Afgelopen zondag was het zomer. Als het mijn eerste trailrun zou zijn geweest, of als het niet zo’n temperatuurtje was, zou ik niet hebben geweten wat ik aan moest trekken, maar dit keer was het overduidelijk: een luchtig singletje. De avond tevoren was het nog wat frisjes, toen ik mijn startnummer alvast op kwam halen, en trok ik bij wijze van voorbereiding op wat ging komen een Alfa Bokje open. Schijnt goed voor je te zijn na het sporten. Dat geloof ik graag; en weet zo’n bier veel, of nu de 18e of 19e oktober is…
Maar het was niet mijn eerste trailrun: het was mijn 2e. Na de Pietersbeartrail, een maand geleden. Toen had ik ineens de smaak te pakken gekregen. Er is ook iets bijzonders mee, wat ik nog niet helemaal doorgrond heb. Ik loop een keer of twee per jaar een halve marathon, en dat is doorgaans een hele onderneming. Daar moet je voor trainen, in vorm zijn, klaar voor maken, en dan anderhalf uur pieken. Dat soort dingen. Een trailrun daarentegen, daar ga je gewoon heen. Je schrijft je in voor een iets langere afstand dan comfortabel klinkt, neemt een rugzakje water of een klein flesje sportdrank mee, stopt een hand winegums in je broekzak, en gaat tussen de andere lopers staan, tot iemand een verhaaltje houdt over het parcours, en je gaat rennen. Startschot? Men roept ‘succes’ naar elkaar, en gaat op pad. In het begin is het wat druk, dus zeg je tegen je buurman: ‘lekker, even warm lopen’.
En met dat idee, die wat nonchalante en ontspannen insteek, voel je je onoverwinnelijk. Tijd doet er niet toe, en afstand is een kwestie van gewoon blijven lopen, dan gaan de kilometers vanzelf onder je door. Ja, toch? OK, bij de Pietersbeartrail waren de laatste 5 kilometers wel loodzwaar, maar dat was omdat het de laatste 5 waren. Zo waren de laatste 5 nu ook zwaar. Maar toch anders, want ik had me ergens bij neergelegd.
Onvoorbereid?
Was ik dan onvoorbereid? Nee, dat zeker niet. Ik kende de route. Van de kaart (want ik houd van kaarten lezen), die ik tevoren best goed bekeken had. Zo goed dat ik, hoewel ik hem had uitgeprint en geplastificeerd meegenomen, er niet op heb hoeven kijken. Dat kwam omdat ik tevoren nieuwsgierig was of er toevallig geocaches op het parcours lagen. Het bleken er twee, letterlijk een meter van het pad, dus onderweg ben ik 2 keer een halve minuut gestopt om een briefje met mijn nickname JGeo en de datum in Boom trilogie #3 en Bokkerijders ‘Kasteel Terborgh’ te stoppen. ‘Grapjas’ noemde trailrunvriend Erik me toen hij dat hoorde :).
En ik had dus ook de route in mijn GPS-horloge geladen, mijn onovertroffen Garmin Forerunner 305 die routes, tracks, waypoints, én virtuele partners begrijpt. Mooi veelzijdig ding; zo maken ze ze niet meer.
Maar ook had ik een nieuw drankgordeltje aangeschaft, want ik wist dat er onderweg 2 verzorgingsposten zouden staan met grofweg 10 km tussen-afstand. Dus mijn waterrugzak met 2 liter koelvloeistof was overbodig, en hoefde niet op mijn zweterige rug te hangen. Ik kon gewoon onderweg drie keer 0.2 liter opdrinken, die ik bij de 2 posten bijvulde, en daar bovendien twee bekertjes vocht naar binnen gieten. Dat zou voldoende blijken.
Keep it simple. Gewoon gaan rennen, en wel zien.
En ik was de avond tevoren, vanuit een vakantieparkje vlakbij -in Vijlen- mijn startnummer gaan halen, zodat ik de 19e gewoon op het laatste moment aan kon komen rijden en á la minute starten. Relaxed!
De trail zelf
Flink wat hoogtemeters zouden er zijn. Knap waren de beboste heuvels in de omgeving aan elkaar geregen tot een cascade van klimmen en dalen voer onverharde paadjes. Soms was er een kort stukje asfalt onder mijn schoenen, maar gelukkig altijd met nog een laagje klei tussen de noppen van mijn Inov-8 Rocklites.
Direct na de start ging het omhoog, langs weilanden, een heuvel op en het bos in. Ik was achteraan gestart, en het was een feest om alleen maar mensen in te halen. Dieselmotor aan, en ophoog. Kort daarna kwamen we het bos weer uit, omlaag door het hoge gras, en ik zag een heuvel verderop de koplopers alweer stijgen. Grappig. Ik had geleerd in te houden bij het dalen, maar dat was toch lastig. Het gaat zo lekker, omlaag. Nog een heuvel over, dan een stukje verharde weg, en weer een zandpad. Daar staat een anti-fietsen-hekje, waar ik, nog top-fit, overheen huppel. Ha!
Het is nog behoorlijk druk op het parcours, maar toch kijk ik even op mijn GPS, waar de volgende bocht heen gaat. Rechtsaf, zo te zien, bij een smalle waterloop, waar een oversteek van betonblokken in ligt. Maar als ik met het groepje waar ik dan tussen loop de oever aan de overkant op ren, komen er ook lopers van links, die kennelijk óm zijn gelopen. Stond niet op de kaart, en ook geen wegwijzers gezien die zo liepen, maar het voelt wel alsof we een stukje afsnijden. Iets knaagt.
De daaropvolgende kilometers hebben afwisselend een weids en dorps karakter. Over holle wegen, door hoog gras aan flanken van weiden, en door de straten van Puth. Een bewoner ziet, zittend voor een kroegje in de zon, onder het genot van een ochtend-biertje alle inspanning voorbij trekken. Bij de drankpost vul ik mijn water aan, en eet een stukje chocola. Nieuwsgierig naar het vervolg ga ik gauw weer verder.
Gevoelsmatig moeten we nu gaan dalen, tot aan Munstergeleen, maar er komen nog evenveel meters omhoog als omlaag, lijkt het. Het ene bos uit -of: af; want de bossen liggen hier op heuvels-, wordt gevolgd door een klim aan de andere kant van de overgestoken weg omhoog, het volgende bos in. Het voelt als vermoeiend, maar het hoort er bij, en in dit tempo moet je goed op letten waar je je voeten neerzet, dus er is genoeg afleiding. Ik trakteer mezelf op een paar winegums.
Dan zie ik op mijn horloge een klein schatkistje naderen, en herinner me de hint: ‘aan het eind van de bomenhaag’. Die omschrijving materialiseert zich al gauw, en onder wat houtjes vind ik een plastic doosje waarin ik snel een briefje stop bij wijze van log. Wie net nog naast me liep loopt nu 100 meter voor me. Dat kostte een halve minuut, maar ik heb alvast iets gescoord vandaag.
Als ik bij een weg kom, moet dit wel het laagste punt zijn van de route. Afstandsgewijs ben ik over de helft; de positieve hoogtemeters gaan nu komen. Maar eerst is er riant tijd om snelheid te maken op het glooiende pad langs de Geleenbeek. (Wat een originele naam, vast genoemd naar een plaats in Limburg. Beek?) Die loopt verderop ook langs de Alfa brouwerij, maar onze route is wat onstuimiger dan de lieflijke beekloop. Maar voor het zo ver is, staat daar de 2e en laatste drankpost. Sportdrank bijvullen en drinken, en een groepje van 6 lopers passeren. Best effectief. Maar dan loop ik wel ineens met een compleet leeg pad voor me.
Er hangen plastic lintjes (zoals naar de start van een oriëntatieloop), en soms een pijl, maar dikwijls moet ik toch even goed kijken. Af en toe ren ik op goed geluk een kant op, hoewel geholpen door het lijntje op mijn horloge. De kaart was ook goed geweest. Soms zie ik een eind verderop een lintje, en later pas een pijl vlakbij. Ik had zomaar een stuk af kunnen snijden, maar altijd blijkt mijn route ook die die zo bedoeld is, gelukkig. Een scherp blik kan zomaar een stekelig geweten opleveren. Maar ik zou ook zomaar het spoor bijster kunnen raken.
Het lijkt soms een beetje een oriëntatieloop, zo. Dat het reliëf me als een rollercoaster op en neer en heen en weer slingert, vergeet ik terloops als ik probeer het kruimelspoor van plastic lintjes en pijlen te volgen, geholpen door mijn digitale kaart. Soms onder boomstammen door, soms er overheen, dan weer verticaal omlaag een diepe insnijding in, en even later mezelf aan boomwortels omhoog trekkend een steile flank op.
Tot het bos ineens ophoudt. Niemand voor me, niemand achter me, en een heel lang pad langs een beek. Waar is iedereen? In de verte zie ik nog net iemand een bocht om gaan, maar een andere kant op dan ik verwacht. Niet linksaf, bergop, wat op mijn kaartje staat, maar een beetje rechts aanhoudend. Even later log ik op dat punt nog een 2e cache, zoek een pijl of lint de heuvel op, maar constateer dat die er niet hangen, en dat vast bij de speech vooraf is verteld dat er wat gewijzigd is in het parcours. Niet gehoord, ik stond ergens achteraan. Rechtdoor dan maar. En als ik goed kijk zie ik heel in de verte nog meer lopers langs het water gaan.
Die gaan we inhalen! Doordat we inmiddels weer in de bewoonde wereld zijn lijkt het of de finish nabij moet zijn. Er klinkt iets Schlager-ish in de verte uit de richting van de brouwerij. De laatste meters. Ik vergeet de route op de kaart. Een verkeersregelaar (een van de velen, die het verkeer voor de lopers tegenhouden; uitstekend geregeld!) stuurt me echter weer bergop, achter de kerk van Schinnen. Maar met die hoogtemeters heb ik het inmiddels wel een beetje gehad. Zware benen, terwijl alles daar boven nog best verder wil. Raar eigenlijk, alsof die beenspieren ineens de dienst uit maken. En méér nog als het, na een stukje dalen, wéér omhoog gaat. Als ik wist dat er nog tien klimmetjes kwamen was dit een eitje, maar omdat ik zojuist op de kaart zag dat het er nog maar twee waren, waren ze ineens zwaar. Slaat dat ergens op? Dat kan niet aan mijn benen liggen, maar aan mijn hoofd.
Maar goed, met nog een loper een stukje voor me, commandeer ik de onderhelft nog even door te zetten. En voor ik het weet is ook de laatste top bereikt, en gaat het alleen nog maar bergaf, zo, tot over de finishlijn.
Wat schets mijn verbazing, achteraf, de volgende dag? Ik ben nota bene 8e geworden van de 95 lopers in mijn leeftijdscategorie! Dat ik had ik echt niet verwacht. Misschien had ik die twee geocaches onderweg toch moeten laten liggen om met het groepje dat 3½ minuut voor me finishte aan te haken. Dan had ik wel wat harder gelopen. Of is dat nou net niet het idee van een trailrun? Is dat weer de ½marathonloper in mij die spreekt?
En de Bèta in de titel? Simpel: de afstand was ongeveer 10·e. In deze prachtige omgeving is een natuurlijke logaritme niet misplaatst. Net zo min als bij dit weer Alfa Lentebok.
Het voelt alsof we hem gewonnen hebben. Maar nee… bijna.
Warm ging het er aan toe. Niet alleen omdat het een pittige strijd bleek. Maar vooral omdat het geen koude nacht was. Dus gingen we, gewoon in korte broek en T-shirtje, de duisternis van 3 oktober in, nog na-zwetend van een gehaaste rit over een filevolle A50 vanuit Eindhoven naar Barchem. Op het nippertje waren we aan de start van de Timeoutdoor Events N8-run verschenen, want de briefing zou om 18:45 zijn, en om 18:44 zetten we de motor uit. Kortom, de adrenaline gierde al in het rond, toen baanlegger Leo (om 19:15; het liep wat uit), de kaarten uitdeelde.
Nachtrun?
Voor wie niet bekend is met de N8-run, zal ik eerst even uitleggen waar het over gaat: De N8-run is een soort trailrun, of oriëntatieloop, in het donker, zonder vastgelegde route, waarbij je zo veel mogelijk juiste controlenummers, CP’s, onderweg moet noteren.
De tijd is beperkt, dus het gaat om snelheid, maar ook om de slimste route langs die checkpoints. Bovendien is er tactiek: doorgaans is de tijd te krap om ze allemaal af te gaan, of om overal net zo lang te zoeken tot je de nummers gevonden hebt. Ze zitten typisch aan de achterkant van een boom, op een paal, of onder een brug, en vaak heb je zelf de locatie op de kaart moeten intekenen aan de hand van hele of halve coördinaten, waardoor de exacte plek soms wat gissen blijft. Kiezen dus, hoe je de kostbare tijd gaat verdelen. En hoe je optimaal van de andere zoekende deelnemers gebruik kan maken, zonder zelf te veel weg te geven. Zo kan je net zo lief linksom als rechtsom lopen. Misschien. Ook dat is tactiek.
Omdat een gemist punt of een vals punt (dikwijls vlakbij het juiste nummer) 30 minuten straftijd oplevert, en een verkeerd genoteerd of fout gegokt controlenummer 60, is het aantal gevonden punten al snel doorslaggevend. Maar ja, elke minuut over de deadline van de wedstrijd, gesteld op 2:00 na middernacht, kost 3 strafminuten, dus op tijd terug zijn is ook niet onbelangrijk.
We waren niet geheel onbevangen, want we, ik en loopmaatje Patrick, hadden al eerder, maar dan tégen elkaar, aan dergelijke Orienteering Challenges deelgenomen. Maar omdat we samen moesten finishen, op straffe van 180 minuten aftrek, zouden we er maar beter geen spelletje Wie is de mol van maken.
Kaarten
De puntentelling kennende ging iedereen, toen de kaarten waren uitgedeeld, als de wiedeweer aan de slag om de 16 ontbrekende punten op de kaarten te tekenen. Beetje puzzelen welke kaart welke schaal heeft, waar ze liggen ten opzichte van elkaar, welke rasterlijn wat voorstelt, maar na 50 minuten staat alles -dubbelgecheckt- exact op de juiste plek, en hebben we bovendien de kortste route uitgestippeld langs elk van de 48 punten. (Waar we ons, naar achteraf zal blijken, tactisch niet aan zullen houden.)
Tegen de tijd dat we klaar waren met tekenen en ons plan voor de nachtelijke route gereed hadden, was een flink aantal teams is al vertrokken, misschien omdat ze minder punten ambieerden, misschien omdat wij eerst nog een tekentafeltje in elkaar hadden geklust van hout dat in de schuur bij de start lag, misschien omdat wij nog wat kunnen verbeteren aan de intekensnelheid, of misschien omdat we ze een tactische voorsprong wilden geven.
90 is meer dan 75 en is minder dan 95
Duh! Maar zo simpel ligt het niet. Laat ik beginnen te melden dat het donker was. Begin oktober gaat de zon namelijk rond zevenen onder. Dan zet je toch gewoon een 2500 lumen felle Lupine Bertha of andere oogverblindende orienteering verstraler ook heet op je hoofd? Vogels vallen spontaan uit hun nest. Maar nee, we kregen allemaal een ieniemienie leeslampje met een paar witte ledjes en drie potloodbatterijen mee, en de rest aan kunstlicht was verboden. Olielampen, kaarsen, en glimwormen ook.
Dus we zagen niet veel, toen we na CP1 en CP22, het tweede CP op de hoek van een hek in een weiland, op kompaskoers naar een strookje bos liepen. 90 meter moest het zijn, tot aan het daaropvolgende CP37.
Patrick voorop, ik zijn koers peilend, daarna ik er achteraan, passen tellend. Na 80 meter begon het bos. En daar zat direct een CP met nummer 4 er op. De koers was dus goed. Maar de afstand leek te kort. Terug, weer passen tellen, 25 stuks (ik tel alleen mijn linker been), en weer heen. Klopte nog steeds. Eerder 75 dan 80 meter. En warempel, in het schijnsel van ons leeslampje ontwaarden we een meter of 10 verderop een natte poel, met daar middenin, weer 10 meter verder, een boomstam. Iets voorbij de 90 meter, maar te mooi om waar te zijn: Patrick ging te water, en op de boomstam zat inderdaad het getal 14.
En dat was alleen met natte voeten te bereiken, dus dat moest wel de goede zijn. Toch? Ons eerste valse controlegetal hadden we binnen. Les 1 vandaag: een CP ligt eerder eerder dan later op de route, ook als het latere punt beter lijkt te kloppen volgens ons.
Maar dat wisten we toen nog niet, en volgens ons liep alles tot dan toe gesmeerd. Maar het daarop volgende CP43 gaf zich niet prijs. Op de kaart stond het in een kuil getekend, terwijl we nota bene een stevige heuvel op waren gerend. Die jongens van het Kadaster, laten we ze Ko’s noemen, hebben er een wat merkwaardige kijk op reliëf. Naar later zou blijken hebben ze de gewoonte om, als het niet helemaal vlak is, iets te tekenen op de Topo kaart dat lijkt op een soort tandwiel, soms met de tanden naar binnen (kuil-achtig), soms met de tanden naar buiten (bult-achtig), dat verder niet zo veel met de werkelijkheid te maken heeft, maar op zich wel leuk staat op zo’n anders zo leeg stukje kaart.
Les 2 van vandaag: reliëf op de gebruikte topografische kaarten betekent alleen dat het daar niet vlak is. Dus gingen we her-oriënteren, terug naar de weg, nieuwe koers, ander pad, passen tellen. En weer stonden we op de zelfde plek, in wat, als de heuvelrug er niet was geweest, inderdaad wat weg had van een kuil. Als het ten minste licht was geweest. Na twintig minuten kenden we elke boom, maar niet het nummer dat vermoedelijk op één er van hing. Door naar de volgende. Maar wel 50 minuten netto kwijt, het gemiste punt meegerekend. En de stemming was een paar graden bekoeld.
Kale Berg
Om het weer warm te krijgen stoomden we de Kale Berg op. Zonder te stoppen CP34 gespot en direct door naar de volgende, CP31, de heuvel af. “Noordoost hoek”, van een gebouwtje bleek, en weer verder. Of liever gezegd, terug omhoog, en aan de andere kant de Kale Berg weer af, want dan was de kans de oostelijke splitsing met het volgende CP20 niet voorbij te lopen kleiner dan als we het zuidoostelijke pad hadden genomen. Met CP6 er bij gingen vier punten op rij gingen snel, gevolgd door een puntje CP17 dat even wat lastiger bleek. De Kadastermens moet hier gedacht hebben “Ik snap ook niet hoe ik dat moet tekenen. Weet je wat? Ik maak een zwarte krabbel op de kaart, om goede wil en inzet te tonen!” Doorgaans kunnen we een goede grap wel waarderen. Nu iets minder. Maar we vonden het CP uiteindelijk wel.
Dan volgt een punt dat we niet direct kunnen vinden, in het donker, en dus slaan we CP36 even over. Het volgende, CP46, is dichtbij, dus vinden we dat eerst, en hebben dan een referentiepunt. En weer terug naar CP36 (dat de meeste teams wel vonden, blijkt later). Maar voor ons blijft het verstopt. Overal “donkere berken”.
CP33, in de Witte Wijvenkuil, is ook niet makkelijk, omdat alles een kuil lijkt, en er meer kuilen blijken te liggen, en het laagste punt in het donker niet direct opvalt. Het blijkt niet de kuil vol water te zijn. Maar het lukt. CP19 lijkt ook lastig, maar vooral omdat ik er overeen kijk, totdat Patrick toch nog één keer bij de ene boom gaat kijken waarvan ik zeker wist dat het CP kaartje er niet zat. En dan hebben we toch beet. Overenthousiast rennen we via wat blijkt een volstrekt onlogische route naar CP5, missen we een pad, en hebben ruim de dubbele afstand nodig om er te komen. Maar ach, wat is 200 meter op 30 kilometer? Vanaf daar moet een pad vanuit het zuidwesten naar CP36 lopen (hopen we), zodat we denken dat we de troef in handen hebben om die alsnog even te scoren. Het pad blijkt een van de betere grappen van Ko, want het is er gewoon niet. Niet in het donker en niet in het echt. Dan maar door naar CP38. Twee punten gemist. Komt dat ooit nog goed?
Gezien of niet gezien?
Even verderop komen we bij CP38. Of niet? Waar we géén pad verwachten loopt er wel één. Geen CP, althans, niet direct. Gadegeslagen door organisator Leo die daar op een bankje blijkt te zitten -vast in zijn vuist lachend- vragen we ons af hoe het zit met die ene regel, die ik nog niet eerder genoemd heb: Niet gezien worden op de openbare weg. Want ook dat zou strafpunten opleveren. Er van uitgaande dat we hier mogen komen, is dit openbaar. Het is geen echte weg, maar zou dit nou wel of niet met strafpunten worden beloond? Niet dus.
Even later voel ik op de tast het CP-kaartje, en kunnen we verder, via het niet-bestaande pad. No-trail running! CP41 tikken we als het ware aan, en via de rand van een maisveld bereiken we CP25. Vanaf daar doorsteken naar CP40 is geen optie, want dat maisveld ging toch niet zo rap als gehoopt. Er omheen is sneller. CP8 en CP21 vormen geen enkel probleem.
Maar dan is het tijd voor een reünie. Bij CP11 verzamelen zo’n beetje alle teams zich. Het blijkt er uiteindelijk niet om te gaan wie het CP vindt, maar om wie het als eerste durft op te geven. Want uiteindelijk blijkt niemand dat punt die nacht gevonden te hebben. En ik neem toch aan dat het is opgehangen en ingetekend op de kaart met die kaart als referentie, niet op basis van het GPS coördinaat, hoewel de bocht in het echte pad zo’n 30 meter zuidwestelijk blijkt te liggen van de bocht op de kaart. Stoute Ko. Nou ja, er klopt wel meer niet op de kaart.
