Jaren terug kocht ik een GPS logger: zo’n klein apparaatje dat niet helpt om te weten waar je bent maar wel om terug te vinden waar je was. Mits je voldoende goed wist waar je was en vervolgens de weg naar huis en de PC hebt weten te vinden.
In dit verhaal: “Stuk”, over hoe een defecte Qstarz te repareren, “Vol” over de juiste instellingen voor een lange race, en “Leeg” over het uitlezen van de logger als de originele software daar faalt.
Aanleiding was dat ik had gelezen dat je geen GPS met scherm mocht gebruiken bij oriëntatiewedstrijden, maar dat ik wel wilde weten waar ik had gelopen en hoe snel. Dus geen Garmin met kaarten, in de hand, maar ook geen GPS om de pols die een kruimelspoor laat zien, en formeel ook geen hardloophorloge waarop je de afgelegde meters kan zien. Hoewel ik nog geen wedstrijd heb meegemaakt waar dat laatste niet werd toegestaan, en nog geen situatie heb meegemaakt waar het kijken op mijn horloge voordeel had opgeleverd. Maar goed. Ik kocht een tracklogger.
Er zijn overigens wel meer voordelen ten opzichte van een hardloophorloge met GPS, en de belangrijkste daarvan is de levensduur van de batterij en de capaciteit van het geheugen. Er is simpelweg geen horloge dat daar aan kan tippen. Noem maar eens een ander apparaat dat 32 uur continue elke seconde een locatie kan opslaan zonder tussentijds uitlezen en opladen. Heb je dat nodig dan? Ja, ik wel. Soms.
Dus, omdat ik niet kon kiezen en de verschillen wilde onderzoeken kocht ik …
Maar dat kwam doordat ik nog niet de specifieke voor- en nadelen realiseerde. Een GPS hardloophorloge gebruik je voor trainingen en wedstrijden van hooguit een paar uur, voor de routineuze loopjes waarbij je snel je tracks wilt downloaden, uploaden, en analyseren. Het moet vooral praktisch zijn; liefst zet je horloge de handel direct op Strava zodra er WiFi in de buurt is. En ik heb, zoals gezegd, nog geen wedstrijd meegemaakt waar mijn TomTom Multi-sport Cardio of mijn Garmin Forerunner 305 verboden was.
En voor de langere wedstrijden, zoals Adventure Races en Orienteering Challenges van 8 uur of langer, is een GPS logger ideaal vanwege zijn uithoudingsvermogen en formaat, en daarbij is bij die lange afstanden -veelal over paden- de sub-meter-nauwkeurigheid minder belangrijk voor het analyseren van de tracks in Quickroute dan voor korte urban sprints. Dus voor elke toepassing heb ik het ideale apparaat. Min of meer.
Stuk
Naar tevredenheid gebruikte ik de dingen waar ze voor bedoeld waren, naar mijn mening, tot er wat stuk ging. Als eerste begaf de iGotU het. Dat was dat witte apparaatje. Niets meer. Geen verbinding met de PC, niet meer laden, geen garantie. Nou was ik daar toch al het minste over te spreken wat betreft nauwkeurigheid, maar het was een handig ding om na een dagje skiles van de kinderen te zien waar ze allemaal geweest waren. Maar toen de Qstarz er mee ophield was ik meer van mijn stuk gebracht. Hij was niet meteen helemaal dood, maar wilde niet meer opladen en communiceren met de PC. Openmaken en kijken wat er in zit is al sinds jongs af aan een hobby van me, maar ik vond het euvel zelf niet meteen en ook online schoot men niet te hulp toen ik mijn verhaal deed op Circuitsonline.
Probleem
Het probleem van het niet-opladen was betrekkelijk: de accu is de Qstarz BT Q1000xt is gelijk aan een Nokia BL-6C, en laat die nou net in mijn prehistorische Nokia 2700 Classic passen, zodat ik de accu ook buiten de GPS logger om kan opladen. Maar zonder uitlezing heb je er nog niet veel aan. Tijd voor wat meer expertise. Laat ik nou toevallig de beschikking hebben over een 2e Qstarz van het zelfde type omdat ik m’n vader er jaren eerdere een cadeau had gedaan om zijn fotoverzameling te geo-taggen. En door de signalen op de printbanen van de twee, de werkende en de defecte, te vergelijken kan ik vaststellen waar een essentiële afwijking zit. Het blijkt eenvoudiger dan gedacht. Even voorbij de ingang van de USB-voedingssignalen valt de spanning weg. Een minuscuul onderdeel, ter grootte van een zandkorrel (een of ander SMD-component) onderbreekt de stroomkring waardoor er niet meer opgeladen wordt, en -vreemd genoeg- ook niet meer met de PC gepraat als de logger daarop wordt aangesloten. En het uitlezen van het geheugen van de logger gaat niet via bluetooth, helaas. Dus het probleem moet wel verholpen worden, of het gadget kan het raam uit.
Weer vergelijk ik de twee loggers, maar nu door het betreffende component op het werkende exemplaar door te meten. Hij lijkt een weerstand van 0 Ω te zijn. Dat kan maar een paar dingen betekenen. Of het is een shunt weerstand die gebruikt wordt om de laadstroom te meten (maar dat lijkt me in dit geval vrij nutteloos), of het is een draadbrug die als discreet component is uitgevoerd omdat er niet genoeg ruimte of lagen in de PCB printsporen beschikbaar waren (maar gezien de ruime plaatsing van de onderdelen is dat ook niet aannemelijk), of het is een zekering. En dat laatste ligt nog wel het meest voor de hand. En ook waarom dan juist dat onderdeel in de kapotte logger defect is.
En ik heb zo mijn hypothese hoe dat komt: in de goede oude tijd, vroegâh, za’k maar zeggen, waren er nog geen USB laders die 2 A of meer uitspuugden. 500mA, daar hield het mee op, netjes gereguleerd door de USB host in de PC. Maar nu USB de de facto standaard is voor het opladen van phones en tablets, is die limiet opgerekt. Mijn GPS logger verwacht dat niet, en gaat uit van een externe begrenzing bij het laden van de interne accu. Maar als de stroom nu ineens niet meer begrensd wordt en de accu kan trekken wat die wil, brandt de zekering door. Want kennelijk heeft wel iemand bedacht dat onbegrensde stromen niet goed zijn.
Oplossing
Dus, nu was het defect en de oorzaak daarvan gevonden. De oplossing is simpelweg de doorgebrande zekering vervangen door een draadje, en gaan met die banaan. Of wacht, misschien zit die zekering er niet voor niets. Ik stop er een nieuwe in.
Dat werkte een maand, en toen was het oorspronkelijke probleem terug. Nogmaals openen van de GPS logger leerde dat de nieuwe zekering van 500 mA ook doorgebrand was. Oplossing 2 werd dan ook iets geavanceerder dan oplossing 1: een iets vrijgeviger zekering van 750 mA, en een sticker op de GPS logger dat hij niet aan een lader mag die meer dan 500 mA kan leveren. En zo doet hij het inmiddels al weer een jaar of 2.
Beknopte instructies indien logger niet laadt of praat:
Verwerf een SMD weerstand van 500 mA of 1 A (bijvoorbeeld).
Verwijder accu, en pruts behuizing open met behulp van een plectrum oid. De bovenkant moet naar buiten gebogen worden om de klem-palletjes los te maken.
Soldeer twee korte flexible dunne draadjes aan de zekering.
Soldeer de andere kanten van de draadjes aan de uiteinden van de minuscule zekering op de printplaat, zoals in de foto’s hier boven. Het is niet nodig de defecte zekering los te solderen, want die doet het toch niet meer. En de nieuwe heeft ook geen polariteit, dus hij kan ook niet verkeerd om zitten.
Zorg dat de nieuwe zekering niet in de weg zit bij het dichtmaken van de GPS logger.
Laad de logger op en ga er vervolgens 32 uur mee rennen. Stel vast dat het apparaat het langer volhoudt dan jij zelf.
Vol
Toen mijn logger het weer deed was het tijd om het geheugen te vullen. En dat lukte aardig, maar ik wist niet wanneer het precies vol zou zijn. Terwijl ik testte hoe lang de accu mee ging, onderzocht ik meteen ook maar hoeveel datapunten hij kon opslaan. En dit is wat ik vond:
Datapunten
Er kunnen standaard maximaal 230000 punten worden opgeslagen. Maar dat is wel afhankelijk van welke gegevens er bewaard worden. Met de bijgeleverde software Qtravel kan je een aantal gegevens weglaten of toevoegen. Het grappige is overigens dat je niet alles kan instellen, maar als je met een ander programma de gelogde gegevens aanpast, dat dan wel weer door Qtravel wordt weergegeven. Een ander programmaatje is bijvoorbeeld MTKutillity voor Android, of BT747, maar daarover later meer. Laten we niet afdwalen. Waar het om gaat is dat als je minder gegevens per gelogde positie opslaat, er simpelweg meer punten in het geheugen passen.
Als je je tot een minimum wilt beperken, en je snelheid en koers wel uit de posities en de tijd kan berekenen, heb je alleen tijd (6 bytes), lengte- (8) en breedtegraad (8), en hoogte (4), en dan is er nog een fixmode waarde (2), samen goed voor 28 bytes per punt. Daar kunnen dan ongeveer 330000 van worden opgeslagen, wat neerkomt op ongeveer 8 MB geheugen. Daar lach je nu om, met de huidige prijs van SD kaartjes; maar 10 jaar terug toen dit ding op de markt kwam was dat eigenlijk ook niet veel. Waarom ze er niet meer in hebben gestopt?
Let overigens op dat de diverse programma’s geen weet blijken te hebben van de grootte van het daadwerkelijke geheugen. Als de logger vol is (bij 58 bytes per punt) zegt BT747 “Memory used: 158993 pts (54%)”, terwijl er ergens anders staat “160059 records estimated”, wat niet consistent is. En intussen roept MTKutility per datapunt “58 bytes, max 72315 records”. Alleen die 160000 klopt ongeveer. En zo kom ik op 8 MB voor deze logger.
Gelogde gegevens
Het geheugen gebruik wat betreft track-opslag is vrij goed te voorspellen. Online kan je vinden hoeveel bytes elk punt vergt, bijvoorbeeld hier. En een app als MTKutillity of een programma als BT747 laat ook zien hoeveel bytes elk punt kost, terwijl je deze instellingen maakt. Maar voor wie het liever met de hand uitrekent heb ik de belangrijkste signalen hier onder opgesomd:
naam
bytes
omschrijving
UTC
6
datum en tijd (afgerond op hele secondes)
VALID
2
GPS status
LATITUDE
8
breedtegraad
LONGITUDE
8
lengtegraad
HEIGHT
4
hoogte [m]
SPEED
4
snelheid [km/h]
TRACK
4
koers [graden]
NSAT
2
aantal satellieten (zichtbaar, en gebruikt)
MILLISECOND
2
tijd, achter de komma
DISTANCE
8
afstand tussen punten
De tabel geeft aan per gelogd stukje informatie hoeveel bytes het in beslag neemt. Één byte is 8 bits, een bit is een één of een nul, en een nul is niks. Maar een byte wel en neemt op een chip uit de tijd dat de Qstarz BT-1000XT werd ontworpen iets van 1 triljoenste vierkante meter in. Het hele geheugen past dus op een een vijfde van een vierkante millimeter. Anyway, als je opslagruimte wilt besparen kan je de gelogde gegevens tot een minimum beperken: sla alleen de tijd, locatie, en hoogte op, dus UTC + LATITUDE + LONGITUDE + HEIGHT als de GPS een fix signaal heeft. De snelheid, helling, afstand en koers kan je dan uit deze vier gegevens afleiden.
Afgeleide gegevens
Is dat net zo nauwkeurig? Dat heb ik ook onderzocht. Als je de snelheid uitrekent op basis van de locatie (graden uit de logger heb ik eerst omgezet in UTM coördinaten, en daaruit heb ik de afstand tussen opeenvolgende punten berekend) en het tijdsinterval, komt er een redelijk signaal uit, dat aardig overeenkomt met de snelheid die de logger zelf heeft weggeschreven. Alleen is de blauwe lijn in de grafiek een stuk strakker dan de rode, de berekende. Kennelijk weet de GPS zijn snelheid beter dan zijn locatie. Of wacht: de locatie wordt maar in een beperkt aantal decimalen -cijfers achter de komma- opgeslagen. Misschien ligt het daar aan? Een regel uit de log bevat 51.322957,N,5.476575,E en dat betekent dat er tot op een miljoenste van een graad wordt gerekend. Op onze breedtegraad is dat 6.5 cm in de lengte en 11 cm in de lengterichting. Wat bij een interval van 1 sec neer komt op ongeveer 0.4 km/h. De ruis in de grafiek lijkt meer dan dat. Sterker nog, de standaarddeviatie van het verschil tussen gemeten en berekende snelheid is 1.4 km/h. Dus één van beide zit er naast. Opvallend genoeg is de door de GPS gemeten snelheid dikwijls lager dan de berekende snelheid, méér dan je op basis van de nauwkeurigheid van de graden-representatie zou verwachten. Een andere test, waarbij ik kijk naar de gelogd afstand tussen de punten, laat zien dat het dáár niet aan ligt; de door Pythagoras berekende afstand tussen elk paar punten is met een afwijking van hooguit 0.1 m, de verklaarbare afwijking, gelijk aan de door de GPS gelogde. Mijn conclusie is daarom dat de variatie in de tijd zit. Jitter op de regelmaat van de klok. Ik zou dat kunnen onderzoeken als ik ook de millisecondes van elk sample zou laten opslaan; het is me ook al opgevallen dat ik als ik de waarde van ‘fix every… ms’ op bijvoorbeeld 200 zet in plaats van 1000 (kan via BT747), er meerdere punten met dezelfde timestamp worden bewaard; het is dus niet zo dat er precies elke seconde iets gebeurt in het ding, het kan best vaker zijn, óf onregelmatiger. Je kan op die manier trouwens ook een BT-1000EX maken van de 1000XT, door hem op “fix every 100ms” te zetten, en “log every 1.0m”, en je krijgt bij snelheden boven 10 m/s een datapunt met een frequentie van 10 Hz. Maar ik vind het wel goed zo. Afhankelijk van waar ik de gegevens voor ga gebruiken zal ik de gemeten snelheid al dan niet opslaan, door de logger tevoren te configureren.
