Een jaar of 2 geleden liet ik mijn schoenen staan in Lommel. Bij recreatiepark de Vossemeren. Dat was na de Lenteloop aldaar, een oriëntatiewedstrijd tussen de vakantiebungalowtjes, waarbij ik uit puur enthousiasme vergat dat ik op mijn nette schoenen na het werk was gekomen, en mijn natte (tussen de wedstrijden door viel een klein hoosbuitje) oriëntatiepantoffels aan had gehouden. Ook toen liep ik twee rondes; Lentelopen zijn kort en ik loop liever lang.
Dit keer viel het een beetje tegen. Niet het lopen – dat ging weer uitstekend – maar de uitdagendheid van de routes. Het waren een beetje standaard aesculaapjes: van links naar rechts van een denkbeeldige rechte lijn, met een voorspelbaar verloop en eigenlijk geen routekeuzes die er toe deden. Volgens mij was dat de vorige keer anders. Maar toch ben ik benieuwd naar de paar twijfelgevalletjes. Vandaar deze blog.
Ik beperk me even tot omloop 1. Via http://3drerun.worldofo.com/2d/courseplanning.php heb ik mijn kaart geupload, en een paar benen met varianten ingetekend, en zo kan je mooi de verschillen zien.
3→4
Het valt buiten beeld, maar het water loop nog een stuk naar rechts door op het kaartje hier naast. En daardoor waren er maar twee opties: omlopen en direct naar de volgende post. Op zich wel een leuke constatering dat “omlopen” nog 5 meter korter is dan meteen richting de volgende post gaan. Maar ja, 5 meter is geen wereld van verschil.
9→10
Dit lijkt niet direct veel uit te maken, maar mijn route linksom blijkt toch ruim 30 m korter dan rechtsom. Vermoedelijk omdat de paarse vogelvlucht-lijn op de kaart wat meer naar rechts lijkt te lopen ten opzichte van het bovenste meertje lijkt het of de groene route niet veel langer is, maar hier is het verschil toch wel significant.
11→12
Dacht ik hier met mijn route rechtsom meters te besparen, bleek het er maar eentje te zijn. En omdat ik vanaf de kant kwam waarvandaan ik kwam liep ik ook nog eens in eerste instantie de verkeerde kant op weg vanaf 12 richting 13.
22→23
Ten slotte is er nog maar één been de moeite waard te bespreken, en dat was dan ook de routekeuze die naderhand bij een biertje ter sprake kwam met de andere lopers: 22 naar 23. Op het eerste gezicht zouden dat nog wel de nodige meters verschil kunnen zijn, maar nameten is enigszins ontgoochelend.
Ik liep de rode route, die exact even lang blijkt als de paarse, langs de andere kant van het vennetje. Hoewel ik de donkerblauwe nog korter had ingeschat, en twijfelde of de groene niet even lang zou zijn. Maar dat blijkt dus niet het geval. Ik liep gewoon de kortste weg.
Natuurlijk moet je wel opmerken dat de afstand niet het enige criterium is of iets de snelste route zou zijn. Het terrein (zand, bos of verharde paden), reliëf (vlak asfalt of glooiende wallekanten van de vennen, maar ook de eenvoud van de route speelt een rol: of je onderweg moet kijken waar je bent of dat je gewoon als een kip zonder kop het over het pad kan raggen. Ik denk dat daarom de paarse route wint, als het om de beste keuze gaat.
Maar ja, met zo weinig meters verschil blijft het een beetje geneuzel in de marge. Het mooist vind ik het altijd als een ogenschijnlijk kortste weg flink langer blijkt dan een minder voor de hand liggend alternatief: Baanlegging met een hoog Mindf*ck gehalte.
Ik kon het niet laten om wat aantekeningen te maken voor de volgende wedstrijd in Ham centrum. Want ik reed woensdag naar het zuiden met nog wat cognitieve bagage van de vorige keer, maar desalniettemin vielen er weer wat dingetjes op die ik niet direct op de kaart had ontdekt. En die wel relevant waren.
Wat je altijd al wilde weten over Ham maar nooit durfde te vragen…
Één van de ontelbare concepten van oriëntatielopen is dat je geen voordeel moet hebben als je de kaart (dat wil zeggen in oriënteursjargon: het wedstrijdgebied) kent, want op de kaart moet alles staan dat je moet weten om de beste route te kiezen. En dus besloot ik deze kennis niet voor me te houden, maar gewoon op mijn blog te zetten. Bijkomend voordeel: de volgende Lenteloop hier schieten de hits op mijn blog omhoog, want iedereen wil even zijn geheugen opfrissen. En terecht.
Dit stukje is nadrukkelijk geen kritiek op de baanlegger, kaartenmaker of organisator: de kaart is uitstekend. Het gaat om het belichten van een aantal interessante details.
Fopstenen
Maar laat ik beginnen met misschien wel het gekste dat me ooit is overkomen bij een wedstrijd: ik kwam aanrennen bij een watertje, vlak na post 1. Een slootje van een meter of twee breed, misschien net iets meer. Net wel of net niet te breed om overheen te springen, maar omdat er een keurig rijtje stapstenen in leek te liggen, alsof het een beekje was van 10 cm diep waar het water tussen de keien door kabbelde, zette ik niet eens af, maar mikte mijn schoenzool op de platte bovenkant van zo’n kei. Wááááát? Hij zakt weg, onder water. De volgende voet valt niet meer te stoppen en probeert de rest van mijn gewicht -plus de kracht benodigd voor het afremmen van de neerwaartse versnelling die mijn bovenhelft inmiddels heeft ingezet- af te zetten op nog zo’n steen. Nog steeds verbaasd voel ik ook deze onder mij wegzakken. Daarna lukt het niet meer een volgende te bereiken, maar ik ben dan ook bijna op de andere oever. Snel klauter ik op de kant en spurt verder op zompende schoenen, mezelf nauwelijks tijd gunnend om verbaasd te zijn over deze 26-april-grap.
Later hoor ik dat het blokken steenwol zijn, overgewaaid van een nabijgelegen fabriek. En dat ze er al jaren liggen. Nóg een reden om je eerst goed te verdiepen in de lokale omstandigheden voordat je je EMIT inlegt bij een start.
Doorgangen
De vorige keer waren me al een paar doorgangen opgevallen. Zo kon je ten oosten van de tennisbanen bij het passeren van noord naar zuid of omgekeerd, binnen het buitenste hek door lopen, door twee smalle doorgangetjes. Toen zag ik niet direct of dat wel of niet mogelijk was, en was ik er al omheen voor ik goed kon kijken, maar dit keer, juist omdat ik me dat nog herinnerde, heb ik dat stukje afgesneden. Het scheelt misschien 5 seconden, maar wie het kleine niet eert….
Een riantere besparing kan dit doorgangetje opleveren:
Ook deze herinnerde ik me van de vorige keer, maar nu hoorde ik inderdaad dat iemand het paadje over het hoofd had gezien en er omheen was gelopen. De dienstdoend hovenier had hem in het echt ook mooi verstopt, maar op de kaart staat hij wel duidelijk.
