All posts by Jan-Gerard

Mijn geheime wapen…

Vandaag kwam mijn geheime wapen binnen: een T6 Smooth Crown Water Resistant XML-T6 3-Mode 1200-Lumen White LED Bike Light with Battery Pack Set. Geeft een enorme bult licht. Ongelooflijk. En verblindend. Op de fiets in elk gevel goed te gebruiken, maar hij moet zich in de oriëntatie-praktijk nog bewijzen.

My new secret weapon is so secret, it can hardly be used (without dazzling myself).

Een paar eerste bevindingen:

  • Er komt heel veel licht uit. Zo veel dat toen ik hem vergelijk met mijn Philips lampje, ik eerst dacht dat die laatste het niet deed, want ik zag geen bundel. Ik was kennelijk wat verblind, en de Cree XML-T6 deed de spot van de 3W Luxeon verbleken.
  • Ik heb geen idee of er 1200 lumen uit komt. Ik lees overal dat het minder is. Meten is lastig, maar met de datasheet in de hand en een stroommeter komen we vast een heel eind. Er gaat 1.87 [A] door de LED zelf heen, als hij op maximale sterkte brandt. Gedimd is dat nog maar 0.9 [A], waarbij de stroom op 50 [Hz], met een duty cycle van ~50% wordt gemoduleerd. De datasheet zegt dat er iets van 235% “relative flux” uit komt, bij 1.9 [A], en 125% bij 0.9 [A].

    Er komt maar 660 lumen uit, tegen 1200 volgens spec. Nog steeds een boel licht, en, wat verwacht je, voor 35 Euro?

    Dat is dan ten opzichte van de 700 [mA] waarbij de nominale opbrengst wordt gegeven, wat, uitgaande van een Cool White type, overeenkomt met 280 [lumen]. Kortom, 350 [lumen] in gedimde toestand, en 660 [lumen] op maximaal vermogen. Ik vind het genoeg, maar het is niet de 1200 Lumen die op de doos staat.
  • De batterijen moeten eerst opladen. De lader is voor US-stopcontacten, dus ik heb er maar een Euro-stekker aan gesoldeerd. Lijkt een “domme” lader, maar er zit een LED op die na verloop van tijd van rood naar groen kleurt, dus ik vermoed dat hij toch de lading stopt als de Li-ion accu’s vol zijn. Duurt een paar uur.
  • De constructie van de lamp is behoorlijk stevig. Alles is van massief aluminium gemaakt, en in de juiste vorm gedraaid. Dit is goed voor de koeling.
  • De lamp zelf lijkt redelijk waterproof, al is de rubber O-ring in de behuizing gescheurd doordat hij er niet voorzichtig in is gezet. Maar de batterijen zijn met wat krimpfolie bijeen gehouden, en aan het uiteinde zit karton. Niet echt waterbestendig, dus. Eens kijken of ik wat kan afdichten met tape. Ik ga er niet mee zwemmen…
  • Gelukkig maakte ik, voordat ik hem aansloot op de accu’s, de behuizing van de lamp open. Midden tussen de printbanen van de elektronica lag een braam van aluminium. Een restje van de draaibank, vermoedelijk, maar wel een potentiële kortsluiting en daarmee vroegtijdig einde van de lamp.
  • Hij kent 3 standen: aan op volle sterkte, gedimd (iets van 50%), en knipperend (9 Hz). Op zich lastig dat je door alle standen heen moet klikken. Ik zou het handiger vinden als één keer klikken de lamp aan zou zetten, en zou schakelen tussen 100% en 50%, en weer terug, en je met 2 keer achter elkaar klikken de lamp uit zou zetten. De flikker-mode is volstrekt nutteloos.
  • De bundel is behoorlijk scherp en smal, maar volgens mij wel prima bruikbaar. Er is een aardige spill om de centrale bundel heen, zodat je ook de grond voor je kan zien. Mooier zou een horizontaal afgeplatte bundel zijn, maar dat is denk ik wat te veel gevraagd.
  • Er zit een lampje achterop, dat voor zover ik kan zien altijd rood+groen brandt. Ik heb nog geen indicatie ontdekt voor de status van de batterij.
  • De hoofdband die er bij zit is véél te krap. Op de wijdste stand knelt hij nog. Ik denk dat Chinese hoofden wat kleiner zijn, of de hoofdband is gewoon een unique selling-point en er is verder totaal niet functioneel over nagedacht.
  • Als ik hem met de bijgeleverde hoofdband op mijn hoofd zet, voor zo ver dat lukt, staat hij eigenlijk iets te laag afgesteld, en wijst richting grond. Hij kan wel verder omlaag, maar niet omhoog. Een aanpassing is eigenlijk wel nodig.
  • Het snoer van lamp naar batterij-unit is lang genoeg om de laatste in mijn heuptasje op mijn rug te bevestigen, en de eerste op mijn hoofd, dus da’s prima.
  • Op de fiets, aan het stuur gemonteerd (met bijgeleverde rubber snaar, zakt de lamp omlaag als ik over een hobbel rijd. Daar moet nog wat stroef rubber tussen; een stukje binnenband of zo iets.
  • Binnenin zat niet alles goed aangedraaid. Dat helpt natuurlijk niet voor de temperatuur huishouding. Daarom heb ik alles strak aangedraaid, nadat ik koelpasta tussen de delen had gesmeerd.
  • De uitlijning van de LED en de parabool reflector was niet zo perfect. Dat was eenvoudig te verhelpen door hem voorzichtig open en dicht te schroeven.
  • De rubber O-ring tussen het voorste venster en de behuizing is fluoriserend, en gloeit ná in het donker. Fancy, maar je hebt er weinig aan.

Er valt nog het één en ander aan te tweaken, dus ik kan weer lekker aan de slag:

  • De 3-modes aanpassen en eventueel dimbaar maken. Binnenin zit een geregelde voeding. Het lijkt er op dat een Atmel 24C02N wordt gebruikt voor de programmering, hoewel dat een Eeprom is volgens het spec-blad. Ik moet nog eens goed uitzoeken hoe het werkt. Als ik er een ATtiny13 in kan zetten kan ik hem maken zoals ik wil. We gaan het zien.
  • Een helderheids-instelling met een schakelaar aan het draadje maken, zodat ik niet naar mijn hoofd hoef te grijpen om de lichtsterkte in te stellen.
  • Focus: als ik de positie van de parabool spiegel ten opzichte van de LED in kan stellen kan ik de focussering een beetje aanpassen, en indien gewenst de bundel breder maken. Kost wel wat licht, want de parabool kan alleen verder van de LED, en dus ga ik licht verliezen dat achter de parabool langs valt.

Maar al met al is het een felle lamp voor relatief weinig geld. Ik moet hem nog een keer met een Led Lenser H14-R vergelijken.

En weer een nacht-O, een stad-sprint in Turnhout

SplitsWoensdagavond (7 december) ben ik weer een Nacht-OL gaan lopen. Dit keer, voor mij voor het eerst, een Sprint-O door stedelijk gebied. Heel wat anders, en erg leuk om eens te doen.

Het begon doordat Monica me mailde dat er een, -niet op de kalenders voorkomende- oriëntatieloop werd gehouden in Turnhout, georganiseerd door de KHK, de hogeschool, aldaar. Per mail ingeschreven. Er waren een aantal externen, maar niet veel; de meeste lopers leken lokale studenten.

Wat ik vooral heb geleerd is dat bij zo’n snelle loop, met 38 (!) posten in 5 km, het er heel erg op aan komt hoe snel je “prikt” en weer op pad bent. Logisch, maar wel iets waar ik nog niet goed in ben. Omdat er veel in het terrein te zien is -en op de kaart- is het oriënteren op zich niet moeilijk. Je moet alleen opletten op hekken en afscheidingen, en verboden terreinen, maar verder is het, zonder kompas overigens, uitstekend te doen. Dat laatste geldt zo zeer zelfs dat er geen noord-zuid lijnen op de kaart staan getekend.

Maar het hele proces van post benaderen, EMIT klaar houden (die net gedraaid zit, of verward is met mijn zaklamp), goed houden ten opzichte van de stand van de post, en vertrekken van de post op weg naar de volgende, kost relatief veel tijd. En, wat in mijn Quickroute pace-vs-time-grafiek goed te zien is, ben ik onderweg ook vaak gestopt, omdat er toch onverwachte dingen opdoken. Een extra paadje, een hek rond een sportveld, noem maar op.

Het is leuk te vergelijken wat mijn route was vergeleken met die van de snelste loper, Yannick Michiels, dan kan je zien dat we vrijwel dezelfde route hebben gelopen: mijn route, en zijn route [1] en [2]. Toch is er in eindtijd een enorm verschil. Alleen naar de allerlaatste post waren we even snel. Splits van alle deelnemers heb ik overigens nog niet kunnen vinden.

Wat ik er van heb geleerd is:

  • Vooruitkijken, vooruitkijken, en nog eens vooruitkijken. Ik sta veel te vaak stil.
  • Het vertrekken bij de posten gaat veel te sloom, en het checken van de controle-nummers bij aankomst kost ook telkens seconden. (Mijn posten-hoesje kan handiger.)
  • Zaklamp in de hand is soms praktisch (bij mist, en om snel om je heen te kijken). Maar in dit geval is het toch onhandig, omdat hij de EMIT in de weg zit en het je een hand kost die je om bijvoorbeeld de posten-omschrijving te bekijken kan gebruiken.
  • Het loont om de kaart goed te plooien, de veters goed te strikken, en tevoren globaal naar de kaart te kijken.
  • Ik moet leren kaartlezen tijdens het rennen. Heel belangrijk. En heb ik al gezegd dat ik vooruit moet kijken?

Oostelbeersche Heide

Het seizoen is weer begonnen! En ik heb er zin in. Zo veel zelfs dat ik een aantal collega’s enthousiast heb gemaakt, om een keer mee te doen, maar natuurlijk ook om vaker dan eens te gaan oriëntatielopen. Dat eerste is gelukt, dat tweede hopelijk ook. En laten er meer volgen.

Helemaal fit was ik niet gestart. Niet alleen omdat ik 20 km op de fiets tegen de wind in naar de start was gereden, maar ook omdat ik alweer een tijdje niet had gerend. Direct na de start liep ik tegen een tak, wat een zeer oog opleverde. Volgende keer een veiligheidsbril op?

De rode lijn is hoe ik heb gelopen, maar wat "fout" was. De groene lijn is ofwel ook mijn route, waar het de juiste (volgens mij) was, ofwel de route die ik beter had kunnen volgen.