En de richting? Ook daar heb ik naar gekeken. Uit de vector van elk paar opgeslagen punten kan ik de richting berekenen(atan(dy/dx)) en die vergelijk met de gelogd koers, krijg je wat je ziet in deze grafiek:
Dat lijkt aardig te kloppen, qua trend, maar er zitten ook veel afwijkingen in. Idealiter zou het een strakke rechte lijn zijn (zoals de groene onderbroken lijn aangeeft) maar dat is dus niet zo. Alleen is het hier prima te verklaren uit de resolutie van de opgeslagen locatie waardes -het beperkte aantal cijfers achter de komma-. Bij lage snelheden zijn de afstanden tussen de punten relatief klein ten opzichte van de discretisatiestappen. En dat kan een enorme afwijking bij die punten opleveren voor de berekende koers.
Dus, moet je nou wél of niet de snelheid, koers en afstand opslaan? Het antwoord is simpel: waar ga je de gegevens voor gebruiken? Om de afhankelijkheid van de loopsnelheid ten opzichte van de helling van het terrein te bepalen, of om te kijken hoeveel effect een bochtig parcours heeft op het looptempo? Dan zou ik deze drie SPEED, TRACK en DISTANCE loggen. Om de route gevolgde op de kaart te plotten, en gewoon te zien waar je liep en hoe hard en hoe hoog, dan is tijd en locatie plus hoogte genoeg om alles met voldoende nauwkeurigheid uit te halen. Wat in elk geval niet werkt is uit de snelheid en richting de gelopen route bepalen, want dan kom je door opgestapelde afrondingsfouten heel ergens anders uit. Dus de locatie moet altijd onderdeel van de gelogde gegevens zijn.
Accu levensduur
Maar over het algemeen is het geheugen niet de beperkende factor, tenzij je een maand vakantie in één keer wilt loggen. Doorgaans is de batterij eerder leeg. De bijgeleverde batterij van het merk Helix (HX-N3650A-G) houdt het tussen de 34 en 38 uur vol; in de loop van de jaren gaat hij wat achteruit, wat te verwachten is. Een nieuwere Nokia BL-6C, uitwisselbaar, houdt het bijna 43 uur vol. Genoeg voor een bizar lange adventure race. Ik vroeg me alleen af of het nog uit maakt hoe vaak hij logt. Want allereerst kost het beschrijven van flash geheugen wat energie, dus hoe meer er gelogd wordt, hoe sneller de batterij leeg is, en ten tweede zou hij wel een in een slaapstand kunnen gaan tussen de punten in, als ik het update interval langer maak. Dus dat heb ik getest.
log interval
[s]
batterij levensduur
opgeslagen punten
1
37:35
135262
5
36:43
26443
10
37:32
13626
Accelerometer
De batterij gaat dus niet langer mee als je minder punten opslaat. Maar er is nog een andere mogelijkheid: selectief opslaan. De logger heeft een zogenaamde accelerometer, een versnellingsopnemer. Die kan de GPS wakker maken als hij beweging detecteert, nadat het apparaatje eerder in een slaapstand was gegaan omdat de snelheid onder een bepaalde waarde was gekomen gedurende een zekere tijd. Zo wordt én de batterij gespaard, én het aantal nutteloze datapunten beperkt. Een testje leerde dat hij op die manier een krappe 7 dagen kon loggen op 1 acculading (mits er niet te veel bewogen wordt, want dan moet het ding gewoon aan het werk).
Toch werkt de accelerometer een beetje vreemd, is mijn bevinding. Een paar keer loopt er een meting van ruim een uur terwijl de GPS min of meer stil staat. Maar meestal is dan wel de ontvangst slecht en schiet de positie heen en weer. Het lijkt er op dat hij op basis van de GPS detecteert dat hij beweegt (ten gevolge van ruis) en dus niet stil lijkt te staan. Maar als hij dan stilstand detecteert gaat hij inderdaad in slaap modus gaat, tot de accelerometer weer wat ziet gebeuren. Maar het duurt soms 12 seconden om een weer een GPS fix te krijgen, soms wat korter, soms langer. Maar meestal klopt het aardig. Een paar keer is het 1e punt dat wordt opgeslagen één km verderop, omdat dan de GPS error nog groot is. Maar dat kan je redelijk wegfilteren. Je mist in elk geval erg weinig punten met de accelerometer aan, en als het voorlaatst punt niet te lang geleden is gaat de positionering ook vloeiend over in de de volgende track omdat dan de GPS locatie nog nauwkeurig is. Dus dat principe werkt goed om accu te sparen, en vooral om geheugen vrij te houden.
Toepassingen en instellingen
Ik houd zelf de volgende instellingen aan voor de verschillende toepassingen:
toepassing
maximale tijd / afstand
afstand ≥
tijd ≥
snelheid ≥
accelerometer
Oriëntatieloop
95 uur / 340 km
1 m
1 sec
0
off
Adventure race
95 uur / 685 km
2 m
1 sec
0
off
Week skiën
190 uur / 685 km
2 m
2 sec
3 km/h
on
Zomervakantie met auto
39 dagen / 6800 km
20 m
10 sec
5 km/h
on
Analyse (incl. extra data)
54 uur / 190 km
1 m
1 sec
0
off
Ik ben in de tabel uitgegaan van een dataset met UTC, LATITUDE, LONGITUDE, HEIGHT (in totaal 26 bytes) en voor een Analyse daarnaast nog VALID, SPEED, TRACK, DISTANCE, MILLISECOND (in totaal 46 bytes).
Leeg
Een enkele keer gaat er iets fout. Ik heb wel eens na een activiteit bij het inlezen van de track in QTravel de melding gekregen dat er helemaal niets te downloaden viel. Dat is heel onthutsend; ga je die race van 32 uur nog een keer overdoen omdat de tracklog ontbreekt? Dat kan toch niet? Mijn vermoeden was dat de gegevens wel opgeslagen waren maar dat de software ze niet meer kon lezen.
En dat bleek te kloppen. Kennelijk stond er ergens een bitje verkeerd waardoor de bijgeleverde software geen kaas meer kon maken van de data. Maar er zijn alternatieven, zoals de eerder genoemde BT747 of diverse Anddroid apps. Mijn favoriet op de PC is BT747 vanwege de veelzijdigheid -maar je kan ook weer verdwalen in het aantal opties-, terwijl MTKutility op de smartphone wel weer erg handig is om onderweg tijdens een vakantie een tracklog op te slaan voor als het geheugen onverhoopt vol loopt.
Met BT747 is het me tot nu toe altijd gelukt om alles dat opgeslagen was terug te halen en op te slaan voor verdere bewerking.
QTravel
Dit is de bijgeleverde software, die je ook los kan downloaden. Alleen heb je een product-key nodig om het te gebruiken, dus zonder een Qstarz logger heb je er niet veel aan. Het is wel de enige mogelijkheid die ik heb gevonden om een schema in te stellen van hoe laat tot hoe laat en op welke dagen van de week de logger actief moet zijn. Maar om alle logging opties in te kunnen stellen heb je weer andere, zoals onderstaande, software nodig.
BT747
Een handig PC tool om alle instellingen aan te passen en data over te halen en op te slaan. Bij mij werkt op Win7-64 de 64 bit versie niet; alleen de 32 bit versie is in staat verbinding te maken met de GPS logger.
MTKutility
Er zijn meerdere Android apps om met een MTK tracklogger als de Qstarz BT-1000XT te praten, maar mijn ervaring is dat ze niet allemaal even stabiel werken. En deze app werkt bij mij perfect om de instellingen te wijzigen, en de data over te halen. Installatie via Google Play Store.
GPSbabel
GPSbabel is het Zwitsers zakmes voor verwerking van GPS data, en het kan ook direct met een aantal apparaten praten. Ik heb eens onderstaande batch file geschreven die eerst opzoekt via welke COM poort de GPS logger is verbonden en dan een track inleest en opslaat. Zo maak ik mijzelf overbodig, en heb ik meer tijd om te lopen. Wel heb ik eerst een versie van devcon.exe en sed.exe, en natuurlijk gpsbabel.exe geinstalleerd. Allemaal makkelijk online te vinden.
@echo off bin\devcon find * | bin\sed -n "s/.*GPS.*(COM\(.*\))/set gpsport=\1/p" > %temp%/gpsport.cmd call %temp%/gpsport.cmd echo GPS verbonden met %gpsport%.
rem Windows datum format doet er toe! Moet staan op dd-MM-yyyy rem set trackdatum_=%date:~10,4%%date:~7,2%%date:~4,2% set trackdatum_=%date:~6,4%%date:~3,2%%date:~0,2% set trackdatum= set /p trackdatum= Wat is de datum (in formaat YYYYMMDD; default %trackdatum_%)? if "%trackdatum%"=="" set trackdatum=%trackdatum_% set /p loper= Wat is je naam (zonder spaties)? set /p omloop= Hoe heet de omloop (zonder spaties)? set datadirectory= set datadirectory_=\tracks set /p datadirectory= Waar wil je de files opslaan (%datadirectory_%)? if "%datadirectory%"=="" set datadirectory=%datadirectory_%
set gpsfile= %datadirectory%\%trackdatum%_%omloop%_%loper%.gpx echo Opslaan GPS data in %gpsfile%; even geduld...
Dit is een levend document. Vermoedelijk ga ik hier nog een en ander bij schrijven en verbeteren. Dus als je geïnteresseerd bent, houd deze pagina dan in de gaten. Je kan je aanmelden voor updates per email via onderstaande link:
En mocht je aanvullingen of verbeteringen hebben, schroom niet om die hier onder via een opmerking achter te laten, of neem direct contact met mij op.
Start reading, and let yourself be carried away with this thrilling adventure which begun on the way back from the Midwinter Run 2018 somewhere on the motorway A50 and ended on a podium in the German town of Thale at the end of the hARz Adventure Race 2018. Whoops, now I’ve spoiled the plot. Just pretend you missed that; since, at that moment of this story, I didn’t have the faintest idea either that it would end that well.
Sleep drunk? No way, merely saturated with adrenaline I guess, because I didn’t really sleep. Slowly, my eyesight recovers when I am no longer staring straight into 179 night-piercing headlights around me in the starting pen, but I only see back sides of people, running up the slope of the hill. The sky is still pitch-dark at the start, and that’s why everyone starts with a sort of white electric sun on his forehead. The first lap is a vertical one, stretches about 6 km, and begins with a mass start at 4:00 AM on a Saturday morning, in the former East German town of Thale, which is still in deep sleep. It lies in the northern lowland of the Harz, but is almost swallowed by the steep ridges of the mountains, which shoot up immediateley behind the park where the start takes place.
It is always a wonderful sight, such a swarm of lights piercing the dark, dancing over a single-track which connects the numerous hairpin curves, like beads on a string. There’s no need to read the map because there’s only one way up, and if you are going for a 32-hours race, you don’t need to be in front of the rest at the start; better to distribute your energy evenly over the 240 km that have yet to come. Well, the first one we’ve had by now. But where we intended to turn right, the human caterpillar keeps the left track. We think for about ¼ of a second… and then follow the crowd. So does everyone behind us, by the way. Well, what difference does it make? Start-1-2-3-4-start, or start-4-3-2-1-start is almost the same. Not running alone has its advantages too. A moment later, we find the the first checkpoint, CP number 4.
No looking for blue labels like at the Midwinterrun, here at The hARz, but chipping with an SI, a SportIdent race-bib. That’s nice and easy, as we do not have to write down anything. On to the next point. Like ants swarming onto a pile of food, 180 Adventure Racers try to make their way to the summit. CP 1 is at the top, and along the way up there are CP 3 and CP 2.
Adventure Race
What the hell is an ‘Adventure Race’ you probably wonder? An AR is a competition which mainly consists of mountain biking and running, and possibly some canoeing, or stepping, archery, or other disciplines. The maximum time is fixed, and in most cases that’s quite long. It might be 8 hours, but also 24, 72, or 32 hours like in the case of The hARz 2018. The more CP’s you find before closing time, the higher your score. Some points are mandatory, others are optional. “Finding” is a big word, it’s not about searching, but about the road between the points. And quite often, that’s missing. Or you have to determine that for yourself. And that is what it has in common with an orienteering run: map reading and deciding for the fastest route. And when you start running out of time, you also need to determine a strategy for which points you skip, to score still as much as possible. Meanwhile, there are more rules, but you will find out about them during the course of this story. Let’s get back to the race …
We deviate from our originally planned route, because everyone is going that way. If you only have 32 hours, you do not have that long to think. That’s what we should have done in advance. That is: at 10:30 PM the day before. Well, not really the day before, since -you remember- I hadn’t slept. When we received the maps at 10:30 PM, an A1-size sheet with on both sides routes, maps, assignments, and the roadbook , we immediately started Tomtomming; and so did all other teams. In an orienteering run you get the map the moment you start, also at the WOR or MWR, but in an AR you get it just a bit earlier.
So you can already get stressed pretty much before the start. And when it comes to 240 km of routes, it’s no problem to be busy with a marker and a ruler to determine the shortest routes until 2:00 AM, when normal people sleep, and the local night-nozems on their mopeds, who were initially driving circles around our campers on the parking lot behind the abandoned steel mill of Thale, like they have been doing for the past 50 years, have gone to bed for a long time, or at least have run out of their two-stroke-fuel-with-mixing-lubrication. An then to borrow a roll of boeklon (adhesive foil for covering paper) from the camper next to us, the one of WoDi and WoUt, to seal our map. As if it would rain. Still, sleeping from 2:00 to 3:30 PM would have been quite nice. But the subcutaneous tension defeats the sleep.