De vraag was hier wel even of je nou wel of niet kon passeren. Vanaf de post links onder op dit kaartje richting rechtsboven kom je een donkergroen lijntje tegen (bij de groene pijl). Passeerbaar of niet? Misschien wel niet zo heel donkergroen, en er zitten als je heel goed kijkt ook wat gaatjes in. In het echt blijkt het een haag vol open plekken te zijn. Passeerbaar dus. Maar de heg net westelijk van de meest rechtse post op deze kaart, bij de gele pijl? Die lijkt niet passeerbaar, maar op de diverse routes van andere lopers lijkt het of je er gewoon doorheen kan. Dat is zo’n dingetje om eens te checken als je nog eens in Ham komt. Hoewel, als het volgens de kaart niet mag doet de situatie ter plaatse er officieel niet toe. Zo zijn de regels. Maar deze dan: in het hek links op de kaart zit een opening. Na mijn post (ook getekend, een beetje een Tantaluspost die je al lang zag staan -achter een hek- maar die alleen met een stukje omlopen te bereiken was, mikte ik op deze doorgang. Maar het bleek een afsluitbaar -en nog erger: afgesloten- hek te zijn. En ook al staat het als doorgang op de kaart, een manshoog stalen hekwerk wint het doorgaans toch van mijn atletische gestel. En dus werd het omlopen; vermoedelijk voor alle deelnemers.
Hier is het even goed kijken. Ik weet niet of je hier vanaf de bocht in de weg links via het grasveldje in het bos rechtsonder terecht kan komen. Het lijkt er wel op, maar het doorgangetje is wel heel smal. En zijn die zwarte lijnen nou net zo dik als die die privé terrein markeren. Dit was geen routekeuze voor mij in elk geval, maar wel een opvallend dingetje op de kaart. Dit stukje was dan weer wel relevant. Een van de posten stond links-midden op deze kaart, tussen het hek en de donkergroene haag. Vanaf daar moest ik verder naar het oosten. Hek noord-zuid getekende hek loopt door, en het donkergroen in de niet-passeerbaar tint, sluit daarop aan. Zo zag het er in de gauwigheid ook uit, dus besloot ik terug en om te lopen. Maar Strava liet zien (bij andere lopers) dat het wel degelijk te passeren was, en als ik zo kijk is het alleen maar “extreem lastig bos” met een hoogtelijn er in, in plaats van een donkergroene verboden-groen strook met een dikke donkergroen lijn. Het kon dus wel. Maar dat zie ik nu pas op een 300dpi close-up van de kaart. Volgende keer weet ik beter… En dan is het nog goed om te weten dat de muurtjes rond het gemeentehuis dusdanig laag zijn dat je er overheen kan springen, maar ook dat je er dus overheen mag ‘stempelen’ als je vanaf de buitenkant bij de EMIT kan die er binnen staat (of omgekeerd). Maar dit is echt zo’n twijfelgeval: loop je vlak langs het gebouw, met allemaal haakse bochtjes een smalle strookjes tussen muren en hagen, of ga je er in volle vaart met soepele ruime bochten omheen? Ik denk dat het laatste best lonend kan zijn.
Alle voorbereiding en antecedentenonderzoek ten spijt kan er natuurlijk ook zomaar wat veranderen in de loop van de jaren. Waar in 2015 nog een pad was (dat ik toen overigens niet heb kunnen vinden), is dit jaar niets meer te vinden. Zo te zien heeft iemand een stukje openbaar groen bij zijn tuin getrokken, en dat smalle doorgangetje en passant geannexeerd. Zie hier onder:
2015: 2017:
Uit nieuwsgierigheid, omdat ik twee jaar terug tijdens de wedstrijd tevergeefs heb lopen zoeken, reed ik vandaag op weg naar de start via dit pleintje, en stelde vast wat de kaart nu ook bevestigt.
“U rijdt naar het CC en slaat iets eerder rechtsaf. Mag dat?” Ik zeg: zo lang je het maar op je blog met iedereen deelt is het prima.
Zoekspelletje
Ik heb, om er nog wat uitdaging aan toe te voegen, allemaal uitsnedes gemaakt van de kaart, zodat je zelf mag zoeken waar deze in het grote geheel passen. En als je daar mee klaar bent, zoek dan vast eens online naar de kaart van de High Tech Campus in Eindhoven, en probeer alle sneaky doorgangen te vinden voor de HTC-O-Run over twee maanden.
Nee, geen uit-wedstrijd tegen FC Ham, Schinken Boys of MHMM, maar ik heb twee routes gelopen bi jde Lenteloop Ham, waarbij 1 keer 3e, en 1 keer 1e (omloop 1 resp. 2). Stevig doorgerend, toch wat kleine foutjes (goed voor bij elkaar anderhalve minuut; niet het verschil tussen een 2e en 3e plaats), maar laten we naar de routekeuzes in het “stads” gedeelte kijken.
Omloop 1
19-20
Niet veel verschil. Ik liep hier rechtsom, wat een meter of 10 scheelde. Het voordeel van de linksom variant was vermoedelijk weer dat je de post al kon zien staan van een afstand, en dat je vanaf 19 in de richting kon vertrekken waarin je toch al je neus had wijzen toen je er aankwam.
20-21
Het lijkt een vrij triviale keuze om rechtsom te gaan (A), maar toch is linksom net wat korter. Al moet je over die paar meter niet te lang nadenken, want dan loont het al niet meer. Ik koos variant (B).
21-22
Dit is een achteraf meer besproken keuze: terwijl rechtsom (B) op het eerste gezicht bijna net zo lang lijkt als (A), scheelt het ruim 60 meter in het voordeel van (A). Toch hadden -voor zover ik gehoord heb- de meeste lopers voor (B) gekozen. Maar ik niet.Leuk is dat als je het zo bekijkt, van 21 naar 22, de blauwe variant (C) allerminst logisch lijkt, terwijl bij de route 20-21 dat juist een reële variant leek om dit blokje huizen te passeren. Het is dus vaak maar hoe je het bekijkt.
24-25
Van 24 naar 25 was een no-brainer. Niet nadenken. Meer tijd kostte het om de struikjes rond het gebouw te ontwijken en de scherpe bochten te maken. Zodat wellicht een iets ruimere route op volle snelheid nog wel sneller was.
25-26
De uitdaging zat er hier vooral in om direct te zien dat post 26 in aan oostkant van het hek stond. Dat had ik niet door en liep de -op zich- kortere route rechtsom, maar kan vanwege het hek niet bij de post, waardoor mijn route met 50 meter werd verlengd, en zo 38 meter langer werd dan de groene variant.
Verder zaten er in omloop 1 niet veel bespreekbare routekeuzes.
Omloop 2
12-13
Hier bleek uiteindelijk geen keus, want het hek ten zuidoosten van het voetbalveld was dicht. Ik heb niet gevoeld, maar ik zag een slot zitten en besloot -net als vermoedelijk iedereen- eieren voor mijn geld te kiezen.
14-15
Het maakt ook hier allemaal niet heel veel uit. Ik denk dat de middelste twee routes (A) en (D) het meest voor de hand lagen. Ik heb even de tijd gehad om tussen de rode en paarse variant te twijfelen. Maar het was om het even.
15-16
Dit is wel een interessante. Als je het nameet is de rode variant (A) vele korter. Ik twijfelde tussen deze en de groene (B). De blauwe (C) leek me sowieso een omweg: eerst linksom afwijken, en dan nog eens rechtsom, dat kan nooit goed zijn. Ik koos de groene (B), achteraf met ruim 50 meter extra veruit de langste variant. Dat geeft te denken.
22-23
Ik koos voor variant (A), de rode. Omdat het me zowel korter (was niet zo; 30 meter langer zelfs) als sneller leek. Dat laatste kan wel kloppen, want ik kon vanaf 22 in de zelfde richting doorlopen als waarin ik aankwam, en er zaten een stuk minder bochten in. Maar (B) was achteraf denk ik net wat sneller geweest. Zo zie je maar weer dat gevoelsmatig afstanden meten niet altijd even nauwkeurig werkt.
Maar ik heb ook nog een variant van de route linksom toegevoegd (paars) met iets ruimere bochten (stel dat er geparkeerde auto’s staan) en met een extra bocht in de speeltuin bij 23, om het mulle zand te ontwijken. Dan is die ineens weer langer dan (A).
