de W.O.R. nog handig om de CP’s op volgorde van het Roadbook af te gaan, hier kan je dat beter niet doen. 4-5-1-3-2-6-7-9-8-10 klinkt ook véééél logischer. Maar daarin schuilt ook wel een risico: waarom hebben ze deze nummering bedacht? Gewoon, om verwarring te zaaien? Zou iemand ook maar denken met de kaart in de hand dat 1-2-3-etc. korter is? Bij de Pipowagen al konden we 3, 4, 5 en 6 bepalen en in één oogopslag zien dat 1-2-3 niet de snelste route was.
Maar dat zou wel veranderen, want neem CP24, waarbij het roadbook vermeldt dat de info daarvoor bij CP23 te vinden is, en die voor CP27 bij CP26. En -maar dat weten we nu nog niet- zal in de 2e etappe voor wel 6 CP’s de informatie onderweg gegeven worden. Wat is dan tactisch? Zo komt het dat we bij CP10, waarvan de locatie overeenkomt met die waarvandaan de foto hiernaast genomen is, besluiten even van het uitzicht boven te gaan genieten (in de stromende regen). Nou moet je weten dat bij de briefing, voor de start, twee dingen verteld werden: 1) bij CP64 moeten we niet naar een bekend blauw CP bordje zoeken maar de laatste 4 cijfers van het telefoonnummer aldaar noteren, en 2) CP46 ligt 40 meter hoger dan CP54. We weten nog niet waar deze punten liggen, maar CP46 moet wel ergens bovenop liggen, en aangezien de Pyramide van Austerlitz 36 meter hoog is (volgens Wikipedia gisteravond; altijd je huiswerk maken voor een OCT als deze) zou het heel goed kunnen dat we hier terug komen en dan boven iets moeten zoeken. Stel dat deze door Auguste de Marmont met zijn leger in 1804 gebouwde bult dan niet op de route ligt, dan zijn we er nu mooi in de buurt om de CP-code alvast te noteren. Zal ik vertellen dat er boven niets te vinden was, of wil je dat later pas lezen? Anyway, we zijn er denk ik als enige team bovenop geweest.
Lonely at the top
…was het dus, maar opvallender is dat we sinds CP2 niemand meer gezien hebben. Wel vinden we elk CP zonder al te veel moeite (alleen CP5 lag niet helemaal waar we hem hadden ingetekend, aan de noordkant van een vijver, maar ook weer niet zo ver er vandaan dat het een valse was; of toch?), maar dat moeten de andere teams dan toch ook hebben? Dus waar blijven ze? Zouden ze niet gezien hebben dat de luchtfoto met CP4 en 6 een kwartslag gedraaid is? Of dat die van CP16 naar 17 -nog gemener- 15° gekanteld is?
Dat laatste is trouwens knap listig verzonnen, want na CP17 komen we op een kaart uit 1942. (Dat zullen ze wel bedoelen met ‘Kaartdatum 1942’, hoewel dat iets heel anders is dan ‘datum van de kaart’; kaartdatum verwijst naar de ellipsoïde die is gebruikt om de toch ietwat bolle aarde op een plat vlak af te beelden, en wiens naam toevallig dikwijls een jaartal bevat, bv. ‘WGS84’.) En het leuke is nu dat de akker die daarop staat niet meer exact het zelfde is als die die er nu in het echt ligt. Hij is uitgebreid met een niet-evenwijdige strook bos zodat de rand nu wat meer noord-zuid loopt, en laat nou net de akker op die ietwat gedraaide luchtfoto evenwijdig lopen met de oude rand van de akker, zodat je al gauw denkt dat de kaart overeenkomt met de huidige situatie. Precies om die reden lopen we vanaf CP17 te ver terug richting De Hoogt en ineens klopt er niets meer van de paadjes. Op miraculeuze wijze echter vallen de stukjes op hun plaats, vinden we CP18 en CP22, gevolgd door CP19 en CP23. Alleen CP20 en CP21 hebben we nog niet, maar met in het achterhoofd dat de kaart wel een tikkeltje achter loopt, vinden we die ook, op kruispunten die er niet meer zijn. Knap, als je bedenkt dat we door een stomme fout (voor de schaal heb ik de afstand tussen de meridianen in minuten opgemeten als maar als kilometerschaal genoteerd, en dat scheelt toch ruim 15%) telkens het gevoel hebben er al te zijn maar elk punt net wat verder blijkt dan op de kaart; we geven de schuld aan de natte kou, want dan krimpt zo’n kaart zo enorm, hè.
Etappe 2?
Moe beginnen we wel te worden, hoewel we pas 16 km onderweg zijn als we onder de A12 door gaan -lekker droog eventjes- en nog anderhalve kilometer moeten tot aan de start van etappe 2. Etappe 2! Van de 2! We hebben het goed gehoord: dit jaar maar twee etappes. Als de eerste nou op 18 km uitkomt, zijn we misschien na 36 km al klaar vandaag. Dat zou dan weer een meevaller zijn.
Die afstand, dat is altijd wel een puntje. Drie jaar terug liepen we nog 42 km, het jaar er op werd het 52, en vorig jaar 58 kilometer. Trek je die trend door, dan wordt het dit jaar 67 km. Ik heb dit jaar ook voor het eerst een normale marathon gelopen, maar zó ver, dat gaat te vér. Als de Midwinterrun alleen om de afstand zou gaan, dan zou het saai worden. Van alle teams schat ik -na vorig jaar- dat wij het verst kunnen lopen, dus dan zijn we de enige die met enige waarschijnlijkheid alle CP’s kunnen scoren. Een team dat er ééntje minder loopt, moet dan een half uur sneller bij de finish zijn. Maar één CP minder, dat scheelt misschien 1 km, en dat zet niet echt zoden aan de dijk als je significant minder ver wilt lopen. Kortom, conditie is doorslaggevend. Maar ja, snelheid ook, want ik vond dat we best doorliepen, maar toch hadden we de volle 10 uur nodig voor alle opdrachten en afstanden. Er 10 uur minder over doen? Dat scheelt 600 minuten in de score met onze uitslag. Maar daar staan 67*30 = 2010 strafpunten tegenover (want je mist alle CP’s) dus winnen lukt zo niet. Dus netto is de trend dat je beter een CP kan scoren (in 600/65 = ± 9 minuten) dan laten liggen (30 minuten). Conclusie: de winnaar moet én de conditie hebben om de afstand vol te houden, én snel genoeg zijn om binnen de tijd finishen, om daarmee alle CP’s te vinden. Niets minder dan dat. Selectief de voordeligste CP’s af gaan en dure laten liggen is alleen interessant voor het achterhoedegevecht. Ten minste, zo lang de minimale afstand langs alle CP’s nog voor het snelste team haalbaar is binnen de maximale tijd. Of zo lang de opbrengst per CP netto hoger is dan de strafminuten; met 10 strafminuten per CP, of met 20 CP’s op een route van 10 uur, wordt het strategisch een heel ander verhaal.
Oké, genoeg intermezzo; door met de race, want de tijd tikt door. We zien bij CP29 een aantrekkelijk verwarmd gebouw, maar CP27 hebben we nog niet. Dat ligt even verderop. We zijn er bijna als de aardkorst onder onze voeten wijkt, en er een gapende afgrond voor ons ligt. Een trap leidt omlaag, en zo te zien moeten we er af. Wat zou de opdracht zijn die beneden hangt? Om het controlegetal bovenaan de trap te noteren, of om het aantal treden te tellen? Wat een treden! Het zijn er veel, maar ze zijn vooral net te laag: ze kloppen niet. Maar goed, beneden hangt een CP, en een opdracht, met afstand 103 m en koers 218°: precies richting trap. Komt dat even goed uit, we moesten toch die kant op voor de 2e etappe. Op enige afstand van de ijzeren trap werkt het kompas prima, maar passen tellen op een trap om de afstand te schatten, dat gaat niet werken. Dan heb je haast wel een GPS nodig, maar dat zou valsspelen zijn. De kaart? Dat zou kunnen, maar daar staat geen schaal op, en ook geen tweetal gridlijnen, laat staan hectometerpaaltjes. Wat is de standaard afstand tussen de zwart-witte balkjes van een dubbel-spoorlijn op een TOP25 kaart? Geen idee. Enige zekere optie zou zijn de afstand tussen twee kruispunten op de kaart te meten door passen te tellen, de afstand in cm te delen door het aantal passen, dat te vermenigvuldigen met 32, mijn 2-passen per 100 meter, en te vermenigvuldigen met 103 meter voor de peiling. We schatten dat het ongeveer bovenaan de trap zal zijn, misschien nog iets daar voorbij, lopen verderop wat vruchteloos te zoeken, tot we onder de leuning van de balustrade bovenaan de trap een CP vinden. Hoera! Etappe 1 is in de pocket, nadat we het CP nummer voor de deur van Eetcafé Onder de Pannen hebben opgeschreven. Toepasselijke naam met de meteo van de dag.