Thinking… I don’t know what I’m doing here. I could just bail out. This is not obligatory. The countdown to this unfathomable adventure, which will last infinitely, which’ length is beyond comprehension, which will undoubtedly lead to all kinds of aches and injuries, this countdown has already started, but the launch can still be called off. Just like that. However, luckily I’m too much of a coward to stop now. Calmly I let this train close in on me. Instead of sheep, I count CPs. And ponder without worrying. Double espresso will not be needed to get up, as, when I open my eyes, I hear how the alarmclock begins to beep. Shoving some oatmeal in, filling water bottles, provisions and everything else, and off we go to the start.
That’s the dream that is no dream, that’s what goes through my mind once we passed CP1 on the top of the hill, just behind a sort of castle, some 230 meters above the start. After the other 3 CPs it is now time to descend back to the bikes that we left at the start, and thus begin with stage 2. Headlights on, on our bikes, and while we cross the town -not to return there for the next 31 hours- we take a sip from the bottle with sports drink. Because now it will go fast. The next 56 km of stage 2 will bring along 1500 meters of altitude meters. And up it goes! Steep! Lowest gear. No lower gear than that … until suddenly, the chain jumps off the wrong side of the largest blade. I come to a sudden standstill with a lot of grinding and cracking noises. We put back on the chain. Greasy hands are not an issue, but an unreliable derailleur all the more. Bad luck for me! That bastard makes noises that were not there before. And we are just on our way … only 230 km to go. Or is this already the point of return? Is that what I do secretly hope? Leaving the race via a back door, blaming the material and odds? What am I doing here? Thoughts…
How it all started
January this year, after winning the Midwinter run, Patrick gave me a lift back home to Eindhoven. And, while I was still enjoying that win, when he asked “What about a 32-hour race?” I thought “Why not?”. And, even worse, I thought that out loud. Exactly the right timing, my friend. No way back for me; but it was still 3 months away, so there was plenty of time for training, I thought. While I am good at sleeping too little, 32 hours of being awake would not be the issue.
I did some running like I always do, checked the tires of my MTB once, and did not think too much about this awful plan. But, as April 21st got closer, my changing thoughts about it followed each other in an exponential pace. It started with:
Does a full weekend away from home for this race fit into my agenda?
Could I stay awake and keep moving around for so long?
Is this fun to do anyway?
If you are going to do something that you do not have the slightest idea about what it exactly implies, you can easily worry about not too relevant things. And because you probably realise that yourself, it even helps to relax. But that changes when you put a thermometer in there: three weeks ago Patrick and I would go cycling together. As a training. And we would go running through the Peel area. We would start at 4:00 AM to make it quite well resemble The hARz Adventure Race; at least, the start of it. I had not cycled all winter (okay, to work, and back), and returned home with quite some saddle pain. The list of ‘issues’ had changed spontaneously.
How can I avoid having to stand on my pedals after 100 km because I can not sit on my saddle anymore?
What on earth do I have to take with me to keep going for 32 hours, when after six hours on two snickers, a white chocolate bar, a muesli bar and a bag of wine gums I am starving?
Will I really do this in 3 weeks from now? By the way, where is the Harz actually?
You see, the worries are becoming more relevant. Staying awake does not seem to be a relevant issue anymore. And whether it’s fun? That’s also no longer a question now; we’ll just do it. But how? Maybe a soft cushion on my saddle might help a bit. And a pile of energy-rich food. Here on the left you see my stock for the first half of the race. And the formidable super-energy cake baked by Annelot herself (because that was baked fresh the evening before we left for the race) is even missing on the picture. 250 kCal of consumable energy per hour? Seems to me like a good rule-of-thumb. A snickers or half a chocolate bar is then just enough. But a standard granola bar does not suffice. We will see. Let’s pack some extra stuff.
But, hey, let’s get back to the slope where we are now no longer standing still, while the other participants pass by. Because I am not really a good cyclist. However, I gracefully reject the towing rope that Patrick has on the back of his bike to pull me uphill; that’s below my pride. So I pedal what I can. Up, endless up. Only by the time we have to switch once more back to the lowest gear (this time very cautiously, because I do not want to risk jamming the whole transmission) I realise that we have had a nice descend in between .
Endless is relative after all
With all that mesmerizing and worrying about how I ended up in this incredible adventure, it turns out that time flies. “Endless” is just relative after all.
A path to the left, which a few hours ago (I will not say ‘last night’ because the night hasn’t ended yet) we wanted to take (looking at only the map), seems to be closed by vegetation, and so we go right, together with a few other teams. Steep down, nice rush, easy. When I step off my bike to remove a branch from my rear wheel, I suddenly smell something burning. The disc of my rear brake squealed a half circle in the flesh of my calf, because I had clamped the rear wheel between my legs to hold my bike while pulling out that branch. Of course! The energy with which I have just overcome the last hill, has flown back into that steel disc on my rear axle. And this warmth is more than enough to decompose the hair on my calves into something smelly. Do I hear someone laughing at me? I’m really not an experienced cyclist, apparently … But look at the bright side now: it’s getting light.
Light
I did a test back home. My headlight, a Chinese Cree XML-T6 from dx.com, managed to keep shining for 3 hours at its maximum brightness. I think, however, that one night is a bit longer than that. Just counting the time, and I get at 12 hours darkness during the race. So I ordered an extra batterypack. Again from China. Not so smart. It did not arrive on time in Eindhoven. Via Tinytronics.nl I buy 6 lithium cells, those huge 18650 ones (true 3400 mAh from Panasonic, instead of Trust-, Ultra-, or Fandyfire rip-off’s that say “3500 mAh”, but that don’t live up to that , not even half of it). And that worked: now I got 9 hours of light. A lot of light. I put a freezer box around it, added a voltmeter to it so I know how much power there’s left, put some cables on it, and it’s ready.
But finished it’s only the Friday morning before the race, so until then it’s a pretty high uncertainty factor and stress item on my list.
Do I have enough light, and do I have it in time?
Can I survive the home-build map holder when I accidentally make a head-first roll over my handle bar?
How does my back survive my backpack?
Ad 2: I had -DIY-king that I am- hacked something nice: a sturdy swiveling map holder out of aluminum pipe in front of my handle bar that would not vibrate when going downhill.
But it would also give not-so-nice injuries and fractures if I would tip over my handle bar.
So I modified that quickly in a flexible crumple zone, made out of aluminum strip.
(The design is not quite finished yet: there is still a flexing of around 60 Hz, so it does not read so well on bumpy paths.
But with some modal analysis and some damping, I will soon come up with an optimised version 3.0.)
And Ad 3: Wednesday night before the race I went to run a bit with a backpack full of food and water, which resulted in a lower back with some scraped open blisters. Bloody thing! If that happened after 5 km, what will be left of me after running a marathon distance with it? The bottom of the backpack appears to have a somewhat sharp, hard edge, exactly where I have two hard, sharp bones. Inventiveness required. Where the recipe of Monty Python’s Flying Circus mainly boils down to making absurd combinations of two essentially normal things, the symbiosis of an item on the list with mandatory equipment for the race and a hard edge of the backpack provides the solution: I sewed my long-sleeved thermo shirt with some basic stitches onto the breathable mesh of the backpack, as a soft perspiration-permeable cushion. Two at one blow (although Wiesbaden is the home of The Valiant Little Tailor who spoke that fierce statement according to a Mr. Grimm -or was it his brother?- and which was later exaggerated as something with seven flies, is not located in de Harz), that is what I achieved, because that was how this, although redundant, but nevertheless still obligatory, warm shirt, was now utilised: as a comfort zone .
And, as H hour approaches, you see that I am mostly concerned about my equipment. Because that is what I can (or could) control. And the race itself? It will be quite a challenge, but I tell myself that you can not really train for a 32-hour race of over 240 km. Other than being a little fit, having a good sleep the days before, and being in a relaxed mood. Then I will be fine. So -how ironic- I’m tinkering and packing and fiddling and hobbying till too late in the evenings, and therefore I have to finish some essential things only at the last moment. But, when everything is finally ready late Thursday night, I grab a beer and get an excellent night’s sleep. The last one … until Sunday night, as you will see.
“Getting in the race”
But enough dreaming for now, about light among other things. Because it is actually light now. The day is starting: it suddenly appears to be a normal race. All displaced thoughts have been replaced. My top-3 of issues is now:
Do my gears keep up?
Do we keep up for 29½ hours?
When can we start running again? Because I want to.
We stop at the next CP under a bridge, and by bending I align my derailleur pad (just learned that it how it’s called). I’m careful not to bend it too far, because then it breaks. But as a result, I no longer shift from 2nd to 12th gear (out of 11), but just from 1 to 11. As it should be. The last noises and ticking, Patrick resolves by tuning it a bit on the handle bar. That’s 1 worry less.
The second? If we cycle on a flat section and we have a chat with another team, it turns out that they think the same. That is normal, apparently. It is that long and that far, you should not think too much about it. Just let yourself fall through it, is how they undergo it. Strange enough, that sounds like a warm bath to me in one way or another. Just like before the race my thought that 240 km in 32 hours means less than 8 km/h (and I run faster than that, let alone cycling), seemed comforting. Unnoticed, I regained all self-confidence. That is what is called “getting in the race”.
And the third point? No idea, because I am not the navigator at this moment, while on the bike; Patrick taking care of that. So in terms of our route I feel like dark in broad daylight. I did not memorize the map that well yesterday. Sleep deprivation is not the best stimulus for your memory. Suffering, on the other hand, is, because I remember very well that when the end of this stage came closer, a climb of almost 300 meters height suddenly appeared, and a moment after another one of 100. Just before the climb, organizer Winfried was enjoying the view of the exhausted teams passing by, without any regrets. On our gums we trudge uphill, but then finally our bikes can be dropped down, our water reserve replenished, the sanitary facilities filled, and a tune whistled. Because we are at TA1, which means the first transition area (and there is Winfried again). The next stage is called a hike .
Hike (Sat, 9:15 AM)
Different muscles, new strength. On my bike, my legs felt like pudding, because stage 2 ended with a climb up to the highest tip of the ski area that appeared to be there, but when you walk, apparently you use different fibers that have not acidified yet.
Funny, that only the ‘t’ as in ‘traveling’ makes the difference between here and there.
We note that there are not many other teams running here, and also that there were only a few bikes around TA1. Would we be in the forefront despite of my chain problems? Actually, that does not really matter now; there can happen a lot, and let’s first make sure we get up to halfway the race.
How do we get from TA1 to the obligatory part of this route ?
Did we bring enough water and food for 6 hours hiking?
Should we walk or run this hike?
Looking at this top-3, things are going quite well. Those are not worries, those are solvable issues. So we whistle a tune. ♫ Along the trail we march and sing, ♬ march and sing, ♪ march and sing ♫ and thus we hurtle down the slope, via the edge of a hill in order not to lose too much altitude that we will have to climb again, along the east of the town of Sankt Andreasberg. Issue # 1 has already been solved at the TA, when the organization told us that we are in this case allowed cross the yellow road, which separates the TA from the rest of the route. Normally this is not allowed for large ( yellow and orange) roads, unless a passable section is indicated by red brackets on the map.
This sometimes creates a puzzle out of planning the route. For example at the very last stage, but we’ll come to that later. We find a shortcut that results in fewer meters and altitude variation. Downhill and flat parts we run, uphill we walk. After the village, once in the beautiful nature reserve, the birds take over the whistling from us. It feels like we have done quite a lot already (and indeed this is the case), but it is only half past nine in the morning. It’s as if we’re having a jet lag; the watch-time differs from our perception. We overtake another team, “Wissenschaft Quedlinburg” I resolve afterwards, finished in 3rd place last year. But with their walking poles they overtake us later on when going uphill. And we change places repeatedly. Because the path is blocked by trees, we deviate somewhat from the track at some point, eventually loosing it, and a bit further than we expected we get back on the meandering forest road. And so we pass by CP10 without noticing it, just like the German team with whom we happily chat during this hike. Only 500 meters later we realise our mistake, turn around, find the CP, in an obvious place next to an unoverlookable bench; but by then three other teams have passed us. It appears to be less lonely than we thought. Wissenschaft turns around a bit later, and then their position is behind us again. The landscape is now phenomenal: a kind of high peat with pine trees, draped over hills. The clear blue sky slowly fills with veil clouds, which pleasantly dim the blistering sun. Then we arrive at a reservoir lake. Delicious cold water. (We spot Winfried again in the distance; I thought I only had a GPS logger in my backpack, but it seems like he can track us in some way.)
The landscape around the lake looks apocalyptic: bare light gray skeletons of dead pine trees border the banks. We wonder what has happened here, while eating a snickers. Later on, we walk again along a straight canal, like in the beginning of this route: the Rehberger Graben . Water from the hills is led to the lake, and via similar channels again along a number of water mills, where it used to be used as an energy source from the 17th century onward. An additional advantage of this cultural-historical artifact is that it runs particularly level. Tempo +1. Still, the pace has dropped a bit. Overwhelmed by the heat, despite applying sunscreen, and dehydrated? Would there be a restaurant there? We dream about an ice cold cola. But the building turns out to be closed and abandoned. How disappointing! But we will continue. More teams pop up here, some going in the opposite direction. Would it matter much? With three teams we head the same way, changing positions all the time. And along the way we talk about their previous adventure race experiences (which I do not have, but Patrick does). At a CP just before Sankt Andreasberg, when we are almost back at the start, there is some doubt about the correctness of the map. Another CP leads us down into a deep valley below the village. Where we then have to climb out again of course. The shape of the terrain forces us to make a considerable climb and inevitable descend. We do our best to keep a leveled track, but the last climb back up the ski slope cannot be avoided. We need some recovering when we are back in TA1, at our bikes. With – finally – the deserved cold Coke.