Door de bank genomen
Maar ook wij geven het uiteindelijk, na bijna een kwartier tevergeefs zoeken, op. Op naar CP23, dat bij een bankje moet liggen. Paadje naar het westen, scherp linksaf, op de t-splitsing rechts, en 120 meter, of 40 passen, tot de volgende kruising. Maar wacht, direct na de splitsing, na 12 passen, staat ook een bankje. Veel te vroeg, kan hem niet zijn. Maar bij die splitsing verderop, precies na 40 passen, staat weer geen bank. Het nummer op het bankje zal wel vals zijn, want dat staat bijna 100 meter fout, maar we hebben het toch maar genoteerd. Maar wacht eens, daar kwam nog een pad uit, uit het noordoosten. We brengen vervolgens zo’n beetje het heel kruispuntennetwerk in kaart, tot en met CP11 waar we nog een keer langs komen, om dan toch vast te stellen dat we het bij het juiste eind hadden: dat bankje staat niet op de kruising waar het op de kaart staat getekend, maar in geen velden of wegen is een ander bankje te vinden, dus bestempelen we het valse punt bij gebrek aan beter als juist. Daar kan Ko ook niets aan doen. En volgens Les 1 is het vast nog goed ook.
Onverschrokken, maar toch met een leeg gevoel, zetten we voort. CP2 en CP39 vinden we alsof we ze zelf hadden opgehangen. Maar bij CP18 hangen er alleen nog maar de punaises. Het gezochte nummer is weg. Een ander team dat we even daarvoor tegen waren gekomen, bevestigt dat zij al op een paar punten CP-loze punaises hebben gespot, en we dus niet te lang moeten blijven zoeken. Met dat in ons achterhoofd beginnen we aan een zoektocht naar CP7 zonder veel hoop. Bovendien heeft Ko daar weer een van zijn willekeurige zonnetjes getekend (of egeltjes, tandwielen, wat je maar wilt), om aan te duiden dat het terrein geen biljartlaken is. Maar van enige topografische waarde blijkt het wederom niet. Zak er maar in (want het lijkt op iets als een kuil), en zo gaan we door naar de volgende.
Licht uit
Want dan blijf je ongezien. Allebei in het zwart, in een onnavolgbaar tempo, spoeden we ons over een fietspad. Openbaar -dat wel- maar ongezien, en dus onbestraft. Kriskras door de doorntakken (om het teveel aan openbare weg te compenseren lopen we misschien wel over iets té privé terrein) tot vlakbij CP14, maar desalniettemin net niet dichtbij genoeg, en dus, met de Hessenweg in het noorden als referentie, wagen we een tweede poging. “Dikke boom”, stond er in het roadbook, en die stond er ook. Dat we die net niet zagen! Het zal wel donker zijn geweest.
CP26 is makkelijk, maar waarom we niet rechtdoor lopen naar CP24 om zo in één lijn naar CP13 te lopen is iets dat nu een logische vraag lijkt, maar toen kennelijk een overgeslagen gedachte was.
Daar blijken de onderbroken lijnen op de kaart maar al te belabberd overgenomen op de bosgrond, en ontaardt het in een zoeken-wat-pad-zou-mogen-heten. Het grote gebouw ten noordoosten van CP13 helpt ook niet mee als referentie, al was het maar omdat het er niet meer staat. Passen tellen vanaf de kruising, haakse bocht, weer passen tellen, en warempel: het CP. Door naar CP27. Lijkt makkelijk, maar waar een bult bladeren kennelijk voor Ko reden is om een smiley op de kaart te zetten, is een hoogtelijn of iets van dien aard om de Paaschberg te markeren net een tikje te veel gevraagd. Hoewel de helling ongeveer verticaal omlaag loopt. Grondig zoekwerk levert bij CP27 een tweetal punaises waar nog net een hoekje van het CP-kaartje te zien is, maar geen getal. Sommige teams waren, aan de uitslag te zien, op tijd, want zij hebben nog wel iets kunnen opschrijven. Bij CP24 scoren we gelukkig wel een controlenummer. Hier lopen bovendien in de omgeving een aantal andere teams rond.
Stilte
Ineens wordt het stil. Niet omdat we alle andere lopers achter ons hebben gelaten -die hebben vast een andere route- maar omdat mijn loopmaatje ontdekt dat de helft van de genoteerde CP-nummers gewist is. Watervaste stift op een geplastificeerde CP-notitie-strook om later in te leveren, dat werkt ook niet! Maar zo wordt het vaak wel gedaan, ook bij de Midwinterrun bijvoorbeeld. Les 3 vandaag: schrijf elk CP getal twee keer op, en in elk geval op gewoon papier dat nooit meer uitgewist kan worden.
Maar wat moeten we onderweg met deze wijsheid? Uiteraard schrijven we elk niet-gewiste nummer snel over op een ander vel. Maar de vijf die niet meer leesbaar zijn, die zijn we kwijt. Geen idee welke getallen het waren. Iets onder de 100, maar als een gegokt CP 60 minuten straftijd oplevert, kan ons dat zomaar 5 uur kosten. Blijft over de optie: blanco laten. Maar dan zijn we 3 uur kwijt aan alsnog gemiste punten. Of zullen we teruggaan? Een snelle blik op de kaart leert dat de ontbrekende CP’s, 31, 33, 34, 35 en 37, allemaal in de zuidoost-hoek van het parcours liggen, niet eens zo ver uit elkaar. En dat we met 2,5 km omlopen, wat misschien 13 minuten kost als we doorlopen, en nog een paar minuten om te zoeken, even snel 3 uur kunnen terugverdienen. Als we maar niet in de straftijd komen, want dan worden het hele dure minuten.
Maar het klinkt in elk geval als een haalbaar plan. De mineurstemming is rap daarna over, en vol goede moed gaan we door met de oorspronkelijke route en ons nieuwe strijdplan.
Vol goede moed gaan we door met de oorspronkelijke route en ons nieuwe strijdplan!
De eerste prijs zit er vast niet meer in, maar als we tactisch een ver gelegen punt overslaan, komen we toch weer op winst te staan. CP10 moet er aan geloven, besluiten we. Maar eerst gaat alle aandacht naar CP44.
Het meertje op de kaart blijkt droger dan gedacht, en weer hoeven we niet door het water. Wanneer zouden de verplichte -althans verwachte- natte voeten nou toch komen? Niet veel later steken we een weiland over. Nat gras, en -inderdaad- in no-time zijn sokken en schoenen doorweekt. Fijn!
Help!
Er lijken in eerste instantie geen koeien in de wei te staan, maar ik schrik me een ongeluk als ik even later, bij het schijnsel van ons minimale zaklampje, ineens twee oplichtende ogen op mij af zie komen. En behoorlijk snel ook. Wegwezen! Ik vlucht en roep naar Patrick, die even verderop staat, dat hij zich snel uit de voeten moet maken. “Kom, doe eens rustig… dat is gewoon een ander team dat ook deze kant op komt. Er zal hier vast ergens een CP hangen.” En dat klopt. CP12 is dan ook gespot.
Maar CP29 laat zich dan weer niet vinden. Dat schiet niet op zo. We vinden van alles dat voldoet aan de omschrijving, maar geen CP. Inmiddels hebben we 2 CP’s gemist die weggehaald zijn en waar alleen nog de punaises zaten (CP18 en CP 27), 5 niet kunnen vinden (CP43, CP36, CP11, CP7 en CP29), en van CP23, bij het bankje op de verkeerde kruising, weten we vrijwel zeker dat hij valt is. Ondanks ons nieuwe plan van aanpak lijkt het een verloren strijd. Tenzij er meer punten die we niet vonden verdwenen zijn en niemand ze heeft… Dat is de hoop die nog gloort.
CP28 zit gelukkig waar verwacht. Hoe gaan we, zo snel als we kunnen, door naar CP16? Door het weiland. Geen koe te zien. Wel een ijzerdraadje. Zou er spanning op staan? Even snel voelen. BAM! Tinteltintel. Zelden zulk schrikdraad gevoeld. Hier vil je een paard mee! Voorzichtigheid is geboden, en we lopen buitenom, tot aan CP16. Althans, tot waar CP16 zou moeten hangen. Op de kaart is het overduidelijk: precies aan de westpunt van een stukje bos, op de hoek van het hek. En de aanwijzing is hoekpaal dus dat kan niet missen. Maar dat doet het wel. Ruim 5 minuten zoeken we tevergeefs, uitkijkend voor nog meer elektrische schokken, want het is een nogal scherpe hoek, en de spanning op de draden bleek hoog. Niets. Teleurstelling. Ons negende blanco nummer. We druipen af via de rand van het bosje, tot aan de weg, en rennen verder. Achteraf, als de uitslag bekend gemaakt wordt, zal blijken dat ze het CP 30 meter verderop bij de weg hebben opgehangen “want dat was wat makkelijker te bereiken”. Als je vanaf de weg kwam was dat inderdaad dichterbij. En daar hebben we hem weer: Les 1, alle punten liggen dichterbij als je denkt, en dan je denkt. En denken, dat deden we volop, deze nacht.
Banaan
Over een sportveld, een hek, en een banaanvormige heuvel. Op de kaart buigt de heuvel af naar het zuidwesten. Maar in het echt, wat ook goed te zien is op de LiDaR data van dit stukje kaart, buigt de heuvel juist naar het noordwesten. Zodat we ons redelijk gedesoriënteerd waanden. Grapjassen van het Kadaster. Enfin, we gaven het vrij snel op, want met 5 minuten zoeken konden we ook een gegarandeerd punt-dat-we-al-gevonden-hadden vinden.
CP9 dan maar, en CP3, en CP4, en CP15; CP10 lieten we rechts liggen, zou ruim 10 minuten lopen kosten, en geen garantie op vinden opleveren, terwijl de gewiste punten gewis gevonden zouden worden op de rand van de deadline. Maar CP15 bleek een lastpost te zijn, want op de kaart stond een witte vlek, waar we, middels een projectie, ongeveer midden in uit waren gekomen. Verraderlijk was dat de weg er heen geleidelijk afboog, maar dat hadden we dóór, dus daar lag het niet aan dat we het CP niet konden vinden. Drie teams stonden er te zoeken, maar na 10 minuten kozen we eieren voor ons geld, en gingen naar het nabij gelegen CP47, dat zich makkelijker liet vinden. Achteraf was het wellicht slim geweest vanaf CP47 terug te peilen naar CP15, om zo een nauwkeuriger referentie te hebben, maar we hadden haast. Alleen nog CP32, en dan de gewraakte blanco’s.
Bij CP32 maakten we de klassieke parallel-fout: twee vergelijkbare kenmerken van het terrein door elkaar halen. Een klein bochtje naar links, en dan een ruime bocht naar rechts. De koers klopte, maar passen tellen leverde al een rare afstand op. De bocht kwam te vroeg, en de bomenopstand naar het oosten ontbrak. Dat kan, er wordt wel eens gekapt, maar in dit geval klopte er niet één zaak niet, maar twee. Snel hadden we het door, en onmiddellijk nadat we het gecorrigeerd hadden vonden we ook het laatste CP. Nou ja, we moesten er nog vijf extra, op onze persoonlijke deja-vu route.
Vol gas spoedden we ons -via een minder optimale, maar wel kortere route- naar CP19, CP33 (die zich niet direct prijs gaf), CP31, en CP34 (waar we in eerste instantie voorbij liepen, maar die binnen anderhalve minuut alsnog werd gescoord). Schuimbekkend en met het zout voor de ogen renden we door naar CP35, en nog één keer naar het valse CP37. Dit keer lieten we de afstand tussen CP22 en CP37 voor wat het was. In sneltreinvaart sprintten we terug naar de start, die, voorzien van een gezellig kampvuur met gehaktballen en bier, was omgetoverd tot finish, maar niet voordat we nog 1 keer alle CP’s checkten met onze -nu wél onuitwisbare- backup-lijst.
Eindelijk binnen…
Twee uur en zeven minuten na middernacht noteerde Leo. We waren bijna 7 uur in de weer geweest, inclusief intekenen, om 30,5 km af te leggen. Een krappe 6 uur waren we onderweg, en 42% van die tijd hadden we bewogen; de rest was zoeken en tasten naar donkere kaartjes in het duister. 17% van de tijd hadden we harder dan 12 km/uur gelopen, en nog eens 18% harder dan 6 km/uur. De overige 22% hebben we op wandeltempo afgelegd, al voelt dat niet zo. Gewandeld hebben we alleen als we ons oriënteerden, of zochten naar al dan niet bestaande paadjes.
Maar ja, we waren wel als laatste binnen. De enige manier om te winnen zou zijn als we meer CP’s goed hadden dan de andere teams. Maar met 11 ontbrekende punten was die kans niet groot. Tenzij meer dan de 2 waarvan we het al wisten verdwenen zouden blijken, en dus ook door de andere teams niet gevonden. We gaven ons zelf weinig hoop, en lieten ons heel ontspannen de broodjes bal smaken, en vulden het verloren vocht aan bij het gezellige kampvuur.
Wat een tocht! Met fysieke, maar vooral mentale obstakels. Nergens was het logica-wise lastig geweest, maar we hadden wel flink moeten speuren naar spelden in hooibergen. En we hadden 3 lessen geleerd voor de volgende keer, vooral dat de nationale kaartenmakers nog veel moeten leren.
…vooral dat de nationale kaartenmakers nog veel moeten leren
De uitslag
Ruim een dag later werd de uitslag bekend gemaakt. In de auto op weg naar huis hadden we al geconstateerd dat het misschien toch niet zo slecht was gegaan, want veel andere teams hadden ook punten gemist. En de inhaal-actie op het eind was, hoewel objectief overbodig, toch erg efficiënt en succesvol verlopen. En dat was ook wat de uitslag liet zien:
Wat bleek? We hadden veruit de meeste punten gevonden. We waren dan ook op op één na alle punten geweest, maar, zoals we al wisten, hadden we niet overal een CP-nummer gevonden. En het had wat langer geduurd dan alle andere teams, want die hadden vast niet hun halve CP-kaart onderweg gewist. Wat scheelt, was dat we niets fout hadden; een fout (niet een vals-) CP kost immers 60 strafminuten.
Van twee van de CP’s die we niet hadden gevonden wisten we dat het kaartje weg was omdat er alleen nog 2 punaises zaten. Dat was bij CP18 (door niemand gevonden, maar in de score gerekend alsof iedereen hem had), en CP27. Die laatste was kennelijk halverwege de nacht verdwenen, want een aantal teams hadden hem wel gescoord, terwijl wij allen maar 2 metalen rondjes vonden. CP11 heeft ook niemand gevonden, maar kennelijk zat die wel nog ergens de volgende dag. En bij CP28 bleken we het enige team dat het wel vond: ook bijzonder.
Ook hadden we verwacht dat niemand CP16 zou hebben gevonden, want als er één punt was dat eenduidig op de kaart te identificeren was was het dat punt wel, zeker met de aanwijzing “op hoekpaal”. En daar zat hij niet. Wat blijkt? Hij hing ergens anders, waar -en dat is dan wel weer heel toevallig- zeven andere teams hem wel gevonden hadden. Apart. De volgende keer zullen we beter moeten opletten. En gelukkig was CP23, het bankje, goed. Hoera!
Maar helemaal opvallend was dat we een vals CP hadden gespot! Vooral omdat we dat niet hadden verwacht. Nota bene die midden in de poel, waar Patrick natte voeten had gescoord. De waarheid lag in het midden. Nou ja!
En onder de streep? Met de strafminuten er bij hadden we tien minuten meer dan de nummer 1. En bijna 2 uur minder dan de nummer 3. Tja, dan ga je denken: “hadden we maar…”. Verbeterpuntjes voor de volgende keer?
De volgende keer…
gaan we 1% harder lopen
gaan we één CP meer vinden
geen 5 nummers wissen op de controlekaart
4 minuten sneller te ontbrekende punten tekenen
nog iets slimmere routekeuze maken
iets minder lang zoeken naar een punt dat verder ook niemand heeft kunnen vinden
als een punt lastig te bereiken is gewoon bij de weg zoeken
bij twijfel altijd dichterbij zoeken
nog iets meer worteltjes eten
gewoon winnen!
Dus er zit niets anders op dan volgend jaar op herhaling te gaan, want behalve een prachtige race tegen de klok, de afstand, de concentratie, een dozijn andere duo’s en de vermoeidheid, is het een uitdaging de organisator te doorgronden. Dat hoort óók bij het spel. Petje af voor het uitzetten van dit unieke avontuur!
de 7 uur om de 30 á 40 CheckPoints te vinden gaan pas om 19:00 in
we moeten ongezien blijven
we mogen geen eigen Lupine Big Betty R X14 hoofdlamp meenemen, maar krijgen er eentje van de Action
we horen pas vrijdagmiddag waar de start is
de afstand is geen 50 km maar eerder 15-25 km
Dus het zal mij benieuwen wat Team Darkness from Light City er van gaat bakken. Want zo heten we, Patrick en ik. En het hele feest vindt aanstaande vrijdagnacht, 3 oktober, plaats, ergens in de Achterhoek.
We gaan hier natuurlijk niet de strategie bespreken. Dat komt hooguit achteraf. Improviseren!
Lees je dit, en wil je ons komen verslaan? Schrijf je dan nog even snel in op de site van Time Out Door Events. Want zo te zien zijn er nog startbewijzen beschikbaar.
Ruim een week geleden liep ik mijn eerste Trailrun. (Ik zeg bewust eerste, want ik voel dat er meer gaan komen). Een Trailrun is een oriëntatieloop zonder routekeuzes, en zonder dat je van de paden af gaat. Zonder kaart en zonder posten, behalve de start en finish. En de drank- en etensposten, dan. Of, het is een hardloopwedstrijdje zonder verharde wegen en fanfare langs het parcours. Zonder alles. Maar dat maakt het niet niks.
Nee, zeker niet. Ik vond het geweldig! Dit ga ik zeker nog een keer doen. Het afzien smaakt naar meer. Terwijl ik over de weg een halve marathon wel voldoende vind, geeft de 32 km die ik dit keer heb afgelegd bij deze Trailrun me het gevoel dat het de volgende keer langer en zwaarder moet. Liefst met steile klauterpartijen, modderige glibberpaadjes, wilde rivieren, en duister nachtzicht. (Of ga ik daarom volgende week al de N8-run lopen?) De uitdaging vormt de motivatie, niet de tijd of de snelheid. Met het voornemen deze monsterlijke afstand, 32 km, en de hoogtemeters, 750 in totaal, ten minste uit te lopen, had ik geen snelheidsdoel. En juist daarom voelde het heel ontspannen. Tegelijkertijd, omdat het mijn eerste Trailrun was, en ik geen idee had wat me fysiek te wachten stond, was er een zekere spanning. Of opwinding kan ik beter zeggen. Hartslag 120 bij de start duidt toch op enige adrenaline.
Why?
Hoe kom je er bij om te gaan Trailrunnen? Nou ja, hoe kom ik er bij? Ik had er al wel eens van gehoord (van een dame die me bij de Linschotenloop voorbij kwam racen en vroeg waarom ik met een rugzak op rende en of dat was omdat ik trailrunde; van de eigenaar van Scarabee in Valkenswaard waar ik voor de grap ging kijken of ze ook Inov-8 verkochten; van deelnemers aan de Woudlopers Orienteering Run die verbolgen waren over het feit dat die Oriënteurs gewoon blijven rennen tijdens het kaartlezen), maar de druppel was dat ik, toen buurtbewoner Erik aan “mijn” High Tech Campus Orienteering Run (HTC-O-Run) had meegendaan, had beloofd dat ik een keer “zijn” sport, Trailrunning, zou proberen. En het leek me sowieso best een mooie variant van rennen. De St. Pietersberg, dat leek me wel wat. Daar was ik eerder in de buurt geweest, voor Cave Cache Kanne. Zou het 9 of 18 km worden? Nee, meteen 32, niet zeuren. Een maandje voor de ½ marathon van Eindhoven, dat was meteen een mooie training. Zo gezegd, zo gedaan.
St. Pietersbeartrail
Zo heette de loop officieel. Naar de organisator (die een voormalig collega blijkt te zijn) met een beer in zijn naam. Enigszins voorbereid, met een rugzakje waarin die morgen een liter water en wat winegums waren gegaan, en een paar benen met daar in twee weken terug 27 kilometers Malpie en Groote Heide, trokken we gedrieën, Erik, Erwin, en ik, maar Maastricht om vlak voor de ENCI-fabriek te parkeren. Een kilometertje lopen naar de start, op een nogal bijzondere plek: met aan de ene kant een voor Nederlandse begrippen forse berg, en aan de andere een naar internationale maatstaven diepe put: de Mergelgroeve. Het publiek was ook bijzonder uitgedost. Loopt men er bij een gemiddeld straathardloopevenement nogal eentonig bij, hier had iedereen een andere combinatie van rugzak, petje, bandana, vest, terreinschoenen, singlet, bermuda, jack, shirt, zonnebril, op of aan. Trailrunners bereiden zich allemaal anders voor. Waarschijnlijk was ik de enige die een kaart van de route had meegenomen (op een iets te kleine schaal zou blijken).
De start was spectaculair. Na een speech van de organisator en het startschot, rende iedereen, gefilmd door een drone die boven het parcours zweefde, meteen al heuvelopwaarts, in een behoorlijk tempo. Of stonden we zo ver vooraan? Als dit de trend was qua snelheid zou het nog een barre tocht worden. Terwijl het pad smaller werd, rekte het lint lopers uit. Inhalen ging niet meer, maar ik merkte dat ik vooral bergaf harder ging dan de rest, en bergop langzamer. Dat leek me energetisch gunstig. Ervaring had ik daar niet mee, trouwens. Maar voor ik het wist waren we bovenop de eerste berg, bijna het hoogste punt van de route. En daarna ging het in een noodtempo omlaag, en ook heel ver omlaag, want de volgende bestemming was de bodem van de mergelgroeve.
Ook dat was een aparte belevenis. Tussen de kolossale uithollingen in de berg, over gesteente zo wit als beton (zou je hier vast komen te zitten als het gaat regenen?), liep het parcours, als een pad over een vreemde planeet.