Etappe 2
Binnen is het droog, warm, en krijgen we nieuwe kaarten en een nieuw roadbook, met 9 in te tekenen punten, en nog eens 6 waarvoor we onderweg de gegevens gaan vinden. Met dit weer wordt buiten tekenen een zooitje, dus we zetten alles wat we nu al kunnen doen op de kaart en plannen de snelste, dat wil zeggen de kortste veilige route. Maar soms is het gokken wat er gaat komen, want die 6 onbekende punten zouden wel eens heel ergens anders kunnen liggen, waardoor we alsnog ergens langs moeten waar we net geweest zijn, omdat we op het eerste gezicht dachten dat dat zo korter was. Ach, we hebben pech met het weer, dus we zullen verder wel geluk hebben…
Plan klaar, jas aan, rugzak om, en weer de regen in. Weer valt op dat geen enkel ander team hier is nog geweest, terwijl we bijna drie kwartier binnen hebben gezeten.
Lang om er over na te denken hebben we niet, want het voelt koud, dus we moeten flink bewegen om het weer warm te krijgen. De gewraakte trap weer af, naar CP30, even kijken hoe diep het meer is en of we er doorheen gaan op weg naar CP31, een onverwachte brug over, een CP met een aanwijzing voor CP32 die we met kompas en door in te schatten dat alle hoogspanningsmasten wel even ver uit elkaar zullen staan, zo’n 350 meter, met gemak vinden, en voor we het weten staan we aan de noordoosthoek van het meer. Het plan was 33-37-35-34-36-39-etc. maar dat wordt 36-33-37-35-34-39-etc. nu we staan waar we zijn. Achteraf nog steeds de allerkortste route langs alle punten.
Als een CP in een Hooiberg…
Bij de W.O.R. hebben ze een Ezelspost. Hier een speld-in-een-hooiberg-post. Het snijpunt van twee peilingen levert een locatie midden in een weide. Daar zal dan wel een koe of een ander herkenbaar voorwerp staan, zou je denken. Maar nee, die is weggelopen, en zo lopen we een minuut of wat schijnbaar naar kievitseieren te zoeken. Paadjes in omringende bossen die naar het snijpunt zouden kunnen wijzen helpen ons niet, en het is louter geluk dat Patrick hem ineens ziet, in een holletje in de grond. De helft van de teams vindt niets, en eentje schrijft iets anders op.
Dit kostte tijd, en we maken daarom vaart; we hebben zo-even al een paar andere teams gespot aan de horizon. Na een paar posten komen we weer in de bewoonde wereld, en op het dak van een kasteel hangt een CP, evenals bovenin een tokkelbaan. Hoe kom je er op? Nou, gewoon met een trap resp. elkaar een beentje geven. Een aanwijzing volgt die ons voor een dilemma plaatst: eerst dat CP ophalen met het risico dat we er later voor een ander, nog onbekend, CP, bijvoorbeeld 55 of 59, alsnog in de buurt komen (groene route hier onder, 41-43-44), of laten liggen voor later, maar dan meer meters maken (49-43-45)? We kiezen voor de eerste optie, maar het is een gok.
Het regent weer, en de paden veranderen in snel-stromende beekjes. Het is hier dan ook behoorlijk heuvelachtig en we moeten klimmen, tegen de stroom in. Rekening met reliëf hebben we niet gehouden bij de route-planning, maar zo veel opties zijn er nou ook weer niet.
Dan slaat de twijfel toe en de hagel in. Het zelf-ingetekende CP44 ligt duidelijk op een Y-splitsing. Driedubbelgecheckt. Niets te vinden tussen de jeneverbessen, alleen hagelstenen. Een paar tiental meter noordelijker hangt wel een CP onder een bankje, vermoedelijk vals. Het kan ons 30 minuten opleveren, maar ook 30 kosten. Noteren we het of niet? We hebben zo goed op de juiste plek gezocht, dat langer zoeken een kleine kans van slagen heeft. 3 minuten langer, voor 10% vind-kans? 3 x 10 = 30, en dus is dat niet de moeite waard. We beslissen straks wel of we dit CP geloven of niet. Er is nu nog meer te doen. Later blijkt dat wij het enige team zijn dat dit punt überhaupt heeft weten te vinden.
Heb je hem?
En daar is hij dan: het 40-meter-hoger-dan-dat-andere-punt-CP, niet in de vorm van de Pyramide van Austerlitz, maar vermomd als uitzichttoren op een 50 meter hoge heuvel. De voet van de toren is al 40 meter hoger dan CP54, dus naar boven klimmen hoeft niet. Sterker nog, daar hangt vast en zeker een vals CP. Maar omdat we nog niets onderaan hebben gespot klimt Patrick naar boven en zoek ik beneden verder. Twee andere teams arriveren, survivalteam.nl en Lotte&Thijs, die de race met z’n vieren lopen, maar ook zij zien niet direct de blauwe 33 onder de trap hangen. Ik wel, ineens, en roep naar boven “Heb je hem?”. Patrick snap het en roept van boven dat hij hem net heeft gevonden, komt naar beneden, en terwijl de anderen nu de trap op rennen, gaan wij door naar het volgende CP. Zouden ze er in zijn getrapt? Nee, alle teams noteren hier 33 – of niets.
Een aantal posten staat zodanig verdeeld dat het zigzaggen wordt, heuvel op en heuvel af. Pittig. We maken een schitterende doorsteek van CP50 naar CP48: een stukje blind door het bos, en dan schuin inprikken op de kopse kant van een brandgang. Mooie manoeuvre, perfect uitgevoerd. We zijn zo in vorm dat we het valse CP bij 48 zien hangen en het juiste CP noteren. We zijn bijna bij CP54 als uit de omroepinstallatie schalt:
“En dan nu, als bijzonder onderdeel: de 200m paard-en-wagen uit de knie-diepe modder trekken!”
Nou ja, er staat een wat beteuterd kijkende man naast het pad, met een ongelukkig kijkend paard, en een soort wagen op vier wielen, die tot aan hun assen zijn weggezakt in zompige modder. Hij vraagt of we misschien even kunnen helpen. Tegenwerken dat we onze titel lopen te verdedigen in een race tegen de klok is geen optie; je kan zo iemand niet aan zijn lot overlaten in de stromende regen, aan de rand van the middle of nowhere. Maar er valt geen beweging in te krijgen. Voor het eerst zijn we blij ineens tegenstanders te zien, want vanuit de richting van CP54 komt het vierkoppige team van daarnet aanrennen. Ze moeten maar even helpen. Met zes man sterk komt het vehikel in beweging, en drie minuten later kan de meneer weer met zijn karretje over de zandweg rijden. En niet lang daarna kunnen wij onszelf trakteren op een snickers en een gevonden CP.
Het pad gaat weer omhoog. Steil zelfs, in een spiraal. Bovenop een markante 25 meter hoge heuvel staat een smeedijzeren hek met een mooi controlegetal dat we zoeken, en een aanwijzing voor een volgend CP. Allemaal speciaal voor ons opgehangen, want ook hier -zo blijkt later- komt verder niemand.
We maken een mooie diagonale doorsteek naar CP58, komen precies goed uit, maar een net wat te diepe sloot scheidt ons van het CP dat wel zichtbaar maar niet leesbaar aan een knotwilg op de andere oever hangt. Omlopen door een verzopen weiland is niet lekker, maar vervolgens over het asfalt van een fietspad onder de snelweg door is ook niet fijn, nu we aan zacht verende bosgrond zijn gewend.
Fore!
Een extra aanwijzing bij CP57 brengt ons op een opmerkelijk plek, maar ik moet zeggen dat het heerlijk loopt, met dikke noppen onder je schoenen over de keurig strak geschoren green van een of andere golfbaan. Ondanks het hondenweer is er geen hond te zien, en vliegen de balletjes allerminst om onze oren. Waar een golfbaan is is bewoonde wereld, en even later staan we tussen de doorzonwoningen te zoeken naar het volgende CP, naar een fietstunnel, en naar een lantaarnpaal. In eerste instantie de verkeerde, zowel qua tunnel als lantaarnpaal, maar omdat ergens verderop een ander team naar een andere lichtmast staat te turen hebben we ons snel gecorrigeerd, zij het met 750 onnodige extra meters in de benen. Ach, dat is maar 1.4 % van de totale route. Het is overigens wel leuk dat de route zo in elkaar zit dat de lopers die minder kilometers maken en CP’s overslaan, hun laatste deel van de route weer met die van ons delen, zodat het weer als een wedstrijd aanvoelt, en niet als een eenzame ultra-trail. Al zullen ze daar niet allemáál de kilometerteller op 45 km hebben staan.