Rolling (Sat, 2:50 PM)
A kind of tranquility has come over us; something like “this is going well”. Which is very true when we roll down the ski hump. We float down over a kind of grass-piste, at a nice pace, quite easily. Yes, we know that after descending one has to climb. But surprisingly, climbing goes with the same ease as when we had just started. Unexpected fresh legs. I am still amazed at how well The Human Body appears to be able to recover from physical strain. The muscles for walking appeared to be undisturbed after cycling, but the bruised muscles for biking had almost completely restored after walking. I do think that the tight regime of hourly energy-bars and continuous drinking do help. But the body also clearly understands what is expected of it and cooperates loyally. Cool. The top-3 of that moment is:
It is getting warmer and warmer. Are we drinking enough?
We are ahead of our schedule. Does that mean that additionally we have to do the bonus stage at the end? That is quite some extra distance.
Did we really choose the smartest route at stage 1, or would S-4-3-1-2-S have been shorter?
If you do not continue, there will be no end
But is this also what you, dear reader, think now? Or are you wondering if you’re not yet halfway through this story? Because occasionally it is a bit lengthy indeed. Well, I will tell you this: at this point, we are not yet halfway along the route, and not even halfway through time. It will take another five hours before we are halfway at all. In other words: the finish is still far, far away. And that’s exactly what I’m trying to convey here. So sympathize. And read on, because if you do not continue, there will be no end.
Canoeing holiday (Sat, 3:55 PM)
In the meantime we won’t win a race with commonplaces, so we continue cycling to TA2, along the water just south of the dam. We leave one of the bikes, strap the other one onto the canoe, and have our inventory checked by the organization. There is a mandatory list of attributes that we must bring, including a warm sweater (or a kind of soft pillow at the bottom of my backpack), a whistle ♫ and a break-light . We have it all, so we pass the test and are allowed to continue, so we start paddling over the lake with a light headwind. The coolness of the water feels good. It looks like a short vacation during this stage 5. Actually it is one! Who else will see all the most beautiful spots in the Harz area in only 32 hours? This is the Harz for Japanese, but without a camera. Flash.
Stage 5b is unannounced: carry canoe for 500 meters. And bring a bicycle too. And as quick as possible. But then the fun starts: from the one AR that I have ever done before, I found that the best part: the Run-Bike stage.
A bit of an explanation: with a team of 2 you go 1 route with 1 bike. Not a tandem, nor going together on the one bike; that’s not allowed. So one of the two is the leap, and has to walk. But it is leapfrog, because after a few hundred meters you suddenly find a familiar bike in the verge, you jump onto it, and pass your teammate while cycling, after which it’s your turn to throw the bike back into the verge. The challenge is not to lose each other out of sight at a junction, so continuous communication about the route is essential. I like it. We do over 15 km of his outdoor game just within 2 hours; the total climb is about 600 m. (So that’s 15+6=21 km with the 100m ↑ = 1km → rule) Sometimes cycling is no option, and Patrick – what a king! – carries the MTB up on his shoulders, or carries it over entire trees. The landscape around the lake is beautiful, and the lightning fast alternations of running and cycling keep us mentally razor-sharp.
Cycling again (Sat, 6:50 PM)
That changes quickly when we start biking again. The road uphill climbs monotonously from the lake, with almost 10% slope, along an almost 5 km long road to a top. What initially starts with having pleasant fresh legs and feeling quite awake, eventually becomes a state of half-sleep. All urgency disappears, partly under the influence of the rosy evening sun. And at the end of the climb, at the CP, with a view over the lake, we sit down on a bench for 120 seconds. Then suddenly some mental alarm goes off. We must continue! Twilight sets in, time to wake up again. We are no longer ahead of our schedule. The cards have apparently been shuffled again (and we have been playing a bit longer in the hills around the lake).
Would we still have enough time left for the final bonus stage?
It suddenly is getting colder; do we have enough clothes with us for a cold night? Fortunately, I still have a warm ‘cushion’ on my backpack.
If we go slower than expected, do we have enough light (as in: battery charge) for the orienteering stage, which I run on a different battery pack than the one on my bike?
It takes a while before I realise that the night will not last longer if it takes us longer. Contrary to ourselves, the sun turns it rounds without getting tired. And the later we start the orienteering stage, the less battery power we will need.
But it is getting dark quickly now. Almost as quickly as we roll down the slope, chilled by the wind that evaporates the moisture on our sweaty skin. Fantastic how an eagle flies just a bit in front of us, just above the road. What huge wings, we think about him; what huge speed, he thinks about us. The next CP we find at dusk, but the one after that it’s really dark. Although it is close to a road, at least on the map, it is actually 30 meters above, on a rock. But that does not appear to be true either: this is a CP with a large Woudropers aspect. We find a bearing and distance. Peering along the needle of our compass, an increasing loud buzz arises just in front of us, which seems to come from the direction of a few red and green lights. Which in turn approach us too: they are attached to a drone, which is filming us. Does each team get their personal video afterwards, or is the camera team coincidentally on our heels? No time to think about it, because we have to go to the designated point on the other side of the valley. The bearing seems not by the least correct, but the description of our target, “Bergmannsbaude”, leaves no doubt. This stage all CP’s are located “slightly” higher than the road. What a “fun” theme (haha). So we go climbing a few dozen meters of stairs here. Back at the bikes we realise that we had better towed them up there in the first place, because the obvious continuation of our path continues from the Baude. Uphill.
Later this stage, another higher-than-high mast will follow, towering 20 stairs above the treetops. From the top of the tower (of course the SI of this CP is not below, what would you think?), we we can see in the distance a pair of MTB headlights. That must be other teams. Who else cycles through the woods at 10:45 PM here? But they are far enough away not to make us feel rushed. Only the temperature makes us go fast, because despite a windjack, it is feeling quite cold now. The last kilometers to the start of the compass-orienteering stage pass quickly; they lead us downward, and thus we feel quite fit when we arrive at TA4.
The bag of provisions that we have handed over before the start, and that we can get here at TA4, either before or after stage 8, make us doubt for a moment what to do, because if we collect it now, we will have to carry everything while on foot during the next section. But since there is still enough food in our backpacks and on the bikes for 16 km running, we decide not to collect the bag now. Besides, at this TA there are hotdogs, cocktail nuts, crisps, peanuts, biscuits and bananas. So we stuff ourselves with an energy buffer, shoot an arrow in the bullseye of a target (special task; hitting the board saves 10 minutes of penalty), and we fill the water bags, take our compass and go. What could go wrong?
We should excel at this discipline, so that puts some extra mental pressure on us. Can we cope with this extra tension on our shoulders? Oh, oh, how exciting this is!
As time flies, the bonus stage is probably no longer in reach, but is the final orienteering stage still completely doable?
How cold will it get during this clear-sky night?
Bearings (Sun, 0:00 AM)
While planning the routes in advance last night, apparently we were less sharp than now, because we did not notice that, according to the roadbook, a number of CPs are located near high voltage pylons. And those are usually quite accurately placed 250 meters apart. Which would make locating the checkpoints a whistle of a dime, were it not for my sightings that seemed to be always 5° too far clockwise. We appear each time too far “to the right”. That’s not too bad in the open field, where you can still see the CPs from 50 meters away thanks to the generous reflectors attached, but on the way from CP34 to CP35 it turns out to be disastrous. Look at our GPS track on the map below. Initially, we head spot on, but because it becomes quite a jungle halfway, we start following a more passable firebreak, and we arrive too far north. We follow a stream, which is shown on map in the tiny circle, in southern direction, but we find no CP. Thinking that we were already too far, we head back to the previous known point, try again, but now deliberately head a bit too far to the north, so that we know for certain that we have to follow the stream to the south. And now we succeed, albeit with half an hour delay, to score the CP. Afterwards, it is clear that we were pretty close by at the first attempt. This is clearly a thing to improve. And I still thought that we would score above average here. Bummer.
For now: first CP37, then CP36. The black dashes on the map, a railroad, are a robust stop line, so we aim for that. There is a waiting booth next to the railroad. With a reflector and an SI station. It would not …? That must be the shelter / Schutz are from CP36. Would that assignment be that transparent? That seems quite unlikely. Why would they first send us to a rather difficult point in a circle on the map (CP36) where nothing recognizable could be seen, and then direct us via a winding path (the red dotted line) to a very recognizable point on the map? Moreover: if you walk back from CP37 you would look directly at the guardhouse and in the night you can not miss the reflector that’s hanging on it. Anyone who starts looking for CP36 first has bad luck and loses a lot of time; while those who first aim for CP37 win the lottery with two fingers up their nose.
And a lottery it is at CP37 too. The CP should be near “a fallen tree”. And there are more than enough of them there. With somewhat more luck than wisdom, we find the needle in the proverbial haystack, and can go back to the start, TA4. Fast like lightning. We run the whole stretch.
The TA is suddenly 10 times more crowded than when we were here 3½ hours ago. Food, and food, and more food. Pasta, sausages, nuts. Everything tastes equally good. Because we are almost at ¾ of the race, with only 8½ hours to go, an amount of food equal to the 1st half would be heavily overdone. And I mean literally heavy. We brought half our ration at the start of the 1st half, and handed in half of it for the 2nd half of the race. So a hand full of bars and sweets is left behind. I will never know how the muesli-choco bars of Albert Heijn taste, and the chocolate-orange bars of Decathlon also lose it against a pack of dry sausages and the unbeatable energy cake baked by my daughter herself.
Autopilot (Sun, 3:35 AM)
More on autopilot than anything else we keep cycling towards the daylight. Occasionally sleepy, then awake again. Mainly because of the hours and hours without sleep and the endlessness. Lumbermen are no longer men with a red checkered blouse and an ax over their shoulder. No, not even with a chainsaw and a beard and a foolish hat. They sit on heavy machines that pick the trees from the ground and cut them in lumber on the spot. At least, that’s what I suspect.
Continuing is simply a matter of not stopping.
What I do know for sure is that they leave knee-deep tire tracks with a fist-deep profile of ridges that shake you through and through if you try to ride over them with your MTB, while you unsuccessfully try to keep the speed high and not to swear. The latter can not be avoided when somewhat later the map does out to be incorrect at some point. But can the map help it if someone has cut some extra roads out of this timber plantation? I would do so too, given the extortionate prices for wood at the hardware store. Money doesn’t grow here from the trees, it is the trees!
But anyway, this gives us the chance to make up for the errors with the compass bearings, and to show off our orienteering skills, because soon we regain our route and hit the next CP, because we quickly deduce where we are, based on the contour lines on the map. What is it we do not know now?
Did we make the right choice with the CP at the station? Or was it fake? It seemed just too easy. On the other hand, this is not a WOR.
How will the temperature develop As long as we keep moving, is it okay, or do I have to detach my thermo shirt from my backpack and wear it?
Do we keep the Sandman from our back, or will sleep overwhelm us, like it did with so many teams at TA4, who were napping against each other under their emergency blankets?
The sun is rising for the second time today. That is quite a confusing experience. Our feeling for time has completely dissolved. The recollection of the hours on this last bike stage are now more like a sort of time-lapse video in my memory. Some brief flashes of notable moments with noting in between.
Eating, till the cow comes home
Chronology is missing. We eat until the cow comes home, and drink the bottles empty. Endlessly many trees are the witnesses. I flip over when my front wheel gets stuck suddenly in the weak clay of a dam in a ditch. The wrinkle zone of my map holder on my handle bar works perfectly: the map is now in a totally bent position, but I myself do not have a scratch. We continue as if unperturbed. We make a turn at every intersection. No valley that isn’t followed by a hill. But suddenly, there is a village again. Friedrichsbrunn seems abandoned. Who would be here at a quarter past six in the morning?
Morning-O (Sun, 6:15 AM)
The answer is obvious when we report to TA5. There haven’t been many teams here yet. I guess there are twenty bikes, at most. The first team has been out on the next stage for 5 hours now, and they haven’t reported back yet, we hear from the organisation. If we take too long, it will be tight to arrive at the finish in time, let alone to do some of the bonus stage. 12:00, at noon, is the deadline. We estimate that we needed 45 minutes for the road back to Thale, to the finish in the Bergtheater. So we have exactly 5 hours left for 30 km of orienteering. I joke: that’s like a complete Woudlopers Orientation Run. But then in less time, with more elevation.
We do this on a shoestring. Carefully planned routes avoid unnecessary elevations. Walking an extra kilometer is equivalent to climbing 100 meters. Descending usually goes without penatly, if not too steep; than it may even give a speed gain. But something tells me that we do not walk on the Infinite Stairs of MC Escher, and you’ll net descend as much as you’ll climb when you end where you started: at our bikes. So there is no other option than to maintain altitude where possible. The fastest line between two points is in any case a straight line in terms of height profiles. Almost. We are doing well, points succeed each other quickly. We do not make a single mistake. And yet…
Do we have enough time? We had already decided that 4 of the CPs of this stage do cost a lot of vertical distance. But it makes no sense to leave regular CPs in favor of bonus CPs. For the final score at least. But if the teams ahead of us needed at least 5 hours…?
That bonus stage, there is no need to do it, if we do not even check all regular CPs. And it is not reachable anymore, given the time left. So after this stage, there is only 8 km of cycling, not 56. That’s a comforting prospect.
Is 30 km running anyway not a bit too much at this stage of the race?
Because it’s me now who is doing the map reading, I remember many more details than from the bike stage. But, my dear readers, let me spare you the details. Want to hear how the caffeine gel tasted? Or the muesli-lemon bar? That there was a pebble in my shoe? That after 2 minutes we took off the windbreakers, because it suddenly became a lot warmer? That we had not met anyone since the start of this stage? That one of us at a given moment was literally sleepwalking? But that after an almost vertical descent to cross a valley with a creek that was quickly over? No, I guess you do not want to hear all of that. I’ll reel forward just as fast until it becomes exciting again.