Her en der stonden enorme graafmachines en voertuigen, en daar tussen liep een lint van nietige mensjes, die dit allemaal op eigen kracht trotseerden. Nou ja, geholpen door kamelenbulten sportdrank op hun rug en off-road schoenen onder hun voeten.
Zou de ervaren Trailrunner bij het afdalen herstellen voor de volgende klim?
De euforie ging weer een beetje liggen toen ik weer omhoog moest, de groeve uit. Iedereen die ik omlaag voorbij was gerend liep me tijdens de klim van 80 meter weer voorbij. Zou de ervaren Trailrunner bij het afdalen herstellen voor de volgende klim? Kennelijk. Zou ik dat ook kunnen? Wat dat betreft deed loopmaatje Erwin het beter: schudde ik hem bij het dalen van me af, bij het klimmen kwam hij weer bij. En onder de streep leek dat wel sneller, want na de klim de Louwerberg op naar de Apostelhoeve, liet hij mij achter zich. Tot ik hem met een banaan weer tegenkwam bij de daar op volgende etenspost.
Intussen waren we al op 1/3 van het parcours, was de haast er wat uit, en stabiliseerde het tempo. Dit was het stuk van de route om meters te maken, en hoogtemeters. Nog niet moe, maar met een stabiel tempo, liepen we omhoog en omlaag. Veel korte klimmetjes en dalingen, over de flanken van het Jekerdal. Toen volgde, na het oversteken van het Albertkanaal, een stevige klim, de slingerende Zusserdel op. En daar begon het zwaar te worden, net op het moment dat de weg afvlakte een soort hoogvlakte op. Moe. De vaart was er wat uit. En we waren op de helft.
Net toen de weg weer een stuk omlaag liep, en het tempo weer wat omhoog was gegaan, sloeg er lichte paniek toe. “Hier in!” riep iemand. En inderdaad, bijna was ik met nog een paar lopers een klaphek waar aan een pijltje hing voorbij gelopen. Als het hek dicht had gestaan hadden we de pijl gemist, maar een wandelaar vanuit de tegengestelde richting deed het hek net op tijd open. Erwin was er al voorbij gelopen en zou pas 200 meter verderop ontdekken dat hij terug moest. Maar dat bleek pas een half uur later toen hij mij ingehaalde, want ik dacht dat hij nog steeds voor me liep. Dat was het eerste oriëntatiemoment. Een kilometer of twee verderop eindigde een pad op een verharde weg, maar zonder pijl hoe verder te gaan. Toen kwam mijn meegebrachte kaart van pas en wees mij en het groepje lopers waar ik me tussen bevond de goede kant op. Werd het toch nog een O-Trail (wat iets heel anders is dan een Trail-O)?
O-Trailrunning, misschien wel een leuk nieuw concept!
Even later werd het echt zwaar, toen het pad bijna verticaal omhoog ging, en rennen echt niet meer lukte. Druivensuikertje er in, maar de benen wilden niet meer. Gelukkig had iedereen het hier zwaar, maar bovenaan de helling liep ik toch alleen verder. Tot Erwin me weer had ingehaald. Samen liepen we verder tot aan de 2e en laatste verzorgingspost. Chocola, koeken en cola! En even stilstaan. Heerlijk!
Het was nog te ver (ruim 10 km), om een eindsprint in te zetten. Het nu volgende stuk, het kanaal over en langs de oever heel lang rechtuit over een min of meer vlak parcours, was echt een kwestie van verstand op nul zetten, om niet moe te worden. Alleen kreeg ik last van spierpijn in mijn rug en middenrif, vermoedelijk van de laatste afdaling. En zere voeten. En nog meer vermoeidheid. Maar ja, ik wist tevoren dat het niet makkelijk ging worden.
Met verzuurde benen was daar ineens, onvermijdelijk, weer een helling. Omhoog. Rennen leek niet meer te lukken. Dan maar met flinke grote passen, de berg op. Niet stoppen. Nooit. Tot ik plotseling weer de drone hoorde zoemen in de lucht. Voor de camera dan toch maar weer een stukje rennen. En dat ging zowaar best goed. Blijven rennen dus. Kennelijk was ik weer voldoende hersteld. En het was nog maar 5 km tot aan de finish. Bij een halve marathon zou dat nog een heel eind zijn, maar vandaag leek het of ik tussen de bomen door de eindstreep al zag, met al 27 km in de benen, en nog maar 15% te gaan.
Oké, er kwamen nog wat steigende meters, maar het leeuwendeel was achter de kiezen. En dat maakte het ineens weer een stuk beter te behappen. Niet in volle vaart, maar toch weer in draf ging ik verder. Beetje op en neer, heen en weer, zo afwisselend dat ik geen idee had waar ik precies was, maar ik wist wel dat er nog een topje ging komen. Allée, wat is dat nu? Een steile klim waar ik hem nog niet had verwacht? Kaart er bij gepakt. Dit is nog niet de top. En de klim was ook niet eindeloos, maar ik zag links van me een grenspaal, en dus liep ik nog niet naar het noorden maar naar het westen, volgens de kaart. Ineens besefte ik me dat ik geen kompas bij me had, zoals bij een oriëntatieloop. Maar goed, het hing vol met bordjes bearsports.nl dus ik zat nog goed, als ze tenminste op dit deel van het parcours waar we al eerder maar dan in een andere richting waren gepasseerd, de bordjes hadden verhangen de juiste kant op. (Ik had nog voldoende brainpower om me af te vragen wat een logistieke klus het zou zijn om alle lopers hier op het juiste moment de juiste kant op te dirigeren, want ik had vandaag vooral mijn benen verzuurd maar nog niet mijn hersenen.)
De top
Er volgde nog een steile klim, bijna recht omhoog. Wat voor spektakel zou dit in de regen zijn geweest? Dan zouden mijn Inov-8 Rocklites zich echt van hun beste kant hebben kunnen laten zien. Camera er weer bij, maar dit maal mijn eigen headcam. Voor de laatste klim. De allerlaatste? Euforisch huppelde ik naar de top. Dat was het. Nou ja, nog een klein stukje.
Ik had kunnen weten, als ik op de kaart gekeken had, dat er nog een klein omweggetje bij kwam. Maar dat had ik niet. Toch was het geen tegenslag, want ik had er weer zin in. In flink tempo naar beneden, maar toen het weer omhoog ging kreeg ik kramp. Nooit eerder gehad. Was dat het nu? De pijn waar anderen, veelal fietsers, het over hebben? Geen idee, want voordat ik er erg in had was het al weer over, toen het pad afboog en wat steiler omhoog ging zodat mijn kuiten vanzelf gerekt werden. Wat kon er nog mis gaan?
Niets. Het ging gewoon goed. De allerallerlaatste klim bijna helemaal in looppas omhoog, en daarna, met verstand op nul, omlaag naar de finish. Lijken de laatste hectometers meestal loodzwaar, hier gingen ze bergafwaarts, en toen ik de laatste bocht uit kwam hoorde ik de speaker bij de finish Erwin’s naam roepen. Zo ver bleek ik dus niet achterop geraakt. Extreem voldaan ging ik over de finishlijn. Dit was het dus! Mijn eerste Trailrun. ¾ van het lopersveld had ik achter me gelaten. Wie had dat gedacht? En eigenlijk kon me dat helemaal niet schelen, want het ging me om uitlopen, niet om tijd.
He-le-maal stuk. Dat was ik wel. Nog nooit heb ik een hele marathon gelopen, maar dat zou zo iets moeten zijn qua inspanning, denk ik. Dorst! De ene na de andere sportdrank goot ik naar binnen – ik bleef dorst houden. Repen en koeken at ik – ik bleef me suf voelen. Brak, zo voelde het, als een stevige kater (zonder hoofdpijn). Maar mijn hoofd neerleggen om een tukje te doen voelde niet als een goed plan. Wat versuft zat ik er bij. Gedachten kwamen op halve snelheid, en gingen des te vlugger weer heen. Weinig zuurstof daar boven. Niet het goede moment om aan mijn blog te beginnen -al kon dat ook niet daar ter plaatse- maar ook niet het meest geanimeerde gezelschap op dat moment om over deze belevenis na te praten, anders dan in oertermen als Poeh!, Zwaar!, Hèhè, Manmanman en Pffffffff. Wel enorme zin in een bak zoute frieten, trouwens!
Maar, even later, toen we naar de auto liepen, kwam ik weer bij mijn positieven. “Dit nooit meer”, zei ik tegen mijn loopvrienden. Maar ik wist dat ik dat niet meende, en dat zei ik er dan meteen ook maar achteraan. Ja, je moet wel realistisch blijven…
Video
Ik heb zelf wat stukjes gefilmd, met mijn Contour Roam camera’tje, waarmee ik dikwijls mijn Orienteringsloopjes film. Ik denk niet dat ik er een RGMapVideo van ga maken. En de beelden halen het niet bij de “officiële video” van het evenement. Dus die kan je maar beter gaan bekijken in plaats van mijn footage:
https://youtube.com/watch?v=RNEHvDDLs_k
Materiaal
Trailrunning, wat heb je daar voor nodig? Geen kompas (bijvoorbeeld geen Silva 6 Jet Spectra), geen kaart (bijvoorbeeld geen OpenTopoMap), geen hoofdlamp, maar wel:
Inov-8 Rocklite 285‘s in het rood. Lekkere lichte schoenen, met veel profiel, zonder spikes, weinig vering (wat sommige mensen ten onrechte demping plachten te noemen), en een lage hak zodat ze heel stabiel lopen. Ik heb er ook al eens de Midwinterrun op gewonnen. Alleen op asfalt voelen ze wat hard aan en zou ik iets meer vering willen.
Een ultra-goedkoop Kalenji rugzakje met een 2 liter waterzak (maar met maar 1 liter er in), en wat winegums, een muesli-reep, beetje druivensuiker, en toch maar wel een kaart van de route.
Sokken van A3 (O-Crew), kort strak hardloopbroekje (met 2 pijpen, speciaal voor trailrunning volgens Decathlon), ASML hardloopsinglet voor extra nauwkeurigheid, en meer had ik niet aan.
Mijn trouwe Garmin Forerunner 305 HRM. En op mijn hoofd een Contour Roam camera en wat opgevoerd onderbroekenelastiek.
Maar ik moet zeggen dat de verzorging onderweg uitstekend was. Water, sportdrank, cola, koeken, chocola, bananen, etc. Dus een klein waterflesje voor onderweg was ook prima geweest. Volgende keer ga ik niet meer mijn liter Eindhovens kraanwater uitlaten op de Pietersberg en de helft weer mee naar huis nemen. Zonde van de moeite.
Goeie vraag. Beide, is het juiste antwoord. Want al is Oriëntatielopen mijn favoriete sport, Trailrunning is toch ook wel bijzonder leuk. Soms is het ook wel lekker om zonder Map door het Sweat te gaan en je Brain te ontzien door een keer op de Trails te blijven. De Mud komt de volgende keer wel (met een knipoog naar een bekende website).
Al laat het me niet los om het concept O-Trail eens wat verder uit te werken. Een soort MTB-O, maar dan MST-O, met geen 5 posten per km, maar 5 km per post. Trailrunning met je verstand op 100. Wie weet…
Oei, ik loop maanden achter met mijn blog. Van alles gelopen in de tussentijd (Holland-OL Uilenbosch, Dubbelsprint Lunetten, NK Sprint Den Bosch, 3DvV Heiderbos en Kolenspoor, en de Klompen OL; de kaarten kan je wel zien op in mijn Quickroute archief), maar geen tijd gehad om wat te schrijven, omdat ik een HTC-O-Run aan het uitzetten was of omdat ik kinderfeestje moest organiseren.
Seger werd vijf, en verdient natuurlijk net zo’n gave speurtocht als Annelot voor haar eerste kinderpartijtje. Toen ging het om elfjes, een magische kralenketting die de weg kende, een betoverd kompas dat altijd de goede kant uit wees (nee, niet altijd naar het noorden), en een schatkist onder het speeltuinzand – dit keer was het een race, met snelle auto’s, motorgeluiden, verkeersborden, en nog rokende bandensporen. Met andere woorden, het was weer leuk.
Heeft dit iets met oriënteren te maken? Nee, maar ik schrijf lekker wat ik leuk vind. Hoewel, er zaten toch ook wat O-dingetjes in: als je de aanwijzing met de pijl die de richting aangeeft op zijn kop houdt, ga je de verkeerde kant op (180º fout?), en als de kaart ineens niet meer klopt (omdat de schoffelaars in de lokale hippie-moestuin mijn net-uitgezette parcoursje van rood-wit lint aanzagen voor een racebaan voor quads; eigenlijk wel een compliment voor mijn creatie), is het lastig om de route te vinden. Ha!
De helft van de route-aanwijzingen waren een verkeersbord, ofwel eentje dat er al stond, of een plaatje dat ik had opgehangen, waarbij de jongens in een boekje het bord opzochten, en daarnaast dan een pijl zagen staan met de te volgen richting. Dat werkte prima. De andere helft waren ‘parkeervakken’ kleine rechthoekjes van krijt op de stoep, waar, als je er een geprepareerde auto in ‘parkeerde’ de richtingaanwijzers van de wagen gingen knipperen in de richting waar de route heen liep. Erg leuk, ze wilden allemaal de auto boven op de tussen de stoeptegels verstopte magneetjes plaatsen, en pas bij de 10e bocht viel een van hen een stukje glimmend metaal in het plaveisel op.
En dan waren er nog aanwijzingen in de vorm van een met spuitkrijt aangebracht bandenspoor in een bepaald patroon. Er waren vier verschillende patronen, en de mannen wisten ze feilloos uit elkaar te houden. En zo wisten ze waar ze om het hardst (race)auto geluiden moesten maken (voor mijn dB-meter smartphone app), waar ze het in de struiken verstopte motorblok moesten demonteren, waar de benzinetank (met benzinemeter met bewegende wijzer) moest worden bijgevuld met een jerrycan (met water), en waar de binnenbanden moesten worden opgepompt (bandenpech!).
Kortom, het was weer een unieke speurtocht, en ze hebben allemaal de schatkist die onder de finishvlag begraven was gevonden. Ben er best wel weer een beetje trots op.
Da’s natuurlijk onzin, maar ik vond het wel een pakkende titel. En er zit ook wel iets van waarheid in. Want het maakt maar al te veel uit hoe je je voelt bij het lopen, of je succes hebt of niet. En ik voelde me al voor de start lekker. “De voorspelling was in Nederland zeker warmer dan België?”, vroeg de startcommissaris, toen ik in de rij stond om te wachten, in mijn gaas-singletje. Warm was het niet, maar dat zou snel genoeg veranderen tijdens de race, en bovendien, het voelde stoer, alsof ik er harder in zou gaan dan anders. Bovendien was ik na een druk dagje multi-tasken met de kids, zwemlessen, spelende vriendjes, en huishoudelijke klusjes tussendoor, nu heerlijk ontspannen vanwege dat ene focuspunt: de Avond Oriëntatieloop. Volgens mij zou het goed gaan. Ik voelde het. Gewoon rustig denken, scherp blijven, hard lopen, en niets doen zonder plan: dát was het plan.
Piep-piep-piep-piep-PIEP! Start. Zoals ik zelf ontdaan was van mouwen, ontdeed ik de kaart van zijn plastic hoes. Geen poespas. Puur papier. Snel, rennen… kleine paadjes, doorsteken is niet de moeite voorlopig, twijfelen over 3 mm korter of langer heeft geen zin op een 1:5000 kaart. Pad, of toch door het veld? Geel met stippen is een akker, geen gras, en als zodanig getekend verboden terrein. Wist ik niet tot vorige week. Ik zou het paars arceren als baanlegger, om misverstanden te vermijden. Maar geen tijd om er lang over na te denken. En eigenlijk sloeg het ook nergens op, want het veld rechts van mijn route naar 1 lag uit de koers. Hooguit om de hoogtelijnen te vermijden. Was dit de snelste route, dwars door het bos, en niet over het pad links van me? Misschien niet, maar ik was maar 3 sec langzamer dan de snelste, dus ik reken het goed.
Op weg dan naar 2. De snelste loper deed het in 4 sec minder. Maar dwars door de braamtakken kon ik echt niet veel rapper. Dik tevreden.
Toen kwam 3. Zelfde overweging als op weg naar 1: de akker is verboden terrein. En de paden zijn toch behoorlijk snel. Hoe de snelste hier 14 sec minder over deed? Harder gelopen, denk ik.
Op weg naar 4, niet meer dan 3 sec verloren, maar het was ook een kort stukje. Ik had amper tijd om kaart te lezen. Maar dat had ik gelukkig al gedaan op weg naar 3. De flow zat er goed in vandaag.
De weg naar 5 was opeens interessanter. Door niet goed op te letten, en per ongeluk het paadje naar rechts in te duiken, liep ik een stukje om. Kostbare meters. 23 sec verloren, maar vast niet alleen om die meters. Er zijn gewoon jongens die sneller gaan, maar zo lang ze in de categorie H21 lopen, mag ik daar met mijn H40 toch best een stukje achter zitten.
Af en toe leek het toch wel gokken, onderweg, of de doorgangetjes tussen de huizen door wel echt doorgangen waren, en geen doodlopende steegjes of muurtjes. Hoe gemeen zou de baanlegger zijn?
Achteraf leek er niets verradelijks op de kaart te staan. Of ik had geluk, maar elke poging tot doorsteken bleek succesvol.
Nou ja, zeg! Op weg naar 6 zomaar 8 sec verloren. En het leek nog wel zo’n strakke doorsteek van mij. Zouden de wegen dan toch vlotter zijn geweest dan dwars door de zandbak in de speeltuin?
De weg naar 7 ging met 11 sec verlies. Vooral omdat ik het laatste stukje vast keek waar ik daarna heen zou gaan, en ik ook de post niet direct had zien staan. Maar dat was nog niets bij de vertraging naar 8.
14 sec verloren! Zo erg ziet het er toch niet uit? Een paar mm op papier, waarvan ik altijd roep dat het het twijfelen niet waard is. Maar inderdaad, de GPS heeft genadeloos vastgelegd dat ik om, in plaats van naar de post liep. Letterlijk omgelopen, dus. En dat terwijl, als je goed kijkt, de post gewoon midden op het pad staat, op de kaart, waar ik prompt voorbij liep.
Over het pad, of toch niet? Ik weet het niet meer. 7 sec, maar toch 30%, verloren op de snelste loper. Ik herinner me dat hele pad niet. Zou ik gewoon een paar meter er naast, door het struikgewas zijn gesjeesd? Het voelde alsof ik behoorlijk rap ging, gezien het terrein (op anderhalve meter boven de grond).
Op weg naar 10 was het vooral een kwestie van overleven, open plekken tussen de takken zoeken, waar ik nog een beetje vaart kon houden. Het lijkt niet de kortste route, maar ik had, volgens de spitsbrowser, gewoon glashard de snelste tijd op dit stukje! En zo voelde het ook.
Voorlopig leek het even gedaan met vechten tegen de natuur. Rechte lijnen, snel zoeken wat de snelste zou zijn, het paadje tussen de huizen door gemist (maar dat had niet zo veel gescheeld), en ik zie dat de snelle jongens er weer 23 sec minder voor nodig hadden. 7% sneller. Kan ik mee leven.
Naar 12 kon het in 20 sec minder. Nu lag het niet alleen aan mijn snelheid, maar ik had ook een kortere route kunnen kiezen, door een pad verder naar rechts te gaan, en dan de schuin doorstekende paadjes te pakken die door het bos naar de zandvlakte leidden. En dat terwijl ik niet eens ze weinig tijd had om een keuze te maken. Volgende keer beter, zullen we maar zeggen (en die volgende keer kwam er, want zoals je ziet was 12 een butterfly-post.
Naar 13 had ik wel her en der een paadje kunnen meepakken. Had me zomaar 14 sec op kunnen leveren (als ik ook nog keihard gelopen had). Maar zo kan je op alle slakken wel zout leggen. Belangrijkst is misschien dat ik direct op de post zelf af liep en daar geen moment verloor.
Maar 14 daarentegen, daar raakte ik zomaar 24 sec kwijt. Lijkt niet veel, maar is het wel als je bedenkt dat het ook in 34 sec kon. Als ik er achteraf naar kijk had ik beter naar het noordelijke pad (rechts op de kaart) kunnen lopen, en gewoon het hele bos omzeilen. Of liep er een tunnel dwars doorheen die ik even gemist had?
15 dan, 15 sec kwijt, maar hier heb ik geen idee waarom. Meteen door de brandgang gelopen, paadje gevolgd, kompaskoers genomen, en als een streep het bos in naar de post, waar ik met een enorme sprong op af dook; hij stond immers in een kuil.
Op weg naar 16 was het even goed nadenken. Of kijken. In elk geval leek er geen triviale route te lopen. Overal dicht bos onderweg, dus dan maar de paadjes iets naar het oosten. Niet verdwalen en de verkeerde afslag nemen, dat leek het belangrijkst. Voordeel van de paadjes volgen was dat ik wist waar ik uit zou komen op het brede pad, en dus ook zou weten waar ik weer het bos in zou moeten naar de post.
15% langer dan de snelste loper, deed ik over het traject naar 17. Verklaarbaar? Ik liep in noordelijke richting van 16 naar het pad, besloot niet te twijfelen en dus rond het hek te lopen in de richting waarin ik al liep, terwijl ik me meer concentreerde op het vervolg: de route rond het ‘witte’ terrein westelijk van de twee gebouwtjes. Kon ik daar nou ook noordelijk (rechts) omheen? Of stond daar een hek? Het viel me niet eens op, in alle vaart, dat het een niet-passeerbaar hek was. Gelukkig was er geen opening aan de oostkant, toen ik daar langs kwam, anders had ik mezelf ingesloten. En zo leek mijn route alsnog best succesvol. De brandnetels op het eind nam ik voor lief.