Op weg naar de 4e post liep ik hopeloos te verdwalen. Er bleken wel meer moeite mee te hebben, maar het is toch zonde. Zeker als het drie pogingen met her-oriënteren kost. Dan had ik het net zo goed de 1e keer meteen goed kunnen doen.

Dat was post 4. Naar 5 ging prima, maar op weg naar 6 heb ik wel een hele lange route gekozen. Daar staat wel tegenover dat het prima doorliep over de paden, en ik geen tijd met zoeken heb verloren, maar de rechte lijn was toch sneller geweest, zeker omdat er een goede stoplijn achter 6 lag in de vorm van het open terrein.

Een paar posten ging het goed, tot ik op weg van 8 naar 9 een 90°-fout maakte. En hopeloos van de kaart af liep. Even zag ik een jagersstoel die ik ook op de kaart herkende, maar dat bleek een andere te zijn. Kostbare minuten tikten voorbij.

Nadat ik weer op het juiste spoor, en vooral op de kaart, dacht te lopen, kwam ik op een gegeven moment Ralph tegen, en vertelde hem van mijn buiten-de-kaart avontuur. Des te verbaasder was ik toen hij zei dat we er op dat moment net af waren: ik had nog steeds niet de juiste plek op de kaart gevonden.

Vanaf dat moment nam ik geen risico’s meer. Ik besefte dat ik niet scherp genoeg was om geen fouten te maken, en dan kan je ze maar beter vermijden. Maar het was al geschied: ik was moe geworden van de extra kilometers, en dan kom je in een vicueuze spiraal. Zo gingen er nog een paar dingetjes fout, en kwam ik redelijk uitgeteld bij de finish aan. Maar zo te zien wel opgelucht dat ik hem, zonder enige post te missen, had gehaald.

Toch een interessante loop. Vooral een pittige, vond ik, want sommige posten waren echt goed verstopt in de natuurlijke schuilplaatsen die het terrein bood. Het leek wel geocaching. Tel daar bij heel veel micro-relief en een overvolle kaart, en ik zie al snel door de bomen het bos niet meer. Maar aan de andere kant was het ook wel een nieuwe uitdaging: op een kaart zo vol controleposten en relief-lijntjes uiteindelijk alles vinden. Zodat ik toch voldaan in de enorme tent die de organisatie geregeld had terugkeerde.

Wat heb ik geleerd? Dat ik moet inschatten welke risico’s veilig zijn en welke niet. Want eigenlijk zie ik tevoren al vaak dat een post lastig gaat worden. Dikwijls gok ik er dan op dat het ter plekke wel duidelijk wordt, en ik de post zie staan. Soms heb ik dan geluk, maar ook vaak blijkt het slecht uit te pakken. En dat betekent dat ik toch vaak tevoren het juiste gevoel heb, of het lastig wordt of niet, maar niet altijd passend reageer. Dat kan beter.

Naderhand volgde nog een kleine challenge om de uitslagen uit de Helga-laptop te krijgen, want er was iets mis gegaan. Maar uiteindelijk is dat, met hulp van wat Matlab, gelukt, wat weer een hoop inzicht opleverde in de gebruikte appratuur en programmatuur. Ook leuk, en leerzaam. Volgende keer maar eens zelf achter de secretariaat-tafel gaan zitten.

Eindelijk weer een nacht-OL

Eindelijk weer eens een nacht-OL gelopen. Leuk dat het was! Een stuk beter dan vorige week, ging het, en dat scheelt. Eigenlijk maar een enkele kleine foutjes gemaakt, maar allemaal acceptabel. Niet echt vanwege verkeerde route-keuzes.

Het begon met wat twijfels. Ik had met Ralph afgesproken om mee te rijden, maar ik voelde me verre van lekker. Niet alleen omdat ik wat te zwaar gelunched had. Maar, niet zeuren, was het devies, en als ik eenmaal aan het lopen ben ligt mijn focus helemaal daar op.

Koud was het wel, dus met een thermo, een sport-fleece, en een ASML-windjack, op pad. Geem moment heb ik het, al lopend, koud gehad, maar warm ook niet. Opvallend was dat mijn jack wel helemaal nat was aan de binnenkant na afloop, dus genoeg is er wel gezweet. En wat ik aan had was precies goed.

Materiaal

Even was ik zenuwachtig of ik wel de juiste spullen bij me had. Kleding bleek OK. Had ik een bril tegen de uitstekende takken op moeten doen? Vermoedelijk was die meteen beslagen in de mist. Overdag maar eens proberen. Maar belangrijker in het donker, hoe kan het ook anders, is het licht.

Een hoofdlampje leek me handig voor het lezen van de kaart. Fel genoeg om mee te kijken waar ik liep was dat lampje van Xenos, van 3 euro, niet. Maar met de mist gaf het toch een hinderlijke waas voor mijn ogen, dus verplaatste ik het lampje van mijn voorhoofd naar mijn hals. Maar daar bleek het niet handig, want de bundel scheen meer op mijn borst dan op de kaart. Volgende keer zal ik hem aan moeten passen zodat hij meer naar voren schijnt; zo kan een kaart-lamp wel heel handig zijn.

Want mijn andere lamp, een Philips SFL7380, met een 3W Luxeon LED, die normaal iets van 60 lumen geeft bij 3.8V voeding, doet het op 3 lithium batterijen toch een stuk krachtiger, met een voeding van zo’n 4.8V. Zo fel dat je verblind bent als je direct op de kaart schijnt. Maar om mijn weg te vinden was hij zeker niet verkeerd. Alleen heb je geen handen vrij om kaart te lezen. En zit hij de EMIT in de weg, die ik ook in de niet-kaart-en-kompas hand heb. Da’s alles. Maar het heeft zo wel zijn voordelen:

  • In de mist is een lamp verder van je ogen een stuk aangenamer, want je kijkt niet tegen de reflectie van de verstrooiing van de bundel aan.
  • Je kan makkelijk heen en weer schijnen, op zoek naar een reflectie van een post. Sneller dan je met je hoofd kan draaien.
  • Als je een reflector zoekt kan je altijd nog de zaklamp bij je ogen in de buurt houden, om een betere reflectie te krijgen.
  • Je kan de bundel naast de kaart richten; met een hoofdlamp schijnt die altijd waar je kijkt.

Kortom, een zaklamp is zo gek nog niet. Maar toch ga ik het eens proberen met een hoofdlampje, zodra de made-in-China Cree XM-L T6 die ik een maand geleden besteld heb, binnen is. 12oo lumen! Als ik de specs moet geloven.

Donker is makkelijk

Je kan hier leuk zien hoe mijn route zich verhield tot die van de anderen. Zo zie je dat ik naar post 2 en 20 bijzonder langzaam was, want iedereen was sneller, maar op weg naar 6, 10, en 11 weer relatief snel (de andere lijntjes liggen onder mij). Posten 6, 10, 11, 12, en 18 waren lastig, maar heb ik zo te zien best snel gevonden.

En dat meen ik serieus. Net als ik autorijden in het donker aangenaam vind, omdat je alleen ziet wat je moet zien, zie je bij een OL in het donker ook bepaalde details makkelijker, zoals de reflector op de post. Het gaat dus meer om het plannen van de route, dan het zoeken naar de posten zelf, en volgens mij is dat ook meer het idee achter orientatielopen.

Aan de andere kant, je kan wel makkelijk achter anderen aanlopen. Volgens mij zie je ook in de splits-grafieken, dat er meer groepjes ontstaan: kijk maar eens naar de “Race graph” in de Splitsbrowser. Vooral het zoeken naar de post. Opeens zie je een lampje in de verte stilstaan, omlaag richten, en plotseling omdraaien en weglopen. Aha, daar moet je dus zijn. Ralph vertelde me dat hij vroeger vaak zelfs zijn lamp uit deed vlak bij de post, en pas weer aan als hij weer weg was, om anderen niet te veel te helpen. Is het flauw, om hier gebruik van te maken? Welnee, iedereen zou het doen. Maar eenmaal in een groepje bij elkaar raak je de volgers niet zo makkelijk weer kwijt. Ben je slecht in zoeken, dan heb je voordeel, maar vind je makkelijker de posten dan anderen, dan werkt het tegen je.

Kaart

(klik op de kaart om naar een grotere kaart te gaan)

Ik ga niet de hele route in detail beschrijven, en mijn beslispuntjes uitleggen. Kijk zelf maar naar de kaart van mijn route. Er zijn wel een paar punten waar ik wat sneller had kunnen zijn. De route naar 1, de vergissing bij 2, de omweg naar 4, klein foutje bij 9, en net na 15, en het zoeken naar 17. Verder ging alles redelijk ideaal.

Het eerste stuk was even wennen. Vooral aan de mist. Geklungel met mijn lampjes, te weinig handen, en een gevoel van tijdsdruk waardoor het eigenlijk wat minder efficiënt werd.

Daarna ging alles eigenlijk heel soepel. Niet alleen ik maakte gebruik van andere lampen, anderen hebben duidelijk profijt gehad van mijn af-en-toe snelle post-vondsten. Vaak bleek het sneller om over de paden te lopen, behalve dan het lange stuk naar post 4, waar we (dat stuk kwam ik Ralph tegen, en we liepen even hard) denk ik beter door kunnen steken naar de open plek net oostelijk van het pad. Het was immers goed doorloopbaar bos (volgens de kaart).

Ondanks de lampen om me heen overal zelf gezocht, behalve op weg naar 12. Daar liep zo’n kluit lopers om me heen, dat iedereen achter de voorste aan rende. Leek wel veilig. Achteraf was het westelijke pad denk ik toch te beste optie geweest, alleen riskant hoe ver je moest doorlopen voordat je het oostwaarts het bos in moest naar de post.

Maar wat me vooral opviel was de vele tijd die ik stilstond. Als ik gemiddeld tussen de 4,5 en 7,5 min/km loop, en het gemiddelde over de hele loop op bijna 12 min/km uitkomt, dan sta ik de halve tijd stil. En bij de posten heb ik 21 minuten binnen de 45 meter van het punt gedraald, wat ook vooral kaartlezen is. Kortom, als ik wat wil verbeteren, zal ik, behalve beter kaartlezen, vooral korter moeten kaartlezen. Dat kan nog een uitdaging worden. Een handiger lampje is één, maar lezen tijdens het lopen, en minder vaak lezen -beter onthouden- is nog belangrijker.

20% van de tijd stond ik de kaart te lezen. En even lang liep ik langzamer. Daar valt nog een hoop te verbeteren.

Ik denk dat vooral daar veel te halen valt. Dat wordt dus een aandachtspuntje voor de volgende keer.