»FFWD (Sun, 8:45 AM)
This is the time when I normally ride my bike to work, and when the better ideas of the day arise. Or rather, the subconsciously matured ideas of the night submerge to the surface of consciousness. So they do now . We start counting: 2:30 hours to go, each CP we reached in roughly 30 minutes, and we still have 3 CPs to go, and then the track back to the TA. That leaves some space for more points. If we can still make it to one of those points that we skipped in the first place because they would cost excessive altimeters, that might just fit. Provided we increase our pace a bit. But if it does not work, then we may arrive at the finish too late. Every 10 minutes after 12:00, starting at 12:01, will cost us one CP. So if we do not make it, this extra effort is wasted, and even worse, if we will only arrive at 12:11, the penalty is again larger. It’s a gamble. But it is a sensible estimate. And an exciting one! Nothing ventured, nothing gained. We decide to postpone the decision until CP50: there we’ll decide whether we first go along CP48, or directly via CP49 and CP51 to the TA.
Cool! Suddenly all sleepiness has evaporated. Suddenly no caffeine is needed. All of a sudden, a heap of energy has emerged. We are even running uphill now, crossing right through the green forest until CP50, and there we only need a few seconds to finally decide: We go for it!
While running, we sped to the north. Suddenly there are other teams there too. They come from all directions. But we ignore them. We have our own plan. I do not mention the observation that the path runs down a river. Descending means climbing too. I know that Patrick is a little less backing the decision to go for CP48 than I do. And I tell myself that we will be at the top at CP48 within half an hour. Descending and climbing more meters was not part of the plan. We go all the way, to get there quickly, and indeed, after 25 minutes the CP is checked. We hit CP49 within schedule too. But CP51 is on a summit. So one last climb, now with some other teams surrounding us. With all soured muscles it is almost impossible to scramble over the immense boulders around the top, looking for the SI unit at this CP. This is without doubt the best hidden point of the entire race. But Patrick spots it, and then it’s done. This already feels like finishing, and we still have an hour and a half left.
Yet we do not want to waste time. The interesting thing about those races is that you have no idea who your competition is at that moment, and what their position is. All those other teams that swarm around here may have checked more or fewer points. The only influence you have is to go as fast as possible yourself. And no matter how tough it seems after more than 30 hours of non-stop sporting, it is a relatively simple task. Simple is good. Nothing hurts now.
Final sprint (Sun, 10:45 AM)
Back at the TA, we quickly jump on the bikes. We head in a different direction than the other teams. We think we have found a smarter route that leads only downhill. Let them cycle the shortcut, uphill. We speed downwards. Ehhh … why does our track suddenly go up? That was not the plan!
Turns out that reading elevation lines is sometimes a bit too farfetched after 31 intense hours. Pushing the bike by hand, we conquer the last slope. Horizontal at last. But not much later we go down again: what a speed! A last hill to the Hexentanzplatz, and roaring with effort, we climb the last obstacle. But what does it matter, we are there! We drop our bike, run into the arena shaped theater, and check our SI for the last time.
Muscle pain comes later, as we can still walk down the stairs, to the podium in depth. There is organizer Winfried again, to hand us a medal. We did it! Unimaginable. (Sunday morning 11:17)
Then everything starts to hurt. All muscles simultaneously. Especially when picking up the bike, bending over to loosen shoelaces, or getting up from a bench. But that’s an hour later, when our thirst is quenched with ein großes Weißbier, and a Pommes with maybe ein bisschen zu viel Mayo. Well, we deserved it. And there is room again for those thoughts, that thinking that never stops:
Could we have scored even more points in those last 45 minutes that were left?
Did we or did we not choose the best route for that last descent?
Was this it? It will not be true that I ever want to do this again, I hope? Aiaiai …
Thinking about everything, feeling satisfied, and proud, about could beer, that you recover on your way, that we had no major problems, no injuries, a lot of sport drinks, endless energy bars , whether there was a false CP at that station, the whole shebang mixed together. The last thought I remember is that the sun is burning in my face, and then I realise that we are now with the camper at the base where the prize ceremony will take place, in the sun, and that we have slept for 2 hours. Slept! The first time since Friday morning! But time to get up, as there will be food in fifteen minutes. Lots. I do not get enough of it, permanently feeling hungry this event. Eagerly everyone else is filling their plates too, especially with meat. And then it’s time for the prize ceremony.
The surprise of the race
Winfried is not a man of few words when there’s a lot of audience, But indeed, one can not end a 32-hour race within half a minute, with a quick prize-giving. Once it’s time for the Pro-2, our category, a shock strikes me when “31 hours 17” is called. Didn’t we return at 11:17? That can not be true. But it is! Like stung by a bee we jump up (where that strength suddenly comes from?) and walk to the podium. A bronze medal, who would have guessed that? I enjoy it with disbelief. We finished directly behind the other Dutch Adventure team. We still owe them a roll boeklon. It was worth it!
I would love to be drinking beers in the sun for hours, to celebrate it. But the very last section is a tough one, perhaps the toughest of all: driving back home for another six hours. Let’s hope that Patrick does not ask me for joining on a 72-hour race, because this is not the moment that I can decline anything…
Epilogue
Will I do this again? Definitely. Next week? No! It is impairing. At a short orienteering race, the Wednesday after my legs give up sooner than normal. During the first days of the week after, I’m not in the mood for writing this story. But at the same time: the thought that we have accomplished this, that we can perform top-sport for 32 hours, that the body has a gigantic resilience, those things give a tremendous confidence, and thinking of our unimaginable result gives tremendous energy. This unique experience is definitely more than worth the effort.
I can not resist analyzing stage 1. And guess what? Our sequence of points was no longer than the alternative, so there was nothing wrong with that afterwards.
And once the full result is published on the site of The hARz you can also expect an analysis of the results, teams, CPs , and stages. But at the moment I think I have written enough. That should of course not take longer than the race itself …
Do you want to stay informed of updates? Then leave your email address here on the right side, and you will receive an email if I write something new.
Lees verder, en laat je meevoeren met dit zinderende avontuur, dat begon op de terugweg van de Midwinterrun 2018 ergens op de A50 en eindigde op het podium in het Duitse plaatsje Thale na afloop van The hARz Adventure Race 2018. Oeps, nou heb ik de afloop al verklapt. Maar doe maar even alsof je dat nog niet weet, want ik had ook geen flauw vermoeden dat het zo goed zou gaan, toen we hier aan begonnen.
Slaapdronken? Nee, zat van de adrenaline denk ik, want geslapen heb ik niet, komt het zicht langzaam terug als ik alleen nog maar achterkanten van mensen zie, de berg op rennend, en niet langer recht in 179 kneiter-felle hoofdlampen om me heen kijkend in het startvak. Want de hemel is nog pikdonker bij de start, als iedereen met een witte zon op zijn voorhoofd van start gaat. De eerste etappe is een verticale, gaat zo’n 6 km duren, en begint met een massastart om 4:00 op zaterdagmorgen, in het verder in diepe slaap gehulde voormalig Oost-Duitse stadje Thale. Het ligt in het noordelijke laagland van de Harz, maar wordt bijna verzwolgen door de steile flanken van het gebergte, die direct achter het park waar de start plaats vindt omhoog schieten.
Het is altijd mooi, zo’n zwerm lampjes die de duisternis doorsnijdt. Dansend over een single-track die de haarspeldbochten aaneen rijgt. Kaartlezen hoeft bijna niet, want er is maar 1 weg omhoog, en als je 32 uur gaat racen hoef je niet direct voorop te lopen; beter de krachten flinterdun uit te smeren over de 240 km die nog gaan komen. Nou ja, de eerste hebben we al gehad. Maar waar we dachten rechtsaf te slaan, houdt de menselijke rups het linker pad aan. We denken ¼ seconde na, en volgen. Iedereen achter ons ook trouwens. Ach, wat maakt het uit? Start-1-2-3-4-start, of start-4-3-2-1-start is bijna het zelfde. Niet in je eentje lopen heeft ook voordelen. Even later is het eerste CP, nummer 4, gevonden.
Niet zoeken naar blauwe kaartjes zoals bij de Midwinterrun bij The hARz, maar chippen met een SI, een SportIdent race-bib. Lekker makkelijk, we hoeven niets te noteren. Door naar het volgende punt. Als mieren op pad naar zoetigheid in de keuken ploeteren 180 Adventure Racers zich via inmiddels verschillende routes een weg naar boven. Boven ligt CP 1, onderweg daar heen liggen CP 3 en CP 2.
Adventure Race
‘Adventure Race’ vraag je je af, wat is dat? Een AR is een wedstrijd die voornamelijk uit mountainbiken en hardlopen bestaat, en ook wat kanoën, of steppen, boogschieten, of andere disciplines. De maximale tijd ligt vast, en is meestal behoorlijk lang. Kan 8 uur zijn, maar ook 24, 72, of 32 zoals in dit geval. Hoe meer punten je in die tijd vindt, hoe hoger de score. Sommige punten zijn verplicht, andere optioneel. ‘Vinden’ is een groot woord, het gaat niet om het zoeken, maar om de weg tussen de punten. En die is er vaak niet. Of die moet je zelf bepalen. En dat is wat het gemeen heeft met een oriëntatieloop: kaartlezen en de snelste route bepalen. En als de tijd begint te dringen, moet je ook een strategie bepalen welke punten je overslaat, om toch zo veel mogelijk te scoren. En er zijn nog meer regels, maar die kom je gaandeweg dit verhaal wel tegen. Terug naar de race…
We wijken toch van onze oorspronkelijk geplande route af, omdat iedereen zo loopt. Als je maar 32 uur hebt, heb je geen tijd om lang na te denken. Dat hadden we dan eerder moeten doen. Eerder is in dit geval: om 22:30 de vorige dag. Nou ja, ook niet echt de vorige dag, want -weet je nog- ik had niet geslapen. Toen we om 22:30 de kaart kregen, een A1-formaat flap met aan 2 kanten routes, kaartjes, opdrachten, en het roadbook, gingen we, net als alle andere teams, meteen aan het tomtommen. Bij een oriëntatieloop krijg je de kaart op het moment dat je start, bij de WOR of MWR ook, maar bij een AR krijg je die net wat eerder.
Zodat je vast lekker kan stressen voor de start. En als het om 240 km aan routes gaat is het geen enkel probleem om tot 2:00, wanneer normale mensen slapen, en de plaatselijke nacht-nozems op hun brommers, die eerst nog langs ons campertje op de parking achter de verlaten staalfabriek van Thale rondjes reden zoals ze dat 50 jaar gelden ook al deden, al lang naar bed zijn of in elk geval door hun tweetakt-met-mengsmering heen zijn, in de weer te zijn met stift en lineaal om de kortste routes te bepalen. Om daarna bij de camper naast ons, die van WoDi en WoUt, een rol boeklon te lenen en de kaart te vereewigen. Alsof het zou gaan regenen. En van 2:00 tot 3:30 slapen zou wel erg lekker zijn geweest. Maar de onderhuidse spanning wint het van slaap.
Ik weet niet zo goed waar ik aan begin. Ik kan het ook gewoon laten. Dit hoeft niet. Het aftellen tot dit onvoorstelbare avontuur, dat oneindig gaat duren, niet te bevatten ver gaat zijn, en ongetwijfeld tot allerlei pijntjes en blessures gaat leiden, is al wel gestart, maar de lancering kan nog worden afgeblazen. Just like that. Ik kan het niet bevatten. Toch ben ik gelukkig te laf om te stoppen. Ik laat de trein kalmpjes op mij af razen. In plaats van schaapjes tel ik CP’s. En peins zonder piekeren. Dubbele espresso is overbodig bij het opstaan. En klaarwakker hoor ik dan ook hoe de wekker begint te piepen. Havermout naar binnen slobberen, bidons vullen, proviand en al het andere mee, en op naar de start.
Dat is de droom die geen droom is, die nog een keer door mijn hoofd gaat als we CP1 hebben gehad op het topje van de heuvel, achter een soort burcht, 230 meter boven het startpunt. Na de andere 3 CP’s is het nu tijd om weer af te dalen naar de fietsen die nog bij de start staan, en zo aan etappe 2 te beginnen. Licht aan, we springen op de fiets, en terwijl we het stadje uit crossen, om er de komende 31 uur niet terug te keren, nemen we een slok uit de bidon met sportdrank. Want nu zal het er hard aan toe gaan. De komende 56 km van etappe 2 brengen meteen ook 1500 hoogtemeters met zich mee. En omhoog gaat het! Steil! Laagste verzet. Lager gaat niet… en ineens toch wel, de ketting schiet aan de verkeerde kant van het grootste blad af. Met een hoop geknars en gekraak kom ik tot stilstand. Ketting wordt teruggelegd. Vieze handen boeien niet, maar een onbetrouwbaar derailleur des te meer. Heb ik weer! Het kreng maakt allemaal geluiden die er eerst niet waren. En we zijn pas net onderweg… nog maar 230 km te gaan. Of is het hier, op dit punt, al over? Hoop ik daar stiekem op? De race verlaten via een achterdeur, en de schuld kunnen geven aan materiaal en overmacht? Wat doe ik hier?
Hoe het begon
Na het winnen van de Midwinterrun kon ik met Patrick, mijn race-maat, mee terug rijden naar Eindhoven. En uiteraard zat ik naast mijn stoel (ja, ik kon meerijden, dus hoefde niet naast mijn schoeisel te lopen), dus toen hij vroeg “Wat dacht je van een 32-uurs race?” dacht ik “Waarom ook niet?”. En, erger nog, dat zei ik ook. Precies de juiste timing, vriend. No way back, maar het was nog 3 maanden weg, dus tijd zat om te trainen. Of zo. Ik ben goed in te weinig slapen, dus 32 uur wakker zijn, dat zou wel lukken.
Ik rende een beetje, pompte mijn banden een keer op, en dacht er niet te veel aan. Naarmate 21 april dichterbij komt volgden de wisselende states-of-mind elkaar in exponentieel tempo op. Het begon met:
Past een heel weekend weg om te racen in mijn agenda?
Zou ik zo lang wakker kunnen blijven én bewegen?
Is dit leuk?