Het wiel van Damocles
Maar we zijn er nog niet. CP51 bevindt zich aan het eind van de oostelijke spaak van een parkje in de vorm van een wagenwiel -dit keer eentje die niet tot halverwege in de modder steekt-, maar omdat we daar de aanwijzing voor CP55 gaan vinden (de nummering van de punten is ook in deze etappe volstrekt arbitrair), en die wel eens heel ergens anders kan liggen omdat de organisatoren hebben bedacht dat we deze groep CP’s ten zuiden van de A12 ergens tussen CP43 en CP42 zouden doen en niet pas na CP53, hangt wat komen gaat als een Zwaard van Damocles boven ons hoofd (zie hier boven).
Zo lang als bovenstaande zin is, zo kort is het vervolg van de route, want we hebben geluk: onze gok blijkt de juiste, en de gekozen volgorde levert ook nog eens overall de allerkortste route op. Gelukkig, want we zijn moe, heel moe.
Tussen de andere teams door rennen we op onze laatste kracht naar CP61, waar een verrassing wacht: een als Morse code verklede opdracht voor CP62. Niet voor één gat te vangen hebben we de Morse tabel van de proloog nog bij ons, maar -helaas- blijkt die in een dusdanige staat van zelf-recycling dat je er uitstekend een seinsleutel van kunt papier-machéën, maar het niet meer de sleutel tot de Morse code vormt die het ooit was. Beetje nat geworden, heel raar. Wel watervast is het vel waarop we vanmorgen de piepjes en het overeenkomstige coördinaat noteerden, zodat met enig briljant reverse-engineeren ook CP62 geen geheimen meer kent. Voor ons dan, want de 4 andere teams die hier inmiddels ook zijn lopen zonder het te weten pal over CP62 heen op weg naar het daaropvolgende punt; CP62 blijkt onder een bruggetje te hangen. Zo moeilijk was deze opdracht toch niet?
Er volgt een luchtfoto, enig matig oriënteerwerk van onze kant, toch een CP, invallende schemer, en een gigantisch vakantiepark met een enorm hek er omheen. Door een slagboom gaan we aan de westkant naar binnen, in de hoop er even makkelijk aan de noordkant weer uit te komen, om zo bij CP64 te geraken. Maar een meer-dan-manshoog hek met prikkeldraad en vervaarlijke punten poogt ons de weg te versperren. Há, dat zullen we nog wel eens zien! Wat geklauter en vier minuten later staat het 1-0 voor team Toemutsmut. Dat zijn wij, en het hek heeft het nakijken.
Er gaat geen belletje rinkelen
We komen vrijwel perfect uit bij de brug naar het eiland waar de de vorige dag kennelijk de Henschotermeer Games zijn gehouden. Ook de punt van de pijl op de luchtfoto weten we te lokaliseren, maar na lang zoeken vinden we daar geen blauw CP-kaartje. We checken nog het roadbook dat vertelt dat we toch echt de CP-code moeten noteren. 12 minuten duurt te zoektocht, inmiddels in het donker bij het schijnsel van hoofd- en zaklampjes, tot we besluiten dat het niet langer mag duren met de dubbel tellende strafminuten voor finishen na 18:00. En dat is dan al over 7 minuten. Er is niets te vinden. Alleen een telefoonnummer. Maar dat schrijven we natuurlijk niet op.
Nog 1 CP te gaan, op de route naar de finish. Een klok slaat in de verte 6 keer, en wij noteren 36. Dat is goed. Elk CP nu nog binnen 15 minuten gevonden levert netto winst op. Eigenlijk mag je de hele dag hooguit 15 minuten zoeken, tenzij je weet dat je voor 18:00 binnen gaat komen; dan is 30 minuten het break-even point. Dat we finishen om 18:10 is niet te laat, maar tactisch ingecalculeerd. We aarzelen geen seconde maar rennen naar binnen en leveren onze lijst met controlenummers in.
Als we ons vel met controlenummers inleveren wordt het stil. Waarom we de CP-code van de finish zelf niet hebben ingevuld?
Was dat er dan?
En of we het telefoonnummer op het eilandje niet konden vinden?
We zochten een blauw CP-kaartje.
Ach! De briefing: “Noteer bij CP64 geen CP-nummer maar de laatste vier cijfers van het telefoonnummer”. Helemaal vergeten.
En we horen dat we ook nog een valse CP-code hebben genoteerd. En bij de start, nou ja, vóór de start, hebben het controlenummertje op de Pipowagen niet opgeschreven.
Werkelijk, geen haar op ons hoofd die er aan dacht nog vóór we een roadbook hebben gekregen controlenummers te zoeken, en zeker niet bij de finish: als we die niet gevonden hadden wáren we hier toch helemaal niet! Gelukkig overkwam 90% van de team het zelfde op het laatst, en bij de start ongeveer de helft. Maar tóch: drie jaar geleden hing er ook nog een CP aan de finish en schreven we het verkeerde op; noem dit dan maar de Ezelspost.
Maar dat van dat telefoonnummer is nog wel het allerbelabberdste. Dát hadden we moeten weten. Dit zou ons vrijwel zeker de overwinning kosten. En CP44, waar we zo twijfelden, was vast ook vals. Het was een mooie tocht, maar alles was voor niets geweest…
mid-WIN-ter run
Voor niets? Wat een onzin. Iemand zei ooit: Eerste worden is leuk voor de winnaar, voor de rest telt de tocht. Het was dan ook weer een geweldig avontuur.
Wat we beter zouden moeten doen? Vooral beter opletten. Van onze strafpunten zijn er al 110 toe te schrijven aan de vergeten CP’s bij start en finish, en dat akkevietje met het telefoonnummer.
Maar tot onze stomme verbazing blijkt het zo slecht nog niet. We worden 1e! Met maar 200 ‘punten’, de som van :
20 (= 2 x 10) strafminuten
30 (= 3 x 10) minuten voordat we de Morse code van de proloog ontcijferden
60 (= 2 x 30) voor het vergeten te noteren van het CP bij de finish en bij de start
30 minuten voor het niet noteren van het telefoonnummer van het eiland
60 strafminuten ten slotte voor een vals CP: dat bovenaan de lange ijzeren trap (we moesten toch wat verderop zijn, waar we wel gekeken hadden maar niets vonden)
Dus eigenlijk hebben we alles perfect gevonden, op één vals CP na (waar 1/3 van de teams in tuinde). Bij de prijsuitreiking blijkt dat het 2e team bijna 540 minuten meer heeft, oftewel 18 CP’s minder. Dat geeft te denken: kunnen we de volgende keer een veel kortere route lopen door een aantal dure punten over te slaan? Stel, we zoeken er 18 minder, dan scheelt dat met ons gemiddelde van 9 minuten per CP (voor alle teams gemiddeld ligt de gemiddelde tijd per CP eerder op 15 minuten) in totaal 2 uur en 40 minuten, en zo’n 15 km lopen.
En dan nog levert de tijdwinst 160 score-minuten voorsprong op de nummer 2. Maar dat is niet leuk! En bovendien: je weet niet wat de andere teams doen, en of je toevallig valse CP’s hebt genoteerd. Dus is ongetwijfeld onze tactiek de volgende keer weer: rennen, rennen, rennen, tot we er bij neervallen. Kilometers maken.
Maar dan komt spontaan de vraag op: hoeveel kilometers zijn het volgend jaar? Je zag net de alsmaar stijgende trend, maar dit jaar liepen we 4 km minder dan vorig jaar. Alleen hadden we toen 9 km méér ómgelopen dan dit jaar, dus de route an sich was dit jaar toch weer een stukje langer. Als je dat doortrekt krijg je voor volgend jaar iets van 60 km als kortste parcours, een zorgwekkende trend.
Maar je kan het ook positief benaderen: hoe langer de afstand, des te groter onze voorsprong, dus winnen we dan zeker. En als ik onze daadwerkelijke gelopen afstand extrapoleer komt er het plaatje links uit. Dus we worden steeds effectiever. Best verrassend.
Zoals elk jaar heb ik onze tijdsbesteding weer als een taartdiagram uitgewerkt. Heel verrassend is het niet, maar het gevoel dat we minder hebben lopen zoeken naar CP’s dan vorig jaar blijkt wel te kloppen. Misschien kwam dat door de sneeuw toen? Of zou de regen voor een sterkere perceptie van urgentie hebben gezorgd, vooropgesteld dat we beter zoeken of meer vinden onder stress?
