All posts by Jan-Gerard

Laatse nacht van het jaar: snel, kort, leuk, en een foutje of 3…

Drie weken na dato een stukje schrijven over een wedstrijd is op zich een hele opgave. Maar ik heb me voorgenomen over al mijn loopjes wat op papier te zetten, zo ook over het Vlaams Avondkampioenschap Hoge Rielen, te Lichtaart.

Wat al direct bij binnenkomst opviel was het cachet van de wedstrijd. Niet alleen omdat ik een ‘starttijd’ had gekregen (zoals iedereen) waardoor er wat druk op de ketel stond, maar ook omdat het een goed geoutilleerd etabilssement was, met douches en bar. En het viel op dat -ongebruikelijk voor een nachtoriëntatieloop- niet de helft van de lopers direct na binnenkomst weer vertrok; er zou dan ook nog een prijsuitreiking volgen.

Maar goed, wie dit leest heeft vast ook zelf meegelopen, dus laat ik niet te veel vertellen wat je al weet. Wat je niet weet, en wellicht wel wil weten -anders volg je deze blog niet- is wat ik er van bakte, en hoe de omloop was.

Die was kort. Althans, dat was mijn eerste gevoel. Doorgaans loop ik de langste afstand, maar ik dacht dat het er hier officiëler aan toe ging -het Avondkampioenschap- en hield me dus braaf aan mijn leeftijdscategorie. Maar kennelijk ligt een kort stuk me niet, en duurt het bij mijn langer om op stoom te komen, waardoor een lange omloop relatief gunstiger uitpakt. En ik werd er pas drie posten voor het eind van doordrongen dat het bijna klaar was, en zette pas toen de eindsprint in; wat eerder had gekund.

Zou het daar aan liggen, mijn eindsnelheid van 8’07″/km? Hemelsbreed. Als ik naar mijn werkelijke tempo kijk, 6’12″/km, zit daar best veel verschil tussen, wat niet anders te verklaren is dan dat ik niet zo goed gelopen heb. En ook mijn afstand was ruim 30% meer dan die in vogelvlucht.

Toch maar leren vliegen dan? Of iets beter kaartlezen? Doe dat laatste maar. Iets sneller misschien? Of iets langzamer lopen? Ik herinner me een uitspraak van iemand die zei dat je niet sneller moet lopen dan je kaart kan lezen. Dat klinkt als appels met peren vergelijk, maar het blijkt soms maar al te waar. Al lijkt tien seconden stilstaan om even een mooie snelle route te plannen veel, zo lang je stil staat, zo lijken diezelfde 10 seconden zo om als je een minuut om loopt omdat je niet zo slim keek.

Zo bijvoorbeeld op de route van 1 naar 2. Ik heb vast de kortste gelopen, maar dat donkergroene bos wat niet supersnel, en dat eerste stukje over het gras (geel, rechtsboven) was vast ook sneller dan mijn keuze. En misschien was dat paadje aan de linkerkant van het groen ook zo gek nog niet, omdat het vrij direct op de post uit lijkt te komen. Maar goed, ik was hier maar 20% langzamer dan de snelste.

Nee, neem dan mijn ‘bijzondere’ route van 3 naar 4 (waar ik wel 85% langer over deed dan de snelste): de keuze was niet slecht, maar er gebeurde iets geks: ik was nog niet bij de post, of ik begon te twijfelen aan de afstand. Terwijl dat grasveld net westelijk van 4, toch herkenbaar zou moeten zijn geweest. En de open plek, oostelijk van het pad ook. En waar blijft het passen tellen? Ik denk dat het daar mis ging, en ik, door het vertragende effect van het stukje doorsteken net nadat ik de weg was overgestoken na 3, minder afstand had afgelegd dan ik dacht. Slordig. Maar er zouden nog meer slordigheidjes volgen…

Ik kijk doorgaans, ter analyse, naar de splits van een wedstrijd. En dan, om te zien waar de zwakke plekken zaten, naar de grafiek Percent behind. Je ziet direct waar het dan mis ging. Of juist goed.

Om dit vervolgens in een perspectief te plaatsen gebruik ik optie Compare with: Any runner en selecteer mezelf als Any.

Het resultaat is een grafiek die mijzelf op de nul-lijn plaatst, en laat zien waar hoeveel ander lopers beter of slechter waren.

Een post die ik verprutste, maar waar veel meer moeite mee hadden, was kennelijk een lastige. Zoals 5, 7, 8, of 12.

Image

 

 

 

Maar met een 4, 6, of 9, waar ik ook niet zo goed heen liep, hadden weinig anderen veel moeite mee, dus da’s niet zo best.

9 vond ik trouwens ook wel lastig. Er was in dit deel van het bos behoorlijk gekapt. Daarvan weet je nooit of het op de kaart staat of niet. Vooral paden die door rooimachines zijn gemaakt zijn dan verraderlijk. Ik had het gevoel op zo’n pad te zijn geraakt, en te veel naar westen te zijn gelopen. Dus ging ik, toen ik op het pad bij post 9 uit kwam, naar het westen, op zoek naar het juiste reliëf. Dat kwam niet, maar wel een kruising, waardoor ik wist te ver naar het oosten te zitten. Terug naar het westen dus maar. Kennelijk, omdat veel daar sneller waren, was dit nogal een grove fout, en was er een veel zekerder manier om van 8 naar 9 te lopen.

Maar zes, da’s nog een heel ander verhaal. Ik weet nog goed hoe dat ging. Aanleiding was het verkeerd van post 5 weglopen (A), richting corrigeren, maar toch niet goed genoeg op het kompas kijken. Vervolgens zag ik lichten branden in een gebouw in de verte, met op weg daar heen een open plek, een grasveld. Terwijl ik dacht naar (B) te lopen, liep ik naar (C), maar omdat ik zo overtuigd was van mijn doel, en de open plek er vóór, keek ik niet op mijn kompas. Pas toen de kruising (D) een driesprong bleek en geen vierspring (E), en huisje (F) toch een stuk dichter bij deze kruising stond dan (G), begon de fout te dagen. Ik wast toen al aan mijn doorsteek begonnen van wat ik dacht dat de zuidmuur van (G) was naar (6). 

Achteraf een enorme fout, die ik al veel eerder had kunnen opmerken, door naar de overige kenmerken onderweg te kijken, en de kaart in de gaten te houden. Maar hier was ik typisch aan het grof oriënteren, en probeerde juist snelheid te maken met een relatief leeg hoofd. De tijdwinst die dat opleverde heb ik weer ruimschoots ingeleverd. Snelheid is niet alles! Hieronder nogmaals de twee huisjes waar ik langs liep (rode kaart, gele huisjes) en de twee die ik dacht te passeren (groene kaart, lila huisjes):

En ook 12 had ik wat slimmer kunnen belopen, denk ik. 65% langer over gedaan, vanwege wat gedrentel rond de post. Beter was doorsteken door het witte bos, direct na 11, en dan het pad volgen. Typisch geval van op de kaart eerst een route zoeken die vanaf 11 aardig de goede kant op leidt, maar niet een die gunstig voor 12 uitkomt. Misschien is het wel het beste om terug te redeneren: hoe kom ik waar ik moet zijn, en hoe kom ik daar waar ik makkelijk gaan gaan naar waar ik moet zijn. Kortom, eerst een aanvalspunt kiezen, en dan de snelste route daar heen bepalen. Klinkt logisch. Ga ik de volgende keer doen!

Maar toch, wat ik ook aan zelfkritiek opschrijf, 7 van de 11 is nou ook weer niet dramatisch slecht in een kampioenschap, dus kan ik weer tevreden terugdenken aan een mooi stukje oriënteren in het donker.

 

De inkt was op…

De inkt op? Niet echt, maar het leverde wel een leuke training op: een kaart met alleen maar bruine lijnen. En dat zijn de hoogtelijnen. Maar dus geen paden, watertjes, hekken, wegen, bossen, zandvlaktes, etc. Niets. Allen wat je zou zijn als er niets op de grond stond of lag. Bijzonder. Bijzonder lastig ook. Want in dit bos, rond Joe Mann tussen Son en Best, zijn de paadjes een strak patroon, en dus niet aan het reliëf te herkennen. En er zijn ook lange stukken die zonder noemenswaardig reliëf zijn.

Het resultaat is een pittige training, uitdagend, en eentje waar je jezelf weer eens leert kennen. Iets dat typisch gebeurt als dingen niet gaan zoals ze moeten. Want van een perfecte loop leer je niet zo veel, afgezien van de boost van je zelfvertrouwen. Maar als het niet zo lekker loopt, krijg je van die leuke conflictjes, waarbij hersenhelften het tegen elkaar opnemen over iets te ver naar links, of juist naar rechts; of een kuil gewoon het midden tussen twee heuveltjes is; of het een pad lijkt, of het toch een cultuurgrens is. Dat zijn namelijk de situaties waarin kaart en omgeving niet met elkaar overeenstemmen: wat je op papier ziet lijkt er niet te zijn in het echt, wat je wel ziet stemt net niet overeen, en het noorden ligt 15 graden te ver naar het oosten. Je doet je best er wat van te maken. Maar als het puzzelstukje links past, klopt de bovenkant weer niet.

Ik was van plan, op weg van 2 naar 3, de hoogtelijnen te volgen, maar het bleek een dusdanig gelijkmatig glooiend terrein, dat die ene hoogtelijn 'niet te zien was'. Geen handige keuze dus. Ik had beter van 2 naar 20 kunnen lopen, en van daar de terrein features kunnen volgen. Achteraf een stuk korter!

Meestal is het simpel: je hebt een paadje gemist, en zit een perceel verderop dan je dacht. Of zo iets. Maar op een oro-kaart, met alleen hoogtelijnen, zijn die paadjes er niet, en kunnen ze dus ook niet niet kloppen. Evenals de slootjes, bosjes, en duintjes. Alleen kan je de verkeerde hoogtelijn te pakken hebben. En dat is het hem nou juist: een hoogtelijn is niets. Je kan hun vorm herkennen in het landschap, maar ze lopen er niet. Althans, niet precies ergens. En dat maakt het lastig, want ze lijken allemaal op elkaar. Alleen verschillen hun bochtjes en buren. Daar moet je het mee doen.

Om het extra lastig te maken: hoogtelijnen zijn een product van hun geestelijk vader: de kaartenmaker. En die tekent ze waar hij ze ziet lopen. Als het goed is zie jij ze daar ook, maar anders… Op een stafkaart kom je nog wel eens een verdwaalde hoogtelijn tegen, die niemand ooit zal herkennen. Dat zijn hoogtelijnen die er ‘echt zijn’, precies op 15 meter boven NAP, of 5 er onder; als er even verderop een heuveltje van 95 centimeter hoog ligt zie je daar niets van, op de kaart. Een oriëntatiekaart is veel beter: daar staat die spooklijn niet op, en het heuveltje wel. Maar toch, ze moeten kloppen. Een zaagtand is aan de ene, steile, kant dan wel herkenbaar, maar aan de andere, glooiende, staat die zelfde kaartenmaker voor het dilemma waar hij het lijntje moet trekken zodat jij het daar ook herkent. Ik heb wel geleerd dat de kaart doorgaans gelijk heeft, alleen moet je dat nog even zien!

Omdat er die twijfel is, of jij herkent wat op de kaart staat, of dat je zelf niet op de kaart staat waar je denkt, sta je af en toe te denken. Grappig genoeg is achteraf altijd duidelijk waar. Maar op het moment zelf los je een puzzeltje op. Het lijkt -alweer achteraf- zo’n makkelijk puzzeltje. Er zijn meestal maar een paar mogelijkheden op de kaart, waar je zou kunnen zijn; gegeven waar het noorden is, waar je vandaan komt, waar je heen denkt te gaan. Je vermoedde als dat je iets te ver naar rechts was afgeweken, je wat kleinere pasjes had geteld vanwege doorntakken, je te vroeg was gaan doorsteken.

Hier was veel reliëf, en daarmee was het ook prima oriënteren. Dat ik wat 'slingerde' had meer met de begroeiing te maken.

Maar daarin schuilt nou juist het probleem: “vermoedde”. Een aanname. En door die, of een andere vooringenomenheid, komt het dat je van de paar mogelijkheden op de kaart er eentje het voordeel van de twijfel geeft, die het nou net niet is. Want dan had alles namelijk geklopt. De kunst is om dan juist om alle aannames bewust op waarde te schatten, en objectief te kiezen voor de plek die echt het beste overeenkomt. Of op zoek te gaan naar bevestiging, als die niet voldoende aanwezig is.