GPS trackloggertje kwijt

Mijn ene GPS-tracker heb ik uitgeleend (de iGotU; die ligt al een half jaar in Den Haag) en de andere ligt ergens op de Oostelbeerscheheide. Hij weet waar hij is – ik niet. Verloren onderweg. Zonde. Het was wel mijn favoriete, de Qstarz BT-1000X. Wat doe je er aan? Ik heb zoveel rare routes gelopen tijdens de OL daar, en ben op plekken geweest die ik me niet meer kan herinneren (omdat ik niet wist waar ik precies was), dat ik hem nooit meer terug kan vinden. Bovendien was de helft van het terrein bedekt met losse herfstbladeren, en de andere bestond uit los zand, zodat hij ongetwijfeld ergens onder ligt.  De enige oplossing is een nieuwe bestellen. Bij www.snelwebshop.nl dan maar weer?

Zo gezegd, zo gedaan. Want het is toch wel erg leuk om je route achteraf te kunnen bekijken.

Wijzen is onbeleefd

“Waar?” “Daar!”, en zij wees in de richting van het zuiden.
“Hoe ver?” “Twee uur gaans.” En hij ging op pad, met zijn gezicht naar de zon. Na precies twee uur zette hij zijn rugzakje neer, pakte er een appel uit, beet er een flinke hap uit, en ging op zoek.
Na ruim een uur gaf hij het op, pakte zijn rugzak weer op, hing hem over zijn schouders, en liep terug. Weer twee uur later kwam hij bij het bankje aan waar zij nog steeds op zat. “Die speld ben je kwijt. Ik zou maar een nieuwe gaan kopen.” En zonder verder wat te zeggen, liep hij terug naar zijn hooiberg.

Beetje sneu natuurlijk, maar je snapt wel waar het aan lag; “twee uur gaans” is natuurlijk wat vaag, en een beetje wijzen naar het zuiden, wat op zich een exacte richting is met onze huidige kennis, klinkt niet echt als een richtingsbepaling met meerdere decimalen.
Nee, we hebben tegenwoordig moderne middelen. Op korte afstanden voldoen een peilkompas en passen tellen (hoewel dat laatste natuurlijk ook in de tijd van de Neanderthalers werkte; maar ze wisten nog niet wat een meter was), en op de langere hebben we bijvoorbeeld GPS-en die een absolute plaatsbepaling leveren.

Wijzen

En zo zou je kunnen zeggen dat wijzen onbeleefd is, net als mensen met een kluitje het riet in sturen, van het kastje naar de muur, en het bos in zonder kompas of GPS en goede aanwijzingen en kaarten. Toch is wijzen heel handig, en dikwijls de beste optie. Wil je weten hoe je naar het station loopt? Je wordt niet blij als die behulpzame dame op straat je een coördinaat geeft, met wat letters en nog meer cijfers: 31 U 670765 5702726.  “Daar heen, vijf minuutjes lopen” wil je horen!

oeufIets moeilijker wordt het als je een vlaggetje of doosje moet vinden, dat een eind verderop ligt, en niet zo makkelijk herkenbaar is als een station, van 300 meter afstand. Laten we het concreter maken: je wilt vanuit N 51° 25.854 E 005° 29.263 precies 1013 meter lopen, onder een hoek van 47° met het noorden. Dan kan het nog mis gaan omdat ik niet zei of je het noorden links of rechts of laat liggen, maar ik had N 51° 26.227 E 005° 29.902 voor ogen. Twee opties: je weet waar je bent (hoop je), op de kaart, en je hebt een gradenboog en schaalverdeling, zodat je kan uitpeilen op papier waar je doel ligt, er even van uit gaande dat je dat vervolgens ook in het echt kan vinden, of je hebt een goed kompas en een absolute stapgrootte, en je loopt er zo ongeveer als hier, in een rechte lijn naartoe. O, ja, je kan ook nog een projectie maken op je GPS, als je die hebt.

Als jet het goed doet, zit je er hooguit 8.85 [m] naast, want dat is de halve afstand tussen twee graden, op die 1013 meter afstand. Niet helemaal niks. Had ik 47,0° gezegd, dan wist je het nog zekerder: op minder dan een meter nauwkeurig. Of niet, want hoe nauwkeurig kan je precies 47 graden uitpeilen, of hoe lang kan je precies met de naald van je kompas op het streepje 313 lopen? En klopt mijn 47 wel, want die heb ik ook maar ooit, wellicht met dezelfde middelen, opgemeten.

Over dit soort dingen gaat dit artikeltje ongeveer. Lees verder!

Koersen

Ik moet altijd even nadenken, wat het verschil is tussen de Engelse termen bearing, course, en heading, en ook tussen het Nederlandse peiling en koers; een mooi woord voor heading kennen we niet, of het moets voorliggende koers” zijn. Dus herhaal ik het hier even, dan onthoud ik het zelf vast beter.

Een peiling is de richting naar een punt. Op ieder moment. Op het kompas is het de richting van het punt waar je heen wilt, afgelezen als de nul van de kompasroos naar het noorden wijst. Dus als een punt zich pas oostelijk van je bevindt loopt de lijn naar dat punt vanuit het midden van de roos over de 90 heen. Als je dat punt peilt lees je 90° af: de peiling, of eng.:bearing. Loop je een stukje naar het noorden, dan verschuift de peiling naar een groter hoek (in dit voorbeeld).

De koers (eng.:course) is de lijn die je wilt volgen om ergens te komen. Dat lijkt het zelfde, maar de koers verandert in eerste instantie niet als je beweegt, en afwijkt van de koers. De peiling naar je doel verandert, en je ligt niet meer op koers”, maar de koers blijft onveranderd. Tot je besluit en nieuwe koers te varen, lopen, vliegen, om bij het doel te komen. Dat mag, maar dat doe je niet meteen, want dikwijls is die koers niet voor niets gekozen. Als je een lijn op de kaart tekent, of denkt, is dat de koers. En die hoeft niet altijd direct naar het doel te lopen, bijvoorbeeld omdat daar een berg, een meertje of een eiland tussen ligt. Kortom, vaak is de koers slim gekozen, en niet de kortste, maar wel de snelste weg naar het doel. Met andere woorden, vaak wil je terug naar de koers als je er van afwijkt, en verleg je niet meteen zomaar de koers. Was je vanaf het begin af aan op koers gebleven, dan was de koers wat het kompas al die tijd aan had gewezen.

Tenslotte het Engelse heading (mocht je een mooie Nederlandse term hier voor kennen, onder aan deze pagina is ruimte voor commentaar): eigenlijk is dat waar je neus heen wijst, of je een boot, een vliegtuig, of een loper bent. Heeft dus niets met koers en peiling te maken, maar als je vooruit gaat, en een doel voor ogen hebt, komen ze vaak toch wel in de buurt. Het is de kompasrichting die overeenkomt met je eigen voorkant. Echter, niet altijd ga je ook die kant uit. Een vliegtuig met zijwind, een boot die verlijert, een loper met een scheve neus, allemaal gaan ze een ander kant uit dan waar hun neus heen wijst. Geen probleem als je weet wat de afwijking is.

Duidelijk?

Kompas

Ik heb al een paar keer “kompas” gezegd. Handig ding. In essentie is het een apparaatje met een wijzer, een pijl, een naald, die gemagnetiseerd is, en waarvan de magnetische zuidpool van een markering, een pijl of een kleur, is voorzien, die naar de Noordpool wijst, mits deze naald vrij kan draaien. Van alles wordt toegevoegd, vloeistof, spiegels, lenzen, om het kompas nog bruikbaarder te maken, maar de magnetische naald is essentieel. Doorgaans is er nog een roos, met een graden-verdeling die meedraait met de naald, of een schaalverdeling die stilstaat, waar de naald een waarde op aanwijst. Zo kan je ook nauwkeurig in andere richtingen dan het noorden of het zuiden gaan.

Meer…

Op dit moment ben ik even uitgeschreven. Maar er komt meer.

Links

Deze links wil ik alvast niet onthouden:

  • Als je nauwkeurig een peiling wilt maken, en de koers en afstand wilt bepalen vanuit je huidige positie naar een ander punt, gebruik makend van de coördinaten van start- en eindpunt, gebruik dan dit online tool.
  • Wil je juist een projectie maken, uitgaande van je huidige coördinaten, en de hoek en afstand naar het doel, gebruik dan deze link.
Omloop Jan-Gerard

Tweede KOVZ OL training 2011: waar moet je het zoeken?

Deze zaterdag, 15 oktober, precies een maand na de vorige training, vond de 2e KOVZ OL-training plaats. Dit keer in de Bestse Bossen, startend bij Joe Mann. Daarmee was het verzamelpunt in elk geval een stuk makkelijker te vinden. Maar de training werd er niet voorspelbaarder op, en dat was mooi!
Een origineel stukje werk van Peter Bleyens, die dit keer voor elke loper een eigen route had gemaakt: op de kaart die ik kreeg stond dan ook, in het bekende magenta, mijn eigen naam! En ieder ander had zo zijn persoonlijke kaart.

Omloop Jan-Gerard
mijn eigen persoonlijke route

De kaart voerde langs 13 controleposten, letter-pons-tangen dit keer, maar voor iedereen in een andere volgorde; zo konder er 622702080 lopers meedoen, met ieders route een eigen lengte, gerangschikt naar niveau.

Maar dat was nog niet alles: de posten stonden niet op de kaart. Ook niet een beetje. “Hoe je ze dan kon vinden?”, vraag je je af. Simpel: wat wel op de kaart stond was de te volgen route, heel precies ingetekend, zoals je die ook zou lopen als je de genoemde posten aan zou doen als je wist waar ze lagen. En vervolgens, door slim te redeneren -“Waarou zou hij hier nou van het pad zijn gegaan? Omdat er wat ligt, toevallig?”- kon je achterhalen waar een post zou moeten zijn, in combinatie met de bekende control-description sheet de we allemaal vooraf gekregen hadden. Stond daar bijvoorbeeld dat de volgende post op een heuveltje moest liggen, dan kon je dat weiland overslaan met zoeken, en pas bij het relief in het terrein gaan zoeken.

En dat was juist de opzet van de training: het stoplicht principe, groen – oranje – rood, ruw orienteren – zorgvuldiger – fijn orienteren. Na een paar posten herkende je dat goed op de ingetekende kaart.