Overpeinzingen
Hoe zou je dat nou kunnen trainen? Zoals je al eerder zag bij de keuzes 20-21-22 (omloop 1) hangt het er soms van af hoe je de kaart bekijkt, en hoe een been van de route er verder uitziet. Een boogje linksom of rechtsom lijkt vaak efficiënter dan een S-bocht. En vaak lijkt het voordeliger om min of meer de vogelvlucht route te volgen, ook als slingert die weer meer dan een ruime boog er omheen. Toch zijn de routes in het plaatje links in essentie allemaal even lang.
De juiste keuze zit hem vaak in de details. Veel bochten vertraagt, maar geeft wel telkens de kans een paar meter af te snijden (in een stadse omgeving). En een paar keer een obstakel ontwijken kost weer bijna ongemerkt de nodige meters extra.
Maar vooral leuk zijn de keuzes zoals bij 21-22 (omloop 1) waar op het eerste gezicht de ene route korter lijkt, maar de andere korter blijkt. Als je dat als baanlegger goed in de vingers hebt kan je voor verrassende uitkomsten zorgen. Ik denk door vaak achteraf te kijken wat de verschillen in afstanden zijn, je als loper ook een beter gevoel kan opbouwen voor de juiste keuzes. En daarmee is http://3drerun.worldofo.com/2d/courseplanning.php niet alleen handig voor course planners, maar evenzeer voor jou en mij.
Al met al was het weer een leuke wedstrijd. Of 2 eigenlijk. Er afwisselend vanwege de combinatie bos en stad. (Zie voor het bos-gedeelte mijn Doma kaarten archief: Omloop 1 en Omloop 2).
En die “1”-tjes in de uitslagen? Toen ik binnen kwam na de eerste route waren de twee snellere jongens er nog niet, of hadden ze hun EMIT nog niet uitgelezen, dus heb ik even mogen genieten van een voorlopig prijken bovenaan de uitslag.
Paascross Baeckelandt: 7,6 km over hei en door bos, op 2e paasdag. Geen eieren te vinden in het bos (wél bij de finish overigens), maar wel 29, pardon, 28 postjes op de route van mijn omloop 2. “Omloop 2?” zul je vragen? Inderdaad, ik liep een keertje voor de afwisseling de juiste afstand voor mijn leeftijdscategorie (want meestal kies ik voor de langste route, ongeacht leeftijd), omdat Annelot mee was gekomen naar Leopoldsburg, en ze, nadat we samen ‘haar’ omloop 7 hadden gelopen, een uurtje op mijn zou wachten tijdens mijn wedstrijd.
En dat ik haar niet langer dan nodig wilde laten wachten was een goede stok achter de deur voor mij om keihard te lopen. En dat heeft me (Pasen!) geen windeieren gelegd. Want ik won! Een minuut sneller dan de nummer 2 nog wel. Hoe deed ik dat?
Geen fouten maken?
Dat zou je zeggen. Maar naar post 10 liep ik toch een beetje verloren, wat me denk ik 45 seconde kostte. Geen dramatisch verlies, maar het liet me wel weer even zien dat als ik geen goed plan had, het flink mis kon gaan.
Ik koos na 9 een richting, recht naar 10, dacht die wel te zullen vinden, maar het bos was duidelijk groener dan op de kaart, en de herkenningspunten waren niet zo evident. Dus raakte ik van de koers toen ik eenmaal het open veld had verlaten, en liep er langs. Gelukkig zag ik het kronkelpaadje en wist welke kant op ik fout zat.
Het betere plan (voor de volgende keer)? Iets westelijk aanhouden (meer naar rechts), het kronkelpaadje in bij de hoek van het hek, en nagenoeg recht op de post af lopen, met de knik in het pad als aanvalspunt.
De snelste route kiezen?
Dat zou je zeggen. Maar als ik mijn kaart rustig bekijk achteraf had ik wel her en der wat anders kunnen kiezen: vaak zag ik een paadje over het hoofd dat misschien wel een iets langere, maar meestal een snellere weg had opgeleverd. Of niet?
Een stukje meten en rekenen: over het pad zou het stuk dat ik parallel aan de gele lijn hier naast liep 480 meter zijn geweest, terwijl ik 450 meter liep door het bos. Het was dus nauwelijks korter, maar wel een stuk langzamer. Had ik de snelheid die ik op het eerste stukje waar ik wel over het pad liep had, volgehouden over de gele route, dan had ik die in 40 seconde minder gelopen dan ik deed. Omlopen was dus beter. OK, ik had iets strakker op de 1 af kunnen lopen, maar dat zijn niet de meters. Die zitten vooral in de bochtjes en slingers in mijn route door het bos, bomen en greppels ontwijkend. Niet doorsteken dus!
Zou de gele lijn hier sneller zijn geweest? Het eerste stukje, direct na post 3, had ik het hele pad niet eens overwogen. Daar had het misschien wat snelheid gescheeld. En het noordelijke stukje? Daar was mijn route denk ik sneller, vooral omdat ik zo veel nauwkeuriger op de post af liep, en dus nauwelijks hoefde te vertragen om de post te vinden.
Dit lijkt met de trage doorsteek bij post 1 in het achterhoofd misschien weer een goede alternatieve kandidaat voor een gunstige route over een langer pad. Maar de gele route is 80 meter langer. Daar liep ik op dat moment (met mijn snelheid over de stukken pad die ik volgde) ruim 20 seconde over. Precies evenveel als ik deed over het stukje heide dat de gelopen route van 10 naar 11 langer over niet-paden ging dan de gele route. Kortom, geel was hooguit even snel, maar het was geen seconde twijfelen waard. Laat ik dat nou ook niet hebben gedaan.
Ten slotte dit been, van 16 naar 17: Was de westelijke route met iets meer paadjes sneller? Gezien de rare slingers en de onderbegroeiing in het hoekje waar de grachtjes bij elkaar komen denk ik dat het niet veel sneller was, en de gele lijn is een meter of 80 langer dan mijn koers. Wat ik wel beter had kunnen doen is de bocht om het zuidelijke grachtje niet zo krap afsnijden en over de heide lopen, maar gewoon het pad (de fel groene markering) volgen. 10 meter langer, maar vanwege de hoge snelheid (heb ik net uitgerekend) wel 5 seconde sneller. Maar ja, het uitrekenen kostte me dan wel weer meer dan die 5 seconden.
Eigenlijk heb ik, behalve op weg naar post 1, nergens een mindere routekeuze gemaakt. De hele kaart kan je overigens hier vinden.
Hard lopen?
Natuurlijk, maar niet té, want wel zorgen dat ik zuurstof over hield om een plan te maken én dat uit te voeren. Toen ik halverwege het gevoel kreeg dat het betrekkelijk foutloos ging gaf dat wel de kick om maximaal door te lopen, met grote passen over de heide die volgde vanaf post 16.
Maar de mooiste actie was wel mijn sprong op volle snelheid de sloot in tussen post 26 en 27: die lagen opvallend dicht bij elkaar, met een klein blauw addertje onder het gras. Snel kijken, goed kijken: geen zwart lijntje om het oostelijke stuk van deze gracht, en dus: Passeren Toegestaan. Vieze natte voeten in deze stinksloot, maar wel een halve minuut tijdwinst.