Terug naar de training: ik denk dat het voor mij een heel waardevolle oefening was om eens heel strikt op hoogtelijnen te letten, des te meer omdat ik -ook bij deze training- geneigd was in de gevallen dat er geen boven-de-grond-kenmerken zijn op weg naar een post, puur op kompas en afstand (passen tellen) te navigeren. (Op zich is dat niet verkeerd, maar de baanlegger zal de post dikwijls ten opzichte van het lokale reliëf plaatsen, en niet op peilingen; dus is het reliëf een betrouwbaarder referentie.) En daarom was ook juist de nabespreking met Peter, onze trainer, zo goed. Hij wees nog eens extra op een aantal aandachtspunten. En hij confronteerde me met het me niet houden aan de dingen die ik eigenlijk ook wel wist, maar niet deed. Heel goed! Peper het me in, dan doe ik het de volgende keer wèl goed!

Een goed voorbeeld van goed lopen: eerst een ruimere koers lopen (meer naar 'rechts') en de droge sloot vinden, volgen tot het zuidoostelijke eind (toevallig was ik daar al ongeveer), dan de verlaging zoeken, als aanvalspunt, en van daar af naar de put met de post. Dat was maar goed ook om zo te lopen, want de post stond echt onder het maaiveld, en was van meer dan 20 meter afstand niet te zien.
  • Blijven lopen waar iets herkenbaars is: kies een route waar iets te zien is, in de hoogtelijnen, en volg alleen reliëf dat je herkent op de kaart, want anders heb je er nog niks aan.
  • Alles onderweg registeren: een foutje is snel gemaakt, en om terug te kunnen naar een bekend punt moet je wel onderweg gekeken hebben naar wat er voorbij kwam, anders moet je helemaal terug naar de vorige post (als je die nog kan vinden).
  • Veilige keuzes maken: een vlak stuk ‘doorsteken’ is gevaarlijk als er geen zekere stoplijn volgt, iets dat je herkent en niet kan missen. Anders kan je beter zichtbaar reliëf volgen, en een stukje omlopen, want verdwalen is nooit goed.
  • Geen steken laten vallen: op kaarten als deze moet alles kloppen. Omdat er zo weinig houvast is moet je wat je hebt volledig gebruiken. Passen tellen kan, maar moet je dan ook goed doen. Peilen: nauwkeurig. Maar vooral elk reliëf-detail moet overeenkomen, want anders betekent het dat je toch op de een of andere manier fout zit. Alles wat er is moet je zien, en alles wat je ziet moet er zijn.

Het mooiste van dit type training is misschien wel dat je hem heel goed kan doen in een een omgeving die je eigenlijk al kent, omdat het reliëf er telkens vanuit een andere hoek toch weer anders uit ziet, en je dus scherp moet blijven kijken en de kaart en de omgeving moet vergelijken. Zodat je dit ook voor een individuele training kunt gebruiken. Alleen: waar haal je zelf een oro-kaart vandaan?

Correcting splits

Last weekend, during the ROM 2013, a couple of SI-controls were out of sync. The overall times were correct, but for a few courses, the ones comprising controls 138, 148, and 163, the Splitsbrowser graphs looked awful.

I looked at the data sources (the line that looks like <PARAM NAME="src" VALUE=eventdata.php?eventId=6336>), and downloaded the file (after pasting the base-url http://www.splitsbrowser.org.uk/ in front of it.

Then, I inflated the file, which was compressed in gzip-format, using the 7-zip program, and looked at the contents.

I noticed that for some controls, the split-times were not monotonously increasing:

Jan-Gerard Van der T  [138:19]  87:11  02:03  03:21  07:39  09:49  12:20  18:23  20:31  21:25  23:23  28:46 139:29  34:23  37:28  40:09  43:54  46:19  -----  50:35  52:08  55:45  61:09  65:05 187:47  69:41  71:27  73:37  75:28  79:19  81:53  83:19  85:36  86:51  87:11

I found out that SI works a bit different than EMIT: the clock is in the control, and not in the badge, which means that the registered times may vary from control to control. It only works when all controls were synchronized, and that was not the case here.

But, no problem, I could correct the data file for that, if I would know the offset, how much the specific controls were off.

First, I looked at all the results, of all the different courses, and found in total three controls that consequently gave the wrong reading. Then, for the controls in my course, course 1, I looked at my GPS tracklogger data, and noted the difference in time between the wrong controls and the previous, or subsequent ones. I subtracted that difference from the time difference in the Splitsbrowser data files, and the result was the offset, for each of the controls.

This worked at least for 138 and 148. For 163, which was not in my course, and of which I therefore had no time information, I looked at the variation time difference between checking 163 and the previous, and the next control, and assumed that the ratio between the relative standard deviation of the leg time for the leg before and after it, would correspond to the ratio in distance, and thus in time. Thereby, I estimated what the offset would be.

Then, assuming an offset for all three controls, and with help of a couple of lines of Matlab code, I processed the data files, and uploaded them to my server.

So now, while the ROM’13 organization may upload the final results to the official site, you can enjoy a proper Splitsbrowser results page, on my own jgeo.nl-blogserver:

STAGE 1, March 9th, Vrachelse heide.

STAGE 2, March 10th, ‘t Zand.

The original Splitsbrowser pages can be found here: Stage 1, and Stage 3.

By the way, it is interesting to observe the time-spread in split times, or asynchronicity of the SI-clocks, by comparing the GPS-log speeds at the controls, for both an SI-timed- and an EMIT-timed event:

left: SI: the controls are timed about +/-3 seconds accurate. right: EMIT shows obviously a better correlation.

 

New shoes!

 

 

 

 

 

 

I bought a new pair of shoes: the Inov-8 RocLite 285. For orienteering and for street-running. Not that the old ones were worn, but they didn’t fit all the terrains I use to cross.

Most orienteering races, I run my pair of Inov-8 Oroc 340’s (346.6 kilometers on the odometer, right now), that I bought April 1st 2012. But the steel spikes are not the best base on asphalt or other pavement.

 

On the other hand, the soft, flat, smooth sole of my marathon shoes, the Saucony Men ProGrid Triumph 8, are not the best option for off-road racing. So I needed something in between, suitable for paved roads, and anything else. With a lot of grip, but without feeling the individual studs when running on paved roads. With a low heel, but some damping; although I prefer little damping on the road for the direct feeling. A light shoe for long distances, but with some stability for my ankles.

Length web-browsing, review reading, running-mate consulting, and fitting, pointed in the direction of the Inov-8 RocLite series. Other options had been the TrailRoc 255 and the X-Talon 190. I tried them in the O-Crew “shop”, and decided that the size should be ½ bigger than my Oroc’s (although they were the same brand).

Next thing was to try them out in the field. The first meters on them ever became the first of 15000, during the Genneperparkenloop. The result was a pair of blisters, but hey, what do you expect if you try your new shoes on a fast 15k with sharp turns and some mud? The running itself went perfect, that day.

I was doubting whether to wear them during the Midwinterrun, and the Woudlopers Oriëntatierun. But I didn’t. Afraid to make the flashy red fabric dirty? No, I guess I just stuck to what I was used to, my good old Orocs. But last Friday, I ran the night orienteering run in Genk on them, to my complete satisfaction, and last Sunday, I ran, through the fresh snow, through the forests and over the hay around Leenderheide.

This last run was a good combination of paved and unpaved roads, fresh and compact snow, and loose sand and mud. On most terrain, the grip was perfect; only on hard, compacted, snow, I felt minimal sliding back, but no loss of control. I got the feeling there that the Orocs would have performed better there, but I did not compare them at that moment, under the same circumstances.

Furthermore, I noticed that the open structure of the upper shoe easily lets in water (melted snow), and I heard that the same would happen in dry sand. But I suppose my feet would have gotten wet anyway after running through 5 cm of fresh snow for 1.5 hours.

On the other hand, on the paved roads, back in the cite towards home, they behaved pretty well. The roads were wet, with slush-puppy substance on them, and the grip was excellent. The soles are a bit stiffer than my road-running shoes, but still comfortable enough to sustain for a longer period (and it is a good way to exercise the recoil in my calves).

So, my conclusion so far is that I made the right choice, to find a balance between on- and off-road shoes. And I guess that I will use them quite a lot for training, when I first have to conquer the asphalt, before I reach the wilderness. But for sprint-orienteering, they could be my favorite too. We’ll see. They’re a good excuse anyway to create some more elephant-trails

Limburgse nachten zijn lang (maar niet als je flink doorloopt)

Koud was het! Of leek het, toen ik mijn spullen inpakte, en toch maar een extra muts, handschoenen, een extra thermo shirt, en een pak stroopwafels in mijn tas stopte. Onderweg begon het ook nog te sneeuwen, en toen ik onderweg even uitstapte om te tanken waren mijn vingers er al bijna af gevroren. En met dit weer zou ik een nachtoriëntatie gaan lopen?
Ja, en dat heb ik gedaan ook! Want wat is er nou leuker? Onderweg vergeet je dat het koud is. Of je hebt het gewoon niet meer koud. Ik had wel een extra shirtje aan gedaan, maar de muts en handschoenen toch maar achterwege gelaten. En ik heb inderdaad ook geen seconde aan de temperatuur gedacht, tijdens het rennen. Niet eens aan graden gedacht.
Maar dat laatste kwam dan weer door het terrein. Het was een park, met heel veel kleine paadjes, meer nog leken het er dan er op de kaart stonden, en daar tussen lag -doorgaans prima doorloopbaar- bos. Af en toe was er als referentie een fel verlicht gebouw van een zwembad te zien.
Dit spinnenweb van wegen was zo dicht dat het soms meer een doolhof leek (waarbij dan weliswaar niets dood liep). Sommige paden waren verlicht met lantaarnpalen, en na de zoveelste keer dat ik langs het “witte kruispunt” was gekomen, een markant vlakje op de kaart dat op me in het echt nooit als zodanig is over gekomen, herkende ik wel de verschillende paden, ook zonder kaart.
Er ging dat ook bijna niets mis. Ik had telkens tevoren, voor ik bij een post aan kwam, gekeken waar ik daarna heen moest. De gekozen routes waren nooit heel erg verkeerd (al kon het soms iets slimmer, achteraf). En ik ben ook, op één keer na, nooit ergens op goed geluk heen gelopen. Kortom: het ging voorbeeldig.
Wat op zich natuurlijk jammer was, want dat zou betekenen dat er niets meer te verbeteren valt, en om te winnen had ik toch nog echt 4 minuut 50 nodig, wat op de 45 minuten toch 10% is. Gelukkig maakte ik op het eind nog een behoorlijke fout, door niet te bedenken dat wat op de kaart moeras was, vandaag wel eens volledig onder water kon staan. Met een laagje ijs er op, zo bleek, dat net te dun was om overheen te lopen, en aangezien ik geen idee had hoe diep het daar onder zou zijn, ging ik er ook maar niet doorheen. Dat had me ruim anderhalve minuut gescheeld, en daarmee had ik, zo bleek achteraf, 2e in plaats van 4e kunnen worden.
Als ik dat geweten had, had ik dat gedaan, maar ja, een oriëntatieloop ik doorgaans een race tegen de klok, en de nek-aan-nek race komt pas zodra je de Splitsbrowser pagina open trekt…
Al met al weer een loop die de rit van bijna een uur heen, en terug, meer dan waard was!

Even een weetje: de Aarde draait dezelfde kant op…

…om zijn eigen als als om de zon.

En toen werd het stil.

Waarom vertel ik dit? Of nee, waarom wil ik dit weten? Eigenlijk is het net zo’n vraag als of de Noordpool een noord- of zuidpool is. Ik vroeg me af of we jaarlijks 364¼ of 366¼ rondjes rond onze as door de Noordpool maakten. Want 365¼ zijn het er in elk geval niet. (De ¼ staat er omdat het vrijwel elke vier jaar een schrikkeljaar is.)

Weliswaar lijkt de zon zo vaak om ons heen te draaien, maar we draaien daarbij elk jaar zelf één keer rond de zon. En als de aarde in tegengestelde richting rond zijn eigen as draait ten opzichte van de richting waarin ze rond de zon draait, zou de zon één keer vaker rond de aarde lijken te draaien dan de aarde rond zijn eigen as. En draaien ze dezelfde kant op, dan is het er één minder.