Als je iets gaat doen waarvan je geen flauw benul hebt wat het precies inhoudt, kan je je prima druk maken om niet al te relevante dingen. Maar omdat je je dat zelf ook wel realiseert, is het best ontspannen. Het verandert pas als je de thermometer er eens in steekt: drie weken geleden zouden we samen een rondje gaan fietsen. En rennen, door de Peel. Ik had de hele winter niet gefietst (ja, naar mijn werk, en terug), en kwam beurs gebutst met zadelpijn thuis. Het rijtje ‘dingetjes’ was spontaan veranderd.
Hoe voorkom ik dat ik na 100km op mijn trappers moet blijven staan omdat ik niet meer op mijn zadel kan zitten?
Wat moet ik in ‘s hemelsnaam allemaal meenemen om het 32 uur vol te houden, als ik na 6 uur al niet genoeg heb aan twee snickers, een witte chocoladereep, een mueslireep en een zak winegums?
Wat doet het weer over 3 weken? Waar ligt de Harz eigenlijk?
Je ziet, de kopzorgen worden al wat relevanter. Wakker blijven lijkt geen issue in het vooruitzicht meer. En of het leuk gaat zijn? Da’s ook geen vraag meer -het antwoord daar gelaten-; we doen het gewoon. Misschien helpt een zacht hoesje voor over mijn zadel al een stukje.
Wat er allemaal mee moet? Hier links zie je mijn mondvoorraad voor de eerste helft van de tocht. En dan heb ik de formidabele door Annelot zelf gebakken super-energie-koek er nog niet bij liggen, want die hoort natuurlijk vers te zijn. 250 kCal per uur? Lijkt me een mooie norm. Een snickers of halve chocoladereep volstaat dan net. Maar een standaard mueslireep haalt dat niet. We zullen zien. Maar nu even terug naar die helling waar we inmiddels niet meer stilstaan, terwijl de andere deelnemers voorbij klimmen. Want ik ben geen fietser. Patrick wel, maar zijn sleepkoord gebruiken om me omhoog te laten trekken is mijn eer te na. Dus ik trap wat ik kan. Omhoog. Eindeloos lijkt het. Pas tegen de tijd dat we opnieuw moeten terugschakelen naar het laagste verzet (nu heel voorzichtig, want ik wil niet riskeren de hele transmissie bij een tweede vastloper helemaal naar zijn mallemoer te trappen) realiseer ik me dat we ook al een aardig stuk hebben gedaald tussendoor.
Eindeloos is ook maar betrekkelijk
Met al dat gedroom en gepieker over hoe ik in dit avontuur ben verzeild blijkt dat tijd toch kan vliegen. “Eindeloos” is misschien ook maar betrekkelijk.
Een pad linksaf waar we een paar uur geleden (ik zal niet meer ‘gisteravond’ zeggen) op de kaart in dachten te willen lijkt dichtgegroeid, en dus gaan we met een paar andere teams rechtsaf. Steil omlaag, lekker rutschen. Als ik even van mijn fiets stap op een tak uit het achterwiel te halen ruik ik ineens een brandlucht. De schijf van mijn achterrem schroeit een halve cirkel in het vlees van mijn kuit, doordat ik het achterwiel even tussen mijn benen geklemd had vanwege die tak. Natuurlijk! De energie waarmee ik net de berghelling onder me vandaan heb getrapt, is teruggevloeid in dat stalen schijfje op mijn achteras. En deze warmte is meer dan genoeg om het haar op mijn kuiten te ontleden tot iets minder welriekends. Hoor ik iemand mij uitlachen? Ik ben echt geen fietser… Maar één lichtpuntje: het wordt al licht.
Licht
Ik deed thuis een testje. Mijn hoofdlamp, een Chinese Cree XML-T6 van dx.com, bleef op maximale helderheid 3 uur branden. Volgens mij duurt een nacht langer dan dat. Even rekenen, en ik kwam uit op 12 uur duisternis tijdens de route. Ik bestelde een extra accu. Weer in China. Niet slim. Die kwam dus niet op tijd. Via Tinytronics.nl koop ik 6 lithium cellen, van die 18650 joekels (echte 3400 mAh van Panasonic, in plaats van Trust-, Ultra-, of Fandyfire rip-off’s waar wel “3500 mAh” op staat, maar waar dat bij lange na niet in zit, nog niet eens de helft). En dat werkte: 9 uur licht. Veel licht. Diepvriesdoosje er omheen, voltmetertje er in zodat ik ook weet hoeveel pep ze nog hebben, snoertje er aan, en ik zit snor.
Maar dat is pas de vrijdagochtend voor de race af, dus tot die tijd staat dat best hoog op mijn lijstje.
Heb ik op tijd genoeg licht?
Overleef ik mijn kaarthouder bij een koprol over het stuur?
Hoe overleeft mijn rug m’n rugzak?
Ad 2: ik had -knutselkoning die ik ben- wat moois in elkaar gehackt: een lekker stevige draaibare kaarthouder van aluminium pijp vóór op mijn stuur die niet zou trillen bij het downhillen.
Maar ook best wel vieze wondjes en botbreukjes zou opleveren als ik voorover zou klappen op mijn stuur.
Dus butste ik die nog snel even om in een flexibele kreukelzone van aluminium strip waar ook nog een kaart op past.
(Het ontwerp is trouwens nog niet helemaal af: er zit nog een rammeltje van rond de 60 Hz in, waardoor het bij hobbelpaden niet zo lekker kaartleest.
Maar met wat modale analyses en wat demping kom ik binnenkort met een geoptimaliseerde versie 3.0.)
En Ad 3: woensdagavond tevoren was ik met een rugzak vol proviand en water een stukje gaan rennen, met als gevolg een tot bloedens opengeschuurde onderrug. Als dat al na 5 km gebeurt, wat blijft er van mij over na een marathonafstand? De onderkant van de rugzak blijkt een wat scherpe, harde rand te hebben, precies waar ik twee harde, scherpe botjes heb zitten. Inventiviteit vereist. Waar Monty Python’s Flying Circus het vooral moet hebben van absurde combinaties van normale dingen, zo levert hier de symbiose van de lijst met verplichte uitrusting en een hard randje de oplossing: ik naai onderweg in de camper naar het oosten mijn lange-mouwen thermoshirt met wat rijgsteekjes vast aan het ademende gaas van het rugzakje, als een zacht transpiratie-doorlatend kussentje. Twee vliegen in één klap (al ligt Wiesbaden, de woonplaats van het Dappere Snijdertje dat die gevleugelde uitspraak deed die later via ene meneer Grimm -of zijn broer; daar wil ik vanaf wezen- de literatuurgeschiedenis in ging als iets met zeven vliegen, niet in de Harz), dat was wat ik bereikte, want zo werd het, met dit weer overbodige, maar toch reglementair verplichte warme shirt, toch nog nuttig gebruikt: als comfort zone.
En, naarmate het uur U nadert, ziet U dat ik me vooral druk maak om de uitrusting. Omdat ik die in de hand heb (of kan hebben). En de race? Zal een hele kluif worden, maar ik houd mezelf voor dat je voor een 32-uurs wedstrijd over 240 km niet kan trainen. Beetje fit zijn, lekker uitgeslapen en lekker ontspannen aan beginnen, en dat komt wel goed.
Dus ben ik tot veel te laat in de avonden aan het knutselen en inpakken, en moeten er op het laatste moment nog wat essentiële dingen af. Lekker bezig. Maar, als alles dan donderdagavond laat eindelijk klaar is, pak ik een biertje en een uitstekende nacht slaap. De laatste…tot zondagavond, zoals zal blijken (geldt zowel voor dat biertje als de slaap).
“In de race komen”
Maar nu is het weer even klaar met dromen, en genoeg over licht. Het ís licht. De dag begint: het lijkt ineens wel een normale wedstrijd. Alle ontheemde gedachten zijn vergeten. Mijn top-3 is nu vooral actueel:
Houd mijn versnelling het vol?
Houden wij het nog 29½ uur vol?
Wanneer mogen we weer gaan rennen? Want daar heb ik zin in.
We stoppen bij het volgende CP onder een bruggetje, en daarna buig ik mijn derailleurpad (net geleerd dat dat zo heet) recht. Niet te ver buigen, dan breekt hij. Maar dit maakt wel dat ik niet meer van 2 t/m 12 (van de 11) schakel maar gewoon van 1 t/m 11. Het laatste getik haalt Patrick er uit door wat op het stuur af te stellen. 1 zorg minder.
De tweede? Als we een vlak stuk fietsen en wat met een ander team kletsen blijkt dat zij het zelfde denken. Dat is dus normaal. Het is zo lang en zo ver, daar moet je niet te veel over nadenken. Laat je er gewoon doorheen vallen. Dat klinkt op de een of andere manier als een warm bad. Net zoals tevoren mijn gedachte dat 240 km in 32 uur minder dan 8 km/u betekent (en ik ren sneller dan dat, en wiel- al helemaal), vertrouwenwekkend scheen. Ongemerkt is al het zelfvertrouwen terug. Dat heet “in de race komen”.
En het derde puntje? Geen idee, want ik lees bij dit stuk op de fiets geen kaart; dat doet Patrick. Dus wat de route betreft tast ik op klaarlichte dag in het duister. Zo goed heb ik de kaart gisteren niet weten te memoriseren. Slaapdeprivatie is niet de beste stimulans voor het geheugen. Afzien wel, daarentegen, want ik weet nog heel goed dat toen het eind van de etappe in zicht kwam, er ineens een klim van bijna 300 meter hoogteverschil opdoemde, en even later nog eentje van 100. Net voor de klim staat organisator Winfried zonder leedvermaak te genieten van de afgepeigerde teams die passeren. Op het tandvlees ploeteren we naar boven, maar dan kan eindelijk de fiets worden neergegooid, het water bijgevuld, het porselein volgebaggerd en een wijsje worden gefloten. Want we zijn bij TA1, wat staat voor het eerste transition area (en daar is Winfried weer), en de volgende etappe heet hike.
Hike (za, 9:15)
Andere spieren, nieuwe kracht. Op de fiets voelden de benen nog als pap, want etappe 2 sloot af met een klim naar het hoogste puntje van het skigebied dat hier blijkt te liggen, maar lopend gebruik je kennelijk andere vezels die nog niet verzuurd zijn. Het valt bovendien op dat er nog niet veel andere teams lopen, en er stonden ook al zo weinig fietsen rond TA1. Zouden we ondanks kettingpech toch redelijk voorop liggen? Eigenlijk kan ons dat nu niet zo veel schelen; er kan nog zo veel gebeuren, en laten we eerst maar eens zorgen dat we de helft van de race halen.
Hoe komen we vanaf TA1 bij het obligate stuk van deze route?
Hebben we genoeg water en eten bij ons voor 6 uur lopen?
Zouden we deze hike moeten stappen of rennen?
Naar deze top-3 kijkend, gaat alles uitstekend. Dit zijn geen zorgen, dit zijn oplosbare vragen. We fluiten niet voor niets een wijsje. ♫ De paden op ♪ de lanen in ♬ vooruit met flinke pas ♫ en zo denderen we de piste af, via een flank van een heuvel om niet te veel hoogtemeters te verliezen die we straks weer moeten klimmen, achterlangs het stadje Sankt Andreasberg. Zorg #1 is eigenlijk al weggenomen bij het TA, toen de organisatie vertelde dat we in het plaatsje zelf de gele weg, die het TA scheidt van de rest van de route, voor deze keer wel mogen kruisen. Normaal gesproken mag dat bij grote (gele en oranje) wegen niet,
tenzij het met haakjes is aangegeven. Dat maakt het plannen van de route soms best een puzzel. Bijvoorbeeld bij de allerlaatste etappe, maar dat zien we dan wel. Maar hoewel dat gisteravond bij de briefing nog voor verwarring zorgde, is deze hindernis vanuit de organisatie geslecht: de gele weg gebruiken tussen de bebouwing mag hier, al vinden we ook een shortcut die minder meters en hoogteverschil oplevert. Bergaf en vlakke stukken rennen we, bergop gaat lopend. Na het dorp, eenmaal in het prachtige natuurgebied, nemen de vogels het fluiten over. Gevoelsmatig hebben we al een heel stuk achter de rug (en dit is ook zo) maar het is nog pas half tien. Het voelt als een jetlag. We halen rennend een ander team in, “Wissenschaft Quedlinburg” zoek ik achteraf op, vorig jaar 3e. Maar met hun loopstokken wokken ze ons later weer regelmatig voorbij, bergop. Omdat het paadje versperd wordt door bomen wijken we wat af van de koers, raken het pad kwijt, en komen wat verder op de slingerende bosweg dan gedacht. Zo lopen we CP10 straal voorbij, net als het Duitse tweetal waarmee we vrolijk verder keuvelen. Pas 500 meter later realiseren we onze onoplettendheid, keren om, vinden het CP alsnog, op een overduidelijk plek naast een niet te missen bankje, maar dan zijn drie andere teams ons alweer gepasseerd. Het is hier minder eenzaam dan gedacht. Wissenschaft keert later om, en loopt dan weer achter ons. Het landschap is intussen fenomenaal: een soort hoge venen met dennenbomen, gedrapeerd over heuvels. De helder blauwe lucht vult zich langzaam met sluierbewolking, wat de zinderende zon aangenaam dimt. Dan komen we bij een stuwmeer. Heerlijk koud water. (In de verte staat Winfried, jawel. Ik heb alleen een GPS logger in mijn rugzak, maar volgens mij kan hij ons op de één of andere manier tracken.)
Het landschap rond het meer oogt apocalyptisch: kale lichtgrijze skeletten van dode dennenbomen omzomen de oevers. Wat is hier gebeurd, vragen we ons af terwijl we een snickers eten. Later lopen we weer langs een kaarsrecht kanaaltje, zoals ook in het begin van de route: de Rehberger Graben. Water uit de heuvels wordt naar het meer geleid, en via soortgelijke kanaaltjes weer langs een aantal watermolens, waar het vanaf de 17e eeuw werd gebruikt als energiebron. Bijkomend voordeel van dit cultuurhistorische artefact is dat het bijzonder vlak loopt. Tempo’tje +1. Toch raakt de fut er een beetje uit. Overwelmd door de warmte, ingesmeerd met zonnecrème of niet, en uitgedroogd? Ligt daar een restaurantje? Eenstemmig prevelen we “cola”. Maar de zaak blijkt dicht en verlaten. Dat valt tegen! Maar we gaan door.