Uitslag
Ten slotte heb ik de uitslag nog even in 1 tabel gezet, met wat statistische gegevens er bij. Ook daar valt het één en ander op te merken:
De intekenpunten zijn niet populair. Daar is minder dan de helft (44%) van de teams geweest. En voor de opdrachten die we in het veld kregen is dat nog erger: die zijn maar voor 24% uitgevoerd.
De eerste punten van de eerste etappe zijn het drukst bezocht. De ‘oude’ kaart was niet heel populair. Maar de meeste teams zijn wel langs de voorgedrukte CP’s gelopen.
De 2e etappe is door veel teams fors ingekort. De voorgedrukte punten in het westelijke deel van de route zijn door de meeste teams bezocht, evenals het noordelijke deel. Maar toch jammer dat ze soms pal over de intekenpunten zijn gelopen zonder ze te noteren.
Sommige valse CP’s zijn goed gelukt: CP22 op de oude kaart (38% fout), CP28 bovenaan de ijzeren trap (33%), en CP39 in een langwerpige verlaging (41% fout).
Andere weer minder: CP10, CP24, CP34 CP46 en CP54; die had niemand fout.
Het is niet zo handig om in plaats van het controlegetal het nummer van het CP te noteren; dat is meestal niet het zelfde. Twee teams deden dat.
Het is wel handig om het controlegetal bij het juiste CP te noteren. Twee teams deden dat niet.
Bepaalde getallen laten zich graag verkeerd lezen. Beruchte paren zijn 13 en 15, 18 en 13, 16 en 19, 19 en 18, 21 en 17, en ten slotte 12 en 72. Dan weet je dat voor de volgende keer. Ik zelf zou dat nooooit fout doen.
Meetshoven is een flink eind rijden vanaf Eindhoven, maar toen ik zag dat Omega een Eilandmemorisatie organiseerde was de beslissing snel genomen: er heen!
Memorisatie is eigenlijk een basistechniek voor oriëntatielopers, maar in de praktijk vergeet ik het nog wel eens, ironisch genoeg. Eigenlijk gaat het niet eens zo zeer om het memoriseren zelf maar om de achterliggende methode, die ik vaker zou moeten toepassen.
Waar gaat dit over?
Memoriseren is onthouden: je kijkt naar de kaart, en zonder daar nóg eens op te kijken loop je naar het doel, gebruik makend van wat je op de kaart hebt gezien. De truc is het versimpelen van de kaart, waardoor je je juist op de essentiële kenmerken concentreert, die onthoudt, en vervolgens de route afloopt. Zonder op de kaart te kijken, en daaruit haal je dan extra tijdwinst. Hoe? Daar kom ik straks op.
Eilandmemorisatie is een type wedstrijd waarbij de route vast ligt, althans, zo vast als bij een normale oriëntatieloop -dus met een vaste volgorde volgens de postomschrijving- maar waarbij op een paar plaatsen in het terrein, de “eilanden”, en bij de start een vaste kaart geplaatst is, die je niet mee kan nemen. Je moet dus bij de start de route onthouden, maar ook -misschien nog wel belangrijker- de locaties van de kaarten, om op terug te vallen.
Typisch lukt het niet de hele route in 1 keer te onthouden. Dus je gaat slimme combinaties maken van posten, en loopt tussendoor langs een van de kaarten in het veld voor een update. In dit geval waren het maar 11 posten, maar da’s toch net te veel om in een volstrekt nieuw en onbekend stuk bos in één keer te onthouden.
Dus ik koos er voor om drie posten uit mijn hoofd te doen, dan langs de kaart in het midden van de kaart te lopen, en dan de rest in 1 of 2 etappes af te maken.
Ik versimpelde de kaart in mijn hoofd tot ongeveer dit:
Post 1 bijna over paden, grove schatting van het aantal passen, en het laatste stukje doorsteken.
Dan verder pal zuid, pad kruisen, zuidwest tot cultuurgrens: bam!
Doorlopen tot pad, rechtsaf, bij kruising met veel paden het westelijkste pad volgen tot open plek, en dan post 3 in het hoekje van het vrijstaande bos in het midden daar van.
Tenslotte over het pad om een “verboden terrein” (met hek?) heen, tot de verre hoek schuin links achter van het weiland.
Dat ging uitstekend, tot ik vanaf post 3 op zoek ging naar de kaart, maar die niet kon vinden. Na voor mijn gevoel veel te ver te hebben gelopen, ging ik de hoek om naar het oosten, en keek ik nog eens op mijn kompas, maar constateerde verbaasd dat ik niet naar het oosten liep -wat ik dacht te doen- maar naar het zuiden. Inconsistent.
Verdwaald!
Dat is lastig. Als je verdwaald bent en ook nog eens geen kaart hebt. Terug lopen naar het vorige punt zou wel lastig worden, want ik was immers ergens anders dan waar ik dacht dat ik was. Terug naar de start lopen was wel erg sneu, dus keek ik goed om me heen. Overal andere lopers, maar kennelijk allemaal op een andere route, want iedereen die ik zag had zelf een kaart in zijn handen (en liep dus niet deze zelfde memorisatieroute). Even een kaart lenen was uit den boze, want dat is natuurlijk niet volgens het spel.
Wat ik wist was dat de kaart in een zuidoosthoek hing van een weiland. Weilanden genoeg om me heen, en ook meerdere zuidoosthoeken, maar ik wist, of dacht te weten, dat ik te ver naar het westen was gelopen, dus ik moest is oostelijke richting. En warempel! Daar hingen een paar kaarten. Het had me wel 5 minuten gekost, maar ik was gered.
Nou blijkt dat het al eerder was misgegaan, want ik was na post twee de hoek om een pad in gelopen, waarvan ik onthouden had dat het naar het westen moest leiden, maar dat naar het zuiden liep. Vreemd vond ik dat. De fout zat hem er in dat ik in mijn versimpelde kaartbeeld in m’n hoofd het diagonale pad voor het gemak recht had getrokken, en meende dat dat naar het noorden ging, zodat ik de bocht om naar het westen moest. En toen ik op weg naar post 3 het weiland in liep, dacht ik af te slaan naar het zuiden, zodat ik ná 3 verder door naar het zuiden moest op weg naar de kaart. Maar ik liep juist dóór naar het westen. Mijn kompas had me kunnen helpen, maar ook voor meer verwarring kunnen zorgen.
De volgende keer…
… Zou ik beter moeten letten op de richting, koers en kompas. Nou ja, de volgende keer was nu, want er waren nog 8 posten en een tussen-finish te gaan. Meteen mezelf her-kalibreren. Het is een tikje lastiger dan ik dacht.
Een van de dingen die ik miste was overzicht. Ik had, zoals gebruikelijk, bij het bepalen van de route van de start naar post 1 de kaart gedraaid, georiënteerd. Handig voor dat been, maar voor alle volgende benen slaat dat natuurlijk nergens op. Dat is vast voor de helft debet aan mijn 90-graden fouten rond post 3. Bovendien is het draaien van de kaart leuk als je het per been doet, om snel de beste route te vinden, en intuïtiever van koers te veranderen, maar bij memorisatie is dat van ondergeschikt belang. Misschien kan je het wel doen en per been inprenten hoe de vorm van dat deel van de route er uit ziet, en wat je links en rechts laat liggen. Maar als je een fout maakt ben je verloren en mis je al gauw elke referentie.
Probeer dus het geheel te onthouden, de route die je wilt lopen op een kaart met het noorden boven, zodat je maar één beeld op je netvlies hoeft te branden, en zorg dat je, al lopend, een gevoel houdt voor waar het noorden is en waar je jezelf op die kaart, met het noorden boven, bevindt. En je hebt natuurlijk je kompas nog, voor dat noord-gevoel.
Met dit als uitgangspunt ging ik verder. Vanaf waar ik stond (het rode vierkant met de kaart) waren posten 4 t/m 9 relatief dichtbij en op erg herkenbare plaatsen. Ik onthield hun relatieve positie, en onmiskenbare kenmerken waarmee ik ze zou kunnen vinden. Een hoek van een veld, een bocht van een sloot, afstanden tot kruispunten, en hoe ik zou lopen, gebruik makend van paden en kruispunten. En al gauw werd duidelijk dat post 10 ook wel te doen moest zijn. 11 dan ook maar? 8 posten onthouden leek net wat veel, maar het was ook wel weer aantrekkelijk. De tegenslag van het begin alweer bijna vergeten besloot ik het er op te wagen.