Balans
Kortom, in vind dat ik het wel een keer verdiend heb. De juiste balans tussen snelheid en zorgvuldigheid. De juiste beslissingen waar nodig, en niet twijfelen waar het er ook niet toe doet. Kom maar op met de volgende wedstrijd…
Mooi is dat: nu is het aantal vragen verdubbeld. Maar ik zal mezelf nader toelichten: ik was het die leegliep, en het was tijdens een Oriëntatieloop. Duidelijk nu? Nog niet helemaal…
Het was de eerste warme lenteweek dit jaar, wat enigszins onwennig aanvoelde. Warmte/vochthuishouding is kennelijk een mechanisme met enige reactietijd. Dorst voorziend dronk ik al een paar bekertjes water vóór de start (bij de fysieke finish, die toevallig 50 meter verderop lag dit keer), maar na de overdrachtelijke finish móést ik -haast onverzadigbaar- wel zes bekertjes zoete thee met extra water naar binnen gieten voordat ik weer enigszins gerehydrateerd en aanspreekbaar was. Een drankpost onderweg was niet verplicht, maar wel welkom geweest.
Daar komt bij dat ik m’n gebruikelijke wekelijkse trainingsrondje op donderdagavond niet had laten passeren, en ik dus 14 uur voor deze wedstrijd 15 km door Eindhoven had gerend. Al met al genoeg redenen dus om me na afloop -verdiend- uitgeput te voelen. Wat niet wegneemt dat het natuurlijk jammer is dat ik ook al tijdens de race af en toe wat snelheid moest inleveren, ten gunste van de rekencapaciteit die ik nodig had voor mijn cerebrale tomtom. En ik kan mezelf niet verwijten dat ik niet alles heb gegeven op weg naar de laatste paar posten.
Dik tevreden
Kort samengevat is dat mijn eindresultaat, al zou je met een 16e plaats van de 71 lopers anders verwachten. Maar dat heeft te maken met het totaalplaatje: Ik heb gewoon heel weinig foutjes gemaakt, al zeg ik het zelf. En één hele grote (bij post 5) van ruim 4 ½ minuut. Als ik die er af haal zou ik gewoon 8e zijn; zo dicht zat de voorhoede op elkaar. Of zo goed heb ik de rest van de wedstrijd gelopen.
Post 5
Pech is iets anders dan geen geluk. Ik had beide. Al passen tellend kwam ik aanlopen vanuit het oosten. Meestal klopt dat behoorlijk nauwkeurig. Rond waar ik uit wilde komen, het greppeltje met de pijl met de (1) op de kaart hier onder, bleken talloze noord-zuid greppeltjes te lopen. Welke zou het zijn.
Al een aantal passen voorbij waar ik dacht te moeten zijn liep een wat diepere greppel. Dat zou hem wel wezen, en dus ging ik pal noord het bos in, de droge sloot volgend. Ik passeerde slootje (2), dat een beetje schuin liep. Ook dat klopte, dus ik zat goed. En vond, bij (3) op de kaart, een tweetal omgevallen dode bomen. Alweer goed. Zoeken, er omheen, er achter kijken…niets. Verderop lagen nog meer dode bomen. Ook niets. Zat ik te ver naar het noorden? Terug naar greppel (2), en weer passen tellen naar het noorden. Weer dode bomen; geen post.
Vervolgens zag ik de jagersstoel (4) staan, denkend dat het de westelijk van de twee zou zijn. Enige twijfel. Ik zat inmiddels toch al meer naar het oosten? Maar het zou toch niet de oostelijke van de twee zijn? Ik had toch al tijd verloren, wist niet precies waar ik was, en dus was een zeker aanvalspunt ten koste van enige tijdverlies de meest verstandige optie in deze fase van de wedstrijd. Ik rende naar de “T”, klom er op, en speurde naar de andere. Die zag ik warempel in het westen, dus ik stond op de oostelijke. Dat veranderde de zaak. Snel naar het westen rennend, afstand schattend, vond ik de gewraakte greppel. Iets opvallender dan de andere greppeltjes, maar geen wereld van verschil. Ik rende naar het zuiden, zag meerdere omgevallen bomen, en een stukje naar het oosten andere lopers die bij een anders stam zochten, dus spoedde ik me, nog steeds niet zeker van de juiste greppel, die kant op, om even later alsnog naar mijn oorspronkelijke doel terug te keren en daar waar ik vlak bij had gestaan alsnog de post te vinden.
270 seconden had ik lopen zwalken, wat me bijna 8 plaatsen zou kosten in het eindresultaat, met als gevolg een GPS track die verdraaid veel weg heeft van een ietwat beteuterd kijkend gezichtje. Heel toepasselijk helaas.
Maar ik laat me door zo iets niet uit het veld slaan. Vol frisse moed vervolgde ik de route, en maakte verder amper foutjes, waardoor ik uiterst voldaan -maar wel dorstig- de finishlijn passeerde.
Rappe loop. Relatief eenvoudige posten, goed doorloopbaar bos (hoewel af en toe gemene doorntakken die mij probeerden pootje te haken), en scherp in mijn hoofd, dus is veel goed gegaan (ondanks een klein foutje her en der).
Prachtig weer, overigens: de lente lijkt begonnen. En dus had ik besloten een goede start te maken, en telkens een plan klaar te hebben voor het volgende been, voordat ik bij een post ging aankomen.
Driften
Maar nu even over de foutjes. Die bestonden vooral uit kleine koers-missertjes. Een klein beetje driften qua richting kostte me meer dan luttele seconden.
Neem de route van 1 naar 2. Plan: rand van het veld opzoeken en pal in het verlengde daarvan het middel-groen doorsteken, en vervolgens rechtdoor tot aan de post lopen, die in de punt van een vanuit het noorden (let op: de kaartfragmenten zijn geheroriënteerd, dus het noorden is in dit geval links) opkomende insnijding zou liggen. 5 graden afgeweken, verlaging gevonden, maar de verkeerde. Rondkijken….post! Maar wel 20 seconde verloren.
3 naar 4: weer 15 seconde verloren. Ik had natuurlijk beter moeten kijken en gele de open plekken in het wit moeten opzoeken, met de cultuurgrens als ‘aanvalspunt‘. Door het gebouw noordelijk van 4, waar ik veel te dichtbij uitkwam, wist ik welke kant op ik fout zat.
Hier ging eigenlijk niks mis, op weg van 7 naar 8, maar het groen rond 8 was zo dicht dat toen ik eenmaal het bosje in was, de enige optie was om de open plekken die er waren te volgen. Tevoren zorgvuldiger kijken had meters kunnen schelen, maar ook seconden gekost.
Veel posten gingen vervolgens als de gesmeerde bliksem, en dus is er pas over 15-16 weer wat opmerkelijks te zeggen. Een hele minuut verlies, omdat ik meende vanaf de oversteek van het pad rechtuit door te lopen, maar onbewust naar het oosten afboog, wat juist westelijk had moeten zijn. Het had er ook wel mee te maken dat veel open terrein inmiddels dicht begroeid was (twee jaar oude dennen dicht op elkaar maken wat lichtgeel was op de kaart ineens donkergroen in het echt), en ik de kaart niet 100% vertrouwde. Maar goed. de terreinplooien kwamen waar ik liep niet helemaal overeen met de kaart. Ik zocht het ‘einde van de verlaging’ maar die kwam maar niet. Belletje rinkelde, ik zag geen pad vlakbij, en concludeerde terecht dat ik te ver oostelijk liep. Het had me meer tijd kunnen kosten.
Dit kaartje is moeilijk te interpreteren. 17-18 was kort; ik liep er gewoon voorbij, links zoekend, niet rechts kijkend. Een stukje van niks, dat dan toch, al her-oriënterend, 25 seconde kost.