Meer teams hier, sommige gaan tegen onze richting in. Maakt het veel uit? Met drie teams die wel dezelfde kant op lopen is het stuivertje wisselen. En onderweg praten we honderduit over eerdere adventure race ervaringen (die ik niet heb). Bij een CP vlak voor Sankt Andreasberg, als we bijna terug zijn, is er wat twijfel over juistheid van de kaart. Een volgend CP trekt ons een diep dal in onder het dorp. Waar we vervolgens weer uit moeten klimmen. De routepunten maken flink stijgen en dalen onvermijdelijk. We doen ons best op hoogte te blijven, maar de laatste klim de skipiste op is niet te omzeilen. Beetje bijkomen als we weer in TA1 zijn bij de fietsen. Met -eindelijk- de verdiende cola.
Rollen (za, 14:50)
Een soort kalmte heeft ons overmeesterd; iets van “dit loopt wel goed af”. Wat helemaal klopt als we naar beneden rollen, de ski-bult af. Over een soort gras-piste rossen we omlaag, in een flink tempo, zonder enige moeite. Dat na dalen klimmen komt weten we nu inmiddels wel. En dat klimmen, dat gaat ineens weer alsof we zojuist pas zijn gestart; onverwacht frisse benen. Ik ben nog steeds verbaasd hoe goed De Mensch zich blijkt te kunnen herstellen van een krachtinspanning. De loop-spieren bleken na het fietsen ongedeerd, maar de beurse fiets-spieren zijn weer helemaal hersteld na het lopen. Ik denk wel dat het strakke regime van uurlijks repen eten en continu drinken helpt. Maar ook het lichaam snapt kennelijk wat er van verwacht wordt en werkt coöperatief mee. Tof. De top-3 van dat moment is:
Het wordt toch warmer en warmer. Drinken we genoeg?
We liggen voor op schema. Betekent dat dat we op het end óók nog de bonus-etappe moeten doen? Da’s wel vér.
Hadden we nou echt wel de slimste route bij etappe 1 gekozen, of was S-4-3-1-2-S korter geweest?
Als je niet verder gaat, komt er geen eind aan
Maar is dat ook wat jij, beste lezer, nu denkt? Of vraag je je af of je nou niet eindelijk eens halverwege dit verhaal bent? Want het wordt af en toe wel een beetje langdradig. Nou, ik zal je wat vertellen: we zijn hier nog eens niet halverwege de route, en ook niet halverwege de tijd. Ja zeker, het duurt nu nog vijf uur voordat we überhaupt halverwege zijn. Met andere woorden: de finish is nog eindeloos ver weg. En dat is precies wat ik hier probeer over te brengen. Dus: leef mee. En lees verder, want als je niet verder gaat, komt er geen eind aan.
Kanovakantie (za, 15:55)
Intussen winnen wij geen race met tegeltjeswijsheden, en dus rijden we hard door naar TA2, aan het water ten zuiden van de stuwdam. Één fiets wegleggen, de andere op de kano binden, en de inventaris laten checken door de organisatie. Er is namelijk een verplicht lijstje attributen dat mee moet, waaronder een warme trui (oftewel een zacht kussentje onder aan mijn rugzak), een fluitje ♫ en een break-light. Alles is aanwezig, we mogen door, en we peddelen tegen een licht windje in het meer over. De koelte van het water voelt weldadig. Het lijkt wel eventjes vakantie tijdens etappe 5. En eigenlijk is het dat ook! Wie ziet er nou in 32 uur alle mooiste plekjes van het gebied? Dit is de Harz voor Japanners, maar dan zonder camera. Flits.
Etappe 5b is onaangekondigd: 500 meter sjouwen met een kano. En een fiets. En ook nog zo snel mogelijk. En dan begint het feest: van die ene Adventure Race die ik ooit eerder heb gedaan vond ik dat het leukste onderdeel: de Run-Bike etappe.
Even wat uitleg: met een team van 2 leg je 1 etappe af, met één fiets. Geen tandem, en ook niet met z’n tweeën op de fiets; dat mag niet. Één van de twee is dus het haasje, en moet lopen. Maar het is wel haasje-over, want na pak-weg driehonderd meter ligt daar ineens een fiets in de berm. Daar spring je op, rutscht er vandoor, scheurt je maat een eind voorbij, waarna je de fiets weer in de berm smijt. De uitdaging is om elkaar niet bij een splitsing uit het zicht te verliezen en kwijt te raken, dus communicatie over de route is essentieel. Ik vind het leuk. We doen over 15 km buitenspelen net geen 2 uur; de totale klim is iets van 600 m. Soms gaat fietsen niet, en draagt Patrick -wat een koning!- de MTB op zijn nek omhoog, of klautert hij er mee over complete bomen heen. Het landschap rond het meer is prachtig, en de bliksemsnelle afwisselingen van rennen en fietsen houdt ons mentaal vlijmscherp.
∞ fietsen (za, 18:50)
Dát verandert snel als we weer gaan fietsen. Eentonig de berg op vanaf het meer, bijna 10% helling, bijna 5 km lang. Wat aanvankelijk begint met een aangename roes -frisse benen, weet je nog- wordt uiteindelijk een toestand van half-slaap. Alle urgentie verdwijnt, mede onder invloed van de rozig-makende avondzon. En aan het eind van de klim, bij het CP, met uitzicht over het meer, ploffen we welgeteld 120 seconden neer op een bankje. Maar dan gaat ineens de mentale wekker. We moeten door! De schemer valt, tijd om weer wakker te worden. We liggen niet meer vóór op ons schema. De kaarten zijn kennelijk opnieuw geschud (en we hebben een tikje langer in de heuvels bij het meer lopen spelen).
Zouden we nog wel genoeg tijd over hebben voor de -laatste- bonusetappe?
Het wordt ineens kouder; hebben we wel genoeg kleding bij ons voor de nacht? Ik heb gelukkig nog een ‘kussentje’ achter de hand.
Als het langzamer gaat dan gedacht, hebben we dan wel genoeg licht (lees: accu-lading) voor de oriëntatie etappe, die ik op een aparte batterij loop die niet aan mijn fiets hangt?
Het duurt even voordat ik me realiseer dat de nacht niet langer duurt wanneer wij er langer over doen. De zon draait in tegenstelling tot wijzelf rondjes zonder moe te worden. En hoe later we aan de oriëntatie-etappe beginnen, des te minder stroom we nodig hebben.
Maar het wordt nu wel snel donker. Net zo snel als wij de helling af scheuren, flink afgekoeld door de rijwind die het vocht op de bezwete huid laat verdampen. Fantastisch hoe een adelaar een stukje vlak voor ons uit vliegt, schuin boven de fietsen. Wát een vleugels, denken wij over hem; wát een snelheid, denkt hij over ons. Het volgende CP vinden we nog net bij schemerlicht, maar bij het daarop volgende is het toch echt donker. Hoewel het vlak bij een weg ligt, althans, op de kaart, blijkt het 30 meter meter hoger op een rots te zijn gelegen. Maar ook dat blijkt niet te kloppen: we hebben hier een CP met een hoog Woudlopers-gehalte te pakken. We vinden een aanwijzing met een koers en afstand: een projectie. Turend langs het peilkompas doemt een steeds luider gezoem voor ons op, wat uit de richting lijkt te komen van een paar rode en groene lampjes. Die op hun beurt weer op ons af komen: ze zitten vast aan een drone, die ons even komt filmen. Krijgt elk team zijn persoonlijke video naderhand, of zit het camerateam ons toevallig op de hielen? Geen tijd om over na te denken, want we moeten naar het uitgepeilde punt op de andere flank van het dal. De peiling klopt voor geen meter, maar de beschrijving, “Bergmannsbaude”, laat geen twijfel. Deze etappe liggen alle CP’s “iets” hoger dan de weg. Wat een “leuk” thema (haha). Dus ook hier een paar tiental meter trappen op. Even later, weer beneden bij de fiets, zien we dat we die beter meteen mee omhoog hadden kunnen zeulen, want het logische vervolgpad loopt vanaf het Baude verder. En zo klimmen we voor de tweede keer de trappen op.
Later deze etappe zal nog een baas-boven-bazige zendmast volgen, met 20 trappen boven de boomtoppen uit-tronend. In de verte zien we vanaf het topje van de toren (natuurlijk hangt de SI van dit CP niet beneden, wat denk je zelf?) een paar MTB koplampen. Dat moeten wel andere teams zijn. Wie anders fietst hier om 22:45 door de bossen? Maar ze zijn ver genoeg weg om ons niet opgejaagd te laten voelen. Alleen de temperatuur maakt dat we gauw verder gaan, want ondanks een windjack is het fris hier boven. De laatste kilometers naar de start van de kompas-oriëntatie etappe vliegen voorbij; ze gaan dan ook omlaag, en we komen fit aan in TA4.
De zak proviand die we tevoren hebben ingeleverd, en hier kunnen terugkrijgen, naar keuze vóór of na etappe 8, laten we nog even voor wat die is, want anders moet de inhoud te voet mee gedragen worden op het volgende traject. Er zit nog wel genoeg voer in de rugzak en op de fiets voor de komende 16 km rennen. Bovendien is dit het TA met broodjes worst, borrelnoten, chips, tuc’s, pinda’s, koek en bananen. Dus we schranzen een energie-buffer naar binnen, schieten tussendoor een pijl in de roos van een schietschijf (scheelt weer 10 straf-minuten), en vullen de waterzakken. Kompas mee en lopen. Wat kan er mis gaan?
Hier zouden we goed in moeten zijn, dus dat legt wat extra mentale druk. Kunnen we deze extra spanning die op onze schouders rust wel aan? O, o, wat spannend!
De tijd vliegt, de bonus-etappe zit er wellicht niet meer in, maar lukt de oriëntatie etappe überhaupt nog wel helemaal?
Wat doet de kou deze heldere nacht?
Koersen (zo, 0:00)
Bij het tevoren uitstippelen van de routes hebben we al wat voorbereiding gedaan en de kompaskoeren ingetekend, maar kennelijk waren we toen minder scherp dan nu, want het was toen niet opgevallen dat een aantal CP’s volgens hun omschrijving bij hoogspanningsmasten liggen. En die palen staan doorgaans vrij nauwkeurig op 250 meter uit elkaar. Dat maakt het een eitje, ware het niet dat ik telkens een 5° ruimere koers peil dan zou moeten. We zitten telkens te ver “naar rechts”. Da’s niet zo erg in het open veld, waar je de CP’s toch wel ziet liggen vanaf 50 meter afstand dank zij de riante reflectors, maar op weg van CP34 naar naar CP35 blijkt dat funest. Aanvankelijk lopen we er scherp op af, maar omdat het een redelijke jungle wordt halverwege en we een wat begaanbaarder brandgang volgen, komen we té noordelijk uit. We volgen een stroompje, dat op kaart staat, maar zien geen CP. Denkend dat we er al voorbij zijn lopen we maar terug naar het referentiepunt, CP34, en proberen het opnieuw, maar wijken nu met opzet wat te ver naar het noorden af, zodat we zeker weten dat we de beek naar het zuiden moeten volgen. En zo lukt het, zij het met een dik half uur vertraging, het CP te scoren. Achteraf verraadt de GPS track dat we er in eerste instantie vlak bij waren. Dit is nog wel een dingetje om te trainen. En ik dacht nog wel dat we hier bovengemiddeld zouden scoren. Dompertje.
Eerst maar CP37, en dan 36. De streepjes, een spoorlijn, zijn een robuuste stoplijn, dus daar mikken we op. Aan de spoorlijn staat een wachthokje. Met een reflector en een SI-station. Het zal toch niet…? Dat moet wel de shelter / Schutz zijn van CP36. Zou die opdracht dan zo doorzichtig zijn? Dat kan haast niet. Waarom sturen ze ons eerst naar een redelijk lastig punt in een cirkel op de kaart waar niets herkenbaars getekend is, om ons vervolgens via een slingerend pad (de rode stippellijn) naar een juist uiterst herkenbaar punt op de kaart te dirigeren? Bovendien: als je vanaf CP37 terug komt lopen kijk je pal tegen het wachthuisje aan en in de nacht kan je dan de reflector die er aan hangt niet missen. Wie eerst naar CP36 gaat lopen zoeken heeft pech en verliest veel tijd; wie eerst CP37 aandoet wint met twee vingers in de neus de loterij.
Een loterij is het overigens wel bij CP37. We moeten bij een omgevallen boom zijn. En daar ligger er daar meer dan genoeg van. Met iets meer geluk dan wijsheid vinden we de speld in de spreekwoordelijke hooiberg, en kunnen dan als de wiedeweerga terug naar de start, TA4. Het hele stuk rennen we.
Het TA is ineens 10 keer drukker bevolkt dan toen we hier 3½ uur terug waren.
Nog wat eten, en eten, en eten. Pasta, worstjes, nootjes. Alles smaakt even lekker. Omdat we al bijna op ¾ van de wedstrijd zitten, met nog maar 8½ uur te gaan, is inladen van een hoeveelheid eten gelijk aan die van de 1e helft zwaar overdreven. En dan bedoel ik letterlijk zwaar. Dus een hand vol repen blijft achter. Zo zal ik nooit weten hoe de muesli-choco bars van AH smaken, en de choco-sinaasappel repen van Decathlon verliezen het ook van de droge worst en de onovertroffen door m’n dochter zelf gebakken energie-koek.
Autopilot (zo, 3:35)
Meer op de automatische piloot dan iets ander trappen we de uren weg tot het daglicht. Af en toe slaperig, dan weer wakker. Maar vooral murw door de uren en uren zonder slaap en de eindeloosheid. Bosbouwers zijn geen mannen meer met een rood geruite blouse en een bijl over de schouder.