Dat was althans de theorie. In de praktijk was het soms nog best lastig om het onderscheid te maken tussen “de lijn van de snelste route richting de volgende post”, dwars door bos tussen twee paadjes, en “fijn-orienteren van het pad naar de vlag”, als je al vlakbij was. Zeker op het end ben ik daardoor in eerste instantie twee posten voorbij gelopen, en, vooral omdat ik de indruk had dat ik al lang niets meer was tegengekomen, ben ik teruggekeerd om ze te gaan zoeken. Wat terecht bleek.

Hollen en Stilstaan
Hollen en Stilstaan

En dit is het resultaat, waarop het geel van het stoplicht alleen ontbreekt, maar groen en rood duidelijk te zien zijn, als “hollen” en “stilstaan”. Zo’n beetje.

Achteraf had mijn route wel wat langer gemogen. Ik was, na A3, de eerste die terug was op de parking (alleen stond mijn laatste punt niet op de kaart, dus kon ik die nooit vinden). Wellicht met de 21 km van vorige week nog -conditioneel gezien- in de benen, had ik wat extra lucht onderweg om te blijven sprinten. Dat wordt dus een mooi seizoen, als ik dat vast kan houden. Maar omdat er nog tijd genoeg was kon ik er een paar km aanvast plakken om de posten in te gaan halen, dan hoefde Peter dat niet allemaal zelf te gaan doen. Overigens nog best een klus, want als je vanuit de andere richting komt zien de verstopplekken er totaal anders uit en kon ik helemaal opnieuw gaan zoeken.

Ik kijk alweer uit naar de volgende training: Memoriseren en Visualiseren. Als dat maar goed gaat…

Snelheidsprofiel

Helemaal gaan voor het halve werk: Halve Marathon Eindhoven 2011

Nou ja, halve werk, ik vind eenentwintigduizendvijfennegentig meter toch al een behoorlijk stuk. Een langer stuk heb ik zelden gerend. Morgen wordt weer zo’n gelegenheid: de Halve Marathon van Eindhoven (er is ook een Hele, trouwens, maar die is twee keer het zelfde rondje).
Dit keer wil ik hem onder de anderhalf uur gaan lopen. Dat is me in elk geval nog nooit gelukt. Vorig jaar een keer geprobeerd, maar toen halverwege tot de conclusie gekomen dat ik 14.1 km/h niet langer volhield, en teruggezakt, naar uiteindelijk iets van 1 uur 34 minuten. Wat scheelt het? Toch ruim 10 seconden per kilometer. Morgen dus moet ik gemiddeld minder dan 4 minuut 16 lopen per kilometer. Ja, ik heb alles uitgerekend.
Uit mijn onderzoek van eerdere uitslagen is gebleken dat de snelle lopers doorgaans een hele vlakke tijd lopen, de snelste zelfs steeds sneller gaan, terwijl de lopers achteraan alsmaar langzamer gaan. Ik concludeer daar uit dat de beste strategie is om zo constant mogelijk te lopen. Ik ga daarom een schema volgen dat begint op 1:30′ te mikken, en hooguit twee seconde per km sneller is, om iets van marge op te bouwen voor het eind.
Maar hoe houd je dat bij? Doorgaans neem ik mijn GPS mee onderweg, die me vertelt hoe ver het nog is, hoe veel ik al heb gelopen, hoe lang, mijn gemiddelde snelheid, wat de geschatte aankomsttijd is, en hoe lang dat nog gaat duren. Oh, ja, ook de huidige snelheid, maar daar zit typisch ±2 km/h ruis op bij lage snelheden, dus die is niet echt bruikbaar. Echter, ik heb besloten dit keer zonder ballast te gaan lopen, dus de GPS blijft thuis. Blijft over de bordjes langs de route. Volgens de Marathonorganisatie staan die er elke km. Lastig is wel dat de kilometer aanduidingen op de officiele marathon-kaart niet helemaal kloppen, en dus de tussentijden niet op de seconde nauwkeurig zullen zijn. Zouden ze in het echt wel op de juiste plek staan? Het wordt dus een beetje gokken. We zullen zien.
Maar mentaal ga ik er in elk geval helemaal voor. Ik heb me die 1:30′ voorgenomen, en ik ga hem lopen ook. Voldoende drinken onderweg, maar vooral tevoren, en vooraan starten. Dat zijn de aanwijzingen van mijn fysio, die me van een lastige blessure af heeft geholpen, maar die me ook met het trainen min of meer gecoached heeft. Echt geweldig! Hij zou ook nog ergens langs het parcours staan, dus ik ben hem ook wel verschuldigd dat ik mijn tijd haal. Jeroen Wilken is zijn naam, en ik kan hem iedereen aanraden die, in elk geval met hardlopen, een blessure heeft.
Maar ja, of ik iets van de mensen langs het parcours zie weet ik niet. Want ik sprak gisteren met iemand die vertelde dat normaal gesproken de hersenen 20% van het energieverbruik van je lichaam voor zijn rekening nemen. Laat dat 500 kcal zijn op een dag. Nou verbruik ik met mijn gewicht op een halve marathon ook iets van 2000 kcal, las ik ergens, dus niet denken is een kwart daar van. Nou zal dit niet zo zwart-wit zijn, maar het zegt wel wat.
Kortom, helemaal gaan voor de halve marathon is verstand op nul. Niet zeuren, maar lopen.

Achteraf: 1:30’49”

Net te langzaam! 1:30:49 was mijn tijd, officieel. Horloge liep iets langzamer dan de MyLaps klok, maar dat maakt het niet goed. Een sprintje de laatste km wist het ook niet goed te maken. Het ontbreken van kilometeraanduidingen langs het parcours, vanaf een km of 8, zou een verklaring kunnen zijn, maar ik had natuulijk zelf ook strepen op de weg kunnen verven. Behalve “Henk, nog even, bijna halverwege” en “Fred, harder, man!” had er ook kunnen staan “16 km” of zo. Of ik had beter zelf mijn kaartje met tussenafstanden in de gaten kunnen houden. Of een GPS meenemen, zoals alle voorgaande jaren. Nee, het enige excuus is dat ik niet hard genoeg gelopen heb. Beetje reserve inbouwen volgende keer. Op 1:28 lopen als je 1:30 wilt finishen. Zo iets. Niet te lang over piekeren; rennen is zo simpel.
Maar gelukkig vond ik nog een man of 10 na afloop die wilden helpen deze miserie te vergeten, en we zijn enthousiast aan het bier geschoten. Heer-lijk, na een week zonder alcohol en ander pils. En zo liep het toch nog goed af.

1:30′

1:30’Zo kan je het ook zien. Optimist! Mijn snelste tijd ooit. We zijn weer een dag verder, en ik kijk er anders tegenaan dan gisteren. Ik had zelfs nog wat over om er een eindsprint uit te persen.  Even zakte het tempo kennelijk wat in, tussen 10km en 15km, waar de kilometer-aanduiding begonnen te ontbreken, maar daarna kwam ik weer een stuk terug met een hogere snelheid. Alleen was het net niet genoeg voor 1:29’59”.
1:30’49″Dat is het geworden. Niet helemaal volgens mijn tabelletje: . En dat was, achteraf gezien, vooral teleurstellend gezien de voorbereidingen: alles plannen, zelfs op een kaartje uitmeten waar de kilometerpunten wel zouden moeten liggen, tijden uitrekenen, en in eerste instantie strak aan mijn schema vasthouden. .
Geklaag jegens de organisatie is enerzijds terecht: veel mensen misten de km borden, en volgens mensen van de marathon organisatie zelf hadden de borden van de hele verplaatst moeten worden zodra de halve van start ging, en was dat vervolgens niet gebeurd. Maar goed, je maakt je wel afhankelijk als je daar op vaart. Ik had dus beter een ander tabelletje kunnen maken, dat uitgaat, voor de 2e helft, van de afstanden van de hele marathon, tot aan de finish. Dus 1 t/m 10 km, en vervolgens 32 t/m 42. Met iets aangepaste tijden. Zoals deze: . Of ik moet volgend jaar met een pot verf aan de slag. Wie weet. Of komt de GPS weer terug komend jaar? Ik vond het wel ontspannen zonder, maar ja, boven de 1:30′ lopen terwijl je er onder wilt eindigen is sowieso iets te ontspannen…

LEUK: Eerste KOVZ OL training!

Op 15 september was het het dan zo ver, na er de hele zomer(vakantie) naar uitgekeken te hebben: de eerste KOVZ training: zou ik dan toch echt gaan leren oriëntatielopen? Het begon alvast goed, met het zoeken naar de juiste parkeerplaats, op een weg die wat kilometertjes lang is. Gelukkig had ik wat tooltjes op mijn laptop om uit de Google-Satellite luchtfoto in de uitnodigings-mail de coordinaten te halen waarmee ik mijn GPS kon voeren. En die wees me als dank de weg. Bij aankomst stonden op de parkeerplaats al een man of wat te wachten, kompas in de hand, lange broek aan de benen.

We begonnen met een uitleg en het tellen van de passen. Opvallend hoeveel dat nog scheelt op verschillende soorten terrein: wandelend door het bos had ik 51 dubbele passen nodig om 100 meter af te leggen, rennend waren het er 35, maar rennend over het zand nog maar 32, en over de heide wel 38. Onbewust heb ik de neiging het aantal wat te onderschatten (“ik heb van die lange benen, weet je”) maar daar heb je uiteindelijk jezelf mee. Niet doen dus.
Peter had vervolgens een route gemaakt, volgens een verrassend concept: posten waren uitgezet, maar niet op de kaart zelf. Alleen projecties (zoveel meter, zus graten) waren gegeven, en soms alleen een afstand waarover een pad te volgen viel. Het ging er dus om om de juiste afstand in te schatten, aan de hand van de zojuist gecalibreerde loopmaat en het terrein, en om met een kompas nauwkeurig te peilen. Daarbij kregen de lopers van de verschillende niveaus andere kaarten. Ik was niveautje basis en kreeg een volledige kaart; de gevorderden en toppers kregen kaarten met navenant minder detail. Maar uiteindelijk heb ik deze kaart nauwelijks gebruikt.

Zo gingen we, na deze uitleg, op pad, met een stukje tussenruimte om het niet te makkelijk te maken. Maar al gauw ontstonden er kleine groepjes, want het bleek nog best lastig om de juiste locaties te vinden. En al helemaal omdat op die locaties minuscule bierviltjes de posten markeerden.
En dan was er nog een opdracht: bij elke post moesten we zelf de juiste postomschrijving samenstellen. Dat was nog eens leuk! De basis lopers mochten dat in woorden doen, maar de meer gevorderden dienden de juiste symbolen te gebruiken. Hier was mijn vergeet-me-nietjes-kaartje goed van pas gekomen. Ineens valt op dat je overal wel op verschillende manieren de plek kan omschrijven. ‘t Is net hoe je er naar kijkt, waar je vandaan komt, en wat je opvallend vindt. Ik ben dan ook benieuwd wat iedereen hier van heeft gemaakt.