26-27: Hier lijkt het tijdverlies wel mee te vallen, maar hoe korter ik door het ‘wit met groene strepen’ had gelopen, hoe minder winkelhaken er in mijn broek hadden gezeten, en hoe minder kracht het had gekost om me door deze wildernis heen te worstelen. Kompas! Te zien is dat het half-open stukje net ten noorden van 26 te verleidelijk (of juist te dicht begroeid zoals wel meer ‘gele’ plekken op deze kaart?) was en me van mijn koers af heeft getrokken, die ik daarna niet meer gecorrigeerd heb.
28-29: Volslagen gedesoriënteerd was ik even toen ik het huisje zag staan, het minieme zwarte vierkantje op de kaart dat me niet was opgevallen. Het kostte vreemd genoeg 25 seconde voordat ik het thuis had gebracht.
Hier had een iets slimmere routekeuze via het noordelijke pad me directer naar post 30 geleid. Niet dat ik niet wist waar ik was, maar paden lopen nou eenmaal sneller dan bos. Kennelijk nog onder de indruk van het gestuntel van 28-29.
35-36: Bijna thuis. Nou ja, nog 3 posten te gaan, en de vermoeidheid begon me parten te spelen. Denkend dat ik rechts van het gele veldje (dat wel weer dichtgegroeid zou zijn, vol dennetjes) liep, koerste ik vanaf de noordoost hoek van èèn veldje in noordwestelijk richting. Alleen een ander veldje dan gedacht, en daardoor net naast de post. Dat kostte me 1 minuut, schat ik zo, voordat ik door had waar het mis was gegaan en welke kant ik op moest om 36 alsnog te vinden.
Aanvalspunten
Aanvalspunten waren er op zich genoeg. Maar ik was vooral bezig met de doorloopbaarheid, want al was het het geen dicht bos, er staken toch behoorlijk wat doorntakken uit de grond, en het was soms aardig opletten om geen blesserende misstappen te maken. Dus keek ik soms meer naar beneden dan om me heen. Tegelijkertijd leek de kaart regelmatig behoorlijk recht-toe-recht-aan, zodat er weinig risico’s waren om verkeerd te lopen. Dat deed ik dan ook niet echt, maar het kost telkens wel wat tijd als ik er een stukje naast zit, meestal ten gevolge van het onderschatten van de moeilijkheid. Laten we daarom eens kijken naar mijn inschatting of een been makkelijk was en of dat in werkelijkheid ook zo bleek te zijn.
Posten waar ik volgens mijzelf tijd verloor waren 2, 4, 8, 16, 18, 27, 29 en 36. Dat klopt ook best aardig met de splits hierboven. Volgens mij had ik in totaal tussen de 4 en 5 minuten sneller kunnen zijn.
Maar volgens diezelfde grafiek was toch vooral 11-12 een verliespost. Je kan niet zeggen dat mijn route zo beroerd was, en ik een verkeerde koers liep; het ging vooral langzaam door het dichte gebladerte en de welig tierende braampartijen. Ik vraag me dan ook af welke zevenmijlslaarzen de andere lopers hadden dat ze hier zo rap doorheen bewogen. Of ik volgde toevallig het bramenspoor, ten koste van bijna 1 minuut looptijd.
Als ik wat objectiever kijk naar de resultaten, en ze in een tabelletje zet, waarbij ik het tijdverlies (volgens de Splitsbrowser formule) uitzet tegen de geschatte moeilijkheid van de post en de achteraf beoordeelde moeilijkheid (met name de post zelf; niet de route er naartoe) krijg ik het het volgende:
Als ik nou kijk naar het gemiddelde tijdverlies per nonant (vakje in een 3×3 veld) krijg ik
TIJDVERLIES [s]
moeilijkheid objectief
+
++
+++
moeilijkheid geschat
+++
0
-2
++
2
-3
10
+
1
14
9
En dan valt op dat ik gemiddeld telkens 10-15 seconde per been verlies als ik de moeilijkheidsgraad tijdens het lopen lager inschatte dan hoe ik deze (objectief?) achteraf zou beoordelen. En dat als ik gemiddelde tot moeilijke benen correct beoordeelde ik zelfs een paar seconden won, ten opzichte van makkelijke benen. Ik kan dus prima omgaan met de moeilijke benen van de omloop, tenzij ik ze onderschat. Dat is wel een interessante constatering! Hier ga ik de volgende keer mijn voordeel mee doen…
Want de W.O.R. (de Woudlopers Oriëntatie Run) wordt elk jaar nóg beter! Maar mocht je enige dubbele betekenis in de titel lezen, dan heb je dat goed gezien: zelf bakten we er een potje van. En dus kan het bij ons de volgende keer ook alleen maar beter gaan.
Overmoedig (“resultaten uit het verleden…”, je kent het wel), niet alert, onterecht kat-in-‘t-bakkie gevoel omdat we eerder hier een WOR liepen, of gewoon pech? Of hadden de andere teams mijn eerdere verhalen over vorige edities goed gelezen, en waren ze té goed voorbereid op wat ging komen? Of hadden de Woudlopers er gewoon een schepje bovenop gedaan? We hadden zelf in elk geval meer fout dan ooit. Dat we sneller dan ooit waren, en als eerste team het antwoordblad met de CP-codes inleverden aan de finish, dat mocht niet baten voor de eindklassering.
Haastige spoed…
Vorig jaar vonden we ons zelf wat traag, gingen we als één van de laatste teams weg bij de start nadat we alle routes hadden voorbereid, en had een klein beetje minder tijdverlies onderweg ons meerdere plaatsen kunnen schelen. Dus zetten we de vaart er dit jaar in, liepen al snel aan kop, en hielden die positie lange tijd vast. Maar zonder het in de gaten te hebben stapelden de foutjes zich op, in de vorm van fout gevonden of genoteerde CP’s. Wat uiteindelijk resulteerde in 11 fouten, en een 7e plaats overall. Wel snel, niet goed.
Hieperde3,14159265358979p!
Deze editie was voor ons een soort jubileum: de 5e keer dat we meededen (nou ja, de 3e keer in deze bezetting). Vandaar onze teamnaam, waarbij 3,14159265358979 zich uiteraard laat uitspreken als π. Bijkomend voordeel is dat alle CP nummers achter elkaar zich in onze teamnaam bevinden (als je maar lang genoeg zoekt). Helaas staan er ook een paar valse CP nummers tussen, maar dat valt natuurlijk direct op. Zie je ze?
Terwijl er weeralarmen worden afgegeven, sneeuw uit de lucht valt, en het bitter koud is, vertrekken we kleumend vanuit Eindhoven naar Lummen. Maar uiteindelijk zal het aan het weer niet liggen: tijdens de race blijft het nagenoeg droog, en met de kaarten in plastic hoesjes en gewapend met watervaste pennen, zijn de drie drupjes en een halve sneeuwvlok die onderweg vallen geen issue. Ook qua kleding komt alles goed; dunne handschoentjes als extra maatregel blijkt afdoende. En het hoofd koel -maar niet té- houden, is ook geen punt. Letterlijk dan.
Want enige stress ontstaat rond de start: hebben we nou gemist wat er te doen staat, of is het nog niet verteld?
De helft van elk team stelt zich op achter een touw als startlijn, de andere helft blijft bij de kaarten die per team in een plastic zak klaarliggen staan.
Als het startschot valt, vallen er 50 ballonnen uit een boom. Wow! In alle kleuren, waaronder ook rood. En om de één of andere reden zijn precies die meer waard (volgens onderstaand filmpje).
Ik probeer er heel hard aan te denken, zo hard dat Tijsbert, die in de chaos die ontstaat naar de ballonnen rent, het wel moet voelen, en die opzet slaagt want hij pakt een rode ballon, en daarmee meteen de code van CP-Z. Dat scheelt later weer 5 minuten zoeken, al hebben we op dat moment geen idee wat we er mee moeten.