Geen seconde stilstaan, door naar 18. Als ik het zo zie was mijn snelheid in dit deel van de wedstrijd telkens ongeveer 15% lager dan die van de snelste loper. Dus dat is eigenlijk een mooie benchmark. Als je het zo bekijkt liep ik naar 18, maar ook naar 19, 21 en 23, best aardig op mijn par (personal achievement reference). Ze waren dan ook niet moeilijk.
Nog 12 posten te gaan. Dit kon mislopen, ik kon mislopen, maar ik liep er recht op af. Dat mijn GPS dat nog niet door had, dat zal wel aan mijn snelheid hebben gelegen. Het muurtje op het veld als uitgangspunt genomen, kompas er bij, lopen op de naald, en ogen open houden voor een kuil met een post er in. Het rode EMIT kopje stak er boven uit, en -hopla!- geklokt, en door naar de volgende.
De sportkantine was een mooie referentie, de parking daarentegen een obstakel. Vooral de auto’s die daar op stonden (en niet op de kaart). Het mini-veldje vormde een mooi aanvalspunt, alhoewel het heuveltje waar ik over moest wel een verrassing was. 12 sec klimmen? Nee, gewoon verschil in loopsnelheid, dat weet ik nou wel.
Wat slecht af had kunnen lopen ging wonderwel: geen paden, alleen wat reliëf, en gevoel voor richting (ook wel kompas genoemd), leidden me naar 21. Misschien kwam het doordat in het avondlicht de minuscule open plek rond de kuil waar de post stond een beetje oplichtte. Ik vond hem direct, en kon ook meteen doorstuiven naar de volgende.
Een 13 sec extra kostte het me wel, maar dat was het waard: dit was een moeilijk been, en om er dan toch zo heen te lopen, or richtingsgevoel, daar mag ik niet over klagen. Je ziet in de Splitsbrowser grafiek bij de lastige posten de relatieve tijden van veel lopers omhoog schieten, en dit was er dan ook zo eentje.
Dik tevreden voer de vorige, besloot ik in een rechte lijn (na ja, aanvankelijk dan) naar de volgende post te lopen. Het donkergroene bos zou toch min of meer een stoplijn vormen, maar het was wel zaak om het juiste punt uit te komen. Tegelijk liep daar nog een pad voor, en onderweg een hoop onderbegroeiïng, met loophinder tot gevolg. Achteraf had ik beter iets meer pad kunnen pakken, maar zo veel had het niet uitgemaakt. Eenmaal in de buurt begon het fijn-oriënteren. De vorm van het paadje dat er liep was in elk geval goed om me aan te refereren, en het was een kwestie van goed kijken om vervolgens de post te spotten. Weer geluk? Nee, gewoon wijsheid! Even dacht ik er over om op de fiets verder te gaan…
Snel, het donkere bos uit -had Roodkapje ook moeten doen- op weg naar 24. En daar na? Doorsteken, want omlopen is om. Het enige nadeel was dat ik geen idee had waar ik precies op het (2e) pad uit was gekomen. Maar dat bedacht ik pas toen ik daar stond. Je ziet (rood is langzamer lopen) dat ik eventjes nagenoeg stil stond. Dit was geen onderdeel van mijn plan. Dan maar richting de weg lopen, en passen tellen. Of toch niet? Enig gevoel voor afstand is me niet vreemd, en ik had ook het gevoel dat ik net op dat punt van het pad was aanbeland waar de onderbegroeiïng begon, dus boog ik af naar de post. Als het zo gepland was struikelde ik er ongeveer over.
Het open bos nodigde uit tot doorsteken. Misschien kon het weer iets korter, of over iets meer pad, maar vooral besloot ik de vaart er in te houden en niet te lang over enkele mm’s te twijfelen. De sportkantine bij het voetbalveld was in elk geval mijn mikpunt, en de dug-out naast het veld later mijn aanvalspunt. Even leek het mis te gaan toen de post niet leek te staan waar ik hem verwacht had. Maar gelukkig zag ik een hoekje van de postzak om de boomstam heen kijken, en niet veel later de complete post.
Nog maar een paar postjes, maar wel eerst een relatief lang been. Snel? Nou, toch 36 sec langzamer op bijna 3 minuten. Er waren twee mogelijke routes, en als ik ze achteraf opmeet zijn ze op de meter nauwkeurig even lang. Geen twijfel mogelijk? Dat wel, maar dat was niet verstandig geweest. Ik ben dan ook gewoon doorgelopen. Goed plan. Vol gas er op, en zelfs in het mulle zand op het eind de vaart er in gehouden. Altijd verrassend om te constateren dat een post waar je net al bent geweest, vanaf een andere kant komend toch weer ergens anders lijkt te staan.
Nog maar enkele posten; ook qua typen van dit verhaal. Alleen begon de vermoeidheid toe te slaan, en werd ik minder scherp. Dat komt natuurlijk door dat mulle zand, van daarnet. Paadjes hadden me sneller bij mijn doel, post 27, gebracht, denk ik, maar het voornaamste was dat ik niet de verkeerde afslagen moest nemen. Ik besloot daarom vooral op kompas verder te gaan. Het bos liet het toe, en dat verminderde het risico op het verkeerde pad te lopen. Even twijfel op het eind. Ik wist zowaar niet meer wat bruin betekende, tot ik de parking bij het CC zag, en de heuvel waar ik bij aankomst al een post bovenop had zien staan. Dat moest hem zijn. Sprintje bergop, en in duikvlucht er weer af… Toch had ik op dat kleine stukje 30 sec verloren ten opzichte van de snelste loper.
Terwijl ik de gele vlakte (het grasveld) op liep doemde op de kaart het groene bos tussen het noordelijke pad en post 28 op. dat was niet goed. Ik zou beter over het oostelijke paadje kunnen lopen, en dan het noordoostelijk grasveldje nemen. Hoe ik het deed weet ik niet, maar ineens was ik het pad kwijt. En daarmee ook de koers naar het open veldje. Op kompas dan maar, want ik wist waar ik me ongeveer bevond. Hoogtelijnen volgen. Door een kuil, en zoeken naar iets dat omhoog leidt. En dat lukte. 15 sec verlies, op ongeveer 1 minuut. Het had slechter kunnen aflopen. Ook hier vraag ik me weer af hoe de snelste lopers dit deden. Schreef iedereen maar zijn gedachten op internet, en zette zijn GPS track er bij!
Dat open veldje van daarnet, dat kwam alsnog van pas. Als mikpunt, maar ook om snelheid te maken. En daarna zocht ik naar een slenk, want die stond op de kaart, en zou me recht naar 29 leiden. Veni, vidi, vici. Kort samengevat. En daarmee ook op 3 sec na de snelste tijd op dit been! Top!
Beetje van slag, kennelijk, want een beetje van koers was ik wel zo te zien, op weg naar de één na laatste post. Maar snel gecorrigeerd, en met hooguit 10 sec verlies rende ik vol gas naar 30. Kon ook niet missen, alhoewel ik vlak bij de post toch even goed in het rond moest kijken. Ik had hem eerder verwacht. Intussen heb ik al meer woorden geschreven dan ik in de tijd, als lopend, kon denken, dus laat ik het hier bij houden.
Dat was grappig! Althans voor de mensen die voor het CC stonden te kijken hoe ik richting finish liep. Ze hadden me ‘van rechts’ verwacht, en ik kwam ‘van links’, op de kaart van rechts. Dat zat zo: natuurlijk had ik op de kaart gezien dat de post gewoon in het verlengde stond van de rand van het veldje, maar ik zag hem niet direct staan. Dus keek ik hoe ver ik van het pad rechts af was. En, met mijn blik, werd ik zelf ook naar rechts getrokken. Geen post. Hoofd naar links. Warempel, ik loop er bijna voorbij! Haak de hoek om, en sprint naar de kuil, sprong er in, en aanzetten voor de eindsprint. Want het is altijd leuk op het laatste been in elk geval de snelste tijd neer te zetten.
Voor de volledigheid een plaatje er bij, al levert dat vanuit didactisch oogpunt niets op. Er hing een rood-wit lint, dus mis kon het niet gaan. Wel bedacht ik dat ik, op weg naar de voorlaatste post, natuurlijk gewoon dat lint had moeten zoeken, in plaats van de post; dat was nog veel duidelijker en sneller geweest. Maar desalniettemin, op 1 sec na het snelste laatste been. Of, wacht, zie ik daar dat Lieke het zelfs in de helft van de tijd kon? Tijd voor een strak pakje en een rolletje in een Marvell Comic?
Conclusie
Niet mis, deze loop. Heel afwisselend, niet moeilijk, maar ook niet makkelijk. Soms toch echt met beleid gelopen, met name de lastige posten. Waar nodig goed het reliëf gebruikt, en dat heeft geholpen. En vooral, valt me op, heb ik goed vooruit gedacht. Geen 5 posten, maar toch telkens minstens het volgende been vooruit gepland, en telkens met een aanvalsplan op pad gegaan, met een aanvalspunt in mijn hoofd. Eigenlijk helemaal volgens het boekje, dus. En dat zie je aan mijn tijd. 7e van de 49, da’s best om tevreden over te mogen zijn.
The making of
Overigens heb ik de kaartjes in deze blog met een scriptje gemaakt, dat uit de .jpg en .xml export files van QuickRoute losse afbeeldingen maakt, die roteert, zodat de lijn van post-naar-post recht vooruit loopt, en opslaat. Handig! Scheelt een hoop tijd, en volgens mij voor de lezer van mijn blog uitermate overzichtelijk: niet meer heen en weer tussen kaart-pagina en tekst als ik het heb over post zus-en-zoveel.
Een volgende stap wordt dat ik niet de losse kaartjes toevoeg, maar dezelfde afbeelding eenmalig, en met HTML5 image rotation en cropping de kaartjes naast de tekst plaats.
Ten slotte valt op dat de kaartjes meer pagina-ruimte innemen dan de tekst, en ik ze eigenlijk pas in volledige afmeting zou moeten uitklappen als je als lezer over de bijbehorende tekst gaat. Maar ja, hoe ziet je browser waar je naar kijkt? Ben je boven of onderaan het scherm met lezen? Voorlopig blijft de lay-out dus maar even zoals pagina. Als ik WordPress nou eens een plaatje links zou laten plaatsen waar het vorige links-uitgelijnde plaatjes ophoudt…
Wat? 48 posten? Dat is wel heel veel. In 1 omloop? Inderdaad, maar ik was dan ook proefloper, en ging ze allemaal ‘s morgens vroeg even af. Ik had op het oog de kortste route bepaald, een klein handelsreizigersprobleempje met 48 knooppunten, en tot mijn verbazing kwam Concorde tot precies dezelfde route. Leuk. Dat geeft hoop mocht ik ooit nog eens een aan een Rogain meedoen.
Alle posten stonden nagenoeg goed. Ik heb een paar een metertjes heen-, op-, neer- of weer geplaatst, en een enkele 30 meter verderop gezet, perfectionistisch als ik ben. Uiteraard na overleg met de baanlegger. En zo werd het, niet alleen vanwege het weer, een perfecte wedstrijd.
Maar misschien wel het belangrijkste: ik hem mijn Geocache-maat Wout147 aan het oriënteren gekregen! En zo kwam hij meteen met stip binnen op de 13e plaatst (van de 26 lopers). Ik had verder niet verteld welke leeftijdscategorie bij omloop 5 hoorde….
Ik zeg: uitdaging! Dit is inspannend, maar ook erg leuk om te doen. En confronterend, want je geheugen wordt sterk op de proef gesteld.
Waar gaat het over?
Gisteren, woensdagavond, organiseerde Hamok een Lenteloop. Omdat het terrein op zich vrij eenvoudig was, hadden ze er iets bijzonders van gemaakt. In plaats van een kaart aan de start uit te reiken met de route, kreeg je die slechts 1 minuut te zien. Op die kaart stonden weliswaar alle posten, maar dat waren er te veel om te onthouden. Ook stonden er 6 locaties aangegeven waar een moederkaart hing, zodat je onderweg nog wat op kon zoeken. Zoals hier onder:
Overigens ga ik er even aan voorbij dat Peter, onze fantastische trainer, dit al een paar keer heeft gedaan bij de KOVZ training, maar ik elke keer daar van verhinderd was. Zodat ik nul ervaring had met memorisatie, maar die wel had kunnen hebben. Nou ja, niet helemaal nul, want ik heb bij de Midwinterrun 2013 wel iets soortgelijks gedaan, en dat ging lang niet slecht.
Tactiek
De moederkaartlocaties waren tevoren al in te zien geweest, dus die kende ik. Beetje rondgekeken vanuit het CC tijdens de inschrijving, en ik had enig idee van afstand, en grootte van het terrein. Maar een kompas leek toch niet overbodig want alles stond er schots en scheef, en elk voetbalveld leek op elkaar. Ik stelde me zo voor dat ik een paar posten per keer uit mijn hoofd zou kunnen leren, maar hoeveel? Geen idee. Geen 29 in elk geval, en zoveel stonden er op de postomschrijvingsstrook. Ik besloot te kijken hoe ver ik kon komen, maar ik leek toch bij 4 te blijven steken, met één minuut memorisatietijd, misschien 5.
Onderweg naar de eerste van die paar posten bedacht ik dat ik had moeten plannen waar ik een moederkaart zou opzoeken. Mijn 4e en 5e post, 102 en 96, bevonden zich ‘onderaan’ op de kaart (de controlenummers waren van laag naar hoog, van noord naar zuid gerangschikt om het zoeken te vergemakkelijken), en daar stond een op de kaart, herinnerde ik me. Dus zodra ik die zou passeren zou ik kijken wat er zou volgen. Klonk als een solide tactiek.
Na vier posten kwam ik inderdaad langs een kaart, en vier zou inderdaad een soort magisch getal blijken; misschien omdat ik niet meer posten per keer leek te kunnen onthouden, of omdat dat nu eenmaal gelukt was, en het al best pittig bleek.
In elk geval plande ik vanaf toen telkens als laatste punt van een serie een moederkaart. Het leek verstandiger na bijvoorbeeld 2 posten op een kaart te gaan kijken als die toch min of meer op mijn route lag, dan om er 6 trachten te onthouden, maar na 4 te constateren dat ik flink om moest lopen om alsnog de locatie van die 2 vergeten posten op te zoeken. Dus werden het steeds rijtjes van 5: 4 posten + 1 kaart.
Gezien de openheid van het terrein leek het me niet nodig in al te veel detail naar de omgeving van de posten te kijken. Veelal keek ik naar een opvallend referentiepunt, en wat globaal de relatieve positie van de post was, om die makkelijk te kunnen onthouden, en ging er ik er van uit dat ik hem, eenmaal in de buurt, wel zou zien staan.
Wat ik nog wel deed was kijken of er obstakels op de route zouden liggen, zoals hoge gesloten hekken, of verboden terreinen (zoals atletiekbanen met geestdriftige speerwerpers, of voetbalvelden met enthousiaste hooligans). Water ontbrak onderweg; ook om te drinken.
Analyse
De praktijk bleek wat weerbarstiger. Na twee soepel verlopen 4+1 runs, bleek ik me verkeken te hebben op de vindbaarheid, pardon, zichtbaarheid van post 34. Ik had het veldje onthouden, en dat de post op 2/3 van de lange zijde zou staan. Iets naast een stipje waarvan ik geen idee had wat het zou zijn. Maar daar aangekomen zag ik geen post. Verkeerde veld? Tot dan to had elke post op een zichtbare plaats gestaan.
Of toch niet? Nu ik er over nadenk stond 96 ook al achter een struik in een kuil, dus mijn gevoel klopte niet. Het kon best lastig zijn. Maar dat realiseerde ik me toen niet, en ik ging er van uit dat ik gewoon de postlocatie verkeerd had onthouden en op het verkeerde veld stond. Ik had immers alleen onthouden dat het een meest noordelijk veld was, maar er was nog een vrij noordelijk veldje bij de parking. Prompt liep ik zowaar een moederkaart voorbij, waar ik natuurlijk meteen had moeten gaan kijken, maar overtuigd dat het niet het ene veld was, moest het wel het andere zijn; in mijn hoofd althans. Parking over, zoeken, nog een post bekijken, tot de locatie van de moederkaart tot me doordrong. Kijken, toch weer naar mijn oorspronkelijke plek van 34 terug, maar nu ook achter de struiken gaan zoeken, nadat ik had gezien dat de post in het gebladerte stond. Inmiddels was ik bijna vier minuten verder.
Kennelijk onzeker over de gemiste post en de verloren tijd, besloot ik het wat voorzichtiger aan te doen: 3+1 onthouden, en dan weer verder zien. Niet heel tactisch, want de volgende post na 53 was 65, en die lag juist zuidelijk, terwijl mijn kaart noordelijk van 53 hing. Omlopen dus! Met een halve minuut verlies.
Met iets meer zelfvertrouwen besloot ik er weer 4, of zelfs 5 achter elkaar te gaan doen. Aanvankelijk voorspoedig verlopen -ik had zelfs de plek van 54, tussen te twee hekken onthouden bij een vorige passage- raakte ik na de 4e post de kluts kwijt. Ik weet zeker dat ik wist dat die helemaal in het oosten stond, bij een plukje lastig groen op de kaart, maar toch ben ik naar de dichtstbijzijnde kaart gelopen, die helemaal niet zo dichtbij bleek te hangen. Hop, daar gaat wéér een minuut!
Het gevolg was een nogal suf op-en-neer-tje van de kaart bij de tennisbanen naar 77, en via 73 weer terug naar diezelfde kaart. Al had ik alleen maar onthouden dat ik in de meest oostelijke hoek van het terrein moest zoeken, en was ik daarna via de kaart bij de tennisbanen naar 73 gelopen, dan was dat zoveel sneller geweest. Laat ik het maar toeschrijven aan de inspanning.
Dan volgt er een flink stuk, met weliswaar maar 2 posten (en een kaart op het eind), maar toch met wat gezoek, omdat ik de 2e post niet eens meer weet te vinden, en de kaart ga zoeken bij een veld waar deze niet hangt. Ik had me een huisje naast het voetbalveld herinnerd, maar dit bleek een minder veelzeggende dug-out-zonder-kaart. Ik moet me echt beter concentreren!
En dat lukt. 4+1 op rij is het resultaat. Eerst een hek vlakbij, dan tussen de westelijke tennisvelden, vervolgens een post die ik eerder heb gespot in een hoekje van een veld, en ten slotte en post tussen de struiken, vlakbij dezelfde kaart waar ik nog een keer terug ga komen. Maar dan maak ik weer de fout die ik al eerder maakte: ik merk niet op dat een van de posten lastig geplaatst is en meer aandacht vergt – die tussen de struiken. Komt goed, denk ik, dat zien we dan wel. Maar zonder kaart wordt dat simpelweg zoeken. Halve minuut, toedeledokie…
De finale bestaat uit nog 4+1 posten, waarbij de laatste +1 geen kaart is maar de route naar de finish. En die had ik al gespot op weg naar de start. Zuidoost punt van de atletiekbaan, noordhoek van ‘het schip’, hoek van de parking, en dan het perkje naast de kleedkamers bij het CC, waar ik al eerder langs ben gekomen.
Alsof ik alle eerder gemaakte fouten wil compenseren verloopt dat laatste stuk vlekkeloos. En volgens de splits nog best snel ook.
#controls
t/m post
kaartleestijd
verloren op moeilijke post
verloren door routekeuze
memorisate per post
4
4
0:01:00
0:00:15
4
8
0:00:59
0:00:30
0:00:15
1
9
0:01:02
0:03:40
0:00:20
0:01:02
3
12
0:01:19
0:01:00
0:00:26
4
16
0:01:04
0:00:16
2
18
0:00:56
0:01:00
0:00:28
2
20
0:00:37
0:00:45
0:00:40
0:00:19
4
24
0:01:17
0:00:25
0:00:19
4
28
0:00:39
0:00:10
28
0:08:53
0:05:20
0:03:00
0:00:19
Wat je onder ander ziet is dat ik ongeveer 15-20 seconde nodig heb per memorisatie. Het gaat niet beter als ik langer blijf kijken. Soms echter kost het tot wel 30 s per post. Die uitschieter naar 1 minuut komt doordat ik vervolgens de 2e post van de 2 niet vond. Ik denk dat als ik 6 posten per keer probeer te onthouden, het misschien per post wel gewoon even veel tijd kost. En ik dus niet eens zo heel veel tijd win door minder vaak naar de kaart te hoeven lopen. Hoewel ik daarvoor slechts 1 keer een halve minuut voor heb omgerend, een keer naar de kaart liep omdat ik een postpositie vergeten was, en de andere keren hing de moederkaart redelijk op de route.
Splits
Soms was ik best snel. 18 van de 28 posten bij de snelste 4. Soms was ik ook de allerlangzaamste, maar dat heeft natuurlijk ook met het moment van kaartlezen te maken. Je ziet dat soort trends ook leuk terug in de splits-grafiek met mijzelf als referentie (de horizontale lijn door 0):
Als alle lijnen omhoog gaan deed ik er langer over (en stond in het verkeerde bosje, of ik stond kaart te lezen), en waar de meeste lijnen omlaag gaan liep ik ofwel sneller dan iedereen, maar vermoedelijk keken zij daar op de kaart. Leuk om te constateren dat niet iedereen dezelfde aanpak heeft. Hoewel de vele ‘parallelle golven’ doen vermoeden dat veel mensen weliswaar dezelfde tactiek volgen, maar dat die anders is dan de mijne. Erg grappig om te zien.
Volgende keer beter
Stel dat ik nou eens meer dan 4 posten tegelijk kon onthouden, doordat ik het nu een keer eerder gedaan heb, maar ook door de techniek van het memoriseren te oefenen. Hou zou ik dan gelopen hebben? Dan zou ik bij de eerste run twee postjes meer meegepakt hebben, bijvoorbeeld. Na de 6e kwam ik weer pal langs een kaart. Wel had ik bij de lastige, 96, beter moeten onthouden waar die stond: niet in het veld maar net in het (witte) bos.