Op een gegeven moment begon het wat moeilijker te worden. Mensen kwamen terug van de volgende -niet-gevonden- post, en een discussie ontstond waar we hadden moeten zijn. Na wat heen-en-weer lopen tussen de vorige en vermoedelijk volgende locatie, kwamen we tot de conclusie dat er ergens iets mis moest zijn met de hoeken en/afstanden. Uiteindelijk kwam Peter er aan te pas om ons naar de juiste plek te wijzen, en kon het rondje worden vervolgd. Iets klopte inderdaad niet. Mijn GPS beweerde dat dit de projecties waren: [start] → 91 m 4° → [1] → 94 m 271° → [2] → 294 m 342° → [3] → 162 m 94° → [4] → 116 m 357° → [5] → 109 m 317° → [6] → 129 m 49° → [7] → 117 m 108° → [8] → 93 m 167° → [9] → 125 m 149° → [10] → 158 m 110° → [11] → 165 m 207° → [12] → 77 m 80° → [13] → 120 m 165° → [14] → 131 m 242° → [15] → 70 m 263° → [16] → 194 m 255° → [finish].

de kaart
De kaart met daarop de door mij gelopen route. Je ziet dat vanaf punt 12 er wat "zoekacties" plaats vonden.

Inmiddels was het donker aan het worden, en ging iedereen naar de parkeerplaatst terug. We hebben nog wat nagepraat, over plannen voor een volgende training. Ik vond het zelf erg de moeite waard. Juist vanwege het orientatie-technische aspect van het nauwkeurig peilen en afstand bepalen, de confrontatie met de verschillen in loopsnelheden over de verschillende terreinen, maar vooral vanwege het bewust bezig zijn met post-omschrijvingen.

Ik was zelf in elk geval erg enthousiast over deze training en kijk al weer uit naar de volgende. Als je er iets aan wilt toevoegen kan dat onderaan deze pagina.

Omdat iedereen vast andere ideeen bij de post-omschrijvingen heeft, heb ik een optie gemaakt onderaan deze pagina waarmee je een reactie/commentaar kan plaatsen met daarbij een post-omschrijving tabel. Klik op “Klik hier om een O-controleposten-tabel toe te voegen” en vul de tabel. Voeg een regel toe met [+] en verwijder een met [-]. Pak de symbolen en sleep je naar de juiste keuze. Als je klaar bent klik je op Post comment en hij wordt vastgelegd.


Waarom π en niet τ

Tijdens een rondje hardlopen schieten soms de vreemdste dingen te binnen. Dan ga ik ineens lopen rekenen, en kom tot de conclusie dat π zo gek nog niet is: τ hebben we in elk geval niet nodig, zoals in dit filmpje wordt gesuggereerd:

Ik liep een stuk (een forse taartpunt) tegen de klok in langs de Eindhovense ring, en bevond me in de buitenbocht. Ik kwam immers van buiten de ring, en was nog voor het oversteken rechtsaf geslagen, zodat ik op de ventweg linksom liep. De buitenbocht is om, dat weten we allemaal. Maar ja, het is wel een hele flauwe bocht, dus wat maakt het uit?
Ringwegeindhoven
Ik volgde een tijdje de ring, sloeg toen af met het centrum in mijn rug, om later weer terug te keren op de ring. Dit maal liep ik met de klok mee, want ik ging weer richting huis.

Op een gegeven moment passeerde ik een tunnel, en besloot onder de ring door te gaan, om verder over de binnenbocht te lopen: veel korter, toch? Maar ja, al die tijd dat ik onder dat tunneltje door liep (of anderszins overstak van buiten naar binnen naar buiten in de bocht) was ik geen meter verder de ring rond gekomen.

Zo kwam het dat ik me afvroeg: hoeveel kilometer moet je over een rondweg lopen, wil het de moeite zijn om de binnenbocht te nemen? (Vooropgesteld dat je aan de buitenkant begint.)
Stel je voor: je gaat in de buitenbocht staan, loopt naar de binnenbocht, en direct weer terug naar de buitenbocht -omdat je helemaal niet de rondweg wilde volgen-. Dan is het overduidelijk dat het niet loont. Loop je echter het hele rondje, of twee, of oneindig veel keer, dan is het zeker wel de moeite van het oversteken waard. De waarheid ligt ergens in het midden. Maar waar?

Ik herinnerde me een vraagstuk van de middelbare school, waarop afgaande ik mijn vraag eigenlijk wat anders moest verwoorden: Stel, ik heb een touwtje rond de wereld gespannen, en dat wil ik een meter optillen. Dan moet ik het touwtje wel wat langer maken (gegeven dat het niet uit kan rekken). Maar als ik een touwtje rond een bal span, en de lus een meter ruimer maak -dus met overal een meter tussen bal en touwtje-, moet ik dan het touwtje meer of minder langer maken dan het touwtje rond onze aardbol?

Het antwoord is: geen van beide. Evenveel dus. 6,282 meter -en een beetje- om precies te zijn. Het klinkt ongelooflijk, dat een lus rond de hele aarde maar een ruime 6 meter langer hoeft te worden om 1 meter boven het aardoppervlak te zweven, en dat het niet uitmaakt of die planeet een straal van ruim 6300 kilometer heeft, of 15 centimeter, maar het is waar.

De lengte l van een cirkel met een straal r (de straal van de aarde of van de bal) is l = 2 \cdot \pi \cdot r. Als ik het touwtje overal een meter boven het aardoppervlak houd wordt de lengte l_\textnormal{\'{e}\'{e}n meter boven de aarde} = 2 \pi(r_\textnormal{aarde} + 1 [m]), en als ik de lus een meter om de bal leg wordt zijn lengte l_\textnormal{\'{e}\'{e}n meter rond de bal} = 2 \pi (r_\textnormal{bal} + 1 [m]).

Maar dat kan ik weer schrijven als l_\textnormal{\'{e}\'{e}n meter rond de bal} = 2\pi r_\textnormal{bal} + 2\pi\cdot 1[m] = l_\textnormal{strak om de bal}+2\pi[m]. En dus heb ik 2 \pi [m] extra touw nodig voor de bal, maar omdat l_\textnormal{\'{e}\'{e}n meter boven de aarde} = 2\pi r_\textnormal{aarde} + 2\pi\cdot 1[m] = l_\textnormal{strak om de aarde}+2\pi[m] geld dat ook voor de aarde.

Het maakt dus, volgens dezelfde redenering, niet uit of ik de rondweg rond een grote stad rond loop, of rond een kleine, maar het gaat om de hoek van de cirkelboog die ik volg. En dat is leuk, want dat betekent dat ik een vuistregel kan opstellen voor de beslissing of ik de ringweg oversteek of niet, afhankelijk van de grootte van de taartpunt (of het aantal graden dat ik de ringweg volg).

Hoeveel graden moet je over een rondweg lopen, wil het de moeite zijn om -buiten beginnend- de binnenbocht te nemen?

Maar dan is er nog iets: als ik nou een hele brede ringweg heb, met 6 banen heen en 6 banen terug, dan loont het natuurlijk veel meer de moeite om de binnenbocht te pakken, dan wanneer het een zandpad is. -Zou je denken.- Maar tegelijkertijd ben ik ook meer tijd, en meters, kwijt om van buiten naar binnen en binnen naar buiten te lopen, wat me weer geen hoek-voordeel oplevert bij mijn rondgang. Met andere woorden, ik maak wel meters, maar geen graden, en we hadden net vast gesteld dat het om dat laatste ging.

Weet je wat? We gaan het gewoon uitrekenen! De vraag wordt nu: hoeveel graden moet je ronde een punt lopen, wil het de moeite zijn om de binnenbocht te nemen?

Laat de breedte van de rondweg d [meter] zijn, en de straal r. En je loopt vanaf 0° tot aan hoek α. Voor de berekening gebruiken we even \beta=2\pi\cdot\alpha/360^{\circ}, dus de hoek \beta in radialen. De weg die je aflegt is dan l_\textnormal{via de binnenbocht} = d+(r-d)\beta+d via de binnenbocht, en l_\textnormal{via de buitenbocht} = r\beta. Het loont dan dus als l_\textnormal{via de binnenbocht}<l_\textnormal{via de buitenbocht}, oftewel, als d+(r-d)\beta+d<r\beta. Dat laat zich vereenvoudigen tot 2d+r\beta-d\beta<r\beta \Leftrightarrow 2d-d\beta<0, en dus 2d<\beta d \Leftrightarrow \beta>2. Met andere woorden, als ik meer dan \alpha=\beta\frac{360^{\circ}}{2\pi}=360^{\circ}/\pi rond ga, kan ik beter oversteken. Dat is dus bijna 115° (114,5915590261647…)! Best veel als je het zo bekijkt. Bijna vier uur op de klok.

Onthoud dat goed: moet je meer dan één Pi-de deel van een taartpunt (een pie) rond een punt, neem dan voortaan de binnenbocht. En anders, ook al lijkt het om, kan je beter in de buitenbocht blijven.

Het maakt niet uit hoe groot de cirkels zijn, zowel de binnenbocht, als de buitenbocht niet. 115° is 115°. Maar ik ben er wel van uit gegaan dat je alleen dwars (radieel) over kunt steken, dus niet spiraalvormig van buiten naar binnen en van binnen naar buiten of anderszins schuin, maar alleen in rechte lijnen van en naar het centrum.

Grappig vind ik het wel dat het antwoord niet \frac{1}{3}e is of zo, maar \frac{1}{\pi}e. En dat is nou het leuke: eindelijk eens een redenering waaruit blijkt dat pi helemaal niet zo’n gek getal is. Anders had hier het \frac{1}{2}\tau-de deel van een cirkel gestaan, want \tau=2\pi, en dan is een \pi-de toch veel mooier.

Je kan je trouwens nog even af gaan lopen vragen of het uitmaakt of de betreffende rondweg rond is, ei-vormig, onregelmatig, met rechte stukken er in, maar dat hoeft niet lang te duren want hier is het antwoord: Nee! Zo lang de binnen- en buitenbocht maar overal even ver uit elkaar liggen, en de weg overal convex is, gaat bovenstaande altijd op.


Een extreem brede rondweg maakt de dingen wel eenvoudiger.