Tot en met post 9 ging het vlekkeloos, maar toen ik op weg was naar 10 besefte ik dat ik alleen maar een globaal gevoel voor richting had en niet zo veel inschatting van afstand. Maar ik had onthouden ik vanaf een doorgang tussen huizen naar het noorden moetst, en dat 10 dan links, en 11 verderop rechts naast het pad moest liggen. En de huizen waren door het winterse kale bos wel te zien. Weliswaar niet via de kortste, maar wel via een effectieve en snelle route kwam ik tussen de huizen uit, en toen ik een doorgang zag ging ik er in. De bedoelde doorgang leek meer op een tuin vol onkruid, zodat ik iets wat toegankelijker maar naar later bleek een oprit van een huis in rende, achter een toevallige andere loper aan die kennelijk het zelfde had gedacht. Gelukkig liep de oprit als ware het een pad door het bos in, alleen lag de post nu niet links maar rechts van het pad. Die vond ik, maar ik kon me eigenlijk niet meer herinneren na 7 andere posten waar 11 nou stond.
Maar wat ik wel wist was dat de kaartenwissel/start vlakbij was, en dus rende ik door naar het noorden, keek daar nog een keer op de kaart, en kon, met maar 1 minuut verlies, via 11 alsnog de eerste etappe afmaken. Best efficiënt, die laatste kwinkslag via de start, al zeg ik het zelf.
Lijnenloop
De lijnenloop, met een kaart met alleen maar zwarte lijnen (of het nou paden, sloten, greppels of wallen waren maakte niet uit), was een eitje. Op een aantal plekken kon ik gewoon een stuk afsnijden, want ik kende na de memorisatieronde het bos al aardig, sommige posten waren het zelfde als daarnet, en met koersen en afstanden was er weinig twijfel mogelijk. Dat ging dan ook super, en volgens de splits lag ik, ondanks de vertraging in het 1e deel, na de lijnenloop nipt op kop.
IOF
Het laatste stuk was een IOF kaart. Gewoon, net als altijd. Hoewel dat ook niet slecht ging ben ik daar nog wel 3 minuten verloren op de nummer 1. Maar goed, toch nog tweede geworden is zeker niet verkeerd, en bovendien was de memorisatieronde weer geweldig om te doen. Dat zou best vaker onderdeel van een wedstrijd mogen zijn, of, zoals anderhalf jaar terug, de complete wedstrijd mogen volhouden. Geef je hersens er van langs. Heerlijk!
Strategie
Toch is het laatste woord over de beste strategie nog niet gezegd. En dan bedoel ik niet het verdelen van de route in tactische en behapbare delen, want dat is natuurlijk een peulenschilletje vergeleken met het onthouden van de kaart. Enerzijds is er het versimpelen van de kaart tot slechts het minimale om foutloos te kunnen oriënteren. Maar tegelijkertijd wil je niet bij de minste of geringste afwijking van de kaart lopen en -omdat je slechts een kruimelspoor hebt opgeslagen- dat met geen mogelijkheid meer kunnen corrigeren. Dus je moet net iets meer onthouden om de route-corridor heen. Al was het alleen al om de locaties van de “eilanden”, de kaarten in het veld, te kunnen duiden.
Ik denk dat het het beste is om je een noord-georiënteerde kaart in te prenten. En te onthouden wat je op die kaart moet doen om van punt tot punt te raken. “Pad, afslag, noordoost, sloot, volgen tot bocht, post. West tot greppel, noord, talud volgen, pad, tweede afslag links, stukje noordwest, post.” Maar altijd met een beeld van de kaart er bij. Gaat het fout, dan weet je waar je bent ten opzichte van de omgeving.
Aan de andere kant zou je, als je geen fouten maakt, ook elk been afzonderlijk kunnen inprenten, met de koers “omhoog”, en onthouden wat je links en rechts laat liggen. Dat lijkt een eenvoudiger, 1-dimensionale verzameling te onthouden kenmerken, maar omdat de context van de kaart ontbreekt, denk ik dat dat toch een zwaardere opgave voor je geheugen is. En als je zo 5 posten wilt onthouden, vergeet je al snel het zoveelste zij-paadje, waardoor je alsnog de weg kwijt raakt. Los van het feit dat het bij elke post niet intuïtief is welke kant het volgende been op georiënteerd is. Ik blijf bij mijn eerste idee: noord boven. En dat perfectioneren, zodat ik 7 of 8 posten in één keer kan doen.
Trainen
De grote vraag is natuurlijk: hoe train ik dit? Op o-training.net staan in elk geval een aantal aardige oefeningen. Thuis op de kaart van nabijgelegen bos een route tekenen en die zonder kaart rennen is een optie, maar ik geloof dat mijn oriëntatiegevoel totaal anders werkt in een bekende omgeving, waar locaties een associatie oproepen en daardoor zoveel eenvoudiger te onthouden zijn. Het moet dus een onbekende omgeving zijn waar ik de kaart nog niet van ken. En die zijn er vlakbij niet echt, dus moet ik verder van huis. Alleen, zodra je een route verzint, is die door het tekenen daarvan misschien al weer te makkelijk onthouden. Maar ja, dat is eigenlijk ook memoriseren.
Pak op de parkeerplaats bij een onbekend bos een stafkaart, teken er een route op, leg de kaart in de auto, ga rennen, en als je terug komt check je of je het goed hebt gedaan, eventueel achteraf met GPS-horloge.
Wellicht valt het ook vanuit de Leunstoel te trainen. Ik kan me bijvoorbeeld voorstellen:
De ene dag een route verzinnen op een willekeurige kaart (kan ook een stadsplattegrond zijn), en die een dag later tekenen. Je moet dan eigenlijk wel twee kopieën van de kaart hebben. De vraag is een beetje of de tijdschaal van een dag representatief is voor het type geheugen (korte-termijn) dat je bij een memorisatiewedstrijd gebruikt.
Je zou ook een route op de kaart kunnen uitdenken, en die even later als vereenvoudigde looproute kunnen tekenen op een blanco stuk papier. Kijken of je alle afslagen en essentiële terreinkenmerken nog weet. Kloppen de afstanden en richtingen nog een beetje? En hoe ziet die kaart er uit als je het een dag later probeert? Ik zie al een leuk experiment opdoemen.
Mocht je na het lezen van dit artikel meer leuke ideeën, oefeningen, strategieën of tactieken te binnen schieten, dan kan je die hier onder uiteraard posten. Sterker nog, ik nodig je van harte uit om er eens even over na te denken en een reactie achter te laten. Ik ben benieuwd.
Want dan komen jullie weer allemaal tips tegen voor volgend jaar. En ik heb de afgelopen paar jaar al al onze slimmigheden uit de doeken gedaan, tactieken besproken, en Woudlopers’ instinkers verraden, waardoor jullie zoveel beter werden, dat wij het dit jaar met een 5e plaats moesten stellen. Had ik dat dat niet gedaan, dan hadden we ongetwijfeld gewonnen…
Maar daar gaat het natuurlijk niet in de eerste plaats om bij de WOR, de Woulopers Oriëntatie Run. Dit was alweer de 5e editie van dit onnavolgbare evenement. Met nóg meer inventieve constructies, zowel in het echt als op de kaart. En daarom draait het om de belevenis. Vergeet de uitslag: die is leuk als je wint. Dit was weer een volle dag oriëntatie-entertainment, inclusief voorpret en bier na.
Pang!
Het startschot klinkt. Een -tweede- “dikkopje” schiet naar de overkant van het kanaal (nadat de eerste er in is beland). Het bolletje ter grootte van een pingpongbal, maar dan wat zwaarder, landt in de bomen aan de overkant van het Kanaal Bocholt-Herentals.
Dit (het balletje) is het laatste CP van de route, oftewel, daar waar het terecht is gekomen kunnen we het laatste controlenummer vinden dat de score van de route bepaalt. Samen met nog 83 andere CP’s. Elk gemist of fout CP kost 30 strafminuten, sommige, de specials, zelfs nog een kwartier meer. Die zijn ook iets lastiger. Dit balletje hoort daar ook bij. Goed onthouden waar het is neergekomen is lastig, want direct na het startschot volgt het stressvolste deel van de dag: de route bepalen. Ieder van de 29 teams van 2 deelnemers heeft een enveloppe met een stuk of 8 kaarten gekregen, in tweevoud zelfs zodat we samen kunnen kaartlezen -wel zo leuk-, maar daarop is maar een deel van de CP’s aangegeven. Een aantal moeten we nog intekenen aan de hand van coördinaten, van aanwijzingen die we in de week tevoren hebben gekregen, en soms van gegevens die we pas onderweg gaan tegenkomen. Maar de kaarten vormen een soort slang. Ze sluiten op elkaar aan, overlappen soms gedeeltelijk, maar zijn veelal verschillend qua schaal en type, en dus is niet meteen het overzicht duidelijk. Daar moet aan gewerkt worden. We besluiten alles wat we al kunnen voorbereiden te markeren, uit te rekenen, en in te tekenen, en gaan dan op pad. De meeste teams zijn minder consciëntieus en zoeken het onderweg kennelijk wel uit, want ze zijn al in geen velden of wegen meer te bekennen.