De volgende vijf waren ook niet heel moeilijk op zich. Weer goed kijken bij de lastige posten die niet direct te zien waren vanaf het open veld. En er zou weer kaart volgen, min of meer op de route naar 53.
Dan kreeg ik er 7 achter elkaar. Waarom 7? Omdat er onderweg eigenlijk geen kaart hing, zonder al te veel af te moeten wijken van de kortste weg. 6 kon ook, dan had ik een klein stukje terug moeten lopen na de laatste, maar ik had ook kunnen onthouden dat ik die vlak voor een van de kaarten, waarvan ik de locaties inmiddels redelijk uit mijn hoofd kende, misschien wel tegen zou komen.
Vervolgens zou dan een veilig stuk volgen, met 6 posten, en onderweg wel vier keer een moederkaart, zonder al te veel meters extra. Dat zou mooi uitkomen als de vermoeidheid zou toeslaan op het eind van de wedstrijd.
En ten slotte nog 4, plus de finish. Maar daarvan had ik al laten zien dat dat in 1 ruk kon.
Oefenen
Hoe train je nou zo iets? Het komt eigenlijk op drie dingen neer:
vóóruit lezen op de kaart zoals je normaal ook zou doen, maar alvast een paar benen vooruit plannen, en kaartleesmomenten inbouwen (noem het tactiek)
de kaart zodanig vereenvoudigen dat deze makkelijk te onthouden is en alleen de relevante details opgeslagen worden (noem het techniek)
de locatie van de posten en de eerstvolgende kaart, in de juiste volgorde, onthouden (noem het geheugen)
Als je die drie dingen weet te trainen heb je er in een normale oriëntatieloop ook profijt van. Misschien valt het thuis op de bank te trainen, door de ene dat punten op een kaart te zetten, die te onthouden, en de volgende dag ze op een kopie van die kaart in te tekenen. En -hoewel voor de geheugentraining eigenlijk overbodig- met de eerste kaart te vergelijken. Een oriëntatiekaart heb je daar eigenlijk niet eens voor nodig, en de schaal doet er evenmin toe. Het kan ook een Google map zijn van een onbekende stad, als het maar niet een bekend terrein is waar je anderszins allerlei associaties bij hebt (dus niet de kaart van Europa, of zo), want die heb je bij een willekeurige struik of heuvel of bocht in een pad bij een oriëntatieloop ook niet. Ik ga het proberen!
Leerpuntjes
Een paar tips voor een volgende Memorisatie:
Goed kijken welke posten lastiger zijn geplaatst (minder goed zichtbaar), en daar dan wat beter van de plaats onthouden. Dat zou zo maar 5 minuten hebben kunnen schelen, bijna 15%.
Routes checken op obstakels. Het ging nu niet fout, maar ik had zomaar voor een dicht hek of een brede sloot kunnen staan.
Slimmer plannen, en iets meer moeite doen om die ene post te onthouden waardoor ik zonde omlopen langs een kaart kom. 3 minuten winst op het totaal? Toch weer zo’n 10%.
Het was mijn eerste stads-oriëntatie: de City-O Turnhout op 1 mei. Ik had al wel eens in een stedelijke omgeving gelopen, en ook wel eens in Turnhout, en ook wel eens door een binnenstad, maar dat was of een halve marathon geweest, of een nacht-oriëntatie op een campus terrein, en dan wat korter dan gebruikelijk. Nu eens 10 km door de stad, dwars door het centrum. Wat mee viel was dat het 1 mei was, een feestdag in België, en dus wat rustiger op straat.
City-O
Ik wist dan ook niet precies wat ik moest verwachten. Maar ik kon wel een paar dingen verzinnen:
Veel discrete routekeuzes: meer bebouwing en minder bos, en dus geen twijfel tussen een pad of doorsteken.
Het zou een snelle loop zijn. Veel harde ondergrond -dus geen spikes onder mijn voeten- maar vast ook wat zachte natuur. Twijfel over wat aan te trekken.
Door de relatief hoge loopsnelheid is er minder tijd om kaart te lezen. Net als bij een sprint eigenlijk.
Maar door het vlakke terrein zijn er weer meer verhardde stukken waar ik op de kaart kan kijken en niet op de ondergrond hoef te letten.
Peter kennende (les 1: ken je baanlegger) zijn er veel benen tussen posten waarbij de -meestal- twee voor de hand liggende routes bijna even lang zijn.
Ik ging mijn headcam opzetten, dus mocht ik niet door verboden sloten, over verboden muurtjes, of door verboden gaten kijken, want dan zou heel yOutube het zien.
De kleine schaal van de kaart (1:5000) en de hoge loopsnelheid zorgen er voor dat wat op de kaart een groot verschil lijkt tussen verschillende routekeuzes, in de praktijk relatief weinig tijd scheelt. Daarmee is de winst in looptijd vanwege een marginaal betere routekeuze beperkt. Ik zou eens moeten uitrekenen hoeveel denktijd een centimeter op de kaart mag duren. Stel, ik loop 14 km/uur, dan kost 5 seconde stilstaan om kaart te lezen ongeveer 20 meter, en dat is, op een 1:4000 kaart, bijna 5 mm. Grofweg 1 seconde per mm. Als ik door beter kijken een centimeter op de kaart kan winnen, mag ik 10 seconde stilstaan. Dan is de tijdwinst wel weg, maar mijn hartslag ook weer gezakt. Aan de andere kant, te lang twijfelen om een paar kaart-millimeter te winnen, weegt niet altijd op tegen de winst.
Anders wordt het als ik meer tijd aan kaartlezen besteed tijdens het lopen, en wellicht, ook als ik dóórloop bij het lezen toch 20% snelheid verlies. Dan mag ik plots 5 sec kaartlezen voor 1 mm winst. En mag ik best een minuut lang 12 in plaats van 15 km/uur rennen, om daarmee 50 meter te winnen, wat op een 1:5000 kaart een centimeter is. Een minuut lang wat rustiger lopen (er van uitgaande dat ik mijn ogen niet op de weg te houden), om een één centimeter kortere route te vinden, dat laat toch niemand liggen? Kortom, ik moet
leren goed kaart te lezen tijdens het rennen, en
geen excuses meer verzinnen om niet goed op de kaart te kijken (zoals: laat ik maar tempo maken, dan haal ik de verloren tijd wel in).
Hier rechts op het kaartje zie je het verschil tussen twee routes van 7 naar 8. Daar maakte het veel uit. De juiste keuze maken loonde daar zeker.
Maar op andere stukken, zoals van 9 naar 10, scheelde het een stuk minder. Het verschil was daar 15 meter, en dus goed voor zo’n 3 seconde denktijd. Mijn route rechtsom was iets korter, maar als ik had getwijfeld was de winst al weer verdampt. Dan was snel beslissen, en misschien niet de allersnelste keuze maken, lonend. Op zich geldt dit altijd, maar toch is er een perceptueel verschil tussen een kaart met een grote en een kleine schaal. Wat veel lijkt op een 1:5000 kaart valt dus al snel in het niet. Maar op 1:10000 ligt dat toch weer anders, en maakt een mm verschil in afstand al weer twee keer zo veel uit in tijd.
(Over kaartschalen gesproken: zo heb ik laatst ook bedacht dat het handig is om, als ik een kaart, zoals die van de HTC-O-Run, aan het tekenen ben, de werkversie af te drukken op schaal 1:1785, omdat ik 56 halve passen per honderd meter (56 x mijn linker voet naar voren) zet. Eén pas wordt dan 1 mm op de kaart. Lekker makkelijk. Rennend zou dat 1:3125 worden, maar doorgaans ren ik niet bij het tekenen.)
Race
Maar nu over de wedstrijd zelf. Het ging best lekker. (Je kan op 2DReRun mijn route op de kaart bekijken.) Wat ik tevoren had bedacht klopte aardig: er was bar weinig tijd om na te denken. Meteen bij de start al was het haasten om de kaart te oriënteren (er was geen voor-start), en te kiezen tussen links- en rechtsom (wat nog geen 10 meter scheelde) . Niet struikelen over een stoeprand of een hekje betekent dat je niet continue naar de kaart kan staren tijdens het rennen. Maar tegelijkertijd was er wel veel detail op de kaart weergegeven, wat het lastig maakte goed te speuren naar (on)mogelijke doorgangen. Soms maakte dat ene doorgangetje van nog geen mm breed op de kaart een tiental meters uit in het veld. Maar door de zoute zweetdruppels op mijn oogharen was dat lastig te zien.
Maar dat was niet wat me veel tijd kostte. Nee, dat was eerder dat ik van 2 naar 4 prompt 3 voorbij liep . Die nog wel pal op de route lag. Dat kostte ruim twee minuten. En het zoeken naar 4, die in het veld volgens mij niet helemaal stond waar de kaart het aangaf, kostte nog eens een minuut . Dat ik van 5 naar 6 niet de kortste route koos zal niet meer dan 15 sec hebben gescheeld, maar dat ik daar 10 sec over na heb lopen denken is wel jammer .
Gelukkig ging het daarna vrij vlekkeloos. Bij 13 heb ik nog wel even moeten zoeken naar een doorgang in de micro-jungle, terwijl ik er ook gewoon even verderop doorheen had gekund .
Even later bij de brug niet de allersnelste route gekozen, maar wel eentje waar ik flink tempo kon blijven houden . En de posten daarop gingen ook redelijk vlekkeloos. Je kan opmerken dat ik, als ik eerder alert de kaart had bestudeerd, ik bij de twee eerdere passages onder de brug door vast had kunnen kijken hoe ik er op weg van 16 naar 17 het beste op had kunnen geraken. Maar dat had ik niet, en ik heb het volgens mij best aardig opgelost. Vanaf 19 naar 20 ging het wat trager, maar dat was dan ook pittig terrein, langs een ruwe akker met hoog gras en diepe kuilen . Het postje stond alleen niet helemaal waar ik dacht dat het zou staan, ten opzichte van de electriciteitskast waarop ik me oriënteerde.
Sneller had ik niet naar 21 en 22 gekund (dat verwacht je niet in de stad: ), maar als ik beter had gekeken had ik wel het hek gezien op weg naar 23, en had ik de kade gevolgd. Maar gelukkig kwam ik er nog redelijk op tijd achter, waardoor ik hooguit 60 meter om liep. Om het goed te maken heb ik maar de laatste twee posten voluit gerend. En dat ging best hard: .
Wijze lessen
Dus, de volgende keer:
bij kleine verschillen niet twijfelen (elke seconde is 1 millimeter op een 1:5000 kaart)
maar wel beter en vaker kaartlezen tijdens het lopen, dan maar 20% snelheid verliezen, maar wel de juiste route kiezen (4 x niet optimaal: 1:15)
en vooral meteen weglopen van de post zonder eerst te hoeven kijken op de kaart (2 x staan twijfelen: 0:30)
slimmer zoeken naar posten op lastige als struiken (3 x lopen speuren, 1:40)
en -heel belangrijk- geen posten voorbij lopen (1 x fout: 2:10).
Dat scheelt dan weer ruim 5 minuten, en vier of vijf plaatsen in de klassering. En ik ben nog eerder thuis ook!
Zaterdag was er weer een Technische Training (nou zijn die er elke maand wel, maar ik ben er niet elke keer bij). Telkens een verrassing wat Peter nu weer bedacht heeft. Het is altijd verrassend en leerzaam.
Dit keer: op een kaart zonder paden of wegen zo goed mogelijk de ingetekende (gestippelde) route volgen, en onderweg, op onbekende plaatsen, controleposten vinden. Het eerste viel wel mee, maar in het tweede zat de crux.
Dat betekent zo nauwkeurig mogelijk de route-lijn volgen, aan de hand van reliëf en cultuurgrenzen, en onderweg heel goed opletten of er ergens een 10×10 cm groot controlepostvlaggetje hangt.
Vooral in het westelijke deel van de kaart was het lastig om tussen het minuscule reliëf het juiste spoor te volgen. Maar daarmee was het wel een hele goede oefening.
Ik ga namelijk vaak te snel, bij een training, maar ook bij wedstrijden terwijl het terrein het niet toelaat. Maar juist omdat we de posten moesten spotten zonder te weten waar ze zouden staan, was het zaak de rem er op te houden, rustig aan te lopen, goed te kijken, en vooral elk detail in het terrein nauwkeurig te volgen, om steeds te weten waar ik was. En dat was wat mij betreft het goede van deze training, gedwongen worden om niet te hard te gaan en continu kaartcontact te houden.
Dat moet ik vaker doen! Zou dit ook werken als ik in mijn ééntje ga trainen, op een standaard topo kaart op de Grote Heide?
Voorlopig even niet oriënteren. Niet omdat ik niet wil of niet kan, maar het komt er niet van. Niks beurse kuiten of rotte knieën, luchtbellen in mijn kompas of andere schamele smoezen. Maar puur tijdgebrek op zondagmorgens, een gebrek aan oriëntatielopen op de kalender op vrijdag- of woensdagavond (de nachtlopen zijn gestopt en de avondlopen nog niet begonnen). En de militairen houden zich ook even op de vlakte.
Wat doe ik dan?
Zelf door het bos gaan rennen, tevoren een kompaskoers dobbelen en zo goed mogelijk op het lijntje blijven. Hoewel enige planning wel helpt om niet al te veel daken en snelwegen over te hoeven.
Bloggen over oriënteren. Maar als je niet loopt is schrijven ook minder boeiend.
‘Gewoon hardlopen’ om wel in vorm te blijven.
Willekeurige purperen cirkels op de kaart van en rond Eindhoven tekenen en gewoon gaan rennen.
Naar ‘Stiphout’ om wat Belgische Bieren in te slaan voor het na-de-wedstijd-gevoel. Er stond gisteren een Westvleteren XII is het schap. Toen nog wel…
Maar ik denk dat de beste oefening is aan de kaart van de High Tech Campus te werken. Want op 9 juli 2014 houden we daar een Urban Orienteering Run, een beetje een mix van een sprint met ook wat langere stukken er tussen. Het wordt een reguliere wedstrijd, maar ook rekening houdend met beginners die het voor de eerste keer doen. Met reglementaire omlopen, maar ook met twee of drie omlopen die eenvoudig beginnen en langzaam in moeilijkheid opbouwen, voor de debutanten. Met korte benen, maar ook een paar langere, want veel beginners zullen van huis uit gewend zijn langere stukken op verharde paden te lopen. Kortom, voor elk wat wils. Met leuke verrassingen in het parcours. En uitdagingen.
Dus ook al zul je me de komende maand niet vaak bij een wedstrijd zien, ik ben er wel degelijk mee bezig. Houd mijn blog maar in de gaten.
Om het woord Game in de titel kracht bij te zetten heb ik twee animaties gemaakt: Roland vs. J-G tijdens de |Sprint| en |Long|
Het leek wel een razendsnel spel, deze oriëntatieloop. En dan heb ik het over het Criterium Régularité op en om Kamp Brasschaat. Een wedstrijd met éérst een Sprint, daarna een Labyrint, en ten slotte een normale, lange, oriëntatieloop. Flink wat kilometers, maar het was vooral de afwisseling die de ervaring compleet maakte.
Om met het labyrint te beginnen: dat had ik nog nooit eerder gedaan. Ik was er daarom wel een beetje zenuwachtig voor, toen ik bij de inschrijving hoorde dat dat een onderdeel was vandaag. Nervositeit was natuurlijk nergens voor nodig, want er kon niks mis gaan, maar ik wil het dan toch meteen góéd doen, en had nog geen idee wat er bij zou komen kijken.
Maar gelukkig, direct na de start nam de sprint me zo in beslag dat er niet één hersencel meer aan doolhoven dacht. De posten stonden in het begin vrij dicht op elkaar, zodat oriënteren en lopen multitasken werden. En dat is wel te zien op sommige plaatsen. Daar was ik duidelijk niet helemaal scherp. Grappig is dat ik dat pas achteraf, als ik naar de kaart met mijn route kijk, constateer, en dat het tijdens de race niet was opgevallen. Ik zal straks nog een korte opsomming geven van opvallende route-missers, en leermomentjes. Grappig was dat een aantal gebouwen voor de gelegenheid open waren, en ook als ‘passeerbaar’ op de kaart stonden. Ik kon het dus niet laten er ook doorheen te gaan, ook al was dat soms nergens voor nodig. Alleen bij het laatste, langwerpige, gebouw in de noordoost hoek pakte dat verkeerd uit. Ik hoopte er doorheen te kunnen, maar een van de lange wanden bleek dicht, wat ik pas zag toen ik er al voor gekozen had het gebouw westelijk te passeren. Dat werd omlopen.
Maar geen tijd om er over in te zitten, want daarna volgde het labyrint. Snel de kaart omdraaien, constateren dat er geen noord op stond, maar grappig genoeg was dat ook geen moment nodig. Zonder kompas, maar ook zonder de kaart fysiek te draaien, draaide ik die in mijn hoofd. Of zo. Ik weet het niet meer. Misschien draaide ik de kaart ook wel mee met de werkelijkheid. In elk geval was er een soort onbewust kompas in mijn hoofd (of was het het stralende zonnetje) waardoor mijn gevoel voor richting feilloos werkte. Slechts 1 keer liep ik 2 meter verkeerd. Maar dat mag geen naam hebben. Ik doorliep een steile leercurve, want op de eerste labyrint-post liep ik 12 seconden langzamer dan de snelste, op de tweede was ik zelf zelfs het rapst, maar toen begon de rest ook te leren, want de derde deed ik weer 1 sec langer, de vierde 10 sec, en de vijfde zelfs 18. Dat waren dus die 2 x 2 meters die ik om liep. Erg leuk om te doen. Ik kan me alleen voorstellen dat het een hels karwij is om het hele doolhof te bouwen met dranghekken en rood-wit lint.
Ten slotte kwam er een ‘gewone’ oriëntatieloop. Maar wel eentje met veel slootjes om over te springen, een heuse landingsbaan die we over moesten steken, en heel afwisselend open, hei, bos, velden, en niet te vergeten, flink wat doorntakken -waar ik ze niet verwacht had-, en een beekje dat me een natte voet opleverde (en 1 minuut winst op Roland die er omheen liep).
Maar het was ook een grappige wedstrijd omdat ik meteen in het begin, bij de 2e post van het lange stuk, flink mist in ging en Roland me inhaalde, waardoor we de rest van de wedstrijd -gewaagd als we aan elkaar zijn- min of meer elkaar opjaagde en stuivertje wisselden qua positie. Soms liep ik sneller, en maakte vervolgens een fout, en dan weer liep Roland voorop. Dat leverde typische te-snel-beslismomenten op, maar hield ook weer de vaart er in. Netto leverde het misschien niet veel op, maar het zorgde wel voor een interessante dynamiek. Zeker omdat we eigenlijk telkens een eigen route kozen, en alleen zo nu en dan bij elkaar liepen, maar we kwamen elkaar vooral af en toe tegen bij een post. Met World-of-O’s 2DRerun Aut-O-analyse kan je mooi zien wat de verschillende routekeuzes op leverden. Klik hier om deze kaart te openen. Groen is waar ik sneller was dan de blauwe route (Roland) en waar rood was ik langzamer.
Maar het werkt volgens mij beter als je niet de hele route in één keer analyseert, maar in delen. Dat maakt de kaart ook leesbaarder. De link naar 2DRerun is interactief, dus probeer maar van alles uit. Trek alleen geen lering uit mijn routes naar 2 en 7 t/m 9, want dat leek nergens naar.
Fouten
Sprint
De verschillen tussen Roland’s en mijn route zijn hier weer goed te zien: Aut-O-analysis.
Mijn route naar 2 was niet de kortste. Het pakte niet slecht uit, maar waarom ik niet over het grote veld ben gelopen mag Joost weten.
Naar 5 maakte ik een fout, en liep te ver, naar het tweede heuveltje, zodat ik weer terug kon. Bovendien ging ik de kelder in, terwijl dat niet in de postomschrijving stond.
Van 15 naar 16 liep ik door het gebouw, maar ging de verkeerde ruimte, die zonder uitgang, in. Ik had al kunnen zien dat de ruimte daar naast wel open was.
Van 16 naar 17 was een klassieker. Op het eerste gezicht lijkt oost- of west-om niet uit te maken, maar het maakt wel degelijk verschil.
Lang
Op weg naar 2 vergat ik de afstand. Veel te vroeg meende ik de slinger in het pad te zien met de open plek links, en ging het veld in. Dat het terrein niet klopte, de vorm van het perceel, de paden die ik gepasseerd was, dat het pad waar ik vanaf kwam niet zo dicht op de weg liep, maar niet op de laatste plaats dat er geen post stond, weerhield me er niet van een paar minuten te besteden aan het zoeken en uiteindelijk uitkomen bij een post die ik al een paar minuten eerder had gevonden. Jammer.
Bij 6 meende ik post 160 te moeten vinden, zag 152 staan en besloot dat dat een ‘valse’ post was. Zocht, maar vond geen alternatief. Terwijl die 152 toch precies stond waar ik hem op de kaart verwachtte, de postomschrijving klopte, en andere lopers er in de tussentijd heen en vandaan liepen. Het duurde 3 minuten voordat ik goed op mijn controlestrook keek, en constateerde dat 160 inderdaad het juiste nummer was.
Naar 7 zag er lastig uit op de kaart. Toch bleef ik te snel lopen en koos geen zekere route. Stom. Dat gaat telkens fout. Bij oriënteren op reliëf moet ik echt heel goed kijken, een waterdicht plan maken en kaartcontact houden.
En dat geldt ook op weg naar 8. Toen ik die niet direct vond ging ik ook nog slordig her-oriënteren, zodat het prijsschieten werd met een kromme loop. Door toeval en veel tijd vond ik hem.
Op weg naar 14 liep ik te ver naar het westen. Ik zag het donkere groen op de kaart, wilde daar rechts van blijven, maar per abuis liep ik door een doorgang tussen twee andere velden. Zeul ik dat kompas nou al die tijd voor niets mee?
Aandachtspunten
Of hoe zal ik ze noemen? Want ik heb ze eerder gemaakt, en ze hebben aandacht, maar ik moet er nog even aan denken onderweg.