Je kan het zelfs nog eenvoudiger bekijken. Ga eens uit van een extreem brede rondweg, van de rand (straal is r) tot aan het midden van de cirkel (eigenlijk is de hele stad asfalt). Dan is de die weg 2r lang.
Een complete cirkel daarentegen heeft een omtrek van 2\pi r, en dus moet ik daar een \frac{1}{\pi}e deel van hebben om op een cirkelboog van 2r uit te komen, want \frac{2r}{2\pi r} = \frac{1}{\pi} .
Geldt dat dan ook voor een weg van beperkte breedte? Ja! Want als ik bij deze specifieke hoek net zo goed om kan lopen als af kan snijden, kan ik ook evengoed en “hap” ter grootte van dit cirkelsegment uit een groter cirkelsegment nemen. En de resterende vorm is weer een stukje rondweg, met een even lange binnen- als buitenbocht. Q.E.D.

De nieuwe KOVZ Nieuwsbrief

KOVZ Nieuwsbrief #6 is binnen! Met leuk nieuws.

  • De Klompen OL is niet meer tegelijk met de Marathon in Eindhoven, op 9 oktober, maar staat nu op 13 november gepland. En is staat meer op de agenda:
    • 13 nov: Klompen OL [Oostelbeersche heide]
    • 29 dec: Sylvester [Boshoverheide]
    • 3 feb ’12: nacht OL [Grote Cirkel; waar is dat?]
    • 13 mei ’12: [Oostappense heide]
    • 14 okt ’12: Klompen OL (maar die valt dan wel samen met de Marathon in Eindhoven, altijd de 2e zondag van oktober) [Brouwhuisse heide]
    • 30 dec ’12: Sylvester [Zwarte Bergen]
  • Er staat een link op naar mijn JG-O site. Deze dus.
  • Er komen OL-trainingen in de omgeving van Eindhoven. Geweldig! Hij staat op de kalender, en ik heb me meteen bij A3 aangemeld.

Ik vond de vorige nieuwsbrieven wat lastig te vinden, en daarom volgen hier de links:

[2: okt ’10] [3: dec ’10] [4: feb ’11] [5: apr ’11] [6: jun ’11]

http://www.orienteering.nl/kaarten/oostelbeers.htm

Vergeet-me-niet-jes

Werktuigbouwers bedoelen hier mee standaardformules om stijfheden van elementen uit te rekenen, mensen-met-groene-vingers duiden er blauwe bloemetjes mee aan, maar het kan ook slaan op feitjes die je gewoon moet kennen. En bij Oriëntatielopen zou ik de symbolen voor de locaties van controle-posten zo noemen.

Maar omdat ik nog vrij nieuw ben in dit spel heb ik een Handig Lijstje ® (niet te verwarren met de Handige Kaartjes® die ik voor Geocaching gebruik) gemaakt met alle bekende tekentjes. Het is wat sneu als je naar een kuil zoekt als je een heuveltje moet hebben. Dus (of het mag of niet weet ik niet) neem ik in credit-card formaat mee wat ik eigenlijk uit mijn hoofd zou meten weten. En -mooi meegenomen- ken ik na het stoeien met de lay-out bij het maken van de kaartjes, alle tekentjes toch wel van buiten.

Zo zien ze er uit (klik op het plaatje om dit als PDF file te downloaden):

handig is ook de schaalverdeling aan de rand, in 32 passen per 100m, op een schaal van 1:5000, 1:7500, 1:10000 en 1:15000.

Naderhand heb ik de kaartjes even door de lamineerder gehaald (ooit 15 euro bij Aldi), zodat er een handig, robuust, waterproof resultaat ontstond.

Uiteraard heb ik de symbolen van de diverse sites met postomschrijvingen gehaald. Als het goed is zijn ze overal het zelfde. Alleen verschilde de Nederlandse vertaling nog her en der.

“GPSshoudertasjemetklittenbandelastiek”

in uitgeklapte toestandHet klinkt eenvoudiger dan het is: neem een stuk elastiek, naai er klittenband op, en verder een zakje van gaas en nog wat elastiek er omheen, stop er een GPS-tracklogger in, en gaan.

Het concept is leuk, het resultaat volgens mij ook, alleen blijkt het bedienen van een naaimachine lastiger dan gedacht, vooral als je door iets te veel lagen tegelijk heen wilt naaien. Het ding hapte steeds 20 draden tegelijk rond de onderspoel. close-up

En het bleek niet zo eenvoudig om een soort zakje van gaas te maken, en dat van binnen uit aan het elastiek te naaien. Maar uiteindelijk is het gelukt.

in gebruik

Zie hier het resultaat: een elastische schouderband om een GPS in te dragen, zodat de ontvangst, en daarmee de nauwkeurigheid van de resultaat track, stukken nauwkeuriger is, zo is me gebleken, dan wanneer ik hem in mijn broek of een heuptasje draag.

Om te voorkomen dat hij de hele tijd heen en weer schuift over mijn arm heb ik aan de onderkant vier lijntjes rubbercement getrokken. Dat is een soort bandenplak-uit-een-tube die ze bij de kampeer/bergsportzaak verkopen om campingmatrassen te repareren als ze lekken. Het levert een flexibele rubber randje dat op de stof blijft liggen, en lekker stroef is. Maar misschien kan het ook met transparante siliconenkit, wat een stuk goedkoper is.

Ervaring: Het komt nog best kritisch hoe strak je hem doet. Hij is dan wel elastisch, maar als je niet wilt dat hij schuift zal hij toch een zekere strakheid moeten hebben. Maar niet te strak, want dan krijg je een tintelende hand en/of arm omdat de bloedsomloop wordt gehinderd.

Help, waar ben ik nu weer?

Per vandaag ben ik overgegaan op WordPress, als CMS voor mijn Oriëntatielopen site. Handig, leek me. Kost niet zo veel werk. Ahum.

Op zoek naar de oude JG-O site? Die kan je vinden op http://jan-gerard.nl/jg/o1/. Maar goed, die onderhoud ik niet meer. Nog even kijken of ik met niet al te veel moeite de lay-out over kan nemen naar WordPress, hier dus, maar het moet wel onderhoudbaar blijven, dus ik wil niet te veel aanpassen. Het kompasje en de control-flag zijn al over, nu nog het transparante menu dat doorloopt in de titelbalk, en de tekst-kolom wat smaller maken. Een automatische inhoudsopgave heb ik inmiddels toegevoegd.
Intussen zie je al dat er meer van programmeren dan van inhoud schrijven komt. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. En erger nog: er komt niet zo veel van lopen. Er lijkt, of blijkt, een soort zomerstop te heersen in O-land. Vorige week drie lopen in de buurt, maar toen zaten we in de Ardennen. En in Frankrijk zie ik tijdens de zomervakantie ook niets in de streek waar we zitten. Ik vrees dat het tot september gaat duren voordat ik weer achter de naald van mijn kompas aan ga rennen. Nou ja, kan ik intussen mooi trainen, want een beetje conditie kan ook geen kwaad.

Erg lekker gerend [Nationale 2, 2011]

Voor het eerst ging ik naar een O-loop met de insteek een leuke tijd neer te zetten. In het begin was het vinden van controle-post 2 het hoogste doel (en vond ik zelfs de laatste), later om vooral veel kilometers te maken (zo leek het af en toe), maar dit keer leek een snelle tijd me een leuk streven. Ik had het idee dat ik daar wel aan toe was. En uit de vorige keren was mijn ervaring dat dat vooral zou lukken als ik geen fouten zou maken. Ja, die kaarten en analyses zijn er niet voor niets.

Even terug naar mijn eerdere ervaringen:

  • de meeste tijd ging verloren bij het niet-vinden, of voorbij lopen van een post
  • één keer ben ik na een post de verkeerde kant uit gegaan (90 graden fout)
  • soms kwam ik halverwege een leg een obstakel tegen, dat ik over het hoofd had gezien; omlopen was het resultaat
  • vaak kostte het direct na de controle-post wat tijd om de volgende route te bepalen
  • mijn keuze tussen paden volgen en doorsteken was niet altijd optimaal, achteraf

Kan je beter kaartlezen op een vlak recht pad, en wellicht wat snelheid verliezen, of kan je beter even wandelen op een stuk waar je toch al niet maximaal snel ging?

Samengevat: anticiperen en risico’s inschatten. Dat eerste is een kwestie van discipline, niet lui zijn, blijven vooruit denken, voorbereid zijn op wat er straks komen gaat. Onderweg vroeg ik me wel af: kan je beter kaartlezen op een vlak recht pad, en wellicht wat snelheid verliezen, of kan je beter even wandelen op een stuk waar je toch al niet maximaal snel ging? Wat kost minder tijd?

Maar het belangrijkste was in mijn geval het vermijden van fouten. Het blijft natuurlijk een afweging tussen een veilige, zekere route, en de kortste route. Maar omdat die toch niet altijd het snelste is, is paden volgen soms zo gek niet. Immers, het terrein bij een doorsteek is vaak wat trager dan het pad er omheen; maar hoeveel scheelt het? Alleen merk ik dat ik af en toe, vooral na een fout, als was het om wat goed te maken, extra risico’s neem. En laat dat in het verleden nou altijd zijn geweest bij die posten die ik voorbij ben gelopen. Gokken is zelden verstandig.

Beter een paar procent verliezen ten opzichte van de kortste route, dan minuten door een niet-gevonden post.

Waarbij ik moet opmerken dat bij deze loop, met 1 minuut tussen de starters, wel zo’n dichtheid van mensen bij de posten opleverde, dat het niet vinden van het vlaggetje nooit lang zou duren. Maar goed, mijn insteek was deze keer beter een paar procent verliezen ten opzichte van de kortste route, dan minuten door een niet-gevonden post. Zo!

Tijd om van start te gaan. Ik heb voor het gemak de kaart hier onder in stukjes geknipt. En als je er met je muis overheen gaat kan je klikken en een link volgen naar dat betreffende stuk kaart. En in die deelkaarten heb ik weer her en der commentaar toegevoegd. Het is wat werk, maar dan heb je ook wat.