Het blijkt het laatste te zijn: vanaf de Poolster gezien draait de aarde tegen de wijzers van de klok in rond de zon, en ook rond zijn eigen as, waarbij dat laatste 366¼ keer sneller dan het eerste gaat. Zou de aarde niet rond zijn as draaien, dan zou jaarlijks de zon één keer in het westen opkomen en in het oosten onder gaan. En vanwege zijn eigen draaiing komt hij ruim 366 keer in het oosten op en gaat in het westen onder. Trek daar die ene keer van af, en je komt uit op 365 keer per jaar, en eens in de vier jaar eentje meer.

Dezelfde kant op dus…

Logisch, want we zijn met zijn allen -wij, en al die andere planeten in ons gezellige Zonnestelsel- uit een wolk gas en stof ontstaan, en gaan samenklonteren, waarbij de wet van behoud van impulsmoment gold, en elke planeet, of stukje daar van, steeds sneller rond zijn draaiingsas is gaan draaien naarmate het daar dichte bij kwam. Denk aan en ballerina, of ga met je armen en benen uit elkaar op een bureaustoel zitten, begin rond te draaien, en trek armen en benen langzaam samen: je gaat dan steeds sneller ronddraaien. De wolk draaide een bepaalde kant op, en de huidige delen daarvan doen dat nog steeds; allemaal in dezelfde richting.

Het tandwiel van de zon heeft hier twee keer zo veel tanden als dat van de aarde. Maar bij elk rondje dat de aarde rond de zon maakt, draait ze ten opzichte van de omringende sterren 3 keer rond haar as. In dit plaatje althans. In het echt zijn dat er 365¼, maar in het echt heeft de zon naar verhouding ook meer tanden.

Handig ook, voor planetariumbouwers: pak een groot tandwiel, prik een zon op de as, en laat om dat tandwiel een 366 keer kleiner tandwiel lopen. Op de as van dat kleine tandwiel prik je een Aarde, en die ziet vervolgens de zon 365 keer opkomen en ondergaan, elke keer dat ze een rondje rond het zonnewiel draait. De juiste kant op.

Nu ik dit weet kan ik verder nadenken over waarom de kortste dag niet de dag is waarop de zon het laatst opkomt en het vroegst onder gaat.

 

Mijn 2e O-verjaardag: Aqua View

Twee jaar geleden liep ik mijn eerste Oriëntatieloop! Nota bene ook in het donker.  En dit is dus mijn 2e O-verjaardag. Wat een sport!

De uitslag van mijn eerste oriëntatieloop ooit.

Intussen ben ik 31 “omlopen” verder, en een stuk ervarener (los van het feit dat mijn naam is gewijzigd, ik een nationaliteit heb gekregen, ik 5 jaar ouder ben geworden, en een club heb). Wat heet: ik ben nu ruim twee keer zo snel. Liep ik toen nog over paden, nu rag ik dwars door het bos. Liep ik toen prompt verkeerd toen ik een keer niet over een paadje ging, nu weet ik wel beter… of toch niet.

...en dit was twee jaar later.

Kijk eens naar mijn kaart. Wat doe ik daar nou, op weg van 6 naar 7? Een stukje sightseeing? In het donker? Er gebeurde iets heel geks in mijn hoofd, vermoedelijke omdat ik terug dacht aan die keer twee jaar geleden, en ik dat gevoel van verdwalen weer wilde oproepen. Vast.

Nee, ik was er niet helemaal bij. Ik liep naar 6, beetje om, maar laten we het maar op “een veilige aanvalspunt keuze” houden. Dacht toen dat ik bij 7 liep (een stuk noordelijker), met al die parallelle greppels, en daar vond ik, iets ten zuiden van het pad, een post. Dat bleek er eentje van de achterkant van de kaart te zijn, maar, zonder het nummer te checken, ging ik vrolijk, en een klein beetje gehaast, op weg naar het zuiden, naar waar ik meende 6 te gaan vinden. Dat 6 voor 7 kwam vergat ik gemakshalve. Ik weet zeker dat ik de kaart niet ondersteboven hield, maar de tafel van 1 kennelijk wel. Even later vond ik een open plek, daar in het zuiden. “Ben ik al zo ver? Dan ben ik 6 al voorbij!” In het minder begaanbare terrein, en vanwege een nogal afwijkende koers, was mijn gevoel voor afstand wat ontregeld. (1:4500 is ook zooooo’n moeilijke schaal.)

Gelukkig vond ik 6, maar toen pas zag ik dat daarna 7, in het noorden van de kaart, kwam. Een geluk bij een ongeluk, want voor het zelfde geld was ik doorgelopen naar 8, en had heel 7 gemist. Alleen had ik nog steeds niet door dat die eerdere post, die ik voor 7, tussen het donker groen met de greppels, had aangezien, helemaal niet de 7 was die ik moest hebben. Mijn richtingsgevoel, dat het kennelijk nog wel deed, stuurde me naar het noordoosten. En zo belandde ik bij een post die ook helemaal nog niet bij mijn route hoorde.

Achterkant kaart, controle strook, nummer zoeken, en ja, ik kon herleiden waar ik liep. Terug naar het westen, greppels tellen, en als een speer het bos in, op zoek naar de echte 7. Intussen had ik van 5 naar 6 een recordtijd neergezet: de langste, ruim 3,5 keer langer dan de snelste loper. En ook mijn ommetje van 6 naar 7 bleek niet om over naar huis te schrijven.

Ik heb altijd de neiging om -voor straf- na het maken van een fout enorm te gaan doorsteken om de verloren tijd in te halen. En ook nu baande ik me een weg tussen de ondoordringbare bomen door. En weer snap ik dat achteraf, want ik herinnerde me dat ik, toen ik de eerste keer in de buurt van 7 dacht te zijn (wat dus 6 was), best aardig door het bos kon lopen. Nu was het alsof ik me een weg dwars door de stapel kerstbomen die bij de supermarkt in december tegen de gevel staan probeerde te banen.

Met deze kerstgedachte in mijn hoofd nam mijn oriëntatievermogen weer eens met mij de vrije loop. Toen ik bij A aankwam (in het kaartje links) dacht ik het iets zuidelijker pad te bewandelen. Dat dat ineens op leek te houden deerde niet, ik vond een kruispunt (wat C bleek te zijn, maar ik voor B aan zag) en sloeg rechtsaf. “Zo’n kompasnaald is ook maar van ijzer”, moet ik gedacht hebben, en ik rende vrolijk een meter of honderd door, tot hij wel erg hardnekkig de andere kant op bleef wijzen. Het mag een wonder heten dat ik 8 vond. 9 liep ik vervolgens maar 10% voorbij, wat aardig klopt met de kaartschaal 1:4500 die ik telkens als 1:5000 las.

Maar gelukkig, een half uur ervaring is iets om op te bouwen, en 10, 11, 12, en helemaal 13 gingen verdraaid goed. Die laatste, en later ook 17, 21, en 23 zou ik als een van de snelsten belopen. De kaart werd omgedraaid, en het leek weer van voor af aan te beginnen (de nummers herstartten ook weer bij 1, wat dus eigenlijk 13 was). Zelfde hoek van het bos, als in het begin, maar, vanwege de duisternis, de sneeuw die er inmiddels bij was gevallen, en de kaart die als maar meedraaide, een totaal nieuwe ervaring. En ook het stemmetje in mijn hoofd “J-G, nu ga je het gewoon wel heel goed doen, zonder fouten”, gaf er een andere dimensie aan.

Op weg van 16 naar 17 zat Jeremy Genar me op de hielen, en dat zorgde voor de nodige peper op bepaalde plaatsen waardoor ik heel hard ging… en daarna heel hard naar de verkeerde post rende. Ik herinner me nog dat ik het vreemd vond dat hij boven het meertje langs liep. Ik zou wel even doorsteken, wat, ondanks het groene bos rond 5 best opschoot. En als ik vervolgens naar 6 was gelopen, was dat ook helemaal niet zo gek geweest, maar in het donker lijkt een 6 net een 9 -het is maar hoe je het bekijkt- en Jeremy was langs de noordkant gelopen (wat naar 9 nog minder onlogisch was dan naar 6), dus koerste ik ook op 9 af. Die vond ik, en, zoals ook in de 1e helft, kwam voor mij na 9 8.

Net op tijd, nou ja, ik was al halverwege het dennbomen-tegen-de-supermarkt-bos, viel het kwartje, en kreeg ik door dat je een 8 weliswaar ongestraft kan omkeren, maar een 6 niet. Hop, terug naar 6. En daarna naar 7. Ik vond dat donkergroene stukje bos waar ik omheen moest iets minder leuk, maar herinnerde me kennelijk niet dat ik daar een half uur geleden al dwars doorheen was gelopen; toen meende ik immers veel noordelijker op de kaart te lopen. Op zoek dus naar 7, dezelfde zeven die ik eerder ook al voor een 7 -een andere- had aangezien. Vond ik hem warempel! En 8, die had ik ook al eerder ontmoet. Waarna ik gelukkig de supermarkt meed, op weg naar een nummer 9, die, hoe kan het ook anders, ook al eerder mijn pad had gekruist.

Was ik net lekker logisch via de zuidkant naar een post gelopen waar ik niets moest zijn, nu liep  ik maar voor de afwisseling via de noordkant naar mijn zuidelijke bestemming. Je moet wel consequent blijven!

Maar kennelijk had ik mijn fout op tijd door, want -zo werkt dat bij mij, zoals je weet- ben ik vanaf dat moment voor straf alleen nog maar gaan doorsteken, op weg naar de finish. Die ik overigens, zonder verdere omwegen vond, maar uiteraard, en volgens de Splitsbrowser, niet in de snelste tijd.

Om één en ander goed te maken ben ik hier na nog even omloop 2 gaan doen. Dat was een stuk minder ver dan omloop 1 overnieuw, en dus heel verstandig, zeker omdat ik daarna nog de posten zou gaan binnenhalen.

Ik kijk in elk geval terug op weer een bijzondere, en onvergetelijke, nachtoriëntatieloop. Waarbij het een verrassend leuk gebied bleek te zijn met eindeloze mogelijkheden, die ik ook ten volste benut heb.

Als je vraagt wat ik geleerd heb deze keer?

  • Eerst denken, dan gaan rennen.
  • Blijf koel in je hoofd, ook als het 5 graden vriest en er sneeuw uit de lucht valt. Want van strafwerk ga je niet harder, laat staan sneller.
  • Twee jaar ervaring betekent nog niet dat je uit de losse pols kan oriënteren zonder postnummers te checken en bij te houden waar je bent.
  • In het donker zijn paden dikwijls sneller. Dat had ik twee jaar geleden al prima begrepen.
  • Het blijft een ontzettend leuk spelletje! Dit ga ik nog jaren volhouden: er valt nog genoeg te verbeteren.

Overlay maps: the browser does it all!

I created something similar before, but I simplified the code a bit, and the result is still exciting. I put some JavaScrtipting in my weblog, to overlay maps with each other. The result you can see on this blog entry from a past training, when we had to draw our own map, and my latest post about the Midwinterrun, where I overlayed an ancient map we got with the current topographic map.

The fun is that you can change the opacity of the different layers. In the first example, you can change the view to the map of the different runners, with and without the real, complete orienteering map underneath, or with the map semi-transparent.

In the second example, you can hover with your mouse over a slider, that changed the opacity-ratio of the two different maps.

It is nice to see that some features in the landscape still remain visible, while others have completely gone. And it is remarkable that some features were apparenty not correctly mapped, one-and-a-half century ago, as they have not moved, for sure, in the mean time, but are shown on the map on a significantly deviating location. I tend to believe that the present map is correct.