Aandacht vasthouden. En niet halverwege 2 denken dat ik er al ben, en een veld te vroeg gaan zoeken.
Geen overhaaste conclusies trekken. Andere post dan verwacht? Weet je het zeker? Kijk nog eens goed, voordat je 3 minuten zoekt naar iets dat je al had gevonden.
Als het lastig is op de kaart is het dat in het echt al helemaal. Vooral als de post ‘op reliëf’ geplaatst is. Vertraag en maak een solide aanvalsplan.
Houd bij splitsingen kompas in de gaten. Snot voor je ogen van het rennen is geen excuus.
Let op watertjes, of besluit bewust dat je er door- of overheen kan.
Tijdens sprint: vergewis je er van dat je een ‘passeerbaar’ gebouw ook weer uit kan.
Een sprint is te kort om fouten te maken. Kijk 1 sec langer en win er 10.
Het is weer lekker laat donker aan het worden! Dus langer licht. Ik had deze blogpost eigenlijk in het najaar willen schrijven, maar dat kwam er niet van. Toen vond ik het juist zo vroeg donker, en laat licht worden. Nu zul je iets zeggen van: Ja, dûh, het wordt altijd later donker in het voorjaar. (En in de winter ook trouwens, die begint zodra de dagen gaan lengen.) Dat klopt, maar het wordt wel sneller licht in het vroege voorjaar dan donker. En omgekeerd. In de late herfst is het weer anders: dan wordt het sneller later licht dan eerder donker.
Snap je het nog? Nee? Tijd voor een grafiekje, zo’n handig lijntje op millimeterpapier. Dat meer zegt dan duizend vergelijkingen. En daar moet je dan niet met een scheef oog naar kijken, maar met een recht oog, want de grafiek blijkt scheef te zijn.
Duidelijk? Nee, niet helemaal. Want een grafiek zonder uitleg is als een kaart zonder legenda.
Je ziet de dag, zolang het licht is, tussen de de groene en de rode lijn. De aarde draait rondjes rond de zon, de aardas staat een beetje scheef (23,45°, lekker makkelijk te onthouden), en dus lijkt de zon door het jaar heen op en neer te slingeren aan de hemel (als je dagelijks op dezelfde tijd kijkt). Je zou in eerste instantie denken dat dat even snel op als neer zou zijn, mooi regelmatig. Maar het tijdstip van zonsop- en -ondergang is dat niet. De grafiek is scheef.
Heb ik deze gewoon fout getekend? Of berekend? Dat kan haast niet. Ik heb een beproefd algoritme gebruikt van een ouderwetse website in zwart-wit(gebruik deze als de andere link niet werkt), in mono gespatieerd lettertype. Dat moet wel kloppen. En een grafiek als hier boven kan je ook elders op internet vinden. Dat scheve, dat klopt gewoon.
En dus ook de perceptie dat het zo snel donker wordt in de herfst. Zo veel dat het merkbaar is? Of vinden we het gewoon jammer dat het eerder donker wordt, en is het per definitie te snel? Laten we eens in meer detail kijken naar het verloop.
Hier boven zie je de afgeleide van de tijdstippen in de tijd, de verandering per dag. Dat maakt nog eens extra duidelijk hoeveel verschil er tussen de eerste en de tweede helft van het jaar bestaat: in de eerste helft verloopt de zonsondergang met hooguit 1’40” per dag, terwijl de zon tot wel 2’20” eerder opkomt per dag. En in de tweede helft is het precies omgekeerd. Maar die 1’40” per dag wordt wel vrij snel, in januari al, bereikt, en houdt aan tot begin juni, terwijl de 2’20” veel geleidelijker wordt bereikt, en even sloom weer afneemt.
Wat je ook ziet is dat het midden van de dag slingert, en misschien nog wel opvallender is het dat dat met een periode van een half jaar verloopt: twee keer per jaar verschuift het midden van achter naar voren en omgekeerd! Hoogst merkwaardig. En dan nog iets: het verloop van de daglengte, lijkt veel afgeplatter dan een normale sinusvorm. Terwijl de afgeleide van een sinusoide weer een sinusoide is. En dat is de daglengte dus niet. Zou het allemaal met elkaar te maken hebben?
En tenslotte kan je zien, als je goed kijkt, dat het snijpunt van de zonsopkomst- en -ondergang niet op de nullijn ligt (“0 minuten per dag”), maar er net boven, zowel op midzomer als op midwinter. Rond de kortste dag wordt het dus alweer later donker, maar ook nog stééds later licht. En na de langste dag blijft het nog even elke dag láter donker worden.
Ik zal nog een stapje verder gaan met mijn grafieken, en de afgeleide van de afgeleide berekenen, oftewel, de variatie in het verloop.
Eind winter, begin lente, zo zie je hier boven, lopen alle curves in de grafiek vrij vlak. Op de plek waar ze de nul-seconde-per-dag-per-dag lijn kruisen. Dus daar verandert de helling van het de zon-op/onder curve niet zo sterk: hij is daar afgeplat. Dat hadden we al eerder gezien. En in de herfst ook weer. Maar nu zie je dat dat niet alleen perceptie was, maar ook klopt. De daglengte-verandering verandert daar ook minimaal. Oftewel, een tijd lang wordt de dag dagelijks even veel langer, en een half jaar later korter. En bij de beide zonnewendes, midwinter en midzomer, verandert het juist heel scherp: ruim 6 seconden per dag per dag. Dus stel dat er twee dagen even lang zijn, dan is de daaropvolgende dag 6″ korter, die daarop 12″, die daarop 18″, etc. tot de daglengte bijna twee maanden lang met 4 minuten wordt verkort. En dát verloop, de daglengte, is in het voorjaar wél vergelijkbaar van vorm. Dus, hop, morgen heb ik weer vier minuten meer om bij daglicht te rennen.
Even een linkje leggen met oriëntatielopen: Nachtwedstrijden zijn er in de wintermaanden. Het moet vroeg genoeg donker worden zodat iedereen -eerlijkheidshalve- evenveel duisternis op zijn pad treft. De laatste nacht-loop is zo rond 5 maart (zon onder 18:15, start 19:00), en de eerste 25 oktober (zon onder 18:30, start 19:30). De zon moet dus minimaal een uur onder zijn. De (woensdag) avondlopen beginnen daarentegen weer half mei, als de zon zo rond 21:15 onder gaat, en starten tot 20:30. De laatste daarvan is zo eind augustus, als de zon om 20:45 onder gaat, en starten kan tot 20:00. Met andere woorden: voor een goede nacht-O moet het al een krap uur donker zijn, maar er wordt aangenomen dat er nog zonder hoofdlamp te lopen valt tot rond zonsondergang. En dan hangt de laatste starttijd af van de lengte van de route en dus de geschatte eindtijd. Nou ja, je kan natuurlijk ook twee uur eerder starten bij de zomeravondlopen, dus da’s een keuze.
Een volgende keer kom ik er op terug waardóór deze zonnetijden nu zo apert verlopen, en de plaatjes niet gewoon mooi symmetrisch zijn. Wil je op de hoogte blijven? Vul dan je email adres hier onder in, en je krijgt bericht als ik iets nieuws post.
Maar voor nu: onthoud gewoon dat we er ‘s avonds bijna het halve jaar lang ongeveer 1’40” bij krijgen. En dat het binnenkort maximaal snel vroeger licht wordt, maar dat dat even later weer vertraagt.
Vandaag het VK Lang gelopen. (Oftewel: Nationale 2, Long Distance.) Ver? Dat viel wel mee, want ik had me officieel ingeschreven, en dan loop je in je eigen categorie, en dus ook afstand, wat voor een H40 omloop 4 betekent. Omloop 4! Da’s voor watjes. Omloop 1 is leuk en ver. Maar die was weggelegd voor de Heren Elite. Hoor ik daar niet bij dan? Wat moet ik daar voor doen? Zij mochten 14,5 km oriënteren. Ik moest na 9 km al weer stoppen! Jammer.
Wat niet wegneemt dat ik best lekker gelopen heb. Hooguit 1 echte foute, en soms iets minder strak op de post af, maar een stuk beter dan onlangs. Ik was dan ook zo tevreden na afloop dat ik mezelf in het zonnetje op een Leffe Blond en een punt slagroomvlaai trakteerde. Het was zelfs zulk mooi weer dat ik, toen ik op een gegeven moment over een nogal reliëfrijk op en neer ploeterde, bij mezelf dacht: “Wat kan het me ook schelen, het is hier toch mooi?”. Wat een geluk!
Wat valt hier rechts op? Mijn slechtste been was “slechts” 11’18″/km. En dat is eigenlijk niet slecht. Ik had me voorgenomen, na de vorige loop, om nu eens niet zo veel fouten te maken. Dat geklungel met iets niet kunnen vinden was ik beu. Had niks met niet hard lopen te maken, minder met niet kunnen oriënteren, maar vooral met discipline en concentratie en te snel willen lopen. Risico’s nemen. Dit keer niet. Dit keer ging ik voor zeker. Eerst kijken, dan lopen. Eerst een aanvalspunt kiezen, en dan pas kijken hoe ik daar heen zou gaan.
En bij de meeste posten lukte dat ook best aardig. In mijn splits loop ik redelijk constant, meestal 10-20% achter de snelste, maar goed, het was dan ook een Nationale Competitie, dus was de snelste ook echt snel. Alleen jammer dat ik soms 50-80% langer over een been deed dan de snelste loper.
Iets minder gaat het op weg naar posten 7, 9, 10, 16, 19, 23 en 24. (Zie ook de kaart.) Nou ja, niet echt heel fout, maar daar doe ik er 50% tot 80% langer over dan Frank Buytaert, de winnaar in de H40 categorie. Als ik anders echt een grote fout maak kan dat 200% extra tijd kosten, dus het ging deze keer best aardig.
Even op een rijtje:
7: Slechte routekeuze. Eerst naar het pad gelopen, maar té noordelijk aangehouden. Goed hersteld, maar te vroeg naar de post gaan zoeken. Kostte me misschien 0:30.
9: Niet slecht, maar net iets te oostelijk lopen zoeken; ik zag hem niet.
10: Daar heb ik lopen prutsen bij de post. Ik dacht hier met goed naar het reliëf kijken de post zo te moeten kunnen vinden, maar ter plekke leek toch alles op elkaar, en verkeek ik me. Achteraf zeg ik: ik had naar de westelijke kruising van het zuidelijke pad moeten lopen, als aanvalspunt, vanaf daar passen tellen (over een pad kom ik
meestal binnen 10% nauwkeurig op de juiste plek uit), en dan in een richting loodrecht op het pad naar het noorden lopen naar de post. Wat zou jij hebben gedaan?
16: Ik vond niet eens dat ik lang heb gezocht, maar Frank was gewoon sneller.
19: Stond in een gemeen kuiltje (vond ik). Achteraf had ik noordelijk moeten blijven van de heuvels tussen posten 18 en 19, maar het paadje klonk zo aantrekkelijk. Ik heb denk ik ook wat lang staan kaartlezen. Niet een fout, alleen niet snel genoeg.
20: Ik vond dat ik daar lang over deed en niet zo scherp liep, maar hij was kennelijk moeilijk gezien de splits en de niet-zo-snelle-snelste-tijd.
23: Dat was wel én geen lastige: een post achter een boom op een heuveltje midden op een zandvlakte. Kan niet missen. Maar er stond op een vergelijkbaar bultje 50 meter verderop met net zo’n boom ook een post, en die zag ik al van ver. Ik rende dus te ver door, en kon weer terug. Ik heb vaker moeite met zandvlaktes met afwisselend bos en open plekken. Hoe doe ik dat de volgende keer beter? Trainen? Hoe?
24: Nou ja, een beetje slecht georiënteerd. Maar omdat het zo’n kort stukje was, en de anderen daar alvast een eindsprint hadden ingezet en ik nog niet, lijkt het een slechte post, maar het zal misschien 0:15 hebben gekost.
Kortom, niet slecht. Leffe was verdiend. Een 5e plaats van 15 lopers, en ik was tevreden. En de volgende keer? Iets harder lopen (kan best, want ik wist op het eind nog 3’26″/km te sprinten), nog 1 fout minder maken, en de paar lastige posten in het gedetailleerde reliëf scherper aanlopen. (Ik merk dat ik qua oriëntatie terminologie naar Vlaams jargon neig.)
“Niet geheel tevreden” is een understatement. Maar als ik zeg dat er geluksposten tussen zaten doe ik onrecht aan de baanlegger, want aan de splits te zien was het toch wel mogelijk elke post direct te vinden. Hoewel soms de tweede tijd op een been 25% langer was dan de snelste, dus direct op de post af lopen was niet altijd triviaal. Maar ik was natuurlijk vooral teleurgesteld omdat ik, ondanks mijn voornemen na vorige week om gewoon geen fouten te maken, een paar keer hopeloos de mist in ging. Het kon beter.
Opmerkelijk was dat ik later, toen ik de posten 4 t/m 7 ging inhalen, ik er net zo lang over deed ongeveer, en minder meters aflegde, dan tijdens de race zelf, terwijl ik naderhand toch een stuk meer wandelde dan rende. Kortom, als ik tijdens de wedstrijd zelf wat meer of beter op de kaart had gekeken was ik daar in elk geval net zo snel geweest met minder inspanning. En als ik dat had doorgetrokken naar de rest van de wedstrijd, had me dat vast een hoop zoekwerk gescheeld, en dito verloren tijd.
Wat ging er mis?
Dat lijkt me duidelijk, als je soms 31’32″/km noteert, bijvoorbeeld op weg naar post 16. Tegen een 5’29″/km als snelste been. Maar goed, dat was dan ook de sprint naar de finish, waar ik inderdaad de snelste tijd van het deelnemersveld noteerde. Benen die goed gingen, qua oriënteren, haalde ik ook hooguit 6’00″/km tot 6’30″/km, met een enkele 5’30″/km er tussen. Het was dan ook pittig terrein, met modderige zandpaden vol kuilen en plassen, en bos waar de bosbouwer alles wat hij niet als geschaafde balk kon afvoeren ter plekken neer had gegooid. Overal stronken, takken, stammen, kuilen, en waar niet recent gekapt was stonden dennetjes van formaat kerstboom, of manshoge scheuten van iets anders die je al rennend geselden in het voorbijgaan. Ik wou soms dat ik een machete op zak had gehad.
Maar goed, het bos de schuld geven heeft geen zin, de baanlegger heeft altijd gelijk, en iedereen was het zelfde log beschoren, dus de uitdaging was onder de gegeven omstandigheden het wijst te oriënteren. Er blijven altijd geluksposten, maar bij de meeste kan je, als je achteraf met baanlegger Peter praat en hij overal wel een succesverzekerend aanvalspunt weet aan te wijzen, niet anders dan “Ja, natuurlijk!” denken.
Naar 1: te snel vertrokken, althans, overmoedig, en vlak voor de post eentje van een andere omloop zien staan, inderdaad verder naar links dan gedacht, maar er toch heen gelopen. Bleek fout. Gebeurt vaker, en telkens ben ik dan extra tijd kwijt omdat ik de meters naar die andere post mijn richtingsgevoel heb laten varen. Je staat dan weliswaar bij een post, maar die staat dikwijls niet op jouw kaart, want hij is van een andere route, en dus zegt hij nog niks. Een valkuil waar ik nog een afweermechanisme voor moet ontwikkelen.
Achteraf perfect aangelopen, maar omdat hij pal achter een boom stond niet gezien. Fout is dat ik niet ben omgekeerd toen ik wist dat ik te ver was -omdat ik passen had geteld-, maar met veel tijdverlies ben gaan her-oriënteren. Wat overigens wel doelgericht en succesvol was.
Vrijwel perfect gelopen, hoewel het sneller kon.
Best goed, beetje te vaak op de kaart gekeken. Leren te kijken tijdens het lopen zonder snelheidsverlies.
Op zich niet verkeerd. Vanwege het volgen van het paadje wist ik waar ik was. Alleen bleek er voor de inham op de kaart waar de post zou staan nog een inham te zijn. Bij nader inzien had ik als ik iets verder was gelopen de post vanaf het oostelijk gelegen pad zo kunnen zien.
Uitstekend.
Rare routekeuze, en slecht kompaswerk. Het groene bos tussen 6 en 7 bleek later prima doorloopbaar.
Route over de paden was iets sneller geweest, en even lang als mijn doorsteek. Mijn laatste stuk naar de post meer geluk dan wijsheid gehad. Als ik nu naar de kaart kijk zie ik veel zekerder opties, langs lijnkenmerken op de kaart: paden, een zandvlakte, en hoogtelijnen.
Na een minuut was ik er vlak bij, maar uiteindelijk pas twee minuten later, via een omtrekkende beweging, zag ik hem ook daadwerkelijk staan. Ouderwets dwalen. Dit had ik kunnen zien aankomen. Volgens mij heb ik het bochtje in het pad gebruikt als aanvalpunt, maar ben 45 graden de verkeerde kant uit gelopen en miste hem zo.
Slecht kompaswerk. Ik zag een andere loper, maar meende dat die te ver naar het westen liep. Toen die naar het oosten afboog draaide ik mee, nog verder naar het oosten. Ik zag een pad aan voor een heel ander pad. En vond post 11 ipv. 10. Dit had echt niet gehoeven, maar een verkeerde reactie op een andere loper is een bekende valkuil in mijn geval, vooral omdat ik me laat opjutten en geen tijd meer neem om kaart te lezen.
Posten 11, 12 en 13 liepen heel gesmeerd, ook omdat Thomas van der Kleij een meter of 100 voor me liep en ik hem maar niet kon inhalen.
Door de paden te volgen was ik zowaar op dit been nog sneller dan Thomas.
Vanuit deze richting was de gewraakte post met controlenummer 105 goed te vinden.
De route door het bos verliep goed. Reliëf gebruikt. Al had ik voor de veiligheid beter iets naar het noorden kunnen afwijken om de heuvel niet te missen.
Rampzalig. Ik besloot de langwerpige heuvel te volgen. Maar miste de insnijding, en kwam iets te ver uit. Heroriënteren was de enige uitweg, en om te weten waar ik was moest ik doorlopen naar het kruispunt, om vanaf daar passen te tellen.
Een lastig been, maar met behulp van het reliëf niet onsuccesvol.
Ik had het witte bos kunnen nemen op weg naar het pad, maar verder prima.
Ploeteren door het houthakkerspuin. Geen-bos is stukken erger dan groen bos, hier. De bost leek een boom zuidelijker te staan dan op de kaart.
Goed gedaan, al zeg ik het zelf. Hoogtelijnen gebruikt.
Vanuit het westen of vanuit het zuiden naar de post lopen leek me om het even. De rug in het terrein was in beide gevallen een goede stoplijn.
Hier volgde ik nadrukkelijk het reliëf, en dat werkte. Ik had inmiddels bijgeleerd van de eerder confrontatie met de open stukken in het terrein.
Met het pad als opvanglijn, en het kruispuntje van paden als aanvalspunt, was dit een juiste route.
Dit leek weer nergens naar. Eerst door het zand en over de hei, om even later het pad waar ik vandaan kwam weer tegen te komen. Waarom was ik er niet gewoon overheen gelopen?
Vervolgens weer recht op de post af, op kompas, maar iets te vroeg onzeker geworden en in het rond gaan zoeken. Beter was het geweest om de bocht in het slecht-zichtbare pad als aanvalspunt te nemen. Ik ben op zich snel genoeg om een paar meter om te lopen, en daardoor niet te verdwalen. Dat zou ik vaker moeten doen.
Weer prima gedaan, vind ik zelf. Laatste stukje puur op reliëf: ruggetje gevolgd, en daarna de insnijding.
Idem.
Sprint naar de finish. Een half jaar terug stond er een Mercedes pal voor de laatste Emit; nu was het een hek.
Maar aan de overkant van de weg scheen al uitnodigend het Bavaria uithangbord van De Koperen Teut, waar mijn vrienden waren. Het blijft mooi, zo’n donker bos, en dan ondanks alle tegenslagen de weg terug toch nog vinden. Beetje als Kleinduimpje.
Verbeterpuntjes
Beter op de kaart kijken.
Omgaan met andere lopers, en mijn eigen race blijven lopen, zonder af te laten leiden, en op te laten jutten.
De kaart beter bekijken.
Afweermechanisme ontwikkelen tegen het verdwalen bij een post van een andere route, die toch als magneet werkt.
Beter kijken op de kaart.
De tijd nemen om op de kaart te kijken.
…
Kortom, het wordt tijd dat ik eens wat beter op de kaart kijk. Het punt is dat ik het op het moment zelf zonde van de tijd vind, even een snelle blik werp, en besluit op mijn kompas en getelde passen af te gaan. Soms komt dat verbazingwekkend goed uit, maar vaak, en zeker in het donker, gaat dat toch niet goed. Aanvalspunten, lijnkenmerken, opvanglijnen gebruiken is toch robuuster dan richting en afstand, des te meer in terrein waar snelheid en koers ernstig gehinderd worden door reliëf en vegetatie. Ik ben op zich snel genoeg om een paar meter om te lopen, en daardoor niet te verdwalen.
Ik denk vaak: “Ik loop die kant uit, en zie dan vast wel iets herkenbaars, een aanvalspunt of zo.” Terwijl ik dat beter andersom kan doen: eerst een aanvalspunt kiezen, en daar doelgericht heen gaan. Het is namelijk makkelijker in het veld te vinden wat je op de kaart ziet, dan op de kaart te vinden wat je in het veld ziet. Zie ook [The Cognitive Process of Being Lost, Crampton, 1988]. Dus is het zaak te weten waar je bent, en wat je zoekt. Op de bonnefooi is nooit goed. Toch maak ik regelmatig die fout. Ernstig.
Ik ga het de volgende keer eens andersom benaderen. Snelheid alleen als mijn aanvalsplan er klaar voor is. Oftewel: op weg naar post 15 zoek ik een makkelijk stuk, een pad of zo, waar ik al lopend het plan voor de route naar 16 uitwerk, zodat ik direct na 15 de juiste kant op kan en weet wat me te doen staat. Zo niet, dan maar vertragen. Het plan mag ook zijn: zus en zo vertrekken, en onderweg naar 16 het definitieve aanvalspunt kiezen, maar dan ook alvast de route naar 17 bepalen.