Ook zit er een XXL t-shirt in de kaartentas, met daarop een route in de vorm van een W, van Woudlopers, vermoedelijk. Geinig als aandenken? Laten we hem goed opbergen, want vandaag -zo weten we uit ervaring- is er niets voor niets.
Denken
Wéten is iets anders dan in de praktijk brengen. Neem nou de aanwijzingen in het Roadbook. Als er staat Hoek omheining en we noteren het CP nummer op een boom, omdat dat nou net wat beter uit lijkt te komen met de peiling die we maakten vanaf het vorige punt, is dat niet bijster slim. Ook niet als we een CP op een dijkje noteren terwijl er Tussen bermen staat in de aanwijzing. En al helemaal niet als er staat Bij deze CP mag je Maximum 50 km/uur. Hoe kunnen we dan het CP noteren buiten de bebouwde kom noteren, en niet dat aan de andere kant van de paal? Toch lukt het.
Proeven
Briljante opdrachten zijn er weer, en gelukkig voeren we daarvan ook een paar goed uit. We proeven welke boom naar mosterd smaakt, en niet naar ketchup, azijn, of slasaus. We lopen de ‘W’ vorm op het bij de start verworven t-shirt, waarbij de lijnen de koersen aangeven en het roadbook de bijbehorende afstanden vermeld. We noteren deel-coördinaten op een tiental eiken, en zijn verbaasd dat er geen valse aanwijzing op een beuk zit.
We zoeken een hele tijd naar een kleinzoon van de duizend jarige eik maar vinden hem niet, tot we het opgeven en het domein verlaten en een informatiebord (Omgevingsplan stond er op de kaart, maar dat hadden we nog niet gelinkt aan deze opdracht) vinden, waarop de kleinzoon staat aangeduid. Die we daarmee alsnog vinden.
We speuren naar een aantal foto’s van klimtoestellen die weer een coördinaat opleveren. Leuk te vermelden dat we bijna lastig gaan rekenen om het coördinaat in meters op de schaal van de betreffende kaart om te zetten, iets van 1:6543, maar op tijd beseffen dat het Woudlopers-grid gewoon 10 cm op papier is en de coördinaten daarin zijn aangeduid, zodat zonder berekening de decimalen tienden van een decimeter zijn. Eitje!
Zien
We kijken door een periscoop en zien een getal een eind verderop. Dat daar het CP hangt en dat dat dus niet het kijktoestel zelf is zien we over het hoofd; een peiling vanaf het CP bordje verderop leidt langs het juiste pad, terwijl wij langs het verkeerde -parallelle- pad vanaf de periscoop lopen, en daardoor een foute aanwijzing noteren. Dat gaat ons later opbreken, want wij zijn nu in de veronderstelling dat CP30 7 gaat zijn.
We gebruiken oude kaarten, maar vergelijking met de huidige kaart leert dat niet alles het zelfde is (ik heb de gekleurde route hiernaast behoorlijk moeten vervormen om de overeenkomstige vorm op de oude kaart te laten volgen).
We zoeken vanaf een toren een punt aangeduid op een foto, dat een eind verderop lijkt te liggen, maar in feite pal voor de toren ligt. Ondanks de vele verrekijkers die klaar liggen is het lastig de ‘5’ op het bordje een paar honderd meter verderop te lezen. Dat zal niet elk team lukken. Des te blijer noteren we het verkeerde cijfer.
Voelen
Fout gaat het ook bij het tellen van knikkers en steentjes in een dichtgeknoopte binnenband naast een vijvertje. We tellen ze een paar keer, met verschillende resultaten, maar beslissen dat het er 15 zijn. Knikkers × steentjes = 45 zou het NGI symbool voor een kapelletje opleveren, 54 een kerk. Rondom de vijver staan een miniatuur kapelletje, een vuurtoren, een brug, een kerk en een wegkruis, allemaal met een ander CP nummer er bij. Wij noteren de kerk, waar het de kapel had moeten zijn. Verkeerd geteld.
We lopen een stuk over een nogal donker afgedrukte luchtfoto. Houvast houdend aan wat er nog wel op te zien is, en open plekje her en der, en iets wat lijkt op een in kroeshaar gekamde scheiding, vinden we alle CP’s die er op staan.
We hebben geluk bij een punt dat wordt aangeduid met een aantal vertrekrichtingen en afstanden. Hoewel we ons laten misleiden doordat de paden een bocht maken, en we proberen peilingen te combineren tot een totaal-vector, zonder dat we de tussenliggende punten vanwege dichte begroeiing kunnen bereiken, vinden we tocht het juiste punt, met meer geluk dan wijsheid. Als we hadden gelezen dat het vertrekrichtingen waren die waren gegeven was het meteen duidelijk geweest. Lesje geleerd.
Ruiken
Instinkers zijn er ook dit jaar. Die hebben op ons het beoogde resultaat. In dat opzicht kan je zeggen dat we ze perfect uitvoeren, en opzet van de Woudlopers helemaal slaagt.
We volgen een lijn op een blanco kaart. Het lijkt zo makkelijk, want alle bochtjes in paden staan er op. Dat we onderweg het CP 22 op een doodlopend pad tegenkomen doet geen belletje rinkelen. En dus tellen we het getal dat we voor de tweede keer passeren onderweg niet twee keer mee voor het gevraagde totaal van de getallen, voor opdracht Q. Stom.
Wat is een “tweede laagste getal”? We weten het nog steeds niet. Ja, wel dat het 22 is en niet 20 (na analyse van de uitslagen), maar waarom? Onderweg tussen de punten O1 en O2 komen we 5 getallen tegen, waarvan 20 het één na laagste is in waarde. 22 hangt er niet bij. Of hebben we het verkeerd onthouden. Hingen er getallen hoog en laag aan de bomen? Het blijft een raadsel.
Mooi is de opdracht bij een informatiebord bij het Lancaster monument. Een plexiglas paneel, over het infobord gelegd, laat een aantal posities open, die samen een tekst met een koers en een afstand vormen. Alleen vinden we op de aangeduide plek niets, na lang zoeken. Zowel niet bij het maken van de projectie vanaf het CP U (het bordje op de foto), als vanaf het infobord bij het monument zelf. Het hing er wel, horen we achteraf, maar kennelijk hebben we niet lang genoeg gezocht. Van ons à propos gebracht, maken we een volgende fout: we zien onder het viaduct een ‘4’ als CP30 hangen, maar noteren toch de 7 die we eerder als aanwijzing vonden bij de periscoop. Niet bedenkend dat hier toch echt een 4 hangt, en we die eerdere opdracht wel eens fout konden hebben. Zonde.
Vervolgens is het comfortabel oriënteren: een gewone IOF kaart. Dat we nog even de 9 V-symbolen (voor putten) moeten zoeken op de kaart (en vervolgens in het bos) is een fluitje van een cent. Voorspoedig vinden we alles. Op deze kaart geen fouten. Op het gewraakte CP30 na.
Blazen
Later volgen nog meer leuke contrapties. Een blaastest, waarbij een van ons op een buis bij een boom blaast, en de ander 30 meter verderop, uit een buis uit de grond een gefluit moet horen. Alleen steken er op 5 plekken buizen uit de grond. Welke is het? Omdat er nog 3 teams aan het zoeken zijn is dat snel bepaald.
Een CP op een standbeeld voldoet aan alle verwachtingen. In het filmpje zagen we waar het beeld zou staan, en aan welke kant het CP moest hangen. Dan zou er ook vast wel een vals nummer aan de andere kant hangen, en dat zou dan meer voor de hand liggen dat te noteren. En voilá!