The JavaScript code is shown below:
<p><a name="overlay"></a>nieuwe kaart <span id="slider"></span> → oude kaart<br />
(ga met je muis over het balkje om de kaart te wisselen)</p>
<div id="kaarten" style="position: relative;">
 <a href="http://jgeo.nl/o/wp-uploads/jgeo.nl/2013/01/oude_kaart.jpg">
  <img id="overlay_oud" style="position: absolute; left: 0pt;" alt="" src="http://jgeo.nl/o/wp-uploads/jgeo.nl/2013/01/oude_kaart.jpg" width="640" height="533" />
 </a>
</div>
<p>
 <a href="http://jgeo.nl/o/wp-uploads/jgeo.nl/2013/01/nieuwe_kaart.jpg">
  <img id="overlay_nieuw" alt="" src="http://jgeo.nl/o/wp-uploads/jgeo.nl/2013/01/nieuwe_kaart.jpg" width="640" height="533" />
 </a>
 <br />
 <script type='text/javascript'>
/* <![CDATA[ */
//gebruik geen lege regels want die worden als paragraph tag aangemerkt door de editor 
  var max=20;
  for (var i=0; i<=max; i++) { 
    jQuery("#slider").append("<span id='sliderstep"+i+"'>&equiv;</span>"); 
  };
  jQuery("[id*=sliderstep]").hover(function () { 
    jQuery("#overlay_oud").fadeTo(0,parseFloat(jQuery(this).attr('id').match(/[0-9]+/))/max); 
  });
  jQuery("#overlay_oud").fadeTo("slow", 1);
/* ]]&gt; */
 </script>
</p>

I first create overlaying images, in the plain HTML code. With the style setting, I ensure they overlap. The images should all have the same pixel-size. Just above them, I placed a placeholder for the slider.

Then, I use a bit of JavaScript to create the actual slider, and the handles that change the opacity of the image layers.

Finally, I select which image is shown initially.

Midwinterrun 2013: een marathon door de sneeuw

Het was weer een avontuur! De Chicken Power Midwinterrun 2013. Nauwelijks wetende wat ons te wachten stond, maar wel met temperaturen onder nul, een gure wind en sneeuwbuien in het vooruitzicht, vertrokken we om 5:59 uit Eindhoven. Samen met mijn loopmaat voor vandaag, Jeroen, en concurrent Patrick, reden we door een donkere, maar witte, wereld, naar Terschuur, een dorpje tussen Barneveld en Amersfoort. Min zes C buiten de auto, zenuwen binnen. Toch wel. Ondanks dat ik ruim een maand geleden nog aan de W.O.R. 2 had meegedaan.

Zou dit anders zijn? Het was ook een run, er moest ook geöriënteerd worden, en we liepen ook in teams van twee. Maar het was nu ruim 15 graden kouder, er lag een pak sneeuw, er ging nog meer vallen. Van Ferdy, de ontwerper van de W.O.R., had ik begrepen dat er er minder instinkers te verwachten waren. Maar wat is minder? En ik begreep dat er veel uitgebreider kaarttekenwerk nodig was. Maar wat is meer? En wat heb je daar voor nodig?

En ik had op de website een foto zien staan van iemand die door het water moest. Brrrr. Zou dat vereist zijn? Verijst in elk geval wel, vandaag.

Zo druk waren we bezig, dat we helemaal vergaten dat de muts binnen best af kon. Het intekenen van de ontbrekende CP’s kostte ongeveer een uur.

En het bleek anders! Per bus gingen we naar de start, geen idee waar dat was, op dat moment. Er werden onderweg wat mededelingen gedaan, maar, onvoorbereid, had ik die niet opgeschreven. Waar op had dat gemoeten? Volgende keer een notitieblokje mee. Bij het verlaten van de bus kregen we een enveloppe met een zevental kaarten. In kleur! Dat viel al weer mee. En allemaal 1:25000 topografische kaarten van het kadaster. Maar wel op een andere schaal uitgeprint en afgesneden. En er was een roadbook met zestig punten, waarvan de helft ook op de kaart stond, en de andere helft zelf ingetekend moest worden aan de hand van een RD-coordinaat, een projectie, of een lengte- en breedtegraad. Er was tijd in een lokaaltje om dit aan een tafel, en vooral verwarmd, te doen.

De schaduwen van de bomen, maar ook de gegeven projectie, laten zien hoe je de foto moet draaien om het noorden boven te krijgen. Vervolgens konden we hem in de topografische kaarten inpassen.

Niet alleen kaarten werden gebruikt: ook luchtfoto’s, en zelfs een oude kaart. Dat laatste was een leuke exercitie: één punt, CP 42, was op zowel de oude als de nieuwe kaart getekend, maar CP 43 alleen op de oude. In anderhalve eeuw is er nogal wat veranderd in het landschap, maar een aantal elementen zijn ook behouden gebleven. Zo ontstond een puzzel, maar uiteindelijk wisten we vrij zeker waar CP 43 op de moderne topografische kaart te plaatsen. En na wat speurwerk bleek dat de luchtfoto, zoals snel aan de richting van de schaduwen te zien was, geroteerd was. Leuk gedaan!

nieuwe kaart → oude kaart
(ga met je muis over het balkje om de kaart te wisselen)


Een uur later waren we klaar met intekenen. Een aantal teams waren al vertrokken, een paar waren nog bezig. Hebben we het wel goed gedaan? Een foutje is snel gemaakt, als een lengte-minuut op de kaart 5,4 cm is, en een breedte minuut 8,7 cm, en er doorheen een RD raster geprint is.

CP 1, 3 en 5 waren ten opzichte van elkaar als projecties gegeven. 2, 4 en 7 moesten we memoriseren, aan de hand van een kaart die even snel bij de START getoond werd. We kwamen in eerste instantie goed uit bij 5, maar vonden toch het valse punt.

Bij CP1 volgde een verrassing: we moesten een keuze maken tussen de volgende punten op kompaskoers zoeken, of memoriseren. We kozen voor memoriseren, en zochten ondertussen de andere punten op het kompas. Maar kennelijk was het idee dat we eerst CP 2, 4, 7 zouden zoeken, en dan CP 1, 3 en 5; of omgekeerd. Alles tegelijk in één keer zoeken leek lastig, maar we wisten niet beter, en deden dat dus gewoon. Alleen CP 4 was lastig te vinden. En toch bleek dat CP4 wel klopte, maar CP5, dat we daar vòòr hadden gevonden, niet. Achteraf hadden bijna alle teams dat punt fout. En we zijn er nota bene overheen gelopen, als je de track op onze kaart bekijkt! Maar de organisatie heeft altijd gelijk. Toen wisten we ook nog niet dat een gevonden controlenummer ’23’ per definitie fout was.

Enfin, naar later zou blijken, als een van de eerste teams gingen we verder met het reguliere deel van de tocht. De sporen in de sneeuw van wezens die er eerder waren geweest waren kennelijk van konijnen, hazen en reeën…

Ik had vandaag een goede neus voor blauwe kaartjes achter bomen, want ik vond ze verrassend snel. Later op de dag zou Jeroen ze ook zo snel gaan spotten, en dat maakte dat we vrijwel overal binnen no-time verder konden rennen. Het leek er dan ook op dat er vrijwel geen valse controle nummers geplaatst waren, want nergens zagen we twee kaartjes, en vrijwel alles hing binnen 20 meter van waar we het verwachtten. Het leek dus niet nodig om naar een ander nummer te zoeken als we eenmaal iets blauws gezien hadden. Maar dat bleek later onterecht.

Intussen liepen we vooral over wegen en paden, ook omdat de route dat voorschreef. Het was vrijwel nergens veel sneller om dwars door te steken, en daarmee was verdwalen ook geen optie. Af en toe een weiland of akker gingen we diagonaal over, maar met de sneeuw en vaak oneffen ondergrond, liep dat een stuk minder. Zeker toen we nog 4’30″/km probeerden te lopen.

Onderweg keken we steeds naar de voetafdrukken in de sneeuw. Hoeveel zouden er voor ons lopen? Geen idee, maar overal leken al wel mensen te zijn geweest, op loopschoenen. Best handig, die sneeuw. Toch leek het ook regelmatig of er naar het kaartje met het controlenummer helemaal geen voetsporen liepen. Zouden zoveel teams al die CP’s hebben overgeslagen of niet kunnen vinden? Toen wisten we nog niet dat we eigenlijk op kop liepen.

Naar CP 27 hebben we toch even moeten zoeken. De schaal van de kaart eventjes verkeerd geïnterpreteerd…

Intussen kwamen we langs het Kasteel van Renswoude, Fort Daatselaar, en liepen tot vlak boven Scherpenzeel. En zochten we 10 minuten naar een CP-nummer op het enige punt waar volgens het roadbook niets hoefde te worden opgeschreven, corrigeerden we een foutief ingetekend punt dat aanvankelijk midden een in een weiland leek te liggen, maar gewoon een hoekpunt van het fort bleek te zijn, zochten naar een CP op een plek die ik in passen verkeerd had uitgemeten (als de schaal van de kaart 70% van 1:10000 is moet je niet het gebruikelijke aantal passen met 0.7 vermenigvuldigen, maar er juist door delen, waardoor het 2 keer zo ver blijkt te liggen), aten we een Snickers, en hoorden we van de organisatie die de eerste controlestrook in nam, dat we redelijk vooraan liepen. Er liepen dus nog een paar teams voor ons?

De rare slingers die we maakten zijn om de CP’s te vinden.
Òf 35, òf 36 was genoeg geweest. Maar we vonden het zo leuk, dat we ze allebei hebben bezocht.

Toen niet, bleek, maar even later wel. Want het kwam niet door de sneeuw, die ineens hevig ging vallen, maar doordat we in de bus geen duidelijke aantekeningen hadden gemaakt, dat we zowel CP 36, als CP 38 aandeden, terwijl verteld was dat die het zelfde controlenummer hadden; beide bezoeken was dus niet nodig. Wisten wij veel. Bij de tweede van de twee kwamen we achter twee andere teams uit, die toen op kop bleken te lopen. Maar ja, Jeroen zag razendsnel en ongezien het kaartje, zodat we na CP 37 weer voorop lagen.

Het scheelde maar 1 kilometer: onze locatie van CP 40, en de jusite…

Tot we CP 40 gingen zoeken, precies één RD kwadrant noordelijk van de juiste plek. Inmiddels waren we al behoorlijk moe, en hadden besloten dwars door te steken over de velden, maar wel in wandeltempo. Op zich scheelde dat niets, want je kon over dat terrein toch niet hard rennen. Maar dat helpt niets, als daar niets te vinden is. We hadden snel de fout door, maar dat was al te laat. Het zou ruim 20 minuten kosten om terug te lopen, en dat zou 30 strafminuten schelen, wat we het niet waard vonden, ook vanwege de extra inspanning.

Bij CP 50 (dat na CP 40 en 39 kwam) waren de twee teams op kop al aan het zoeken. Aan de verkeerde kant van de beek, waar wij in eerste instantie ook het CP hadden ingetekend. Maar het scheelde niet veel, en de nauwkeurigheid is beperkt, zodat we, toen de andere twee teams het inmiddels hadden opgegeven, en verder waren gelopen, alsnog aan de zuidkant het CP vonden. Hadden we mooi weer 30 strafminuten goed gemaakt.

Wat daarna volgde was een spelletje met een beek. Zouden de CP’s aan de zuid- of aan de noordkant liggen? En is er wel of geen brug? En is het diep? En breed? Geen idee hadden we, zodat we maar de kortste route naar het volgende CP namen, en wel zouden zien. Dat bleek een goede beslissing. Er was een stuw, en iets verderop een bruggetje.

We hebben behoorlijk getwijfeld, of we de noord- of de zuid-oever zouden nemen. De waarheid bleek letterlijk in het midden te liggen.

Toen namen we nog een slimme beslissing: punt 45 lag weliswaar dichterbij een logische route dan 46, maar daar zouden we de aanwijzingen voor 47 en 48 gaan vinden, en 49 lag juist weer wat verder weg. Vermoedelijk -want de punten stonden al niet allemaal in de juiste volgorde wat betreft de kortste route- zouden die 47 en 48 meer richting 45 liggen. En dat bleek helemaal te kloppen. Via een rechte lijn renden we naar 46, vonden 47 op weg naar 45, en van daar uit 48 op de route naar 49 en 51. Mooi! Enige minpuntje was dat we 48 niet direct zagen, en juist toen ik het beekje vlakbij was overgestoken om te kijken of het CP-kaartje aan de achterkant van een boom aan de oever zat, vond Jeroen een ’23’. Nietsvermoedend, en opgelucht, noteerden wij die, al hing die wat ver van het nulpunt, en gingen verder. Nog maar 10 CP’s te gaan!

De oversteekplek.