Maar het moet zo zijn dat ik achteraf alleen nog maar de juiste route loop, misschien iets minder rap, maar dat komt dan in tweede instantie. Dit wordt mijn route naar de volgende “post”, met als controlenummer “foutloos”.
Of liever gezegd, wat deed ik goed? Een belabberde 17e plaats (van de 25 deelnemers in omloop 1) is natuurlijk niet om over naar huis te schrijven. Dat kan beter. Maar hoe? Tijd voor een analyse.
Er was niets dat niet goed was. De batterijen van mijn hoofdlamp waren opgeladen, m’n schoenen zaten prima, het weer was uitstekend en mijn kleding paste perfect bij de temperatuur, en mijn kompas wees precies naar het noorden. Ik was niet te vroeg en niet te laat, had geen blessures en was uitgerust. En ik had er zin in. Kortom, de omstandigheden waren uitstekend.
Het plan was simpel: geen fouten maken, iets meer paden volgen dan ik overdag zou doen, geen risico’s nemen, en ruim voor de finish de spint inzetten. Podiumplaats, zou je zeggen. De eerste post ging ook goed. Als 6e kwam ik daar aan. Maar bij de 2e, die op zich ook niet slecht ging, lag ik al 9e. Was doorsteken hier sneller geweest, door het groene bos? Of het stukje door het witte bos? Vermoedelijk heb ik wat seconden verloren de laatste meters naar post 2, waar mijn track rood gekleurd is (groen = snel, rood = langzaam). Maar ik vond hem wel in 1 keer. Maar een aantal anderen dus sneller kennelijk.
Je kan dit altijd mooi volgen met SplitsBrowser, door Position after leg te kiezen linksboven, en de naam te kiezen. Ik had dus een goede start, maar verknoeide veel op benen 2, 3 en 7. Ik maakte weer wat goed op benen 11, 12 en 17, maar niet genoeg.
Eigenlijk moet je, om mijn splits in context te plaatsen, ook naar de resultaten van anderen kijken, bijvoorbeeld door Percent behind te kiezen, Compare with Any runner, en dan mijn naam selecteren. Wat je dan goed ziet is de spreiding over ver verschillende lopers, en waar ik daar binnen scoor. Zo zie je hier boven bijvoorbeeld dat post 1 lastig was, maar 2 een stuk minder. 3 was weer wat lastiger, maar nog niets vergeleken bij 4, 6, 10 en 12. Alhoewel, als soms 1 loper (of een paar, als ze in een treintje liepen) een post niet snel kon vinden, maar alle anderen wel, zoals bij 6, hoeft die niet zo moeilijk te zijn geweest. Aan de andere kant, een post 7, waar iedereen relatief dicht bij elkaar lijkt te lopen, behalve ik dan, geeft een vertekend beeld: enerzijds omdat het been van 6 naar 7 relatief enorm lang was, en de verloren tijd bij de post dus relatief minder doet in de grafiek, en anderzijds omdat ik mezelf hier als referentie heb genomen, en de lijnen in de grafiek boven de mijn (die op 0%) dichter bij elkaar staan dan die er onder. Als iemand de twee keer zo snel liep komt op de -50% hoogte te staan, maar iemand die 2 keer zo langzaam liep op +100%. Eigenlijk is het daarom beter om de spreiding te halen uit de vergelijking met de snelste loper per been. Alleen zie je dan weer niet snel hoe je eigen prestaties zich verhoudt tot de rest bij de lastige posten. Of ik laat de andere lopers even weg uit de figuur.
En dat laat ook meteen iets anders zien: in deze grafiek was het been van 6 naar 7 helemaal niet zo lang; dat was in de vorige vooral omdat ík er zo lang over deed. Maar goed, beide grafieken gebruikend zie je dat ik veel verloor op weg naar 3, 5, 7 en 8. En dat het op weg naar 1, 10, 12 vergeleken met de rest behoorlijk goed ging. Laat ik me dus concentreren op deze benen, en kijken waarom het zo liep.
Op weg naar post 3 gaan een aantal dingen mis. Ik kan het me nog goed herinneren. Eerst loop ik door het bos naar de strook gras. Beter was het zuidelijke pad, en je ziet dat ik snelheid verloor. Dan besluit ik toch weer door te steken, maar tel even geen passen. Middenin het bos kom ik een soort pad tegen dat niet op de kaart staat, en maak een haakse bocht, denkend dat ik al bij het volgende pad ben. Alleen klopt dan de rest van het kruispunt waar ik even later kom niet. Dat heb ik niet direct door, en ga ten noordoosten van de splitsing zoeken naar de post. Tot ik ontdek dat dat niet goed is, en ik nog een stuk verder moet lopen. In eerste instantie loop ik de juiste kant op, in het verlengde van het pad, naar post 3 toe. Maar besluit net iets te vroeg dat ik hem niet kan vinden, en ga me her-oriënteren met behulp van de splitsing. Terug naar het pad, en na passen tellen vanaf de kruising, en nieuwe poging, die wel raak is. Met moeite worstel ik me dwars door het groen naar het zuidoostelijke pad. Alleen bedenk ik daar dat ik op deze manier niet precies weet waar ik ben. Beter had ik naar de splitsing kunnen lopen om een aanvalspunt te hebben. Gelukkig zit er een klein beetje reliëf in het perceel rond 4, en kan ik het donker groen gebruiken als stoplijn, al is het niet gemarkeerd als duidelijke cultuurgrens. Maar gelukkig lukt deze strategie. Maar dan, van 4 naar 5, weet ik niet precies waar ik ben op het pad. En het reliëf is hier gemeen (of de baanlegger is doortrapt), want er zijn twee ruggen die het pad kruisen. En op welke sta ik? Lastig in het donker. Eerst de zuidelijke proberen, maar dan zie ik de splitsing, en loop een stuk terug naar het noorden. Het was geen makkelijke post, maar ik had het mezelf minder lastig kunnen maken door direct naar de splitsing te lopen, or meteen op het reliëf te letten.
Dan krijg je posten 7 en 8. Ook dat ging niet goed. Vooral 7 is een drama. De weg er heen ging uitstekend, maar misschien juist omdat ik stevig doorrende (met als resultaat wat minder O2 in mijn brein), kom ik van een koude kermis thuis. Zo te zien loop ik in beginsel recht op de post af, mis hem net, en raak dan totaal verstrikt in de dichte dennenboompjes. Een open plek op de kaart zou mijn referentie moeten zijn, maar in het donker lijkt elk gat tussen de bomen op de open plek. Of is die open plek op de kaart van toen nu dichtgegroeid met jonge dennen? En is wat groen is nu juist beloopbaarder? Overal om me heen zie ik hoofdlampen schichten, maar nergens zie ik de post, noch waar de hoofdlampen nou precies heen gaan. En als ik naar mijn GPS track kijk had het ook geen nut er eentje te volgen, want ze waren allemaal alweer op weg van de post vandaan. Ten slotte vind ik hem dan ook, maar dat is meer een kwestie van statistiek; niet eens geluk.
Wellicht wijzer ga ik naar het pad, en besluit even geen risico’s te nemen. Maar hoe het komt dat ik het dwarspad mis, weet ik niet. Slechts door tellen heb ik door dat ik te ver ben. Ik zie links van de volgende kruising een jagersstoel staan, en sla af richting 8, waar nog twee lopers aan het zoeken zijn, aan de hoofdlampjes te zien. Gelukkig vind ik 8 eerder dan hen. Euforisch ren ik weer naar het pad, maar een 90 graden fout, denk naar het westen te lopen, en naar het noorden het pad in te slaan, maar ik vertrok in noordelijke richting en boog af naar het oosten. Tot ik de bekende jagersstoel weer tegenkom, en omkeer.
Daar zie ik Ralph voor me lopen. Min of meer tegelijk komen we bij 9 aan. En even later ook bij 10. Deze, en ook 11 en 12 vind ik -volgens SplitsBrowser- relatief snel. Door goed de paden te gebruiken, en de vegetatiegrenzen. Maar toch, als ik op de kaart kijk had het ook daar, net als bij 7, heel erg fout kunnen gaan. Ook van die groene plekken zonder stippellijn er omheen, ten teken dat ze niet heel onderscheidbaar zijn. Hoe zou ik dat hebben kunnen doen met nog minder risico? Peilen en passen tellen? Dat was bij 7 mijn uitgangspunt geweest, en dat had niet gewerkt. Toch de grenzen van de groene vlekken volgen? In het donker blijft dat riskant. Of had ik gewoon pech bij 7, en was mijn aanpak, kompas – peilen- tellen- kijken, zo slecht nog niet? En is mijn grootste fout bij post 7 geweest dat ik 10 (!) minuten ben blijven proberen de post te vinden, terwijl ik veel eerder naar het dichtstbijzijnde kruispunt had moeten gaan, en nogmaals een kompaspeiling maken? En dat blijven herhalen? Ik denk dat laatste. Nu ben ik hooguit 1 keer teruggegaan naar het pad, en verder blijven aanmodderen.
Aantoonbaar ging het vervolg een stuk beter. Geen significante fouten meer (al had ik via een kortere route van 13 naar 14 kunnen lopen, maar je kan ook stellen dat mijn aanvalsroute, over het kleine ruggetje vanaf de kruising zuidwestelijk van 14, juist heel veilig was). En ook in de Splits zie je dat het laatste deel best aardig ging. Wat je dan wel ziet is dat ook als ik geen grote fouten maak, andere lopers wel wat sneller lopen. Een van de dingen die me wel eens is opgevallen aan mijn GPS track en bijvoorbeeld die van Ralph, is dat ik altijd tussen de 7 en 9 % van de tijd langzamer dan 25’/km loop, vaak door even te vertragen en kaart te lezen, en bij een nachtloop zelfs rond de 10%, terwijl hij dat niet doet, en kan blijven rennen. Daar is dus wel het een en ander aan snelheid uit te halen. Bovendien kan ik her en der wat meters sparen door net iets slimmere routes te lopen. Die wellicht ook minder kaartleesmomenten bevatten, en minder omgevingschecks. Zoals hier naast het stuk van post 16 naar post 17. Waarom ik een trappetje loop weet ik niet, als heeft het iets met een intuïtieve neiging om in de buurt van de paarse route-lijn te blijven te maken. Terwijl het achteraf sneller, maar ook veiliger was om de blauw lijn te volgen: net zo lang, maar nagenoeg zonder kaartlezen, omdat in de zuidpunt een T-splitsing lag, en vlak voor de post ook. Ik had vol gas met verstand op nul door kunnen lopen. Nu liep ik gemiddeld 5’19″/km op dat been, en dan had ik meer richting 4’30″/km kunnen lopen, wat op deze 600 meter afstand 30″ had gescheeld.
been
(naar post)
kaartlezen
concentratie, kaartcontact
routekeuze
post gemist
onveilige keuze
1
ok
2
00:15
ok
3
00:50
01:30
concentratie, post gemist
4
00:10
ok
5
00:20
00:10
routekeuze, twijfel halverwege
6
ok
7
09:00
post gemist, heroriënteren
8
01:30
concentratie
9
00:10
routekeuze
10
ok
11
ok
12
00:10
onveilige keuze
13
00:10
routekeuze
14
00:10
ok
15
ok
16
ok
17
00:25
routekeuze
18
00:10
ok
19
ok
finish
00:05
ok
Totaal:
00:50
02:20
01:05
10:30
00:20
Concluderend, wat doe ik de volgende keer beter?
Kaartcontact! Blijven passen tellen en koers bijhouden. Concentratie niet laten verslappen.
De moeilijke posten herkennen, en daar een zekerder aanvalspunt kiezen.
Bij verloren positie, snel een 2e, zekere, poging doen vanuit een bekend punt, en niet blijven zoeken. Rustig blijven, en een plan maken.
Na een post vaker snel terug gaan naar het pad.
Vooral in het donker geen 90° en 180° fouten maken, door vaker naar mijn kompas te kijken bij de post.
Sneller lopen waar het kan, en zorgen dat dat vaker kan.
Gelukkig kan ik het deze vrijdag weer proberen!
Verder is het nog leuk om naar een animatie van mijzelf en Ralph te kijken op de 2D-Rerun site: 2DRerunViewer.
Na een spannende race van 52 km wonnen we de MWR’14. Alle posten gevonden, en slechts 3 foutjes onderweg.
Extreem lang, dat was het! En evenzozeer gewonnen! Ik ben wel een beetje trots. Met een combinatie van uithoudingsvermogen, goed kaartlezen, snelheid en heel weinig fouten maken bleken we de troeven in handen te hebben. O, ja, en natuurlijk door niet onverdienstelijk te schieten, want het was een soort Biathlon. Waar ik dàt vandaan heb weet ik niet, maar het zoeken en kaartlezen beheers ik vanuit jarenlang Geocaching en ook alweer een paar jaar Oriëntatielopen, en Jeroen loopt hele marathons (en ik soms naar België), dus we hadden de juiste skills in huis. Maar het was bovenal weer een geweldig leuke ervaring!
Survivalteam 3e
De Bosraggers 1e
Menno en Ruud 2e
Na de lol en het succes van vorig jaar was al duidelijk dat team Bosraggers zich zou inschrijven voor deze Midwinterrun, zodra de datum bekend was. Zo gezegd, zo gedaan. We lazen afgelopen week nog even het verslag van de vorige editie door, spraken de dag tevoren onze tactiek af, pakten onze spullen (vol geheime slimmigheidjes, net als elk ander team), en gingen de ochtend zelf om 5:50 de deur uit, op weg naar Lunteren. Dit keer niet met een lege benzinetank en zonder ontbijt, wat vorig jaar best onhandig was, toen alle pompstations dicht bleken. Als eersten kwamen we aan, maar al snel liep het vol met nerveuze lopers, die ook nog even snel hun uitrusting op orde moesten maken.
Start
Toen om 8:15 de briefing begon werd duidelijk dat de opzet niet veranderd was. Al gingen we niet per bus op pad, maar zouden we gewoon starten waar we toen waren. Alleen toen het echte startschot viel, en elk team zijn enveloppe met kaarten voor de dag kreeg, prijkte daarin slechts een Topo25 legenda en een half kaartje van het dorp, met een aantal opdrachten. Voordat we deze correct hadden uitgevoerd mochten we niet weg; tot na 9:00 althans, en dan kreeg je meteen 30 strafminuten er bij. Na 8 minuten hadden we de juiste oplossingen, en gingen -als eersten- op pad, om roadbook, extra aanwijzing, en kaarten te verzamelen bij de gevonden kerken van de opdracht.
Dat was wel een beetje een teleurstelling: geen verwarmd klaslokaaltje zoals vorig jaar, om op ons gemak de ontbrekende punten in te tekenen op de kaart aan de hand van coördinaten in RD-, UTM-, en graden-minuten-seconden-notatie, maar een vochtige stoep of een bemost bankje op het kerkhof. Bijna 25 minuten hadden we nodig om de kaarten aan elkaar te passen, de relatieve hoek en schaal te bepalen, slechts 6 coördinaten in te tekenen, en de meest tactische volgorde te bepalen, er rekening mee houdend dat we van één punt, CP4, de coördinaten pas onderweg zouden vinden, en het vast niet tussen CP3 en CP5 zou liggen op de kaart. Te lang kostte dat! Maar daar kom ik op het end nog op terug. Eerst op pad…
Etappe 1
Maar meteen bij CP1 ging het al mis. Vijf teams -we dachten dat we snel waren- stonden al te zoeken (en soms ook punten in te tekenen op de kaart) maar niemand leek iets te kunnen vinden. Wij ook niet. Na 5 minuten opgegeven, en doorgelopen naar punt CP2. Bij CP3 vonden we de locatie van CP4, die we meteen maar intekenden op de kaart, en die inderdaad pas tussen CP13 en CP14 bleek te liggen. Bij CP5 vonden we opnieuw geen blauw kaartje. Vervelend. Toch maar goed het roadbook lezen. En wat bleek: er stond “Noteer nummer (op afstand zichtbaar)”. In tegenstelling tot de andere punten waar duidelijk “Noteer CP nummer” bij stond. En dat viel nu pas op, na 5 minuten zoeken, en, erger nog, na hier ook bij CP1 helemaal overheen gelezen te hebben. We noteerden het nummer van de kilometerpaal van de spoorlijn, en bedachten dat er bij CP1 vast ook een bord of paal met nummer had gestaan. Zouden we terug gaan? Of er later nog langs lopen? Eerst maar verder, naar CP6.
Langs CP6 liepen we van de kaart af. De volgende, een Google Satellite luchtfoto, stond een paar graden geroteerd ten opzichte van de vorige kaart. Gemeen, maar we hadden het snel door. Globaal hadden we hem al georiënteerd op basis van de schaduwen van de bomen. Alleen liepen we vrolijk naar het punt links onder, om pas daar te beseffen dat dat het CP12 was waarvan tijdens de briefing verteld was dat het vervallen was. Stomstomstom. Maar op zich wel een mooi plekje…
De punten er na, CP9 en consorten, schijnbaar willekeurig genummerd, gingen zonder noemenswaardige problemen, maar onze voorsprong was verspeeld. Bij CP8, een hoogspanningsmast, werden we “betrapt” door een man met een jachtgeweer: wat we daar wel niet deden. Privé terrein, verboden toegang. Maar op onze route om er te komen stond geen bordje. Het was ook niet echt de standaard route. Na wat uitleg, en het besef dat het om niet zo veel mensen ging, liet hij ons verder gaan. Maar hij was er niet blij mee, ook omdat tijdens het gesprek 5 teams her en der uit de struiken kwamen springen. Er volgde een punt, CP13, op een soort heuvel die volgens de kaart ook een kuil kon zijn. Topo25 geeft niet aan wat omhoog en wat omlaag is, zoals op een echte IOF oriëntatiekaart. Het bleek een kuil. Maar de vaart zat er weer aardig in, en in no-time vonden we CP14 en CP15.
Daarna leek het ons handig om alsnog CP1 langs te gaan. Leek op dat punt maar een kilometer heen en terug – in het echt iets meer vanwege ontbrekende spoorwegovergangen en een bloemkoolwijk.
Maar 10 minuten omlopen scheelden wel 30 strafminuten. Door naar CP17 en CP16. CP17 leek er niet te zijn. Er stond een hek, maar daar binnen leek het privé terrein, en na onze eerdere ontmoeting was dat niet direct het aangewezen speelveld. Gelukkig zagen we het nabijgelegen valse CP niet, dat volgens de kaart die we achteraf te zien kregen zo dichtbij lag dat andere, juiste CP’s, even ver bleken te hangen van het punt op de kaart, en we dus ook als “vals” haddenkunnen interpreteren. Het blijft soms een beetje “fuzzy”.
Dan maar door naar CP16, dat, na verkenning, heel duidelijk binnen het zelfde hek lag. En waar we zonder artikel 461 te passeren prima konden komen. Dat wierp een ander licht op CP17, dat inderdaad binnen het hek bleek te liggen, en wel zo dat wij het ook van buiten hadden kunnen zien hangen (en lezen, mits we een verrekijker hadden gehad). Het andere team dat met on naar CP17 had gezocht -en het ook niet leek te kunnen vinden- had het wel zien hangen en was via de andere kant omgelopen. Zo zie je maar.
Als tweede kwamen we na CP18 bij de start, waar een verrassing wachtte: de schietbaan van SV Tyr werd inderdaad gebruikt, en met 5 luchtbuks kogeltjes zouden we evenzoveel doelen raken. Lastig, met een bonkend hart en gierende hartslag, maar we bleken er goed in! Ik schoot 49 uit 50 punten, waardoor dit maar 1 strafminuut opleverde.
Etappe 2
Het intekenen van de punten van etappe 2 ging sneller dan bij de eerste etappe, want binnen 20 minuten stonden we weer buiten. Dit keer hadden we dan ook een tafel tot onze beschikking. De combinatie-coördinaten met noord in RD en oost in dd°mm’ss”s waren iets lastiger vanwege de hoek tussen de noord-zuid meridianen van de twee stelsels (0.3° voor RD, maar bijvoorbeeld ruim 3.2° voor UTM ten opzichte van het ware noorden).
De tweede etappe leek qua uitvoering op de eerste. De punten stonden al op de meest logische volgorde, alleen CP30, waarbij niet “Staat op de kaart” staat, blijkt, na intekenen, gelijk te zijn aan CP17. We vragen het team Chickenpower, de organisatoren, maar zij kijken wat verbaasd: “Natuurlijk blijven de kaartjes op dezelfde plek hangen, maar je kan de controlenummers van etappe 1 toch niet meer opnieuw inleveren.” Vreemd. Later blijkt dat er nog een CP30 is, dat wel op de kaart staat getekend, en dat het dus twee keer gegeven is, op totaal verschillende locaties, blijkt een fout. We nemen het zekere voor het onzekere, en gaan beide plekken af, ook die waar we al eerder waren, want dat het een vergissing is en geen /uitdaging/ horen we pas na de finish. Vreemde beslissing, want dat CP17 een “8” was wisten we al, en om dan nog een keer te gaan kijken…
Voordat het zover is lopen we nog langs CP22 t/m 24, met bij ééntje een relatief eenvoudige projectie, die we op passen en kompassen uitvoeren. Dan, bij CP25, wordt het weer lastiger. Een wirwar van paadjes, en twijfel welke het is. CP26 is nog lastiger, vooral omdat hij zo makkelijk is! Het CP kaartje hangt dusdanig in het zicht dat het wel vals moet zijn, zo denken we. Bovendien lopen er meer paden dan op de kaart staan. Terug, heen, rondje maken, double-check, maar we blijven bij het in-het-oog-springende kaartje. Moest wel kloppen.