Het was een drukte van jewelste bij de start. Zo iets had ik nog niet eerder meegemaakt. En soort tent waar de voor en achterkant uit waren gewaaid was het starttunneltje, er voor stond iemand die de renners opriep als ze aan de beurt waren (er werd met tussenpozen van 1 minuut gestart), en er achter 10 bakken met kaarten, en start-emit-control-posts. Eenmaal door het tentjes begon het te kriebelen. Nog 1 minuut wachten, maar officieel mocht je de kaart nog niet pakken. Alléé, op pad, met een honderd meter tot de echte start, maar ja, dat was geen emit-reader, dus de tijd liep al. Bovendien was het eerste stuk nogal bochtig en heuvelachtig, tussen twee rood-witte linten door, dus tijd om kaart te lezen was er niet. Maar goed, eerst maar eens het toch-wel-dichte-bos uit zien te komen, met nogal onregelmatig terrein. Het leek of overal lopers waren, die allemaal een andere kant uit gingen. Wie weet was dat ook wel zo.
Een beetje week ik af, maar ik had bedacht dat ik bij de bocht van de weg uit wilde komen, zodat ik kon tellen het hoeveelste pad ik reachtsaf in zou moeten, aan de andere kant van de weg. Post 1 was binnen, en nummer 2 was niet ver. Door de open plek te volgen kon ik ook die snel vinden. Maar toen liep ik even fout. 90 graden bijna. En omdat ik niet meer zeker was van mijn plaats op de weg, liep ik maar door tot een herkenbaar punt. Veel te ver zuidelijk voor de kortste route. En bovendien had ik mezelf een heuvelrug extra in de maag gesplitst. Maar gelukkig was post 3 weer makkelijk te vinden. Het pad naar 4 kende ik nog van 2 jaar geleden, toen ik hier een geocache liep. Onderweg kwam ik een aardige Belg tegen met wie ik naar de start was gewandeld. Hij kon overigens wel hard rennen, dus lang heb ik hem niet bijgehouden. Post 4 lag wat vreemd. Veiligst was door te lopen tot voorbij de post, het pad te volgen, en dan in de bocht even noordelijk te gaan. Mijn haas was al verder, en ik dacht dat hij de post voorbij was gelopen. Even twijfelde of ik hier wel het bos in moest gaan, en hij niet gewoon gelijk zou hebben, maar ik was een keer eigenwijs, en ging zoeken waar het mij het best leek.

Dit was een verraderlijk bos en baan!

En warempel, daar stond de rood-witte vlag. Weer terug op het pad zag ik hem ook het bos uit komen, een meter of 50 verderop. Kennelijk stond daar ook een post, en liep hij een andere omloop. De rest van de loop zou ik alle nummers controleren waar ik mijn Emit op zou leggen: dit was een verraderlijk bos en baan.

Na post 4 volgde een heel lang been naar 5, met grote stukken dicht en donker bos. Ik nam me voor dat snelheid belangrijker was dan afstand, en zocht naar de kortste paden. Het eeste pad, echter, bleek ongeveer 1,60 [m] hoog, en ik ben zelf 1,94 [m], dus krom en bukkend rende ik er doorheen. Verderop waren luide knallen te horen van de schietclub, en dat zou de rest van de morgen een referentiepunt blijven, hoorbaar over het hele parcours. En deel van de route had ik overigens best door kunnen steken, want daar lag wit bos, maar het ging nu eenmaal wel lekker snel over de weg, en er stond een drankpost op de kaart, dus intuïtief nam ik aan dat ik daar wel langs zou moeten. Ik ben wel trots dat ik vervolgens in een rechte lijn naar 5 tussen de zandverstuivingen door liep, wellicht nog sneller dan over de mulle zandpaden.

Post 6 was niet moeilijk te vinden. Nou ja, de post op zich wel, maar de kluwe mensen er omheen niet. Het was wel zo druk dat je overal lopers zag, en met een beetje oog voor manier van lopen zie je wie van een post vandaan draaft, en wie doolt op zoek naar de vlag. 7 was weer niet eenvoudig, maar ik had geluk. Of ik was in vorm. Des te beter.

Ik vraag me wel eens af wat vermoeiender is: een stuk sprinten over vlakke paden, of even lang, op lagere snelheid, door het bos akkeren.

De weg naar 8 was een omweg. Maar ja, lichtgroen bos, een bijna haakse route, dat levert niet veel op. Vanwaar ik het brede pad aan de rand van de vlakte overstak, tot aan post 8, was het 21o [m]. Over de paden 360 [m]. Ik zou dus 40% uitsparen, maar zou het over de paden niet meer dan 40% sneller lopen dan door lichtgroen bos? Ik vraag me wel eens af wat vermoeiender is: een stuk sprinten over vlakke paden, of even lang, op lagere snelheid, door het bos akkeren. In elk geval was er geen twijfel mogelijk over de route van 8 vandaan, naar 9: paden volgen, bij de drankpost verkeerd lopen, omkeren, juiste pad in, en op zoek naar Emit de Kikker. Terwijl ik tussen het witte bos door liep zag ik daar alle greppels liggen, en was wel duidelijk dat je hier niet door wilt steken: een hordenloopparcours. Net zo’n hindernisbaan was de route van 9 naar 10: geen pad dat je juiste kant op liep, en een donkergroenstrook over de volle breedte. Leuk gevonden, beste baanlegger! Mijn overwegingen: niet dat hele donkergroene stuk; niet door de greppels dus eerst op de paden blijven; de brede medium-groene strook passeren waar die smal is; schuin doorsteken in het witte bos daar achter. Hoogtelijnen heb ik maar niet op gelet, want ik had geen idee wat hoog en wat laag was.

Logisch, maar de aanblik van die kris-kras door het bos, maar vooral door elkaar rennende mensen had een hoog Monty Python gehalte.

Onderweg kwam ik vreemd genoeg allemaal mensen tegen die helemaal niet mijn kant op leken te moeten. Logisch, maar de aanblik van die kris-kras door het bos, maar vooral door elkaar rennende mensen had een hoog Monty Python gehalte. De weg naar 11 was weer makkelijk, met kompas, en de stukken dicht bos waar ik langs kon rennen. 12 snel gevonden, en 13 dankzij een concentratie lopers rond de post.
De weg naar 14 was wederom een mooi stukje puzzelen, met lijntjes, vlakjes, met elk een eigen gewicht. Stukje doorsteken, paadje volgen, dwars door het bos, beetje marge om zekerheid tot vinden in te bouwen, en vooral passen tellen. De weg naar 15 was ook leuk: was ik hier niet al eerder geweest? Maar nu recht door, het zand in. Weer leken me de paden hier trager, vanwege mul zand, dan er tussendoor. In elk geval stond de post me al ruim tevoren toe te lachen, boven alles uit.

Maar nu zou een kleine misrekening volgen: de route tussen 15 en 16. Op de kaart leek het alsof er veel open plekken zaten tussen het groene doolhof. Maar dat werd ruimschoots teniet gedaan door het ondoordringbare dennenbos er tussenin. Handen voor de ogen, armen voor mijn gezicht, en soms achterwaarts tussen de prikkende takken door. Om dan maar af te wachten waar ik uit zou komen. Ik weet vrijwel zeker dat omlopen toch echt sneller was geweest. Maar soms word je gretig, en trekt de post als een magneet.

De weg naar 17 was ook bijzonder. Ik liep een stukje achter iemand die net wat sneller 16 had gevonden. Hij liep iets harder, maar ik hoopte hem te passeren door een hoekje lichtgroen af te snijden. Echter, toen ik bos weer uit kwam zag ik hem nergens meer. Vermoedelijk heeft hij een van de paden door het zand genomen, want hij liep ook in mijn omloop, dus had het zelfde doel. Nu achteraf zie ik dat daar ook best wat paden liepen. Ik volgde echter het grote pad aan de rand van het bos. Toch, onterecht volgens mij, besloot ik daar van af te gaan wijken en door te steken over de vlakte. Terwijl iets verderop een prima bospad liep. Vreemde beslissing. Met al het reliëf en het mulle zand was het al zwaar genoeg. Maar 17 werd wel direct gevonden, wat me euforisch maakte.

Zo kwam het dat ik ook in een rechte lijn naar 18 wilde: ik kon even alles. Pittig was dat wel, maar ja, ik moest anyway ergens door het bos. Omlopen was 40% verder, bos liep 35% langzamer, het zou er om hebben gespand. En het deed er ook niet veel toe, want op weg naar 19 maakte ik wat forse fouten, die me meer tijd kostten. Even 90° de verkeerde kant, en dat scheelt zo een halve minuut.

Toen kwam post 20. Nou ja, ik moest er wel zelf heen. Hier zouden vele wegen naar Rome gaan leiden, zo zag het er uit. Ik besloot een van de eerder paden te pakken; afslaan kon altijd nog. Alleen kwam de T-splitsing maar niet. Klopte de kaart wel? Of was ik toch ergens anders? Maar ineens was ik ergens wat niet kon missen: een driesprong met schuine hoeken. Ik was nog dichter bij de post dan ik verwacht had! Mooi! Hiervandaan verder werd het makkelijk. Gelukkig maar, want ik begon aardig moe te worden. Of het was de hars uit de bomen waardoor mijn schoenen aan de grond leken te plakken, maar het ging stroef, heel stroef. Toch, omdat overal om me heen anderen liepen, die vanuit alle hoeken en gaten van het bos leken te komen, op weg naar dezelfde finish, kon ik gemotiveerd blijven. Maar toch wel minder scherp. Als ik op de splitsbrowser kijk heb ik hier, tussen de laatste vier, vijf posten, vrij veel tijd verloren, terwijl mijn routes toch niet zo slecht leken. Geen fouten gemaakt, maar ik merk wel dat vermoeidheid betekent dat je ook minder scherp tussen de bomen door manouvreert. En dat kost ook snelheid.

Tusen de bomen: eigenlijk is dat een soort micro-oriënteren, zonder kaart. En je moet des te sneller denken.

Wellicht weer een les: als je moe wordt, kies dan eerder voor een pad dan een bos.

Puffend, hijgend, zwetend kwam ik aan bij de finish. Maar wat was het lekker! Ik had echt het gevoel dat ik alles wat ik had had gegeven, en bovendien: dat ik nergens een grote fout had gemaakt. Niet alle keuzes waren optimaal, maar ik heb op geen post lang hoeven zoeken, en verdwaald ben ik ook niet. Het gaat de goede kant op!

De uitslagen kan je bekijken via de bekende SplitsBrowser. Ik liep hier in categorie 3.

En natuurlijk heb ik weer een kaart gemaakt met mijn gelopen route, zowel in QuickRoute, als in RouteGadget. Het zou leuk zijn als meer lopers hun gelopen route op de kaart zouden tekenen, via RouteGadget, of hun GPS track zouden uploaden.

Maar dan heb ik eigenlijk ook de route-data met coördinaten van controle-posten nodig van de organisatoren. Je ziet dat in het buitenland wel veel, maar hier in de omgeving is dat nog niet ze gebruikelijk. Ik heb het TROL gevraagd, maar kennelijk vonden ze het geen goed plan, of niet de moeite. Ik denk dat ik het eens probeer bij een wedstrijd van KOVZ, waar ik zelf lid van ben.