We steken het kanaal over; er is toevallig een brug vlakbij. Eén van de Woudlopers heeft bij het startschot verklapt dat ze nog niet aan het ophangen van het laatste CP zijn toegekomen. Dat weten we, want het vloog zoëven nog boven het water. Zoeken zal niet zoveel zin hebben. Dus er valt niets te noteren, tenzij er het zelfde CP-nummer bij hangt als in het filmpje van de huistaak. Maar dat zal wel niet. Die slaan we dus over, en daar lopen we op het eind nog even langs. Kost hooguit 5 minuten extra. Toch?
Web
Het eerst volgende CP is een makkelijke, CP61 staat gewoon op de kaart. Maar dan volgt een stuk “Spinnenweb”. De legenda beschrijft de route, maar waar moeten we beginnen om bij CP57 te eindigen, en onderweg bovendien 60, 59 en 58 tegen te komen? Ik herinner me van de voorbereiding (googlemaps-googlemaps-en-nog-eens-googlemaps) dat het hier redelijk rechthoekig loop allemaal. Dus we komen uit het web bij CP60 op een pad dat haaks staat op het eerste pad vanaf CP57. En dat pad zal wel weer op de kaart staan zodat de teams die de route met de klok mee lopen verder kunnen. Het is een gok, maar we hebben geluk. We noteren een CP (is dat 60?), en even later hangt er een bordje op een zij-pad van ons pad “WOR: Dit is geen pad.”, zodat we weten dat we goed zitten. Dat is kennelijk nog onderdeel van het WEB. Even later weer een CP, dat zal dan wel 59 zijn. Rechts, rechts, links, CP58, rechts, links (kan ook niet anders), links, rechtdoor, links. (Zullen we een stukje afsnijden? Nee, toch maar niet, we bevinden ons toch al op glad ijs.) Rechts, rechts, en voilá, daar hangt een plastic spinnenweb zoals in de huistaak: CP57. Het heeft gewerkt.
Bij CP56 is het een kaalslag van kapwerkzaamheden. Maar de CP’s schieten de grond uit: er zijn valse bij. CP56 ligt in het verlengde van het pad dat naar CP55 leidt, en zo bepalen we welke de juiste is. Minder nauwkeurig peilen en we hadden het fout gehad. CP55 en CP54 gaan van een leien dakje, en ook bij CP U hebben we gelukt. Daar hangt een foto van de vrijwel symmetrische brug waar we net overheen kwamen. Gelukkig hoeven we niet terug, want bij de tuidraad aan deze kant ligt het juiste CP: te zien aan de lichtval en de bunker in de verte aan de oever van het kanaal. En, uiteraard, hangt er bij de puntsymmetrisch identieke tui diametraal aan de overkant ook een -ander- CP.
Het volgende punt, CP53, is lastiger. Volgens de kaart op de bult tussen de drie palen, maar daar vinden we niets. Later blijkt dat het op een van de drie palen zelf hing, maar dat vonden we te ver uit het midden van de cirkel. Fair is dat dit punt voor ieder die er langs is gekomen goed is gerekend, gevonden of niet. (Om dit soort redenen, hoe dingen worden opgelost, steekt de WOR boven het maaiveld uit.)
CP52 t/m S zijn eigenlijk te eenvoudig om waar te zijn. Telkens zoeken we een addertje onder het gras. CP T is lastig als je de andere kant op loopt (“zoek T op de verbindingslijn tussen CP52 en CP53), maar verder is alles eenduidig. Bij CP S zoeken we een boom zoals op een foto is afgebeeld, maar ook die kan niet missen. Vreemd genoeg maken we bij CP50 wel een extreem stomme fout: we noteren 46 in plaats van 64. Alleen omdat het nummer op zijn kop stond? Dit zijn het soort foutjes dat niet had gehoeven. Zo lang de opdrachten maar moeilijk genoeg zijn blijven we scherp, maar als het te makkelijk wordt…
Q
Nee, da’s toch niet helemaal waar. Want bij CP Q gaan we de mist in. We hebben al meerdere CP’s gezien, op verschillende afstanden, dus dat wordt opletten. Q is de ‘Ezelspost’. Dat betekent dat we ons 2 keer aan dezelfde steen gaan stoten. Eerst 100 meter in richting 324°, dan 100 meter in de richting 144°, vervolgens 80 meter in de richting 326°, en dan achterwaarts 20 meter in de richting 326°. Eitje: de eerste twee koersen zijn tegengesteld, dus je komt weer terug bij Q, en dan lopen we ergens 80 meter heen en 20 meter terug.
Mis! Je moet niet achterwaarts met je neus in richting 326° lopen, maar je moet lopen in de richting 326°, met je neus waar je hem het liefst in steekt. Dat doen we dus fout. 80m-20m = 100m, en niet 60m. Fout nummer 2 vandaag. En het kost wat extra meters omdat we met onze alternatieve strategie een stukje terug moeten.
En of het nog niet genoeg is, tuinen we er bij het volgende CP, CP45, meteen weer in. Gaat lekker jongens. Afstand schatten is een kunst, als je over de hoog-pollige heide holt. En als je dan een verkeerde correctiefactor ten opzichte van vlak terrein hanteert, kom je verkeerd uit. Vol overtuiging noteren we 81 waar 57 had moeten staan. Alsof we het dóór hebben gaat vanaf dat moment alles op scherp. Strak passeren we elk CP, en noteren telkens het juiste nummer. CP P, dat we zelf hebben ingetekend, geeft aanvankelijk nog wat problemen omdat de liniaal kennelijk een tijdelijke offset van 1cm had, maar nu is hij weer op lengte, en dus tekenen we het punt vervolgens op de plek waar hij ook blijkt te hangen. Ik kan haast niets spannends vertellen over de volgende punten, behalve dan dat we CP37 wellicht beter later hadden kunnen doen, wanneer we bij CP16 zouden zijn aangekomen. Maar goed, zoals gezegd wilde het overzicht van de diverse kaarten vandaag niet helemaal doordringen.
Leuk bij CP38 en CP35 is dat het kaart uit 1991 blijkt, terwijl we nu in een volgende eeuw leven, en er in de tussentijd een man met een bijl langs is geweest. Wat eens bos was is nu kaal en wellicht geldt het omgekeerde ook. Dat bij het drukken van de kaart (links) bovendien de zwarte inkt net op was maakt het er ook niet makkelijker op.
Déjà-vu
Maar het volgende leuke punt bevindt zich tussen CP33 en CP32. We hebben CP N en CP M al ingetekend, maar gezien de opdracht (“CP N zit op 345° op exact 47m vanaf CP M”) kunnen we het beste eerst CP M bepalen. Dat blijkt het oostelijkste vervallen stenen bouwwerk te zijn. Iemand hoopte dat we het andere hutje zouden nemen. Want vanaf daar (uiteraard hangt er een CP bij beide hutjes) staat er zo’n beetje elke meter tussen 40m en 55m in de richting 345° een geel CP bordje. Passen tellen om de afstand op 2,5% nauwkeurig te schatten? Nah! En op diezelfde koers vanaf het oostelijke hutje -het juiste- hangt er maar één, op inderdaad iets van 47 meter. Dat moet hem zijn. Leer mij de Woudlopers kennen.
Tot en met CP25 loopt alles eveneens gesmeerd. Tussentijds zoeken we op twee zelf-ingetekende punten (die er ook blijken te hangen, soms verdacht in het zicht) en flink aantal vaste posities op de kaart. Ook wat valse CP’s her en der, maar telkens op een aanwijsbaar verkeerde locatie. Ergens rond CP28 komen we het eerste team tegen dat met de klok mee loopt. Zouden wij ook al halverwege zijn? Geen idee hoe we er voor staan, want we hebben eerder nog niemand gezien.
Bij J moeten we een lollige Visgraat gebruiken. Maar als ik je vertel dat er binnen 15 meter een paar paadjes lopen zoals hier naast in rood geschetst, kan je je voorstellen dat het einde van deze “route” best onverwacht is. CP25 is, zoals gezegd, iets lastiger, maar vooral omdat we niet goed in het roadbook hebben gekeken, en minutenlang naar een CP nummer zoeken terwijl we het nummer op het bord van het fietsroutenetwerk moeten noteren. Tja… Intussen komen we steeds meer teams tegen, die dus ook over de helft zijn.