De heuvel op naar de toren, tweede paadje linksaf in… nee, dat klopt niet, dat loopt in een rechte lijn van de toren of, en wij moeten er eentje eerder hebben. Dit lijkt wel die stippellijn op de kaart. Doorlopen tot de splitsing, iets noordelijker, maar dat matcht niet. Dan maar het westwaartse pad volgen om te zien waar dat uitkomt. Dat lijkt het westelijke kleine paadje onder de ‘a’ van Galgenberg te zijn, maar komt niet uit op het oorspronkelijke pad de heuvel op. Uiteindelijk vinden we het CP, maar de kaart klopt hier niet. En dan blijf je twijfelen of het niet een vals CP is, want weet team ChickenPower -aha, vandaar dat CP op alle kaartjes- dat ook? En bij CP28 gebeurt iets soortgelijks. Het beoogde en gezochte pad is vanuit het westen komend niet te herkennen, staat wel op de kaart, maar pas na veel zoeken vanuit de andere richting vinden we iets pad-achtigs met een CP-kaart.
Ook CP29 zorgt voor wat vragen. Op de kaart staat het overduidelijk midden op de open heide vlakte getekend, waar een schitterende klimboom staat. We klimmen er in, vinden niets, en noteren tenslotte een CP nummer op een boom aan de rand van de vlakte? Vals? Daar moeten we later maar achter komen. Twijfelen doen we zeker. Misschien daarom wel gaan we langs het overbodige CP30 om ook dat te noteren, terwijl we niet eens weten of dat er wel zal hangen. Team CP was zich kennelijk nog niet bewust dat er iets fout was, laat staan dat wij wisten wat er dan precies niet klopte.
Doen we eerst CP32 en dan CP31? Het kan net zo goed, qua route. En dat blijkt maar goed ook, constateren we ruim drie en een half uur later als we etappe 4 lopen. Want er vlakbij ligt nog een punt dat we, vanuit zuidelijke richting komend, vast eerder hadden gezien. Maar vanuit het westen komend vinden we het juiste CP32 bij een bankje. Da’s boffen. CP31 is al vanaf meters afstand te zien, want het is weer een nummer op een mast. Een nummer dat we een paar uur later niet vergeten zijn.
Daarna wordt het weer even makkelijk. Een klein beetje twijfel bij CP35 -is het nu een bult of een kuil op de kaart?- want het blauwe kaartje hangt voor ons -enigszins wantrouwig afgestelde- gevoel veel te opvallend. Maar de locatie klopt, dus het zal wel goed zijn. Maar dan gaan we de mist in. CP36 lijkt de voordeur van een grote villa met oprijlaan, waar we niet kunnen komen. Maar de aardige mensen die er wonen hebben met riante cijfers hun huisnummer op het muurtje naaste de oprit gezet. Helaas blijkt dat we het CP een seconde te snel en een paar mm te laag hebben ingetekend, en het om een heel ander huis ging. En omdat het verkeerde nummer geen vals CP was kostte het geen 45 maar meteen 60 strafminuten.
Hoe 1 seconde overeen komt met 60 minuten…
Dit zou onze eerste van drie fouten worden. Intussen zagen we niet veel andere teams meer. Na dit punt kwam er nog eentje achter ons aan, en zagen we verderop een team in een andere richting lopen, maar voor ons in elk geval niet veel meer. Dat maakte het meteen wel weer een stuk spannender. Zouden we deze positie weten vast te houden?
Bij CP38 constateerden we rap dat een PowerBar Shot gewoon een soort winegum is en makkelijk in het verkeerde keelgat schiet als je rent, en dat we het punt verkeerd hadden ingetekend. Vanwege de klassieke fout: het verkeerde van de drie grids op de betreffende kaart gebruikt. Maar het is snel hersteld, en binnen twee minuten vinden we het CP. Alleen een ontbrekende spoorwegovergang, en vijf loden luchtbukskogeltjes, staan nog tussen ons en etappe 3.
Etappe 3
Als we echter de enveloppe van etappe drie openmaken nemen we een verkeerde beslissing. Inmiddels zijn er nog een paar teams het clubhuis binnen gekomen, maar dat zorgt niet voor tijdsdruk. Integendeel. We gaan op ons gemak kijken hoe we de peilingen op de beschikbare kaarten kunnen tekenen, rekenen de schalen om, en constateren dan pas dat het uiteindelijk veldwerk wordt. Maar, dat is het gekke, dan zijn we al ruim een kwartier verder. Het heeft wel enig nut gehad: nu staan de kompaskoersen vast exact op het blad met de bol-pijl route, weten we dat sommige punten op de satellietfoto afgebeeld staan, en, omdat we de eerste peiling van 210 meter tussen clubhuis en kruispunt kennen, kunnen we mooi exact onze paslengte lopend en rennend kalibreren. En dat blijkt goed te werken. Althans, bij de eerste paar punten. Zodra de weg tijdens een been van de peiling een knik maakt klopt de schatting niet meer, en bovendien staat er een boerderij op de line-of-sight zodat ook de peiling niet goed lukt. We schatten dat we ergens uit moeten komen, maken de 2e peiling naar CP43, en vinden daar niets. Als die eerste afstand nou eens te krap was ingeschat? (En dat was ook zo.) Dan moeten we nog iets verder naar het oosten. Weldra vinden we daar een CP, en volstrekt tevreden gaan we door naar CP44 en CP45. Omdat CP44 op de luchtfoto herkenbaar is controleren we de afstand en koers daarheen niet, en zijn ons nog steeds van geen fout bewust. Achteraf is het verschil zo duidelijk op de kaart te zien dat je niet snapt dat dit mis ging, zeker omdat de koers zo veel afwijkt. Omdraaien terugpeilen vanaf het knikpunt had zeker de fout kunnen voorkomen; maar ook zelfs misschien als we vanuit CP44 terug hadden gekeken. Misschien voelden we de hete adem van de achtervolgende teams in onze nekken.
CP45 was makkelijk, CP46 weer een lastige vanwege ontbrekend zicht, en CP47, CP48 en CP48a waren weer eenvoudig. Maar wat we wel van onze tweede fout, en de verloren tijd bij CP47, leren, is dat we dit soort peilingen nauwkeuriger moeten uitvoeren, controleren, en misschien zelfs een echte dead reckoning berekening maken op de zakjapanner. Een aandachtspuntje…
Etappe 4
Dan steekt de wind op. Het wordt koud. Bij CP49, waar we de kaarten van de vierde en laatste etappe krijgen, is wel een (prehistorische) hut, maar het is veel te donker binnen om daar te tekenen. Een half uur lang zitten we met verkleumde vingers op een houten trappetje van een kippenhok, met iets verderop inmiddels nog twee volgende teams, die ook aan het intekenen zijn. Ook dit keer weer kaarten met afwijkende schalen, verschillende coördinatensystemen, onlogische volgordes, en ontbrekende indices bij sommige gridlijnen. En dus moet er weer gerekend, geconstrueerd en gepuzzeld worden. Onheilspellend is dat er van de twee opzettelijke witte plekken op de kaart, er maar eentje een CP ingetekend krijgt. Dat kan haast niet kloppen. Double-check.
Als we klaar zijn en weer op pad gaan vertrekt het volgende team vrijwel direct ook. Samen gaan we naar het volgende, nabijgelegen, CP55, maar op weg naar CP50, dat volgens ons toch echt een logische volgende bestemming is, gaan ze een andere kant op. Vreemd. Nou ja, via kale akkers en schrikdraad komen we bij CP51, een CP onder een afdakje, en na nog wat overklimbare hekken stranden we voor een hoog hek met prikkeldraad, tussen ons en CP52. Het kan niet de bedoeling zijn dat we daar over klimmen. Toch? Fout ingetekend? Ook niet. Dan maar doorlopen. Het volgend team even verderop verdwijnt opeens linksaf, waar kennelijk toch een doorgang is. We volgen, maar zien ze niet meer. Wel vinden we CP52, via een tourniquet.
De daaropvolgende aanwijzing ligt onder paal #15. Gelukkig weten we nog welke paal #14 is, en zo kunnen we er direct heen rennen. Daar staat dat CP54 op 86 meter en 168 graden ligt. Het andere team is weer bij ons, en roept hardop “186 meter”. Ook goed. Wat zij willen. We noteren het CP nummer op 86 meter, roepen dat dat nog lang geen 186 meter is, en gaan vrolijk met ze mee naar de plek waar niets ligt, om na een minuut te besluiten dat we “het wel weten en verder gaan”. Zij zoeken nog even door, want het CP moet daar ergens zijn, want wij weten het immers. Na CP53, een kuil, en CP56, een boom, ook makkelijk, maken we onze derde, en tevens laatste fout van de dag. Een projectie over een lange afstand, 600 meter in dit geval, levert bij een onnauwkeurigheid van 2°, wat ook niet geheel ondenkbaar is, al een miswijzing van 20 meter op. Dat lijkt niet veel, maar achteraf blijkt dat daar elke 30 meter een vals CP hing, wat dus nauwelijks meetbaar is. Wij lopen prompt tegen het meest in het oog springende blauwe kaartje in de hoek van het veld aan, en gaan blij verder.
Nog maar een paar te gaan, en we zijn op de terugweg. Een CP op een steil pad, op de kaart halverwege een helling (dat bijna onderaan blijkt te hangen), en eentje onder een boom in een zandgeul die ontbreekt op de kaart en alleen door passen tellen gevonden wordt, zorgen voor nog wat vertraging. Maar we vinden ze uiteindelijk. Over CP61, CP60 en CP62 valt niet veel te zeggen. Maar het wordt wel donker, en daarmee zijn de CP-kaartjes steeds lastiger te vinden. CP63 zorgt voor twijfel. Waren we daar niet al geweest? Hetzelfde CP controle getal, zou dat kloppen? Is dit een soort CP30-deja-vu? Of hebben we een fout gemaakt? Het blijkt het laatste, maar deze keer, in etappe 4, moet hij wel kloppen. We zijn te uitgeput om ons er nog druk om te maken. Bij CP64 komen de zaklampen tevoorschijn. CP65 wordt onder een paaltje gevonden (zou iemand anders deze spotten?), en voor CP67 moeten we een spoorlijn en een hek passeren. Het lijkt even zoeken, maar net op dat moment gaan de spoorbomen knipperen omdat er een trein aan komt, en zo vinden we het met gemak. Het hek bij 67 gaat gewoon open, terwijl we in de verte, zo rond CP63, een hoofdlampje uit het bos zien komen. Dat is nog bijna een kilometer achter ons, maar toch voelt het als opgejaagd, zodat we het laatste stuk tot de finish weer flink doorrennen.
Finish
En zo komen we net voor 18:00 binnen, op de valreep zonder strafminuten. Want elke minuut dat we vòòr zes uur eindigen levert punt 1 bonus, maar elke minuut ná 6 kost 2 strafpunten. Tenslotte moeten we nog een keertje schieten, maar ook dat is weer allemaal raak.
Een paar teams waren al binnen, maar al gauw verschijnen uit het donker ook de meeste andere teams. Op zich opvallend, want ook met 2 strafpunten per minuut, levert elk gevonden CP 30 punten op, en mag dus 15 minuten kosten. 67 posten in 9½ uur betekent gemiddeld 7 per uur, en dus 8½ minuut per post. In dat tempo kan je dus nog gemiddeld 13×7 = bijna 100 punten scoren in dat laatste uur.
Maar daar was het op dit tijdstip, met zoveel kilometers in de benen vast niet meer om te doen. Een heerlijke warme dampende Chinees lonkte, en frisse biertjes. En zo sloten we met zijn allen, onder het houden van stoere verhalen over onze ontberingen, nagenietend van de mooie tocht, het evenement af. Nou ja, bijna, want er volgde nog een prijsuitreiking die me nog lang zal heugen.
De uitslag
Spannend! We hadden alle posten aangedaan, en waren net voor zessen binnen. Maar dat zegt niet veel. Die paar minuten voorsprong of achterstand op het eind betekenen namelijk bijna niets. Het gaat om de strafpunten voor niet gevonden, maar vooral valse en foutieve posten. Dat maakt het verschil. Kijk maar naar de uitslag hier onder. We kwamen 13 minuten voor de #2 binnen, Menno en Ruud, maar het verschil in de score is 181 punten, ruim “drie uur”. Zo gaat dat bij een Midwinterrun. Maar dat neemt niet weg dat de andere teams er vast net zo genoten hebben als wij! Wat ook te lezen valt in de verslagen van team Horse and Brainpower en team Survival of de Crows.
Maar om een lang verhaal kort te maken: we hebben gewonnen!
Na een paar dagen werd ook de uitslag per team en per CP gepubliceerd door ChickenPower. En dat leent zich dan weer voor wat leuke statistische beschouwingen.
Conclusie
Het was weer een geweldige dag en tocht. Toch heel anders dan bijvoorbeeld de WOR (zie mijn verhalen van 2012 en 2013), maar ook dan de Midwinterrun van 2013. Er zat dit keer méér in:
meer kilometers met name,
maar ook de schietopdrachten,
de logicaopdracht bij de start,
meer in te tekenen CP’s.
Maar ook minder, zoals
minder sneeuw (nou, zeg, dat kan je toch plannen!? – het levert zulke mooie foto’s op)
geen water of andere avontuurlijke hindernis (en dus ook minder stoere verhalen voor later)
geen memorisatie-opdracht (van de gedachte er aan werd ik wel een tikkeltje nerveus)
geen actie-foto’s onderweg
Maar dat houdt het afwisselend en interessant. Alleen mistenwe sommige elementen wel een beetje, wellicht ook omdat we daar op min of meer op gerekend hadden. Eerlijk gezegd hoeven er van de kilometers volgend jaar niet méér in te zitten.
Analyse
Ik kan het nooit laten om achteraf nog eens te bekijken hoe het ging. Daarvoor droegen we een GPS-hardloop horloge en een tracklogger, die achteraf verteld wanneer we waar hoe hoe hard liepen en hoe hoog we zaten. Tijdens het lopen heb je er niets aan, maar dat zou ook niet leuk zijn. Hiermee kan ik na afloop onze route op de diverse kaarten plotten, bijvoorbeeld met OziExplorer of Mapsource, maar ik gebruik in dit geval liever QuickRoute. Zo kan ik makkelijk de tijden van de losse deeltrajecten bekijken, en zien hoe lang we hebben lopen dralen rond elk CP. En op die manier kom ik tot het volgende overzicht:
Tijdsverdeling
Ongeveer 1/3 van de tijd hebben we gerend (meestal rond de 5’15″/km, soms 30″/km sneller of langzamer), ook 1/3 stonden we stil, en de rest was een snelheid er tussen in, ofwel wandelend, ofwel zoeken naar een CP.
In de diagram hier boven valt wel op hoe ontzettend veel tijd we kwijt waren met intekenen op de kaart. Dat is echt iets dat veel sneller moet kunnen. Twee uur zoeken klinkt veel (ik heb de tijd bepaald dat we rond de CP’s bewogen), maar met 67 posten is dat minder dan 2 minuten per punt. Soms zagen we het CP-kaartje hangen in het voorbijgaan, maar soms kostte het meer dan 5 minuten.
Tempo
Uit het de snelheidsverdeling over de tijd kan je halen dat we ongeveer 1/3 hebben stilgestaan of langzaam hebben gelopen, 1/3 met een fors temp van 5 min/km hebben gelopen, en de rest iets daar tussenin. Bij een normale oriëntatieloop sta ik tussen 6 en 9 % stil. Maar nu moest er ingetekend worden, uiteraard.
Per etappe heb ik nog eens de tijd uitgesplitst die we bezig waren met tekenen, zoeken, en lopen. En de verloren tijd vanwege “externe factoren”. Wat overblijft is de tijd dat we liepen of renden, en dat levert, met onze afstand per etappe, een gemiddelde snelheid en temp op. Dat valt, zeker in de eerste etappe, zeker niet tegen. In de derde ging het een stuk trager, maar dat kwam vooral vanwege de extra moeilijkheidsgraad. Tevoren intekenen op de kaart betekent dat je de rest van de etappe dóór kan lopen, maar juist bij de peilingen was dat niet het geval.
etappe
intekenen
(min)
zoektijd
(min)
extra vertraging
afstand gelopen
(km)
tijd gelopen
tempo
(min/km)
snelheid
(km/u)
1
8+25+3
26
5 minuten praten met de jagers rond CP8 en CP13
19.1
1:49
5’37”
10.7
2
19+1
34
3 minuten zoeken naar een dubbel CP30
15.5
1:41
6’21”
9.4
3
18
23
6.5
0:54
8’15”
7.3
4
29+1
23
11.8
1:23
6’48”
8.8
totaal
1:44
1:46
52.9
5:40
6’25”
9.4
Afstand
Als ik onze afstanden vergelijk met de “snelste” route (niet in vogelvlucht, maar wat we idealiter gelopen zouden hebben), zie je dat we vooral in etappe 1 de extra kilometers hebben gemaakt, en de rest is wat kruimelwerk vanwege zoeken en verkennen.
Per etappe heb ik gekeken wat we verloren hebben. Als ik daar de substantiële stukken vanaf trek houd je het kruimelwerk over. En dat is ook niet gering.
etappe
gelopen afstand
snelste afstand
opmerking
1
19.1 km
13.4 km
800 meter kostte het ommetje langs CP12 dat er helemaal niet was (wat we stiekem wisten), 200 meter bij CP7, en 2.8 km als we niet nog een keer langs CP1 waren gelopen (wat ook in 2 km had gekund achteraf). Twee kilometer hebben we dus geslingerd onderweg, zoekend naar blauwe kaartjes.
2
15.5 km
12.2 km
Als de de 8 van CP30 gewoon hadden ingevuld en niet nog eens zouden zijn gaan kijken, had dat 200 meter gescheeld. En nog 300 meter op het end, als we van onze kaart af waren gelopen en de noordelijker overweg hadden genomen. De overige 2.8 km zijn dus cirkelen en zoeken geweest, naar met name CP26 en CP27, en een kilometer bij de overige punten..
3
6.5 km
5.8 km
Ruim 600 meter hebben we extra gelopen op zoek naar CP46, een been van slechts 303 meter.
4
11.8 km
11.5 km
600 meter hadden we kunnen besparen door op weg naar CP52 over het prikkeldraadhek te klimmen. En nog 200 meter elders. Dus deze etappe was helemaal volgens PAR.
totaal
52.9 km
42.7 km
Je kan dus stellen dat we onderweg een kilometer of 5 meer hebben gelopen dan wanneer we de locatie van de kaartjes op voorhand hadden gekend, en bijna 6 kilometer vanwege foutjes en andere beslissingen die achteraf niet nodig waren geweest. Idealiter waren 53 km er maar 42 geweest, maar ja, als je 68 minuscule blauwe kaartjes aan de achterkant van bomen zoekt waarvan je op ±15 meter nauwkeurig de locatie kent, loop je 6.5 km in rondjes van 125 meter. Dan hebben we het toch niet slecht gedaan. En het is goed om bewust van te zijn als je zo’n run uitzet, hoeveel er aan loopafstand bij komt per CP, bovenop de snelste route.
Verbeterpuntjes
Volgend jaar nog beter? Dan moeten we minder tekentijd besteden, en slimmer intekenen. Veel fouten hebben we niet gemaakt bij het tekenen, maar toch een slordigheidje dat 60 strafpunten heeft gekost. Hoeveel meer fouten als we twee keer zo snel zouden hebben gewerkt? Ergens ligt een optimum, dus we moeten vooral slimmer de punten uitzetten.
En noteren waar een standaard CP en waar iets anders gevonden moet worden. Dat had ons het debacle bij CP1 bespaard.
Verder kunnen we projecties zonder dat er een kaart bij hoort beter gewoon lopen en niet peilen. Maar wel in segmenten werken als het niet in één keer kan, en goed bijhouden of uitrekenen waar we zijn.
Een CP30 is natuurlijk zonde. Daar hadden we nooit dubbel, of eigenlijk zelf drie maal, naar hoeven zoeken.
En we moeten nog wat beter de opmerkingen briefing verwerken. Schijnt een fout die meer teams maken, overigens.
Spullen
Omdat ik vast nog een keer ga meedoen, som ik mijn inventaris van dit keer op (zodat ik volgend jaar binnen 5 minuten mijn tas kan pakken):
hardloop-rugzak met daar in
een drinkwaterzak met 1.7 liter water
2 Snickers
2 muesli repen van AH, m
PowerBar Shot (10 winegums voor de prijs van 100)
PowerBar Hydro Gel (een lik appestroop)
lineaal
meetlint
rekenmachine
reserve potlood, stift en geodriehoek
thermo deken
ID
geld
EHBO spul als pleisters en tape
toiletpapier
nood-poncho (voor als het ging regenen)
ASML windjack (voor als het ging waaien)
Icebreaker mutsje (voor als het ging vriezen)
HH thermo-handschoenen (voor als het ging sneeuwen en we sneeuwballen moesten gooien)
Philips 3W LED zaklamp (voor als het donker werd)
telefoon (voor als het later werd)
GPS tracklogger
en aan de buitenkant:
potlood aan een touwtje
fluitje (aan een touwtje)
geodriehoek met afgevijlde hoeken (aan een touwtje)
watervaste stift aan een zipper
rekenmachientje (aan een touwtje)
Recta peilkompas (aan een touwtje)
druivensuiker
plastic kaarthoes, met daarin
lichtgewicht plankje om kaarten vlak te houden
kaart-roemer (beperkt functioneel, want de schaal is arbitrair)
klemmetje om zaakje bij elkaar te houden
velletje voor aantekeningen, met omrekeningen graden/minuten/seconden per meter en omgekeerd, hoek UTM vs. RD, etc.
Silva duimkompas
Hardloophorloge
en om aan te trekken
Inov-8 ROCLITE 285 schoenen (zonder spikes maar met noppen)
Nike lange hardloopbroek
Moose sokken
Kraft thermo shirt met lange mouwen
Nike tuned fleece
Ten slotte kan je alle kaarten van ons team vinden op mijn Digital Orienteering Map Archive. En de route langs de “juiste” CP’s kan je hier op de site van Leo Slütter bekijken. En hierna? Misschien wel de N8-run.