Goed?

Peter Voermans, de voorzitter van KOVZ, belt me op om te vragen of ik de 29e mee wil doen aan een Estafette. Het is het NK nog wel! Het klinkt leuk, en ik ben natuurlijk vereerd dat hij me vraagt, maar helaas heb ik dan een dagje met de kids gepland. Wat natuurlijk ook niet verkeerd is, ook uitdagend, zoeken naar bewegende posten, die bovendien niet op de kaart staan.

GPS trackers vallen tegen

Vandaag heb ik eens mijn beide GPS trackers vergeleken. Nou, dat is beroerd. De ene geeft nog een slechtere tracklog weer dan de andere. Maar beide zijn ze niet om over naar huis te schrijven. Ik ga het een volgende keer eens vergelijken met mijn Garmin eTrex Vista HCx. Ook daar zit een Sirfstar-III chipset in, net als in de i-gotU, volgens mij heeft die een stuk minder afwijking. Het kan natuurlijk ook komen door de plek waar ik de trackers draag: in mijn heuptasje. Maar ja, hoe monteer je ze op je hoofd?

Mijn 5e officiele OL alweer! [Lenteloop Hoge Mouw noord]

Het begint een verslaving te worden. Ook omdat het niet alleen op lopen aankomt, maar ook op kaartlezen, denken, kijken, alert zijn, multi-tasking, noem maar op. En daardoor heb ik het idee dat het altijd beter kan. Maar goed, toch weer de nodige foutjes gemaakt, wat op de kaart goed te zien is. Om er ook nu weer wat van te leren volgt hier een verslag:

Een beetje onzeker start ik de route. Het gestel werkt al een paar dagen niet mee, en ik vroeg me die middag af of rennen nu verstandig is. Maar het is wel erg leuk, en dat haalt me over de streep. De startstreep, wel te verstaan. Lichte paniek nog als bij de inschrijving mijn geld op blijkt, en de dichtstbijzijnde Mr Cash een paar kilometer verderop, terwijl de zanderige holle weg naar het starthonk stoft als een gek als je er overheen rijdt, terwijl ook nog eens alle lopers er passeren op weg naar de start. En ik bij het parkeren haast vast kom te zitten op een boomstronk die onder het gras verstopt blijkt te zitten. Anyway, ik ga rennen.
Het bos blijkt weer heel anders dan gedacht: het zit vol struiken, halve paadjes, omgevallen bomen, en vooral kleine hekjes met ijzer- of prikkeldraad. Bovendien zijn er veel particuliere perceeltjes waar je niet doorheen kan, en het is me niet duidelijk wat op de kaart een toegankelijk, en wat een verboden hek is. Er staat heel veel detail op de kaart, maar er zijn nog meer details in het echt, wat het aanvankelijk lastig maakt de belangrijke features te onderscheiden. Ik loop dan ook een paar keer een pad te ver.
Zo kom ik op een weg, verwacht niet dat ik al zo snel van de kaart ben gelopen, loop veel te ver door, en kan weer een heel eind terug. De volgende post, 3, ook redelijk uitgementen in paslengtes, blijkt weer verder van het pad dan gedacht, en hier wordt ik door twee man gepasseerd, terwijl ik nog wat onnozel rondkijk. Ik kan vervolgens wel, of ik wil of niet, aanhaken bij de twee, die redelijk doeltreffend het groen doorkruisen. Ik heb gelezen dat ik mijn eigen loop moet lopen, maar iemand voor je werkt toch als een magneet.
Een paar posten gaan soepel, maar ik moet zeggen dat, als je de kaart meedraait met je eigen positie, je al snel het overzicht van de complete route kwijt bent, en het een beetje korte-termijn denken wordt. De koers naar het hierna-volgende punt wil nog wel lukken, maar het grote plaatje raakt zoek. Ik vraag me af of een kompas met een draaibare plaat voor mijn niet geschikter is.
Enfin, de route naar 10 en 11, waar ik goed moet opletten, want hier ga ik nog een 2e keer komen, gaan soepel. Op weg naar 12, dwars door het veld, schiet ook goed op, al blijkt dat de distels en brandnetels behoorlijk door mijn lange broek heen kunnen prikken. Branderige onder- en bovenbenen zijn het gevolg. Maar gelukkig zijn de vier daarop volgende posten erg snel gespot. Op weg naar 17 en 18 loop ik voor mijn gevoel hopeloos om, maar als ik nu op de kaart kijk was dat, gezien de grilligheid van het terrein, nog niet zo verkeerd. Als ik een stukje over de weg loop maak ik wel veel snelheid. Ook de tocht naar 19, en later doorstekend naar 20, gaan mooi. In elk geval volgens mijn GPS tracker, want voor mijn gevoel liep ik toch wel aardig te zoeken.
Moe sprint ik naar 21, 22, en 23, maar op weg naar 24 zakt de concentratie in. Ik heb het pad genomen, maar dat lijkt toch wel aardig om. Mijn tijd, volgens de splits-browser (die overigens hier een andere posten nummering aangeeft) was niet echt sterk. Aan de andere kant: ik heb hem wel gevonden. 25 was daarna een eitje, boven op de top. Maar dat was meteen de valkuil. Ik stond boven en dacht dat alles vanaf hier omlaag zou gaan. Zonder goed te kijken liep ik over een rug verder, heuvel op, heuvel af, door dalen en over toppen, terwijl er, hemelsbreed wellicht iets om, een genivelleerd pad liep, iets ten zuiden. En dat waarschijnlijk minuten had gescheeld. Ik heb me hier echt op het terrein verkeken.
Op weg naar 27 ging dan wel weer snel, maar 28 en de finish kwamen maar langzaam in zicht. Ik weet niet waar het aan lag, maar de fut was er een beetje uit. Of kwam het door het ietwat dichtere bos en moet ik niet klagen?
Onder de streep was het weer een hele leuke loop. Zie de link hier voor de SplitsBrowser uitslagen (ik liep hier in categorie 1). Nu, tijdens het schrijven, beleef ik hem als het ware nog een keer. Belgisch Biertje na afloop (pils was op, wat jammer nou), beetje nagepraat, en nog een paar caches gelogd die op kruipafstand lagen van de start; dan kan je ze toch niet laten liggen; als je al zoveel gevonden hebt zit je in een zeker ritme…

Een loop vlak bij huis, nou ja, bij Son [NC3, Bestse Bossen]

Ik neem Sander mee, een vriend/collega/roeimaatje. Hij heeft vroeger wel eens een soort orientatieloop gedaan tijdens een familiedagje, georganiseerd door een oom; maar die oom blijkt niet de minste te zijn, want Monica kent hem nog van toen. Het is heerlijk weer, en het is Moederdag. Ideaal!
Alleen is het in de auto op weg er heen even schrikken: iets vergeten. Wel een schaalverdeling op mijn nagel geplakt, lange broek gekocht, schone sokken mee, kaart bekeken, bijna alles voorbereid, alleen een niet onbelangrijk detail ligt nog op de keukentafel: mijn duimkompas. Gelukkig heeft Sander een 2e bij zich…
We gaan van start. Ik een minuut voor Sander uit, ieder voor zich. Ik ben wat verbaasd dat de start een lint heeft: nu ben ik toch nog niet verdwaald? Even later ga ik op zoek naar de 1e post, maar dat blijkt alleen een startvlag te zijn. Emitten hoeft niet, kennelijk. Kan ik meteen door naar de volgende. Ook loopt er een lang touw of lint over de grond, maar ik heb (nog) geen idee waar dat voor dient.
Kennlijk zorgt het vergeten kompas toch voor wat onzekerheid, want ik volg in eerste instantie vooral paden. Ik had, hier wel een paar honder meter kunnen besparen door waar mogelijk door te steken door witte, open stukken bos. Maar goed, de eerste 4 posten worden dan ook zonder zoeken gevonden, en dat is ook veel waard. Bij post 5 ga ik de mist in. Ik sla een pad te vroeg af, wat puur een kwestie is van concentratie. Wel heb ik snel de fout door, maar 2 man die ik net had ingehaald zijn me inmiddels gepasseerd. Post 6 besluit ik via de kortste route te zoeken, maar hier is het onderscheid tussen open en iets-minder-open bos zo marginaal, dat mijn aanvalsroute minder succesvol blijkt, maar zoveel tijd kost dat nu ook weer niet.
Onderweg naar 7, een heel lange been, gaat alles heel voorspoedig. Nog net zie ik een shortcut op de kaart, en het had wellicht nog korter gekund, maar de post wordt in elk geval direct gevonden. Als ik nou maar even had stilgestaan en op mijn kompas gekeken op weg naar 8… Eerst loop ik de verkeerde kant op, oost in plaats van zuid, vind een pad dat ik niet verwacht, herorienteer, en zie vervolgens een beekje over het hoofd. Dat kost me kostbare tijd! Nou blijkt wel dat iedereen ongeveer dit beekje mist, maar toch.
Hierna gaat het weer van een leien dakje: rechte lijnen waar het open is, af en toe een pad, niet te lang zoeken, en onderweg naar 12 het mulle zand onder de hoogspanningsmasten ontweken, omdat dat alleen maar vertraagt. Al had ik achteraf, zo blijkt, van 10 naar 11 het zelfde beekje, dat daar kennelijk een stuk smaller is, wel kunnen oversteken, wat fors gescheeld had. Post 12 is lastig te vinden, gezien het aantal mensen dat door de struiken struint, maar ik zie hem zo! Net als 13.
Maar dan slaat de vermoeidheid toe: Post 14 loop ik voorbij, en daar moet ik fors cirkelen om hem te vinden (kennelijk van de koers geraakt door het dichte struikgewas aan de rand van de open strook), en 15 gaat al helemaal de mist in. Ik zie wit op de kaart aan voor een open plek en geel voor weet ik wat. In elk geval denk ik niet na. Ook herorienteren blijkt op dit stukje lastig. Gelukkig roept iemand “HIER!” en zo weet ik de post toch te vinden.
Niet via de kortste, maar wel de zekerste route, ga ik naar 16. Zo blijkt wel dat je andere beslissingen neemt naar gelang het succes waarmee de vorige posten werden gevonden.
16, 17, en de finish zijn simpel, al verstap ik me op een omgevallen boom, wat een joekel van een blaar oplevert. Maar ik ben er! Het is gelukt! Mijn eerste overdag-orientatieloop! Best een uitdaging, in het licht!