Maar er was een dilemma: zouden we voor CP 53 aan de noord- of aan de zuidzijde van de Grote Barneveldse Beek moeten zijn? Er leek geen brug in de omgeving, dus we moesten kiezen. Een volgende aanwijzing stuurde ons in elk geval terug naar een bruggetje, voor CP 52, zodat we vermoedden dat we moesten oversteken. Het CP lag volgens onze peiling op de kaart aan de zuidkant van wat een oversteekplaats voor landbouwvoertuigen en/of jeeps leek te zijn: een constructie van balken over het water aan weerszijden van een verharde bestrating op de bodem van de rivier. Maar geen CP te vinden. Bijna hadden we het opgegeven, maar na lang zoeken op de oever zagen we dat de balken ‘schoongeveegd’ waren. Er was dus iemand overheen gegaan. Zou er dan toch…?

Koud water met een laagje ijs er op is tot daar aan toe, maar een natte broek en schoenen is niet lekker met dit weer.
Als je niet om wilt lopen moet je voor paard spelen.

En er stond iemand van de organisatie met een fototoestel aan de overkant. Vast ook niet voor niets. En dus trok ik mijn schoenen, sokken en broek uit, en liep door het ijskoude water. Pijnlijkst was nog mijn scheen die ik stootte tegen een ijsschots, en de sneeuw waar ik in stond aan de overzijde, maar op de terugweg langs de andere balk vond ik het CP! Hoera! Die hadden we. Maar wat nu? Omlopen, want Jeroen stond nog droog aan de overkant, en had geen trek in een koude beek. Ach wat, we zijn toch een team? Dus ik nam hem op mijn rug en liep zo naar de noordkant. Snel schoenen weer aan, en door naar de finish. We lagen op kop!

Zo vonden we ook de laatste paar punten. Nog net op tijd zag ik dat 56 gedefinieerd werd door de koers náár 57, en niet omgekeerd, zodat we ook daar scoorden. En toen ik me even omdraaide bij het oversteken van een greppel zag ik dat er behalve een ’23’ in de buurt van CP 56 (die ik al wat slecht vond kloppen met de kaart) ook een ’29’ hing, op de juiste plek, wat ook weer 45 strafminuten scheelde. Doordat we doorstaken door het weiland naar 58 liepen we bovendien recht op dat CP af, en vonden hem zo, want vanaf de weg had hij aan de overkant van een riviertje gehangen.

Alleen gingen we vlak voor het eind nog een keer de mist in: een peiling met een stompe hoek vanaf een hectometerpaaltje op de kaart (Of had het het paaltje in het echt moeten zijn? En aan welke kan van de weg dan wel?) wekte niet mijn vertrouwen, en ook Jeroen was er wel klaar mee, zodat we voor het laatste punt aannamen dat het wel het blauwe kaartje op de deur van het gebouw dat als start en finish dienst deed zou zijn. Bijna goed. Maar dat kostte ons toch nog even 45 strafminuten extra. Maar we waren er! Als aller eersten!

Onze aankomst in het Wedstrijdcentrum.

Al met al bleken de volgende teams pas 25 minuten later aan te komen. Zouden we dan ook nog eens gewonnen hebben. Pas toen hoorden we van de ’23’s, en dat het vorig jaar ’72’ was geweest dat de valse posten kenmerkte. En drieëntwintig kwam me best bekend voor. Inderdaad hadden we twee valse posten meer gezien en genoteerd dan het team dat na ons binnen kwam, wat neerkomt op 90 strafminuten, zodat zij uiteindelijk met 66 minuten voorsprong wonnen. De score kan je hier vinden, (of hier onder).

Maar wat een geweldige race! Lang gedacht dat we ergens middenin het veld liepen (het was mijn 2e, en Jeroen’s 1e oriënteringsrun), toen wat gedeprimeerd over ons foutje van 2 km, en vermoeid door de afstand, teruggezakt in temp, maar ten slotte na de dwaze oversteek, en de kennis voorop te lopen, weer helemaal fanatiek en vol goede moed, alsof het niks was. Nou ja, qua afstand was het dan ook maar gewoon een Hele Marathon, maar dan wel door de sneeuw, met hindernissen, en zonder je hoofd te verliezen.

Dit was weer een bijzondere ervaring, en de laatste zaterdag van januari komt zeker op de kalender van 2014 te staan. Met de ervaring van deze eerste keer wordt dat vast weer een succes:

  • Er zijn wel degelijk valse punten,
  • die dan vast niet allemaal ’23’ heten.
  • De volgorde van de CP’s is niet altijd de kortste route.
  • Er kan wel eens een Adventure race-element in zitten; iets met water.
  • De CP’s zitten niet altijd exact op de juiste plek (of hoe wij die interpreteerden),
  • maar ook de kaart kan natuurlijk een beetje afwijken, en terrein kan zijn aangepast; en de CP’s moeten onzichtbaar voor derden gehangen zijn om rippen te voorkomen;
  • je moet daarom niet te lang zoeken of er op het -volgens jou- juiste punt niet toch een controlenummer hangt, meestal hangt dat er niet,
  • maar die enkele keer dat het er wel hangt -en het andere punt dus vals is- kost het wel veel strafpunten. De juiste balans tussen vertrouwen en wantrouwen is delicaat.
  • Alle zelf ingetekende punten moet je controleren: van de 20 hadden we er 4 fout in eerste instantie, en 1 daarvan zelfs niet meer op tijd gecorrigeerd.
  • Om 6:00 ‘s morgens nog even proviand bij een benzinestation kopen kan wel eens lastig worden als die allemaal nog dicht blijken.

Ten slotte heb ik, meer voor mezelf als geheugensteuntje, mijn inventaris opgesomd:

  • hardloop-rugzak
    • met drinkwaterzak
    • potlood
    • watervaste stift aan en zipper (en ook de dop, want die ben ik 5 keer verloren)
    • zaklamp
    • telefoon (voor noodgevalen)
    • fluitje (hoewel de dop van de stift ook prima bleek te werken als fluit, toen ik de sneeuw er uit blies
    • thermo deken
    • ID
    • geld
    • EHBO spul als pleisters en tape
    • vaseline tegen de kou op gezicht en handen
  • plastic kaarthoes, met daarin
    • geodriehoek
    • lichtgewicht plankje om kaarten vlak te houden
    • kaart-roemer (beperkt functioneel, want de schaal is arbitrair)
    • klemmetje om zaakje bij elkaar te houden
    • velletje voor aantekeningen
    • rekenmachine (klein)
  • Recta peilkompas
  • Silva duimkompas
  • druivesuiker
  • 6 Snickers (op de valreep)
  • en om aan te trekken
    • Inov-8 Oroc 340 schoenen (met spikes; ook ideaal om de kids op de slee door de straat te trekken zonder zelf onderuit te gaan over een ijsplaat)
    • lange hardloopbroek
    • Moose sokken (met na 42 km ook een gat)
    • thermo shirt lange + korte mouwen over elkaar heen
    • Nike tuned fleece
    • Icebreaker mutsje
    • dunne thermo handschoenen
    • ASML windjack (als reserve)

Tenslotte nog een overzichtje van de roadbooks:

Genneperparkenloop

Voor het eerst liep ik afgelopen zondag een keer mee met de Genneperparkennieuwjaarsloop, een “rondje rennen om de hoek” zal ik maar zeggen. Maar, begrijp me niet verkeerd, een hele leuke ervaring.

Je kan me zelfs zien rennen als je op bovenstaand kaartje klikt. Druk vervolgens op 'Play' en de 'c' om de kaart mij te laten volgen.
Het gebied was bekend, en het ging ook gewoon (grotendeels) over de weg, en in dat opzicht had het niets met Oriënteringslopen te maken, maar op een aantal manieren heb ik er toch een O-draai aan kunnen geven.

Ik koos voor de 14 km (wat iets van 13.6 km bleek te zijn achteraf). Twee weken terug nog een halve marathon gelopen, dus dat moest wel lukken. Maar stiekem vroeg ik me wel af hoe snel ik zou kunnen gaan. Sneller dan in oktober bij de halve marathon van Eindhoven? Of zou ik het niet-interval-trainen van de laaste paar maanden toch merken? Alles onder het uur leek me in dat opzicht al mooi.

Aankomende bij de start kwam ik al een aantal bekenden tegen. Wat wil je, bij zo’n wedstrijdje vlak bij huis. Erg gezellig dus. Al vond ik niet direct iemand om mee samen te lopen qua tempo. Iets in mij wilde namelijk toch wel hard gaan.

Iets anders in mij kennelijk ook weer niet, want ik had besloten een rugzakje te dragen, met daarin een liter water, een windjackje, en uiteindelijk ook een thermo-shirt, want het bleek veel warmer dan ik oorspronkelijk dacht; het shirt ging dus uit. Al met al een twee kilo aan extra bagage. Ik kan zeggen dat het rugzakje achteraf prima beviel, afgezien van de extra ballast. Het was het kleinste model harlooprugzak van Decathlon (zaakje in Best, en de rest van Frankrijk).

De waterzak was lekker, in het begin, maar in de tweede helft had ik de tijd en de puf niet meer om nog veel te drinken. Leek ook niet nodig, maar wel zonde van de 3/4 liter water die ik heb ‘uitgelaten’. Volgende keer gaat hij niet vol mee.

En daarnaast had ik nieuwe schoenen aangetrokken: mijn nog ongebruikte, vuurrode Inov-8 RocLite 285’s. Is dat verstandig? Nee, ik liep een blaar. Maar: ja, die blaar viel reuze mee, en komt vast de volgende keer niet terug. Bovendien was het een mooie test, en ik liep er zeker niet langzamer op dan op mijn Saucony’s die normaal gesproken tussen mij en de weg zitten. En, daar kwam bij dat ik op het kaartje met de routes al gezien had dat sommige stukken onverhard waren. Dus was het sowieso geen verkeerde keuze. Toch een beetje “O”.

En dat bleek maar al te waar te zijn. De start ging over asfalt en kasseien, maar al gauw, net voorbij de Genneper Hoeve, kwamen we op een zanderig pad. De bochten waren modder, waar ik vrolijk doorheen banjerde. En dat waren dan nog de kleine stukjes afsnijden. Iets verderop ging de route over een grasveld. Of over het slingerende pad dat er over liep, maar geen lintjes gaven aan wat de bedoeling was, en in mijn optiek (en die van vrijwel iedereen die vooraan liep) suggereerde dat een rechte lijn. Lag dus niet aan mijn Oriëntatie-blik. “Hoi! Ik heb noppen!”

Vanaf dat punt was het overal een kwestie van de kortste lijn zoeken van rood-wit lint naar rood-wit lint. Niet iedereen deed dat, bijvoorbeeld bij de Genneper Watermolen waar sommigen een kleine zestig meter afsneden; maar daar hingen toch duidelijk lintjes. Om die reden alleen al is het best verstandig dat er geen tijdmeting was, en geen uitslag of wat dan ook. Dan zou er ineens een felle discussie hier over zijn opgelaaid. Nu deed het er niet toe.

Uiteindelijk bleef ik ruim binnen het uur: 00:56:26, en een tempo 4’09″/km (wat sneller is dan de 4’11″/km op de halve marathon in oktober). Met andere woorden: ik heb voor mijn doen de longen uit mijn lijf gelopen.

Naderhand weer vrolijk nagepraat met iedereen die ik kende uit de buurt, en iets verder daar omheen. Nog wat over Adventure Racing en Oriënteringslopen gesproken, vooral naar aanleiding van mijn schoenen en rugzak (“wat heb jij nou aan?”), en uitstekende erwtensoep gegeten. Alleen miste ik de Duvels en Leffe’s Blond een beetje. Dat hebben die Belgen doorgaan beter bekeken. Maar desalniettemin, als het zo uitkomt sta ik hier volgend jaar weer.

 

De Noordpool is een zuidpool!

Waarom werkte mijn kompas gisteren niet? Een mogelijke verklaring…

In de categorie kip-ei problemen, komt bij mij regelmatig de vraag naar boven of de Noordpool een noordpool is of een zuidpool.

Een magneet bestaat (vrijwel altijd) uit een noord- en een zuidpool. 220px-VFPt_cylindrical_magnet_thumb.svg[1]Knip je hem in tweeën, dan ontstaan er twee magneten met ieder op zijn beurt weer een noord- en een zuidpool. Een kompasnaald heeft ook een magneetje in zich (dikwijls er onder bevestigd). Dat magneetje heeft dus ook en zuid- en noordpool.