O, ja, X2 en X1 zijn ook niet triviaal, maar dat is onze eigen schuld. Als je de route niet in de aangegeven richting loopt mis je informatie die je eerder gekregen zou hebben, maar nu later pas krijgt. Binnen de cirkels X1 en X2 hangen namelijk vier CP nummers, op elke hoek van de kruising eentje. We noteren ze maar allemaal, zodat we later de juiste kunnen noteren en inleveren. Tot nu toe hebben we niet veel hoeven heen en weer lopen om het roadbook van achter naar voren af te werken.
Patatten
Spoedig verdienen we deze twee ontbrekende extra aanwijzingen, als we succesvol Vlaamse friet maken. En dat is nog een hele operatie. Patat wordt gemaakt van aardappels. Niet zomaar aardappels, maar exemplaren van ten minste 5cm dikte. Die worden vervolgens met grote snelheid door een frietsnijder, een rastervormig netwerk van messen, gejast. Om het jassen te vergemakkelijken bevindt zicht vóór de snijder een royale trechter, maar om het weer te bemoeilijken wordt de aardappel van 10 meter afstand deze trechter in geschoten. Tot zover de theorie. In de praktijk ziet dat er zo uit: (rechts). Om te schieten wordt een aardappel geladen in een frietschietpijp, die met perslucht op druk wordt gebracht. Mikken, kraan open, en vlam, de pieper wordt friet. Twee keer keurige rechte patatten, en een keer wat laffe chips, maar voldoende om een puntzak vol X’s te verdienen, zodat we X2 en X1 in retroperspectief alsnog kunnen vinden.
We zijn nog niet klaar hier. Terwijl de vuurkorf vrolijk knettert identificeren we een harige schurk, door de juiste bril, baard, ogen, en kapsel te verzamelen, middels een stukje micro-oriëntiatie. Dit keer vinden we op die manier geen CP nummers, maar compositiefoto-onderdelen. En er is geen oriëntatiekaart, maar aanwijzingen als deze (hiernaast), die dan onherroepelijk naar de glasbak verwijzen. Of naar de dug-out, een hekje, of een Eva. Na vier aanwijzingen blijft er één harig sujet over, en de vijfde aanwijzing gebruiken we als verificatie, maar het blijkt te kloppen. Het persoonsidentificatienummer blijkt -heel toevallig- het controlegetal dat we zoeken voor CP Y.
We eten een stuk ontbijtkoek, drinken wat uit onze rugzak, lebberen een cafeïne-jelletje naar binnen, maar zijn te ongedurig om te wachten tot onze frieten dubbel gebakken zijn, en gaan weer op pad.
Help, een slang!
In het voorfilmpje was er spraken van een spin, een dikkopje en een slang. En hier is hij dan, in de vorm van een zestal deelkaarten die schots en scheef afgedrukt staan. “Noord boven” is zóóó 2015. Maar goed, we kunnen uitstekend oriënteren, dus dit is geen enkel probleem. Het blijken recente kaarten, want wat gekapt lijkt is het ook echt. Geen fouten dan ook in deze serie. Waarom het een slang heet? Kijk maar op deze link.
Maar dan wordt het ineens andere koek, als we de normaal gekleurde kaart af lopen, en op de oro-kaart terecht komen: alleen hoogtelijnen. En dan ook nog eens in het lastigste stuk van de omgeving. Goed dat we CP37 (weet je nog?) niet ook nog hoeven te doen halverwege, want op de kaart blijven is al lastig genoeg.
Door de hoogtelijnen het reliëf niet meer zien
Op zich is zoveel reliëf en zoveel detail goed te doen, zou je zeggen -er valt tenminste wat te oriënteren-, maar als alles op elkaar lijkt, en vanwege de bomen het zicht ook maar beperkt is, ligt naast elke heuvel wel een kuil. En als je dan ook nog eens met een rode viltstift over de bruine hoogtelijnen hebt getekend, en -erger nog- over de dieptestreepjes die de richting van de lage kant van een hoogtelijn aangeven, dan loop je ineens naar een heuvel te zoeken terwijl je een kuil moet hebben.
Dat kost tijd! Weer een don’t geleerd voor de volgende keer. Maar gelukkig vinden we uiteindelijk alle juiste CP’s in deze hoogtelijnenwildernis; je zou er bijna over struikelen. We zondigen even tegen de aangegeven volgorde, 18-16-17-15, maar ja, korter is korter. Achteraf zou je zeggen dat het nog korter had gekund als we de optimale route hadden gekozen, maar dat scheelt in vogelvlucht 500m, en dat is, met 6 minuten per km gemiddeld, een besparing van amper 4 minuten, terwijl het uitzoeken van de snelste route misschien nog wel langer had geduurd.
En dan heb ik het risico dat we bij het opnieuw inprikken op de hoogtelijnen kaart zouden verdwalen of een fout maken, niet meegenomen. Kortom, het was wel goed zo.
Bird’s eye
Na de hoogtelijnen komen we op een luchtfoto terecht. Al doet die, in zwart-wit, nogal overjarig aan, de bomen op de luchtfoto staan er over het algemeen nog steeds, en het zand ligt er ook nog. Eigenlijk is dit nog wel makkelijker dan een IOF kaart.
Foutloos bereiken we elk punt. CP I hebben we bij de start al op de kaart getekend, en het wandelpaaltje aldaar is direct gespot.
Op-en-neer
Tot we bij CP 8 komen. Dat is een toren van 73,7 meter hoog. We rennen enthousiast omhoog. Nou ja, de eerste 30 treden dan. Daarna wordt het lopen. Dan begint het hijgen, zuchten en steunen. En de laatste 5 trappen zijn afzien. Maar gelukkig zien we na 144 treden klimmen het CP direct hangen. Te makkelijk eigenlijk, zo in het zicht. Wat staat er in het roadbook? “Zie Infobord”. Verdorie, kunnen we weer naar beneden. Op dat bord staat een WOR-pijl bij de hoogte van de toren; boven dus, maar dat wisten we al. Omdat er ook een verrekijker bovenop staat, en we enige twijfel hadden bij CP I, of we daar wel het CP zochten of iets dat vanaf de toren te zien zou zijn, klimmen we nog een keer naar boven, maar niets dat ons op andere gedachten brengt. Weer beneden loop ik nog een keer langs het infobord, en dan valt op dat er niet 73,7 meter op staat, maar 73,5. Het CP moet dus 20cm lager dan het hoogste platform hangen. Voor de laatste keer klimmen we de 144 treden op -rennen lukt al lang niet meer- om te constateren dat er echt geen CP onder hangt. Later zal blijken dat we boven over leuning hadden moeten kijken, en dat er alsnog een CP zit, lager dan het platform, maar aan de buitenkant. Je zou kunnen stellen dat we voor niets drie keer de toren hebben beklommen, en een kwartier hebben verloren. Maar het uitzicht was prachtig.
Uitgeput vervolgen we de route. We stuntelen nog wat rond bij niet-bijster lastige foto-opdrachten onderweg van CP8 naar CP7, we vinden na enig zoekwerk ons CP E van een van de huistaken, we kruipen door twee tunneltjes onder de weg omdat het CP op de kaart midden boven het pad getekend staat, en we vragen ons nog eens af of we wel de snelste routervolgorde hebben gekozen. Toch kost het meer tijd om CP6 te vinden dan dat we daar over nadenken. Iets zorgt voor tijdsdruk, want na dit succestraject maken we een paar fouten, zo zal blijken.
Tsjilp tsjilp
In de huistaak-video stond iets over vogeltjes en vooral geluiden. Een eend doet ‘kwaaak’ en een sijs zegt ‘tsjilp-tjilp-tsjilp’. Dus als we op, aan, en onder bomen 10 vogeltjes met CP-nummers er bij zien, twijfelen we geen seconde om het nummer van het object dat tsjilpt te noteren. De rest van de beesten blijft stil. Denken we. Het zouden de Woudlopers niet zijn als er behalve een tsjilpende boomtak, ook een tsjilpende vogel zou zijn. En die hebben we aldus gemist.
Het volgende CP, CP5 kunnen we niet vinden. Het zou volgens het roadbook aan de “noordkant van de open plaats” moeten hangen, maar we vinden er niets. Ik weet nog steeds niet waar we hadden moeten zoeken, maar een aantal teams hebben het punt wel gevonden, dus het zal aan ons gelegen hebben.
Ten slotte volgt een stukje verzilveren van de voorbereiding. Met wat koersen en afstanden spurten we door een woonwijk, onderweg een paar CP’s noterend. De koersen vallen mooi samen met de straten, maar duidelijker wordt het nog als we de straatnaambordjes zien: die komen mooi overeen met de opdrachten in het roadbook. Het lijkt weer te makkelijk om waar te zijn, maar vergeet niet dat voor de meeste lopers dit stuk pas het begin is, en ze er dus nog in moesten komen.