Een leuk onderdeel is onderstaande puzzel met bolletjes op de kaart. Met een beetje fantasie is het al te doen voordat je op het betreffende punt staat, maar soms moet je ook echt ter plaatse aangekomen zijn om te zien welk stukje detailkaart daar hoort.
De noord-pijl in elke cirkel maakt het relatief makkelijk. Dit keer kunnen we de detailkaart in de cirkel telkens gebruiken om te bepalen waar in cirkel het juiste CP nummer moet hangen, aangegeven met een pijltje. Want valse hangen er ook, aan de andere kant van de kruising bijvoorbeeld. Maar ook daar trappen we niet in.
Alleen CP46 vormt een verhaal apart. De juiste aanwijzing die op koers huppeldepup en zus en zoveel meter vanaf de uiteindelijke locatie van het CP bij de periscoop hing (en die we dus gemist hadden), vermeldde het CP nummer van CP46. Hadden we die wel gevonden, dan hadden we CP46, en een ommetje van bijna anderhalve kilometer, over kunnen slaan. En daar komt nog bij dat CP46 verdwenen blijkt, maar voordat we dat hebben geaccepteerd hebben we al een kwartier tevergeefs staan zoeken met nog 4 andere teams. Zonde van de kilometers en tijd.
Een schrale troost is dat CP46 daarom maar helemaal niet wordt meegerekend in de eindscore; wat overigens de meest rechtvaardige oplossing is vanuit de organisatie.
Maar verder zal ik niets meer verklappen over de puzzels en oplossingen, want hoe meer ik schrijf op mijn weblog over opeenvolgende Woudlopers Oriëntatie Runs, hoe beter de andere teams worden. Dat blijkt dan maar weer! Niet voor niets schieten de hits op mijn weblog omhoog in de week voor de WOR. Hulde aan de winnaars (en graag gedaan)! Volgend jaar komen we terug, dat is een ding dat zeker is…
De Jenevercross op de Kesselse Heide luidt het begin in van een steile leercurve. Voor 2017. Wat valt er een hoop te verbeteren aan mijn oriëntatievaardigheden! Met de kennis zit het prima, maar het in de praktijk brengen daarvan, da’s nog een dingetje.
Klinkt makkelijker dan gezegd:
langzamer lopen waar nodig (in plaats van vol gas de verkeerde kant op),
wat vaker op mijn kompas kijken (in het donker; ook bij een bevroren duim),
plan maken voor het volgende been (voordat ik het ontbrekende plan uitvoer),
aanvalspunten, aanvalspunten, aanvalspunten.
“Gewoon doen” zou het devies zijn, vanaf de zijlijn. En dat is ook wel zo, maar er is iets wat me er van weerhoudt. Of liever gezegd: ik heb sterk de neiging me vol overgave op iets anders te werpen: snelheid. Na een foutje zegt mijn hele lichaam: inhalen, die verloren tijd!
En vanaf dat moment zijn de bovenstaande regeltjes low-priority. Eerst maar eens heel hard naar die post lopen, en dan ga ik zorgen dat ik met terugwerkende kracht ook daadwerkelijk op de juiste plaats ben. Best raar eigenlijk.
Neem nou post 2. Ik vond mezelf wat traag op weg naar 1 (terwijl ik de vierde tijd had vanaf de start naar 1 volgens de splits). Dus ging ik meteen na 1 gestempeld te hebben de kant op die ik had onthouden voor 2 na een snelle blik op de kaart. De richting klopte (ik weet altijd al voor ik bij een post kom welke richting de volgende op is) maar ik had beter het paadje kunnen volgen in plaats van er 15 meter naast te lopen door de struiken. Kortom, ik overtrad regel 3: geen plan, wel rennen.
Naar post 3 was op zich goed, maar ik verprutste het bij de post. Ik liep er redelijk direct naartoe, maar verwachtte nummer 203 want de hele route had opeenvolgende controlenummers, van 201 t/m 225, behalve de derde post, die niet 203 was en ook niet 230, maar eentje minder dan dat (als strafpunt voor de verwisseling van de cijfers) en dus 229 had gekregen. (Een vaag verhaal, maar dat was het ezelsbruggetje dat ik onderweg naar de start had besproken met Ralph, die voor het gemak zijn hele postomschrijvingstrook was vergeten mee te nemen. Ik had het nummer goed onthouden, maar dacht er even niet aan toen ik naar post 3 zocht, en toen ik 229 tegenkwam besloot ik dat ik de verkeerde post had gevonden. Aiaiaiai.)
Ondanks dat het niet zo slecht liep over de bevroren heide was het toch een stuk sneller om over paadjes te lopen. In potentie had ik een een stuk kortere route kunnen lopen als ik 4 direct gevonden had, maar ik miste hem, en was uiteindelijk evenveel, zo’n 310 meter, onderweg, ten opzichte van de route over de paadjes. Maar dan was ik wel een stuk sneller geweest. Kortom: ook weer door de haast regel 3 overtreden, en dat kreeg ik dubbel en dwars terug. Maar ik had me ook niet aan regel 1 en 2 gehouden: toen het er op aankwam keek ik niet goed op mijn kompas, en week te ver naar het westen af, waardoor ik de post miste. Wellicht hadden hoogtelijntjes me kunnen helpen, en in elk geval had ik beter de weg als stoplijn kunnen kiezen, door bewust meer naar het oosten afwijken, in plaats van per ongeluk naar het zuiden.
Op dat moment kwam wel de bezinning, en besloot ik beter bewust te oriënteren. Ik lag toen al op een 17e plaats (zonder het te weten, maar wel te vermoeden).
Naar post 5 volgde ik veel paden, met een goed aanvalspunt, en naar 6 liep ik nauwkeurig op kompaskoers. Maar bij 7 ging het weer enigszins fout. Juiste richting, tot ik er bijna was. Toen vergat ik mijn kompas, raakte van de koers, zag een weg lopen maar kon op afstand niet goed de richting er van zien, en herkende meerder plekken in het bos als open plek. Lastig punt ook. Regel 4 vergeten. Puur op kompas door het donker is geen garantie om de juiste koers te volgen. Dan moet je een plan hebben. Had ik niet.
Ik heb maar eens opgeteld waarmee ik hoeveel tijd ben verloren. De genoemde regels hebben natuurlijk wat overlap, maar de uitkomst is toch wel opvallend:
regel 2: De meeste tijd ben ik kwijtgeraakt door niet goed op mijn kompas te kijken: bijna 4 minuten. Nou heeft dat ook te maken met een ontbrekend back-up plan, want een beetje afwijking mag niet tot het missen van de post leiden, wat je zeker kan stellen door het kiezen van goede stoplijnen en meerdere tussen-aanvalspunten in te bouwen.
regel 3: Het niet maken van een plan en gewoon gaan lopen kostte bijna 2 minuten. Soms kan je prima onderweg het plan vormen, want als ik bij elke post 4 seconde verlies omdat ik mijn route bepaal kost dat ook 2 minuten bij 30 posten, maar misschien had ik dan ook de kompas-fouten niet gemaakt.
regel 1: Dan komt het ‘de tijd nemen’ bij de post: ook bijna 2 minuten, met name aan post 3 waar ik me in het controlenummer vergiste, en 4 en 12 waar ik vlak bij de post de mist in ging door niet de tijd te nemen.
regel 4: En ten slotte verloor ik nog bijna 1,5 minuut door geen goed aanvalspunt te hebben. Met name bij posten 4 en 7. Denkend: “ik zie hem wel staan als ik er ben” werkt soms wel in het donker, maar is soms ook een groot risico.