Mijn vraag is eigenlijk of de noord- of de zuidpool van dat magneetje naar de noordpool wijst.

Immers, tegengestelde polen trekken elkaar aan. Dus een magnetische noordpool trekt een magnetische zuidpool aan. Als de Noordpool een noordpool is wijst dus de zuidpool van de magneet in het kompas naar het noorden.

Wat zoekwerk leert: de magnetische noordpool van een magneet wijst naar het Noorden. Deze kant van de magneet in een kompas is dus in de richting van de N bevestigd, het dikwijls rode deel van de naald. De Noorpool is dus een magnetische zuidpool.

Geen wonder dat mijn kompas gisteren in de war was, want dat was voor mij ook wel even slikken.

De vraag blijft welke lolbroek in het Nederlands “zuidpool” met een Z heeft geschreven, terwijl zowel vanuit het Oosten als het Westen de Z een N is.

Jenevercross 2013: beetje draaierig, en niet pas achteraf

Zie het als een training, dan tellen de seconden niet maar de meters!

Ha! Weer wat geleerd: zo’n kompas werkt alleen overdag. Als het licht is. In het donker zit je er zo 30 graden naast. Logisch, want licht is electromagnetische straling, en dus drukt het de naald weg. Omdat kompassen in het licht worden gemaakt heb je daar overdag geen last van, maar ‘s nachts gaat de naald alle kanten op, dan weer oost, dan weer west, en soms met een kleine afwijking pal naar het zuiden.

Van 7 via 9 naar 8 is niet de kortste route…

Dat maakt het natuurlijk wel lastig om de post te vinden. Zoals toen ik van 7 naar 8 liep, 9 tegen kwam, en koers naar 9 zette die achter me lag. Daar kan zo’n kompas niet tegen, en dus moet je dat voortaan niet meer doen, zei ik tegen mezelf. Niet veel later zou ik van 23 via 16 naar 24 rennen. Ook al zo iets!

Toch zat er wel lijn in de afwijking, want ging ik eerste te ver linksom, even later ging ik weer te ver rechtsom, nog een keer rechtsom, toen te ver linksom, rechtsom, linksom, rechtsom, rechtsom, rechtsom, rechtsom, en ten slotte rechtsom. Kortom, ik ging behoorlijk om. 29.2% om precies te zijn, volgens

Quickroute. Mijn gemiddelde tempo was dan ook 6’14″/km, terwijl ik 7’50″/km in vogelvlucht liep. Allemaal dankzij die extra meters.

 

De oplossing is simpel: zie het als een training, dan tellen de seconden niet maar de meters!

Even zonder gekheid, het was erg leuk om te doen, maar ik bakte er weinig van. En, alle onzin over kompassen in het donker daar gelaten, in het donker moet je gewoon meer op zeker spelen en lijnkenmerken gebruiken. Het is niet voor niets zo dat de baanlegger vaak benen uitzet die ‘complexe’ oplossingen vergen, waarbij niet direct duidelijk is wat de snelste routekeuze is. Maar daardoor krijg je juist dat de verschillende routekeuzes elkaar niet enorm ontlopen. Met als gevolg dat je als loper de keuze hebt om door te steken of de paden te volgen, zonder dat een van de twee opties direct overduidelijk in het voordeel is. Een snelle loper, en dat ben ik, kan dan beter voor de paden kiezen, en een iets langzamer loper voor doorsteken. Als ik een paar stukjes na meet zie ik dat ik 20-30% langzamer loop door open bos dan over stevige paden.

Wat anders is dan vorige week door mul zand, waar het niet veel uitmaakte. En daarom adviseerde Oswald me om, in elk geval bij een nachtoriëntatieloop, bij twijfel voor paden te kiezen.

Dat ga ik dus maar doen de volgende keer. Niet alleen vanwege de snelheidswinst, maar vooral ook om die 27.1% omlopen te verminderen. Of om te zetten in snelle meters over paden, in plaats van trage meters door het bos en over de hei.

Leuk was het napraten weer. Onder het genot van een citroenjenevertje, want deze cross had niet voor niets zijn naam ergens aan te danken. Moe, een beetje ontevreden, maar minstens zo veel wijzer reden we, met Ralph en Patrick, terug naar Eindhoven, onderweg nog enthousiast napratend over deze en eerdere ervaringen. En om de een of andere reden heb ik zin om ook eens een Adventure Race te proberen.

Ben ik sneller dan het zand?

Vraag 1: Hoe snel is zand?
Vraag 2: Hoe snel ben ik?

Het antwoord op de tweede vraag is makkelijk: 49’57” op de 7100 meter (nou ja, 8122 meter over mijn spoor), oftewel 7’02″/km (en 6’07″/km als ik niet in vogelvlucht reken). Dat is wat langzamer dan de halve marathon laatst (4’09″/km) maar best snel vergeleken met eerdere oriëntatielopen. Hoewel, laatst bij de Sinterklaascross, ik ver onder de 6’/km uit kwam. Maar dat was ook met vrij veel verharde weg.

Maar goed, je moet alles in een perspectief zien, en dat is dat ik de snelste tijd heb neergezet op de LD. Nummer 1! Overkomt me niet vaak. Nou is er wel wat op af te dingen, en dat is dat de snelle jongens aan de complete Sylvester 5-daagse mee deden, en niet aan de dagomloop. Maar goed, ik hield ze niet tegen het tegen mij op te nemen.

Je hebt Zand en je hebt Zand

12402539-tire-tracks-in-the-sandHoe snel is zand? Dat was de eerste vraag, en tevens de vraag die continue door mijn hoofd speelde tijdens het rennen. Het was nat, erg nat. En dan is het zand zo papperig dat het bijna net zo mul voelt als op een droge zomerdag. Vochtig zand loopt lekker; dit niet.

Toch was er zand en zand. Waar lang niets had gereden was het zand als een bord griesmeelpap: je stapt er in, en zakt door naar de bodem, waar het wat droger is. Dat kost energie. Waar net was gereden, en nog het verse profiel van een jeep of wat dan ook voor legervoertuig in stond, liep het ook niet lekker: alsof je zandkastelen loopt te vertrappen. Daar tussen in, op oude bandensporen, waar een buitje overheen is gegaan, loopt het het best. Daar is de bodem vlak, maar relatief hard. Daar moet je dus zijn. Helaas rijden de jeeps en hummers niet precies van post 3 naar 4, of omgekeerd, dus het was alsof je over een rangeercomplex manouvreerde, diametraal naar de overkant.

Snelheid

Na een lange oversteek van 2 naar 3 was me wel duidelijk dat de open vlaktes hier niet soepel liepen. De grond had bijna letterlijk de zelfde kleur als op de kaart, wat meer op modder dan op zand lijkt. En vanuit dat perspectief ziet wit bos er heel aantrekkelijk uit. Vergis je niet in de vleeskleurige zones: dat is heide. Ongeveer een halve meter hoog, en helemaal geen doorkomen aan. Maar goed, was het wel zo dat het zand sneller liep dan het bos? Ik ga het meten.

Ik heb alle stukjes vlak bos (dus niet met kuilen, heuvels, en struiken) in losse splits opgedeeld, en de tempo’s van die 8 stukjes gemiddeld. En het zelfde heb ik gedaan met de stukken waar ik over puur zand liep. Het resultaat is een gemiddelde van 5’28″/km door het bos, en 5’39″/km over het zand. Dat scheelt niet veel. 11″/km is niet noemenswaardig, en scheelt anderhalve minuut op mijn totaaltijd. Aan de andere kant, dat is al de helft van het verschil met de nummer 2. En misschien wel belangrijker: het loopt lekkerder, dus misschien is het ook nog minder vermoeiend.

Kortom, het is nu “wetenschappelijk bewezen” wat ik eerder al vermoedde: bos loopt beter dan zand. Maar je gaat niet 2 keer zo hard.

Route

Waarom ging het zo goed? Ik heb slimme routes genomen. Niet per se de terreinkeuze, maar meer de zekerheid heeft mij voordeel opgeleverd. Het stoplicht-concept enerzijds (even langzamer lopen om tijdig rond te kijken, in plaats van als een kip-zonder-kop naar de vermeende postlocatie te hollen en daar te constateren dat ik er al voorbij was), en anderzijds het kiezen van paden waar het vervolg een zeker aanvalspunt vereist. Dat was mijn strategie. Geen fouten maken, en verder keihard rennen. Klinkt simpel, en het werkt. Ik had geen geluk, maar dat hoefde ook niet op deze manier.

Of kwam het gewoon omdat ik weer eens mijn kerstmannenmuts op had en af en toe Ho ho ho riep?

Nog belangrijker

Maar het belangrijkste van de dag was eigenlijk: Annelot en Seger vonden het ook leuk! Ze hebben de kids-O gedaan, en alles onderweg gevonden. En een paar dagen later, bij een normale boswandeling, wilde Annelot niets liever dan doorsteken, dwars tussen de boompjes door. Dat belooft nog wat!

Linschotenloop 2012

Het begon allemaal een jaar of 8 geleden. Met een brakke kop (vanwege één of andere borrel de dag tevoren), door de hagel. Vier jaar later nog een keer meegedaan. Weer hagel. Vanaf dat moment is hagel bij de Linschtenloop traditie.
Tot vorig jaar. De derde keer voor mij. Geen hagel. Wel een PR voor Maarten, die kennelijk het hardst loopt als het een keer niet hagelt. Of als er een kerstmanmuts naast hem rent.
Deze keer waren we ongetraind. Nou ja, ik had in oktober in Eindhoven wel hard gelopen, maar sindsdien hooguit een oriënteringsloop gedaan. Ik zou wel zien hoe het zou lopen. En Maarten had het zelfde plan.
Maar na een km of twee leek het dat er best wat meer in zat, en ben ik gaan versnellen. Tempo 1:30. Zou dat weer kunnen? Eenmaal versneld kwam de kick van het inhalen (versterkt door het bewustzijn dat ik een camera aan mijn hoofd had), en probeerde ik iedereen bij te houden die mij inhaalde.
Vlak achter iemand lopend zag ik een tractor op het parcours. Wat gek! Wie gaat nou over een dijkje van nog geen twee meter breed rijden in zijn trekker als er net een halve marathon langs komt? Toen hij afsloeg keek ik even om, en een fractie later lag ik plat op het asfalt. Met kapotte knieën en handen. Au! Bleek dat er een enorm gat in de weg zat waar ik in gestruikeld was.
Maar gelukkig had ik mijn water-rugzakje om, en dus genoeg spoelwater om het ergste grind en modder uit de wond te sproeien, zodat ik weer snel verder kon. Ik was immers pas op 1/3 van de route, en omkeren zou wel erg suf zijn.
Het ging weliswaar iets minder snel dan daar voor, maar dat was niet zo verwonderlijk. Voor 21.1 km op 4’16″/km had ik niet getraind. Maar tegelijkertijd was de gedachte dat na mijn valletje alles wat ik zou bereiken mooi meegenomen was ook motiverend. En zo -misschien wat overmoedig- ging ik een stuk door het gras, over een dijkje, en trok ik een sprintje de dijk op.
Eigenlijk was de rest van het parcours best saai, ook al was het een prachtige omgeving. Maar er gebeurde niet zo veel meer. Reden te meer om wat praatjes aan te knopen. Een keer of twee, of waren het er drie, heb ik wat verteld over Oriënteringslopen. Dat bleek betrekkelijk onbekend, maar Trailrunning daarentegen wisten ze wel van. (Misschien moeten we het daar zoeken als het gaat om werving van nieuwe oriënteringslopers?) En misschien moet ik zelf maar eens een trail gaan runnen. Of een Adventure Race. Schijnt namelijk helemaal in opkomst te zijn, al blijft Oriënteringslopen nog het koningsnummer onder de loopsporten.
Anyway, voor ik het wist was ik al pratend weer vlak bij de finish. Of niet? Het parcours bleek wat verlegd ten opzichte van eerder jaargangen die ik kende. Dus hield ik even in (wat je dan weer mooi kan zien aan de rodere kleur op de Quickroute kaart). Om vervolgens een sprintje naar de eindstreep te trekken, toen die in zicht kwam.
Had niet harder gekund. Was weer leuk, ook zonder hagel. Ongetraind 1:33:22 is helemaal niet verkeerd. Alleen die val? Dat moet ik niet meer doen; nu, twee weken later, zijn de gaten in mijn handen net weer dicht, en ik liep er wat minder paasbest bij met kerst.
Om het nog een keer na te beleven: zie mijn headcam video op YouTube.

