Een aflossing, estafette, of relay, is nieuw voor me, maar ik heb een hoop geleerd. Ook al miste ik het “treintje” naar de eerste post. Dat kwam zo: Toch ietwat zenuwachtig voor aanvang, waar ik graag een keer in de massastart zou meelopen om dat eens ervaren te hebben, stond ik te trappelen van ongeduld om te vertrekken. Het was best een spannende setting, waarbij 30 lopers met hun hoofdlampen in de aanslag, elkaar verblindend, over hun omkeerde kaarten gebogen stonden, wachtend op het startschot. Intussen was het behoorlijk donker, een beetje heiig, maar met op de achtergrond de disco van de naastgelegen ijsbaan. Verder hoorde je alleen het gekras van stalen noppen op de kasseien en Belgen die elkaar -en mij- zenuwachtig stonden te maken. Maar het bijzonderste was dat de man die het hek aan het eind van het stuk weg dat het startvak vormde open zou komen maken nog niet gearriveerd was, en we toch zouden starten. Er was alleen een doorgang ter grootte van een deur, voor 30 gretige orienteurs.
Het startschot klonk, het hek bleef dicht, en we raasden met zijn allen op het poortje van amper een meter breed af. Maar het dringen viel mee. Was men zo galant, of was het tactiek?
Ik denk voor een deel dat laatste. Want, zo had ik tevoren gelezen op internet over “relay tactics”, als je niet verwacht nummer 1 te worden kan je het best achter anderen aanlopen, terwijl je vooral in de gaten houdt dat je achter de juiste anderen aan gaat.
Dat had ik ook onthouden, maar met de halve marathon nog in mijn benen, en een dosis adrenaline in mijn aderen, vergat ik een woordje: de juiste. Een aantal lopers ging, terwijl ze nog op de kaart keken, met de weg mee de bocht naar links in. Ik zag op de kaart dat er wat meer rechts een pad moest zijn, zag vanuit mijn ooghoek een paar lopers rechtsaf gaan, keek niet of dat wel de juiste plek was, en of er niet een herkenningspunt tegenover het pad zou moeten zijn, en volgde die groep die afsloeg. Na 25 meter zaten we tot ons middel tussen de braamtakken. En niet zomaar braamtakken, maar van die hele dikke bruine waarvan je de jaarringen kon tellen. Als ze zouden breken. Maar dat deden ze niet; ze hielden ons vast.
Omkeren! Dat zou verstandig zijn geweest. Maar inmiddels konden we door het groen heen alweer verderop hoofdlampjes zien (die moderne dingen uit China schijnen tientallen meters, wat ik even was vergeten, dus dat pad kan best ver geweest zijn), en dus gingen we met een man of 5 door. Door de bramen. Of liever gezegd, er overheen. Het leek wel hordelopen. Les 1 van vandaag: Dit bos en ik worden geen vrienden, ik kan alles wat niet wit is beter mijden.
Meteen les 2: loop achter de grootste groep aan, en niet voordat je denkt te weten dat dat de juiste richting is.
En les 3: als het terrein echt niet meevalt moet je omkeren, niet doorgaan.
Maar ik leerde snel, en, hoewel het voorste treintje al in geen velden of wegen meer te bekennen was, en het meer een gewone wedstrijd was geworden dan een aflossing, was het nog behoorlijk druk in het bos, en waren er genoeg andere lopers (lees: lampjes) om te zien dat het helemaal zo slecht nog niet ging. Over paden liep ik recht door naar posten 2 en 3. Door een foutje in mijn richtingsgevoel meende ik even dat dat een “andere post 4” was dan de mijne, maar het bleek toch te kloppen. Op een lekker lang stuk naar 5 kon ik voldoende lopers inhalen, en ook naar 6, 7 en 8 ging het voorspoedig. Dat het terrein niet opschoot hadden daar alle lopers last van. Zo stonden de posten nu eenmaal.
Maar naar 9 ging weer wat moeizamer. Achteraf bleek ik ook niet bepaald de snelste route voor kortste te hebben aangezien, en had ik beter de weg kunnen volgen, maar ik dook al snel een zandpad in waarvan ik na 5 meter al vermoedde dat het een van de tractorsporen was van een bosbouwmachine, waar we tevoren voor gewaarschuwd waren. Niet voor de tractoren, maar voor de paden die niet op de kaart stonden. Maar kennelijk was ik les 3 al weer vergeten, en keerde ik niet om, maar akkerde door door het mulle zand op een onbekende koers die niet te herleiden was. Gelukkig vond ik door passen-tellen en kompaslezen de weg terug (niet de terugweg), en zo ook de volgende post. Vanaf daar ging alles eigenlijk voorspoedig. Lastig bos was het wel, maar na 12 kwamen er weer lange paden, en dat ging hard. Inhalen!
Grappig was dat er op weg van 9 naar 10 evenveel mensen voor de oostelijke als voor de westelijke route leken te kiezen. De oostelijke was korter. Ik nam de westelijke, want die leek korter.
Daarna kwam de ‘kijkpost’ bij de doorgang door het hek naar het sportcentrum. Dat was tevens de kaartwissel, van 1:10.000 naar 1:5.000. Weer rende ik het groen in, gehaast door een andere loper die mij op de hielen zat. Niet handig, maar ik kwam er wel door bovenop de heuvel uit, waar vlakbij de post leek te staan. Intussen zagen een aantal lopers onderaan de helling mij ‘stempelen’ en kwamen naar boven, maar die was ik al voor.
Sprintje over het grasveld ging rap, maar vervolgens verspeelde ik seconden door op zeker te spelen en nog eens goed mijn positie op het veld te peilen. Onnodig, want de post was prima zichtbaar van een afstandje. Evenals de rest, tot aan de finish.
Daar wachtte Stefan op me. Nog wel moest ik zelf de kaart voor hem van een waslijn vissen, zo werkte dat hier, en zelf ‘uitklokken’, maar of dat laatste zijn start was of slechts een controle voor mij weet ik niet.
Als derde liep Ralph in ons drietal. In totaal zijn we 9e van de 26 teams geworden, wat helemaal niet slecht is. Zeker als je bedenkt dat er nog genoeg te verbeteren valt.
- langer proberen bij het ‘treintje’ te blijven
- ook onder druk goed kaartlezen
- valt het na 10 seconden tegen, dan kan je beter omkeren
- de kortste route is soms niet triviaal, maar schijnbaar afhankelijk van hoe je de kaart bekijkt (en dan heb ik het nog niet eens over de snelste route)
Ik denk dan ook dat ik nog heel wat aan mijn kaartleeskunsten kan verbeteren, met name qua snelheid en routeplanning.
En natuurlijk vaker aflossingen lopen, om ervaring met de druk op te doen. Maar da’s alleen maar leuk: vaker meedoen is een goed voornemen!