Doorgaan is gewoon een kwestie van niet stoppen
Nee, ook niet met een motorzaag en een baard en een maf hoedje op. Ze zitten in loodzware machines die de bomen uit de grond plukken en ter plekke in planken zagen. Althans, dat vermoed ik. Wat ik wel zeker weet is dat ze knie-diepe bandensporen achterlaten met een vuist-diep profiel van ribbels die door merg en been gaan als je er met je MTB overheen probeert te rijden, tevergeefs proberend de snelheid hoog te houden en niet te vloeken. Dat laatste is niet te vermijden als de kaart niet blijkt te kloppen op een gegeven moment. Maar kan de kaart er wat aan doen als iemand wat extra wegen heeft gezaagd uit deze houtplantage? Zou ik ook doen, gezien de woekerprijzen voor timmerhout bij de bouwmarkt. Het geld groeit hier niet áán de bomen, het zíjn de bomen!
Maar enfin, dit geeft de kans weer even de misser met de kompaskoersen daarstraks goed te maken, en onze oriëntatieskills te laten zien, want weldra herpakken we de route en pakken het volgende CP als we rap weten te herleiden waar we staan aan de hand van de hoogtelijnen op de kaart. Wat we niet weten?
Klopt dat CP bij het stationnetje wel? Dat ging te makkelijk. Aan de andere kant: dit is geen WOR.
Wat doet de temperatuur? Zo lang we in beweging blijven gaat het wel goed, of moet ik toch mijn thermo van mijn rugzak lostrekken?
Houden we Klaas Vaak achter ons, of zal de slaap ons overmeesteren, zoals zoveel teams bij TA4, die onder nood-dekens op bankjes tegen elkaar aan lagen te ronken?
De zon komt voor de tweede maal op vandaag. Dat is toch wel een verwarrende ervaring. Gevoel voor tijd is helemaal verdwenen. De herinnering aan de uren op de fiets tot aan de laatste oriëntatie etappe zitten nu meer als een time-lapse video in mijn geheugen: snelle flarden flitsen schichtig voorbij.
Vreten, tot we een ons wegen
Chronologie ontbreekt. We eten tot we een ons wegen, en drinken de bidons lichter. Eindeloos veel bomen zijn de getuigen. Ik vlieg terloops een keertje over de kop als mijn voorwiel in de slappe klei van een dammetje over een greppeltje blijft steken. De kreukelzone van mijn kaarthouder op m’n stuur werkt perfect: de kaart staat nu in een totaal verbogen stand, maar ik heb geen schrammetje. Onverstoorbaar gaan we door. Elk kruispunt gaan we een bocht om. Geen dal of er volgt wel een heuvel. Maar ineens is daar weer een plaatsje. Friedrichsbrunn ligt er verlaten bij. Wie komt hier nu om kwart over zes in de morgen?
Ochtend-O (zo, 6:15)
Het antwoord is duidelijk als we ons bij TA5 melden. Hier zijn nog niet veel teams geweest. Een twintigtal fietsen schat ik, meer niet. Één team is al 5 uur bezig met de volgende etappe, en ze zijn nog niet terug, horen we. Als wij er ook zo lang over doen wordt het krap om op tijd bij de finish aan te komen, laat staan om nog wat van de bonus etappe te kunnen doen. 12:00 is de deadline. We schatten drie kwartier nodig te hebben voor de weg terug naar Thale, naar de finish in het Bergtheater. Dus we hebben nu nog precies 5 uur de tijd voor 30 km oriëntatielopen. Ik grap: da’s een hele Woudlopers Oriëntatie Run. Maar dan in minder tijd, met meer hoogtemeters.
Dit is een kolfje naar mijn hand. Zorgvuldig geplande routes vermijden overbodige hoogtemeters. Één kilometer omlopen staat gelijk aan 100 meter stijgen. Dalen gaat doorgaans wel ongestraft, mits niet te steil; het levert zelfs snelheidswinst. Maar iets zegt me dat we niet op De Oneindige Trap van M.C. Escher lopen, en je netto even veel daalt als stijgt als je eindigt waar je begint: bij de fiets. Dus er zit niets anders op dan hoogte te houden waar het kan. De snelste lijn tussen twee punten is in elk geval qua hoogteprofiel een rechte lijn. Bijna, dan. We doen het goed, punten volgen elkaar snel op. Geen foutje maken we. En toch…
Hebben we genoeg tijd? We hadden al besloten dat 4 van de CP’s van deze etappe wel héél veel hoogtemeters kosten. Maar het heeft geen zin om reguliere CP’s te laten liggen ten gunste van bonus CP’s. Voor de eindscore althans. Maar als die teams voor ons al minstens 5 uur nodig hadden…?
Die bonus, die hoeft niet meer, als we toch niet alle reguliere CP’s hebben. Die kan ook niet meer, gezien de tijd. Dus hierna nog 8 km fietsen, geen 56. Dat vooruitzicht scheelt.
Is 30 km hardlopen überhaupt niet een tikkeltje veel in deze fase van de wedstrijd?
Omdat ik hier weer het kaartlezen voor mijn rekening neem, weet ik me nog veel meer details te herinneren dan van de fietsetappe. Maar laat ik mijn lezers de details besparen. Wil je horen hoe de cafeïne-gel smaakte? Of de muesli-citroen reep? Waar we het over hadden? Dat er een steentje in mijn schoen zat? Dat we al na een paar minuten de windjacks uittrokken, omdat het ineens een stuk warmer was geworden? Dat we al die tijd verder niemand tegen kwamen? Dat één van ons op een gegeven moment letterlijk aan het slaapwandelen was. Maar dat dat na een bijna verticale afdaling om een vallei met een beek over te steken heel snel over was? Nee, dat wil je toch allemaal niet weten? Ik spoel even snel vooruit tot het weer spannend wordt.
»FFWD (zo, 8:45)
Dit is het tijdstip dat ik normaal gesproken op de fiets zit naar m’n werk, en de betere ideeën van de dag ontstaan. Of liever gezegd, de onderbewust gerijpte ideeën van de nacht een weg naar het oppervlak van het bewustzijn vinden. Zo ook nu. We beginnen aldus te rekenen: nog 2:30 te gaan, per CP hebben we telkens 30 minuten gelopen, en we moeten er nog 3, en dan terug naar het TA. Dat laat nog wat ruimte. Als we nou toch nog één van die punten die we in eerste instantie lieten liggen omdat die buitensporig veel extra hoogtemeters kosten zouden meepakken, dan zou dat nét passen. Mits we het tempo opvoeren. Maar als het nou niet lukt, dan komen we te laat aan. Elke 10 minuten na 12:00, te beginnen bij 12:01, kost ons een CP. Dus als we het niet halen is deze exercitie voor niets, en als het tegenzit en we komen pas om 12:11 binnen, dan zijn we zelfs duurder uit. Het is een gok. Maar wel een verstandige gok. En een spannende! Niet geschoten, altijd mis. We besluiten de beslissing nog eventjes uit te stellen tot CP50: daar zullen we kiezen of we eerst langs CP48 gaan, of direct via CP49 n CP51 naar het TA.
Cool plan! Ineens is alle slaap verdwenen. Ineens is er geen cafeïne meer nodig. Ineens is er een bak energie aangeboord en trekken we alle registers open. We rennen weer omhoog, steken dwars door het groen naar CP50, en hebben maar een paar tellen nodig om definitief te besluiten: We doen het!
In looppas spurten we naar het noorden. Ineens zijn daar ook weer andere teams. Ze komen uit alle richtingen. We negeren ze. Wij hebben ons eigen plan. Dat het pad langs een rivier omlaag loopt benoem ik maar even niet. Die daling moeten we ook weer klimmen. Ik weet dat Patrick iets minder achter de beslissing staat om CP48 mee te nemen dan ik. En ik houd mezelf voor dat we wel binnen het half uur op de top bij CP48 staan, hoewel méér meters dalen en stijgen niet in het plan zat. Alles zetten we op alles, om er snel te komen, en inderdaad, na 25 minuten is het CP gevonden. Even lang doen we over CP49. Maar CP51 ligt weer op een topje.
Nog één laatste klim, nu met overal andere teams om ons heen. Het is met alle verzuurde spieren bijna niet te doen om over de immense keien rond de top te klauteren, op zoek naar de SI-unit bij dit CP. Dit is zonder twijfel het best verstopte punt van de hele race. Maar Patrick ziet hem hangen, en dan is het klaar. Dit voelt al als finishen, en we hebben nog anderhalf uur de tijd.
Toch willen we geen tijd verliezen. Het leuke van dit soort races is dat je geen idee hebt wie op dat moment je tegenstanders zijn, en hoe die er voor staan. Al die andere teams die hier rondzwermen hebben misschien wel meer of minder punten gevonden. De enige invloed die je er op hebt is zelf zo snel mogelijk te gaan. En hoe pittig dat ook lijkt na ruim 30 uur non-stop sporten, het is een betrekkelijk simpele opdracht. Simpel is goed. Niets doet nu nog pijn.
Eindsprint (zo, 10:45)
Terug bij het TA. Snel op de fiets. Andere kant op dan de andere teams. Wij hebben een slimmere route gevonden, die alleen maar omlaag gaat. Laat hen maar de kortere weg fietsen, bergop. Wij rutschen omlaag. Ehhh… waarom gaat ons pad omhoog? Dat was niet de afspraak.
Blijkt dat hoogtelijnen lezen soms net wat te veel gevraagd is na 31 uur. Met de fiets aan de hand akkeren we voor de laatste keer een helling op. Ploeteren. En doorgaan. Maar niet veel later gaan we alweer naar beneden: wat een snelheid! Een laatste heuveltje over naar de Hexentanzplatz, brullend van de inspanning trappen we het asfalt onder onze wielen vandaan. Maar wat zou het, we zijn er! Fiets laten vallen, het theater in rennen, SI voor het laatst inleggen, en uitlezen. Spierpijn komt later wel, nu kunnen we nog trap-af lopen, naar het podium in de diepte. Daar staat organisator Winfried weer, om ons eigenhandig een medaille om te hangen. Het is gelukt! On-voor-stel-baar. (zondagmorgen 11:17)
Dan doet alles pijn. Alle spieren tegelijk. Vooral bij het oprapen van de fiets, bukken om veters los te maken, opstaan van een bankje. Maar ja, we zijn dan ook alweer een uur verder, wanneer het vochttekort is aangevuld met ein großes Weißbier, en daarbij een Pommes met ein bisschen zu viel mayo. Verdiend, zou ik zeggen. Dan komen die gedachten weer, dat denken dat nooit stopt:
Zouden we nou nog meer punten hebben kunnen scoren in die laatste 45 minuten?
Hebben we die laatste afdaling nou wel of niet goed gekozen?
Was dit het nu? Het zal toch niet waar zijn dat ik dit ooit nog een keer wil doen? Aiaiai…
Denken aan van alles, voldaan, trots, dat het best mee viel (haha), bier, dat je onderweg herstelt, dat we geen grote problemen hebben gehad, geen blessures, aan sportdrank, eindeloos veel energy bars, en of er nou een vals CP hing bij het stationnetje, stromende bergbeekjes, gevulde koeken, lammetjes, blauwe zwaailichten, de hele mikmak door elkaar. De laatste gedachte is dat de zon in mijn gezicht brandt, en dan realiseer ik me dat we inmiddels met het campertje bij het honk staan waar de prijsuitreiking weldra plaatsvindt, in het zonnetje, en dat we zomaar 2 uur geslapen hebben. De eerste sinds vrijdagmorgen! Over een kwartier is er eten. Ik krijg niet genoeg van eten, permanent honger dit event. Gretig schept iedereen zijn bord vol, vooral vlees. En dan is het zo ver, de prijsuitreiking.
De verrassing van de race
Winfried is geen man van weinig woorden als er veel mensen luisteren. Maar ja, een race van 32 uur sluit je niet in een halve minuut af met een snel prijsuitreikinkje. Als het onderdeel Pro-2, onze categorie, aan de buurt is gaat er een schok door me heen als er “31 uur 17” genoemd wordt. Waren wij niet om 11:17 binnen gekomen? Dat kan niet waar zijn. Dat is het wel. Als door een bij gestoken springen we op (waar die kracht ineens vandaan komt?) en lopen naar het podium. Een bronzen medaille, wie had dat gedacht? Vol ongeloof geniet ik er van. Direct achter het andere team Dutch Adventure geëindigd. We zijn ze nog een rol boeklon schuldig. Die was het waard!
Graag zou ik nog uren in het zonnetje hier bier drinken om het te vieren. Maar de allerallerallerlaatste etappe is een zware, misschien we de zwaarste van allemaal: nog zes uur naar huis rijden. Nu maar hopen dat Patrick me niet onderweg vraagt voor een 72-uurs wedstrijd, want dit is niet het moment dat ik daar weerstand tegen kan bieden…
Epiloog
Doe ik dit nog een keer? Vast. Volgende week? Nee! Het is slopend. Bij een kort oriëntatieloopje de woensdag er na haken de benen eerder af dan normaal. De eerste dagen van de week heb ik wel zin, maar geen fut om dit verhaal te schrijven. Maar tegelijkertijd: het idee dat we dit volbracht hebben, dat je 32 uur kan top-sporten, dat het lichaam een gigantische veerkracht heeft, dat geeft een enorm zelfvertrouwen, en denken aan ons onvoorstelbare resultaat geeft een enorme energie. Deze unieke ervaring is de moeite meer dan waard.
Ik kan het niet laten nog even naar etappe 1 te kijken. En wat blijkt? Onze volgorde was niet langer dan het alternatief, dus daar was achteraf niets mis mee.
En zodra de volledige uitslag op de site van The hARz staat kan je ook nog een analyse van de resultaten, teams, CP’s, en etappes verwachten. Maar op dit moment vind ik dat ik wel genoeg geschreven heb. Het moet natuurlijk niet langer duren dan de race zelf…
Wil je op de hoogte blijven van updates? Laat dan hier rechts even je email adres achter, en je krijgt mail als ik iets nieuws schrijf.