Woudlopers Oriëntatie Run 2012

Het Oriëntatiehoogtepunt van het jaar!

Echt een must voor iedereen die 30 km wil rennen en verdwalen. Of niet, maar dan wel in

En, hebben we gewonnen?

zeven puzzel-sloten tegelijk wil lopen. Want, met kaart en kompas in één hand, had je de andere nodig om je neus dicht te houden vanwege de instinkers (en die waren er volop: één route, 77 controlepunten, en meer dan 120 in het veld).

Continue reading Woudlopers Oriëntatie Run 2012

Ravels Noord: even kort

Niet dat het een korte omloop was (11.6 km over mijn track), maar ik houd het hier even kort. Ik heb wat achterstand met schrijven, en daarom niet te veel tijd. Maar ik ga er van uit dat het direct na de race makkelijker typt dan drie weken later, dus netto is dat winst!
Het algemene beeld? Ik heb hard gelopen. En dat merk ik aan de spierpijn. Pittig was het terrein ook zeker, met alle nattigheid, zompige weilanden, doorweekte paden, en sneeuw in het bos. Maar er waren daarentegen dan weer geen doorns. Nergens. Een braamvrij bos. Ravelse confiture is er niet in bramensmaak.
Op zich ging het allemaal lekker, in rap tempo scheurde ik langs posten 1 t/m 8, en ook de lange doorsteek naar 9 ging voorspoedig. Misschien was diagonaal over het lange weiland niet heel handig, maar veel tijd heb ik er niet mee verloren.

Dit ging dus niet helemaal zoals het bedoeld was.

Maar bij 10 ging het mis. Ik dacht redelijk nauwkeurig gepeild te hebben ,maar hij stond heel gemeen verstopt, en de kaart leek daar ook niet helemaal te kloppen. Er stonden veel meer bomen dan gedacht. Terug naar het pad, en de kruising in het westen. Passen tellen. Over het slootje springen, rechtdoor lopen, weer passen tellen, en toen zag ik ineens achter een boom de post.
Naar 11 ging redelijk, maar op weg naar 12 ging ik weer helemaal de mist in. Ik zag een post, een stuk verder dan ik verwacht had, maar liep er heen om het nummer te checken. Dat was dus een andere, maar daardoor was ik wel van de kaart. Naar de jagersstoel, omkeren, passen tellen, het greppeltje naar de post was er een van 1000 in een dozijn, maar gelukkig zag ik de post vanaf het noordelijke pad staan, en vond ik hem alsnog.
De doorsteek naar 14 ging perfect. Ik kwam vrijwel op de post uit. En daarna, de butterfly rond post 15 was ook erg leuk en ging voorspoedig.
Het lange been naar 24 was goed om even op adem te komen op een lang recht stuk, waar het er hard aan toe ging. Maar toch, het was op adem komen zonder al te veel interrupties. Bij 24 kwam ik Frank Buytaert tegen, die behoorlijk wat snelheid had. Ik was benieuwd of hij vooral snel liep of goed oriënteerde, aangezien ik hem altijd hoog in de uitslagen zie staan. Dus leek het me aardig een tijdje te proberen hem bij te houden. Hij bleek inderdaad behoorlijk snel te lopen, zeker in het ruwe terrein. En hij oriënteert ook nog eens snel, dus makkelijk te verslaan was hij niet, en dat zal nog wel even zo blijven.
Omdat ik natuurlijk het voordeel had dat ik hem telkens een stuk voor me zag gaan, kon ik ook een wat hogere snelheid halen, al probeerde ik toch steeds mijn eigen race te lopen.
Dan merk je dat je wordt afgeleid, want een enkele keer verloor ik toch wat kaartcontact, en volgde Frank. Dat was trouwens zeker bij 31 niet handig. Hij, en nog iemand, liepen daar de post te zoeken, en op zich heeft het dan niet zo veel zin om er heen te lopen, maar onbewust ging ik toch niet mijn eigen weg. Je weet niet of ik hem dan wel direct gezien zou hebben, maar ik merkte dat ik me liet beïnvloeden. Maar goed, als ik naar de Splits kijk, was ik anders ook wel 3e geworden

Wel wat gekke dingen gedaan, van 8 naar 9. Zoals het stukje doorsteken helemaal in het zuiden. Nuttig? Het zal wel heel mooi bos geweest zijn. En achteraf valt te bezien of die akker inderdaad sneller was dan omlopen over de paden. Zwaar was het zeker. En dan nog dat perceel in het noorden, waar ik doorsteek, vrijwel parallel aan het pad westelijk er van. Had ook geen nut. Ik zal nog eens iets programmeren om achteraf de niet-gelopen routes over de paden in te tekenen, en zo te analyseren of doorsteken effectief was. (Je kan eigenlijk alleen over de paden de potentieel gelopen snelheid achteraf inschatten.)

Het laatste stuk werd een sprint, over een brandgang, naar de finish. Heel apart dat de laatste post voorbij de finish lag vanuit de richting waaruit we kwamen. Maar goed, drie man die op een bult van 2 meter hoog af rennen, er op springen, Emitten, er weer af springen, en naar de finish sprinten, was toch een aparte afsluiting. Wel weer de snelste tijd vanaf de laatste post naar de finish (en ook naar 11 en naar 25)!
Nat, koud, maar voldaan (alhoewel de paar verloren minuten in het noorden toch wat zuur voelden) met een man of drie terug naar het CC gereden (het was nog 2 km), om vast te stellen dat ik alle posten perfect had gevonden. Een post missen, dat overkomt me nooit meer.
In alle opwinding om op tijd thuis te zijn om de kerstboom op te zetten (en een beetje omdat ik net een paar ROCLITE™ 285‘s van A3 had gekocht), vergat ik mijn oude hardloopschoenen (voor op de weg). Gelukkig zijn ze gevonden. En iets van mijn a-propos reed ik over Ravels en Oud-Turnhout terug naar de A76 in plaats van over Arendonk. Tja, in de auto is oriënteren toch wat anders.

Leermomenten?

  • De volgende keer beter kijken waar ik door ga steken. Want nu heb ik op het lange been naar 9 toch wat rare dingen gedaan.
  • En als ik weer een post tegenkom die lastig te vinden gaat lijken op de kaart, een goed, en vooral zeker, aanvalspunt kiezen. Want die verloren minuten bij 10 en 12 zijn gewoon zonde.

Ouderwets gezellig oriënteren in het donker

(Lang niks van me gelezen? Klopt, ‘k heb ook lang niks geschreven. Writer’s block? Maar dit is geen Writers Blog, het gaat niet om de tekst, maar om de leuke verslagen en gedachten. Dus laat ik beginnen…)

Een slootje, en bier!

Vrijdag was weer een ouderwets mooie nacht-O. Ouderwets? Ja, want mijn eerste twee oriëntatielopen waren nacht-omlopen, Einderheide, en Galbergen. En ook daar na het lopen een gezellig biertje gedronken met mannen van Hamok, Trol, Kol, en andere Vlaamse clubs. Zo hoor je nog eens wat.

Bijvoorbeeld dat je, als je vrijdagnacht Jupilers drinkt in een voetbalkantine nadat je tot je knieën door een koude beek hebt gelopen en in het pikkedonker tussen groene takken door bent gespurt, met op je hoofd een Chinese koplamp, je moet inschrijven voor de Woudlopers Orientatie Run (op 15 december). Want alle bierdrinkers vrijdag gingen daar aan meedoen (al wisten ze het nog niet allemaal zelf).

En dat er soms bij het oversteken van een weg (of spoorbaan) een “neutralisatie-post” wordt ingeprogrammeerd (want dat doet Helga, achteraf), zodat het niet uit maakt of je over rijdende auto’s springt, of op een groen voetgangerslicht wacht. (En je dus rustig een minuutje kan uitpuffen, slokje water nemen, kaart her-vouwen, route voor de rest van de race bepalen, noem maar op. Maar ja, not-done of niet, de adrenaline noopt dat je toch door loopt als het kan.)

En er waren nog wat zaken die dit een leuke loop maakten. Het beekje (maar daar straks meer over), mijn -vind ik zelf- best wel snelle tijd, maar ook de kaart. Achteraf zie je het ook, maar steeds was je je ergens bewust dat je dwars door de bewoonde wereld liep, er altijd huizen in de buurt waren, maar het toch ook weer wilde natuur was. Veel paadjes, die ook weer onzichtbaar waren als je van dwars-uit kwam, en die ineens ophielden in het niets. Dan weer een hek, een spoorbaan, waar, juist als je bij de overweg, en trein passeerde. Leuke setting dus. En wat me opviel was dat er, al was het gemiddeld vlak, uitstekend herkenbare reliëfjes waren op de kaart, en in het echt. Zowaar gebruik van kunnen maken.

Start tot finish

Enfin, na inschrijven, verkleden, lampje checken, en een lift naar de start, kon het beginnen. Donker bos, her en der een lampje van een huis, maar geen idee hoe het zou gaan zijn. Daarom voorzichtig op pad. Eerste helft naar eerste post over een kronkelig MTB pad. Zou dit wasbord (met een periode van 3 passen, heel ongelukkig) sneller zijn dan het bos? Denk het wel, en ik raak zo niet de weg kwijt. Na oversteken van de weg (met enige twijfel of ik het oostelijke of westelijke paadje te pakken had) kon ik zo oversteken, tot aan de open plek, en van daar nog 20 passen pal oost. Eitje.

Van 1 naar 2 was het eenvoudig een kwestie van het reliëf volgen, en passen tellen ter controle. En drie was zo dicht bij, dat, met mijn beamer op mijn hoofd, de reflector van de post al vrij snel zichtbaar was.

Echt goed had ik tevoren nog niet op de kaart gekeken, want ik was verrast weer helemaal terug te moeten naar het zuiden. Een beetje heb ik paden gevolgd, maar ze waren zo matig te zien, dat ik net zo goed door had kunnen steken. En het hielp ook niet echt met positie houden, want ik kwam bij het westelijke pad uit, terwijl ik het oostelijke had verwacht. Tja, dan gaat het fout, en kom je ergens anders uit dan je denkt. Of zou ik gewoon niet goed op de kaart hebben gekeken? Anyway, toen ik, helemaal in het zuidwesten, de weg zag en het hek van het prive terrein, wist ik dat ik fout zat. En waar ik was. Dus was de post alsnog zo gevonden, alleen met een straf-minuut.

De paar posten daarna gingen weer van een leien dakje. Recht er op af, redelijke snelheid tussendoor, nauwelijks zoeken. Al had ik van 7 naar 8 wel wat efficiënter kunnen lopen. Nu was het westelijke pad wel de slimste route, en had ik met passen tellen (of reliëf kijken) kunnen voorkomen dat ik te vroeg noordwaarts van het pad af ging naar de post die daar dus niet stond.

Maar van 8 naar 9 heb ik toch wel aparte dingen lopen doen. Vrijwel direct zag ik het beekje op de kaart staan, maar misschien kon ik er wel overheen springen. Daarom ben ik er direct heen gelopen. Het leek me alleen wat te breed en te diep. Maar na een meter of 100 zag ik een paar stenen er in liggen, en besloot dat het wel te doen moest zijn.

Natte voeten als je nog 10 km moet lopen is niet fijn, maar zo ver was het niet meer. En het leek me ook wel weer een avontuur om door de beek te gaan. Zo had e baanlegger het vast ook bedoeld, toch, Luc?

Natte voeten voelt even raar. En zwaar. Tot mijn knieën uiteindelijk in het water, maar de kleding vond het prima, en het bleek ook niet koud. Tot zo ver niets geks, best succesvol er weer uit gesprongen, en door naar de post. Maar achteraf zie je dat het niet nauwelijks meer scheelde in afstand, dat de andere route, oostelijker, vast over snellere paden liep, maar vooral dat, als ik dan toch slootje wilde springen, ik het gewoon direct na post 8 had moeten doen, want dan had er een pad van vlak bij de beek naar post 9 gelopen. En dan was het pas echt gunstig. Tja, achteraf…

Maar goed, lekker doorlopen. Kennelijk loopt het met natte voeten iets langzamer, want iets te vroeg dacht ik dat ik al naar het noorden, om het meertje heen, moest afbuigen. En stond ik bijna weer in het water. Snel gecorrigeerd, en door naar 10. En naar 11 en 12. Die ik prompt voorbij liep, bijna, want ik stond al op de weg, toen ik zag dat 12 bij een huisje moest staan. Postomschrijving had me dat al eerder kunnen vertellen, maar ik ging zo op in de sprint van 11 naar 12 (2 man ingehaald) dat ik dat even vergat. Er kwam net een trein aan bij het oversteken van de weg, dus alle auto’s stonden stil. Makkelijk. Heel hard naar 13 overgestoken, wat niet had gehoeven bleek achteraf, in verband met de neutralisatie-berekening. Maar goed, ook 14 werd rap aangetikt.