Maar bij CP 1 zijn we er nog niet: de hele route zou begonnen zijn met het volgen van een dierenspoor. De muis wordt opgegeten door de kat, die door de wolf wordt verorberd, die door de jager met het ene been (weer uit het Youtube fragment) wordt geschoten. Het spoor van een jager met één been laat zich raden, ten minste, als je nog weet aan welk been de houten poot zit. Maar dat weten we gelukkig nog. Dat de jager uiteindelijk door de beer wordt opgegeten mag de pret niet drukken. Wij moeten namelijk nog even langs CP V, het dikkopje dat bij wijze van startschot naar de overkant van het kanaal was geknald, en nu in een boom hangt. Aan de overkant, bij de finish, staan al een paar teams die klaar zijn, dus de eersten zijn wij niet. Nu maar hopen dat we niet te veel fouten hebben gemaakt. Want wat ik in dit verhaal heb beschreven als fouten, dat wisten we in het veld op het moment zelf natuurlijk niet, want anders hadden we het wel goed gedaan. Duh.
Petrus Blond
Spannend! De uitslag laat nog even op zich wachten, tot alle teams binnen zijn, en alle formulieren nagekeken, maar dat is niet erg, want er vloeit Petrus Blond uit de tap. En er is cola voor de liefhebber.
Maar dan komt de uitslag en blijkt dat we niet gewonnen hebben. Net 66 minuten te veel, of we hadden een paar foutjes minder moeten maken.
Ten slotte wil ik nog vermelden dat dit hele verhaal bij elkaar verzonnen is, want zo’n geweldig event, dat kan natuurlijk niet waar zijn. In elk geval klopt de richting waarin we gelopen hebben niet met het bovenstaande relaas 😉 Dus als je dit leest, vergeet alles snel, en steek er vooral niets van op voor de volgende keer. Het enige wat je hoeft te onthouden is dat wie slim is volgend jaar weer mee doet.
Een bijzondere wedstrijd was het. Of “werd het”, vlak voor het eind, toen ik ineens totaal niet meer wist waar ik was. Zuurstoftekort, denk ik. Ik moest een pad kruisen, en dan even rechts de post vinden, maar ik bleef maar doorlopen, paden en kruispunten te ver. Toen midden in het bos (dacht ik) een weiland zag (echt), duurde het nog bijna een halve minuut tot ik me realiseerde waar ik uithing. Geen idee hoe ik er kwam. Nodeloze minuten verloren, maar toch werd ik nog 4e van de 22. Dat viel mee. De rest ging dan ook zeker niet onverdienstelijk. Een reconstructie:
Start
Samen met Roland van Loon liep ik naar de start. Twee dagen eerder waren we met een nipt verschil gefinisht, en dus zou vlak na elkaar starten niet leuk zijn, met het risico op een halve zwaan-kleef-aan loop als de voorste één foutje maakt. Optimistisch als altijd ging ik voor. Maar omdat Roland niet de minste is trapte ik meteen maar het gas diep in om een voorsprong op te bouwen. En doorsteken natuurlijk. Dit is prachtig bos. Wit: hoge dennen die ver uit elkaar staan, waar je uitstekend tussendoor kan rennen. Alleen is het kennelijk van nature nogal drassig hier, dus hebben ze om de paar meter een greppeltje gegraven, zodat het rennen een soort hink-stap-stap-stap-sprong wordt. Vermoeiend.
Even twijfel ik, nadat ik na de tweede doorsteek op het pad ben uitgekomen. “Was dit handig?” Op een lang pad uitkomen zonder hele duidelijke herkenningspunten (het ligt overal vol met ‘zwarte kruisjes’, omgevallen bomen, dus die ene valt niet echt op. Maar het bochtje in het pad wel. Vanaf daar naar het oosten, en daar moet post 1 staan. Helaas loop ik net een tikkeltje te noordelijk, en lijkt elk bosje daar sprekend op elkaar. Dus “de twee bosjes waar de post tussen staat, met even verderop een omgevallen boom”, dat plaatje komt meerdere keren voor. Ik verlies er ruim een minuut op (zie splits); maar anderen soms nog meer, want kennelijk was het ook een lastige post. Mijn voorsprong op Roland is al meteen een dikke minuut.
Snel
Niet uit het veld geslagen door deze slechte opening, gaan de meeste volgende posten behoorlijk goed. Van 1 naar 2 heb ik dan ook de op-één-na snelste split. De uitdaging bij veel benen is de juiste momenten te kiezen om van het pad af te gaan of het pad juist te volgen, om maximale snelheid te halen. Zoals hier links op de route van 2 naar 3. Niet al het bos is hier wit, en hoewel het winter is, is veel lichtgroen bos al gauw flink vertragend. Lastig is dat je niet kan zien op de kaart welk wit bos trouwens hink-stap-stap-stap-sprong is. Dus dat kan nog wel eens tegenvallen. Maar over het algemeen is de vaart er flink in te houden. En soms blijk ter plekke dat groen op de kaart in de juiste richting ook nog best doorloopbaar is, zoals hier rechts op weg van 8 naar 9.
Geluk
Een enkele keer heb ik geluk. Niet dat ik anders steeds pech had, maar meestal oriënteerde ik op zeker. Alleen op weg naar 11 en naar 12, heb ik een wat riskante route gekozen. Hier had ik beter de route kunnen volgen die ik in groen heb aangegeven. Net zo lang, maar door overzichtelijk wit bos, en met een duidelijke stoplijn of herkenbaarder oriëntatiepunten. Maar goed, ik had geluk en het ging niet heel erg fout. Al was het niet zo snel, want ik liep respectievelijk de 6e en 7e split op deze twee benen.
Dan, op weg naar 15, lijkt het aanvankelijk allemaal vlekkeloos te gaan. De rij kruisjes op de kaart zij allemaal omgevallen of omgezaagde bomen, en die zijn niet te missen in dit witte bos, al ben ik al snel de tel kwijt welke welke is. Zoekend naar een zwarte stippellijn in het bos (een cultuuromslag) beland ik bijna op het pad voorbij de post. Op zich een mooie stoplijn, maar het is toch altijd jammer om eerst te ver te lopen. Ik draai me om en uit het niets komen twee snelle jongens, waarvan ik er één als Frank Buytaert herken. Die gaat mij vermoedelijk inhalen. Op zijn best kan ik hem een stukje bijblijven. Maar nee, hij is al snel uit het zicht. Af en toe vang ik nog een glimp van hem op. Niet om daar op te oriënteren, maar het resultaat is wel dat ik weer flink de vaart er in zet.
Black-out
Het been van 17 naar 18 is behoorlijk lang. Ik ga voluit. De optimale route wordt ingeperkt door hekwerken en andere verboden terreinen. Het bos leent zich op zich voor doorsteken, maar het blijkt wel een erg hoog hink-stap-stap-stap-sprong gehalte te hebben. Uitputtend. Af en toe een pad moeten volgen is een welkome afwisseling. Maar telkens niet voor lang, want dan loop ik weer te veel om. De baanlegger heeft zich optimaal uitgeleefd met de net-niet-rechte-hoeken van de percelen, en de benen precies in de juiste richting getekend, zodat je telkens gaat twijfelen wat de beste optie is.
Ik had op de kaart gekeken, en bedacht dat ik driee keer diagonaal door ging steken, en twee keer een stukje een pad volgen, tot voorbij de kruising. Kon niet mis gaan. Maar toen ik vlakbij post 18 op het laatste pad kwam, en tot aan de kruising ten noordwesten daarvan zou lopen om zo een mooi aanvalspunt te hebben, gebeurde er iets geks. Ik was het hele plan kwijt, sloeg geen achting op de kruising, en rende er pardoes voorbij. Pas toen ik de noordoostelijk daarvan gelegen akker zag begon het te dagen, dat er iets niet klopte. Een halve minuut stond ik me te verbazen waar opeens die akker midden in het bos vandaan kwam. En waar ik dan wel niet was op de kaart. Echt, ik had geen idee.
Nadat het kwartje was gevallen keerde ik om, en maakte de route af. Ik had op weg naar 18 natuurlijk beter het oostelijke pad wat langer moeten volgen, en dan bij het smalste stukje donkergroen er doorheen lopen, om zo, met de open plek en het paadje noord van 18 als referentie, een strakke tijd neer te zetten zonder risico’s te lopen, maar ik had even geen zuurstof. Of zo iets.
Wel een ervaring. Al met al een hele leuke loop, door weliswaar behoorlijk vlak -op alle greppels na- terrein, maar in een erg mooi bos. En uiteindelijk werd ik ook nog 4e, in toch best een sterk deelnemersveld. Dit was de laatste wedstrijd in 2015. Op naar 2016!