Het lastige is natuurlijk dat je wel eindeloos kan gaan lopen muggenziften bij elke van de 30 benen van zo’n route, maar als dat telkens 5 seconden kost, ben je al 2½ minuut verder. En of ik daar 7½ minder mee verlies is natuurlijk nog maar de vraag. Het gaat er dus niet om om elk been deze verzekeringspremie te betalen, maar om in een oogwenk te bepalen wanneer het wel loont en wanneer niet. Stukje ervaring, en stukje routine: een snelle blik op de kaart, om te bepalen of een snelle blik voldoende is, of dat ik beter 10 seconden kan uittrekken om een listig plan te smeden. En onderweg nog een paar tripple-checks of ik met niet van de kaart heb laten brengen… Want vaak pakt het genomen risico toch wel goed uit en loop ik strak op de post of.
Maar het is wel opvallend dat ik de meeste tijd had kunnen winnen door vaker en/of beter op mijn kompas te kijken, terwijl dat iets is wat toch nauwelijks extra tijd kost onderweg. Ware het niet dat mijn duim er halverwege bijna af was gevroren door een combinatie van koude en een te strak elastiek van mijn duim-kompas, zodat ik het ding maar om een andere vinger droeg, en hij daarmee -onzichtbaar- onder in plaats van boven op mijn kaart zat. Daar moet ik toch maar iets slims voor verzinnen de volgende keer, met een pols-kompas of zo bij extreem koud weer.
Anyway, terug naar de kaarten, want daarom lezen jullie dit artikeltje, toch? We gaan naar 11. Daar heb ik last van zinsbegoocheling. Richtingszin, wel te verstaan. De familie Pouppez-de-Kettenis had een doortrapt plan in de jaren ’20 van de vorige eeuw, en trok het lijnen-raster dat de paden vastlegde scheef ten opzichte van het noorden. Om mij een eeuw later van de wijs te brengen. En het is ze nog gelukt ook. Een snelle blik op de kaart (zo een die leert dat dit een makkelijk been is en ik gewoon hard moet lopen tot aan een pad op de rand van bos en hei) was genoeg om het gevoel te geven dat ik zo’n 45° graden aan moest houden. Één hersencel vond dat dat ten opzichte van de paden was (die ik vanaf post 10 helemaal niet kon zien, natuurlijk), maar twee andere cellen dachten dat ik ten opzichte van het noorden bedoelde. Dus liep ik koers 315° tot ik een ‘lijn’ zag en corrigeerde nog wat meer naar het noorden, tot ik 45° met het pad maakte. Volgens plan. In werkelijkheid pal de verkeerde kant op. Want het was een ander pad. Ze noemen het ook wel de klassiek 90° fout. Verwarring, desoriëntatie, en onbehagen. De naald van mijn kompas leek wel vastgeplakt terwijl ik mijn lichaam in de richting die de kaart aangaf draaide. Beginnersfoutje. Dat ik even later een eiland op liep (nota bene het enige in de wijde omgeving) en er over de dezelfde route weer af moest is me vergeven.
Er volgden een paar strakke benen, recht op de post af, paden gevolgd waar dat het beste was, en posten gevonden vanaf het voorziene aanvalspunt. Ik kan het dus wel! Wellicht daardoor was ik overmoedig bij het been van 15 naar 16. Of maakte ik weer de eerdere kompasfout, met mijn 45° declinatie? Moest noornoordwest, liep noordnoordoost, en kwam op een pad. Maar een ander pad dan ik dacht. Liep tot aan een kruispunt met een bos. ¼ bos en ¾ hei, volgens de kaart. En warempel, in het echt, in het donker, zag het er ook zo uit. Kijk maar eens goed naar de kaart . Ik heb het stukje hier onder uitvergroot. Het hoekje waar ik uitkwam (rechts, met het rode bolletje) is nèt een tikkeltje asymmetrisch, en oogt in het donker, als je met een half oog om je heen kijkt en met 1½ naar de kaart, net als het hoekje linksonder in het plaatje, als het zicht beperkt is in het schijnsel van een hoofdlampje. Dus ik dacht dat ik op het westelijke kruispunt liep terwijl ik op het oostelijke stond. Doorsteken, pal noord, tot de open plek. Hé, die is iets kleiner dan gedacht. Nou ja, bos groeit ook in het donker door, toch? Ik kom zo dadelijk op een pad. Ja, inderdaad! Nu een stukje pad volgen naar het oosten, tot er een zijpad komt, en dan in het verlengde daarvan naar de open plek. Simpel. Open plek? Ja, daar! Weer kleiner dan verwacht, maar dat was die vorige ook. Het zal wel een oude kaart zijn. Maar waar ben ik? Dat zijpad was er niet, dus waarom zou de open plek dan wel kloppen? Twijfel overheerst. Een pad! Ik ben te ver. Pad volgen, oost of west? Ik gok west. Bij de splitsing van het pad -tenslotte- weet ik waar ik ben, besef ik mijn fout, en kan ik er niets anders meer aan doen, dan deze fout niet nog eens maken.
Maar ik ben er bijna. Niet bij de finish, maar bij de kaartwissel: het grote moment dat ik mijn kaart om mag keren, en met een schone lei op de achterkant kan beginnen. Maar nog ééntje dan, op deze kant, naar post 18. Op zich geen fouten, alleen lag het noorden weer 45° gedraaid, en keek ik niet vaak genoeg op mijn kompas om het te merken. Als het me 15 seconden heeft gekost is het veel, maar toch zonde van de inspanning.
De direct volgende posten gingen allemaal prima. Geen fouten, geen tijd verloren. Kijk maar op de kaart.
Tot ik van 23 naar 24 ging lopen. Het plan was pal oost te vertrekken, tot bij de paadjes, dan over de open plek, rechts aanhouden, doorsteken naar het pad, en bij de splitsing rechts, schuin het bos in naar de post. Tot zo ver niks mis: ik had een plan!
Ik zag een pad, stak over, nog een pad, en daar achter een open plek. Niet heel open, maar ja, dat was die oude kaart waar ik het al eerder over had. Maar de open plek had niet echt een rechter kant waar ik door kon, en ineens zag ik een watertje. Warempel, ik zat compleet verkeerd. Toen toch maar eens rustig naar mijn kompas gekeken. Handig dingetje, af en toe. Had ik er eerder op gekeken, dan had ik post 24 ruim een minuut eerder op mijn naam kunnen zetten.
Post 25 was een eitje, en misschien wel mede daar door, en omdat ik er bijna was, sloeg ik het maken van het plan voor 26 over, en rende weliswaar aanvankelijk de goede kant op, maar vergat het aanvalspunt te kiezen. Meerdere routes, zowel die meer noordelijk, als die meer zuidelijk, waren beter geweest, want zekerder. Alsof iemand die paarse lijn op de kaart met een kwast op de hei zou hebben geschilderd, ging ik recht op het doel af, en miste dat faliekant omdat ik eigenlijk niet wist wat ik aan het doen was. Dat kostte me 25 seconden.
Dat ik vervolgens toch nog de allersnelste tijd vanaf 26 naar de finish neerzette is een doekje tegen het bloeden.
Maar de lezer -u dus- moet nu niet denken dat het niet leuk was, om te Jenvercrossen. Vier jaar geleden, in het zelfde gebied, op dezelfde kaart was ik ook al een beetje draaierig en af en toe de koers kwijt. En over weer een jaar of vier lees ik dit stukje van mezelf en verschijn lachend aan de start. Want drie maal is scheepsrecht…
Intussen namen we er nog ééntje, praatten over wat dit voor mooi jaar zou gaan zijn, hoeveel béter wij nog konden worden, en wisselden verheugenissen uit op volgende week: de W.O.R. 2017.