Na 14 kwam 15. En dat ging weer een beetje fout. Een paadje gemist, het kompas vond wel dat ik wat te oostelijk liep, maar ik had geen zin om terug te lopen en te zoeken. Vol gas vooruit. Hoewel, ik moest toch wel af en toe kaartlezen, want ik was een beetje kwijt waar ik was op dat moment. Een kruispunt lijkt in het donker op elk ander kruispunt, tot ik echt een markante tegen kwam. Vanaf daar ging het weer snel, gelukkig, want, zo kan je aan de kleur van de track in het kaartje links zien, met een vertwijfeld hoofd lever je toch wat snelheid in.

Bij 15 kwamen toevallig meer mensen aanlopen. Die daarna de zelfde kant op gingen. Of ik wilde of niet, eentje liep voor met uit, precies waar ik ook heen wilde. Daarom ben ik maar alternatieven, niet altijd kortere of snellere, gaan lopen, gewoon om niet in het kielzog te lopen. Maar toch, het betekent wel dat je de volgende post ongeveer niet kan missen, want daar is ‘het licht’. En dat is wel een beetje jammer. Schrale troost is dat die loper voor me uiteindelijk de snelste tijd heeft neergezet, en ik dus best aardig kon meekomen, qua snelheid dan. En zo kwam het dat ik voordat ik het wist -en omdat er geen lint-naar-de-finish was, alweer klaar was voordat ik er erg in had.

Niet veel later liepen we na te praten over een geslaagde loop op een mooie kaart in een geinig gebied. Mocht ik hier nog een keer terugkomen, dan moet ik alleen onthouden dat de douches in de kleedkamer alleen warm worden als je er twee tegelijk flink open draait, en anders zijn ze steenkoud. Brrrr…..

Verbeterpuntjes

Wat kon er dit keer beter?

  • Korter stoppen: in QuickImageroute kan je in het histogram mooi zien hoe lang je hoe hard hebt gelopen. En telkens blijkt at ik iets van 8-10% van de tijd stil sta. Best veel. Een seconde of 4-5 bij elke post, maar dat komt hier op anderhalve minuut uit, en 10% van mijn totale tijd, 46 minuten, komt neer op viereneenhalve minuut, twee keer zo veel. Kaartlezen onderweg? Tegen bomen botsen? Genieten van de omgeving? Of is het een artefact van de GPS of Quickroute? Nee, ik heb Ralph Kurt’s histogram wel eens vergeleken, en die staat veel minder stil. Het kan dus wel.
  • Harder lopen: Echt, het moet kunnen. Mijn hartslag zit best veel tijd onder het maximum. Aan de andere kant, een halve marathon loop ik met 170 gemiddeld. Dus is dit ook weer niet zo laag. Maar toch had ik het idee dat ik me af en toe inhield. Soms niet ten onrechte, om niet fout te lopen, maar, met een beter interval-gevoel in de benen zou ik, waar ik wel zeker was van mijn route, een sprintje kunnen trekken, bijvoorbeeld tussen twee kruisingen in een pad. Al voelt dat vermoeiend, dus houd ik toch nog een beetje in. Kennelijk. Dus: hele korte intervalletjes trainen, op de weg, van huizenblok naar huizenblok. Zo iets.
  • Kaartcontact: Zelden, maar elke keer is er één te vaak, was ik dit keer mijn plekje op de kaart kwijt. Nooit helemaal, maar ik zat er toch wel eens één kruispuntje naast. En dat kost punten. Of seconden. Zo was ik van 14 naar 15 niet handig bezig, vooral omdat ik kwijt was op welk pad ik zat, en dus doorliep tot ik zeker wist welk kruising ik passeerde.
  • Check, check, double check: Vaker moet ik mijn kompaskoers controleren met mijn kaart. Op weg naar 4 ben ik wat afgedreven, waarna er niet veel meer van klopte. En van 2 naar 3, en van 7 naar 8, had ik beter koers moeten houden. Af en toe kompas kijken (en weten wat de koers op de kaart had moeten zijn) had daar zonder twijfel seconden gescheeld.

Volgende keer nóg beter?

Relay #2 (voor mij dan): “Openingsnachtaflossing”

Een aflossing, estafette, of relay, is nieuw voor me, maar ik heb een hoop geleerd. Ook al miste ik het “treintje” naar de eerste post. Dat kwam zo: Toch ietwat zenuwachtig voor aanvang, waar ik graag een keer in de massastart zou meelopen om dat eens ervaren te hebben, stond ik te trappelen van ongeduld om te vertrekken. Het was best een spannende setting, waarbij 30 lopers met hun hoofdlampen in de aanslag, elkaar verblindend, over hun omkeerde kaarten gebogen stonden, wachtend op het startschot. Intussen was het behoorlijk donker, een beetje heiig, maar met op de achtergrond de disco van de naastgelegen ijsbaan. Verder hoorde je alleen het gekras van stalen noppen op de kasseien en Belgen die elkaar -en mij- zenuwachtig stonden te maken. Maar het bijzonderste was dat de man die het hek aan het eind van het stuk weg dat het startvak vormde open zou komen maken nog niet gearriveerd was, en we toch zouden starten. Er was alleen een doorgang ter grootte van een deur, voor 30 gretige orienteurs.
Het startschot klonk, het hek bleef dicht, en we raasden met zijn allen op het poortje van amper een meter breed af. Maar het dringen viel mee. Was men zo galant, of was het tactiek?
Ik denk voor een deel dat laatste. Want, zo had ik tevoren gelezen op internet over “relay tactics”, als je niet verwacht nummer 1 te worden kan je het best achter anderen aanlopen, terwijl je vooral in de gaten houdt dat je achter de juiste anderen aan gaat.
Dat had ik ook onthouden, maar met de halve marathon nog in mijn benen, en een dosis adrenaline in mijn aderen, vergat ik een woordje: de juiste. Een aantal lopers ging, terwijl ze nog op de kaart keken, met de weg mee de bocht naar links in. Ik zag op de kaart dat er wat meer rechts een pad moest zijn, zag vanuit mijn ooghoek een paar lopers rechtsaf gaan, keek niet of dat wel de juiste plek was, en of er niet een herkenningspunt tegenover het pad zou moeten zijn, en volgde die groep die afsloeg. Na 25 meter zaten we tot ons middel tussen de braamtakken. En niet zomaar braamtakken, maar van die hele dikke bruine waarvan je de jaarringen kon tellen. Als ze zouden breken. Maar dat deden ze niet; ze hielden ons vast.
Omkeren! Dat zou verstandig zijn geweest. Maar inmiddels konden we door het groen heen alweer verderop hoofdlampjes zien (die moderne dingen uit China schijnen tientallen meters, wat ik even was vergeten, dus dat pad kan best ver geweest zijn), en dus gingen we met een man of 5 door. Door de bramen. Of liever gezegd, er overheen. Het leek wel hordelopen. Les 1 van vandaag: Dit bos en ik worden geen vrienden, ik kan alles wat niet wit is beter mijden.
Meteen les 2: loop achter de grootste groep aan, en niet voordat je denkt te weten dat dat de juiste richting is.
En les 3: als het terrein echt niet meevalt moet je omkeren, niet doorgaan.

Maar ik leerde snel, en, hoewel het voorste treintje al in geen velden of wegen meer te bekennen was, en het meer een gewone wedstrijd was geworden dan een aflossing, was het nog behoorlijk druk in het bos, en waren er genoeg andere lopers (lees: lampjes) om te zien dat het helemaal zo slecht nog niet ging. Over paden liep ik recht door naar posten 2 en 3. Door een foutje in mijn richtingsgevoel meende ik even dat dat een “andere post 4” was dan de mijne, maar het bleek toch te kloppen. Op een lekker lang stuk naar 5 kon ik voldoende lopers inhalen, en ook naar 6, 7 en 8 ging het voorspoedig. Dat het terrein niet opschoot hadden daar alle lopers last van. Zo stonden de posten nu eenmaal.

Maar naar 9 ging weer wat moeizamer. Achteraf bleek ik ook niet bepaald de snelste route voor kortste te hebben aangezien, en had ik beter de weg kunnen volgen, maar ik dook al snel een zandpad in waarvan ik na 5 meter al vermoedde dat het een van de tractorsporen was van een bosbouwmachine, waar we tevoren voor gewaarschuwd waren. Niet voor de tractoren, maar voor de paden die niet op de kaart stonden. Maar kennelijk was ik les 3 al weer vergeten, en keerde ik niet om, maar akkerde door door het mulle zand op een onbekende koers die niet te herleiden was. Gelukkig vond ik door passen-tellen en kompaslezen de weg terug (niet de terugweg), en zo ook de volgende post. Vanaf daar ging alles eigenlijk voorspoedig. Lastig bos was het wel, maar na 12 kwamen er weer lange paden, en dat ging hard. Inhalen!

Grappig was dat er op weg van 9 naar 10 evenveel mensen voor de oostelijke als voor de westelijke route leken te kiezen. De oostelijke was korter. Ik nam de westelijke, want die leek korter.

Daarna kwam de ‘kijkpost’ bij de doorgang door het hek naar het sportcentrum. Dat was tevens de kaartwissel, van 1:10.000 naar 1:5.000. Weer rende ik het groen in, gehaast door een andere loper die mij op de hielen zat. Niet handig, maar ik kwam er wel door bovenop de heuvel uit, waar vlakbij de post leek te staan. Intussen zagen een aantal lopers onderaan de helling mij ‘stempelen’ en kwamen naar boven, maar die was ik al voor.

Sprintje over het grasveld ging rap, maar vervolgens verspeelde ik seconden door op zeker te spelen en nog eens goed mijn positie op het veld te peilen. Onnodig, want de post was prima zichtbaar van een afstandje. Evenals de rest, tot aan de finish.

Daar wachtte Stefan op me. Nog wel moest ik zelf de kaart voor hem van een waslijn vissen, zo werkte dat hier, en zelf ‘uitklokken’, maar of dat laatste zijn start was of slechts een controle voor mij weet ik niet.

Als derde liep Ralph in ons drietal. In totaal zijn we 9e van de 26 teams geworden, wat helemaal niet slecht is. Zeker als je bedenkt dat er nog genoeg te verbeteren valt.

  • langer proberen bij het ‘treintje’ te blijven
  • ook onder druk goed kaartlezen
  • valt het na 10 seconden tegen, dan kan je beter omkeren
  • de kortste route is soms niet triviaal, maar schijnbaar afhankelijk van hoe je de kaart bekijkt (en dan heb ik het nog niet eens over de snelste route)

Ik denk dan ook dat ik nog heel wat aan mijn kaartleeskunsten kan verbeteren, met name qua snelheid en routeplanning.

En natuurlijk vaker aflossingen lopen, om ervaring met de druk op te doen. Maar da’s alleen maar leuk: vaker meedoen is een goed voornemen!

Yes! Bijna twee minuten onder de 1:30:00 gedoken!

Morgen schrijf ik hier nog meer bij. Maar nu is het welletjes.

Even heel kort: vandaag 221e (van de 6963) geworden in de halve marathon van Eindhoven. Zie de uitslagen. En mijn doel was onder de 1:30, dus da’s gelukt. Ging erg lekker tot de laatste kilometer. Bij 1:23:05 ging ik de 20 km-lijn over (met gemiddeld 4’09″/km), maar die laatste 1098 meter duurden 5’06” (en dus tempo-tje 4:39). Verzuring? Ja! Wat doe ik er aan? Dat mag jij zeggen.

Zou ik toch hebben moeten trainen op volle snelheid op 21 kilometer? Of nog meer drinken onderweg? Of meer druivensuiker eten tijdens het lopen? Of toch wat steviger lunchen? Geen idee. Maar dat kan wel beter de volgende keer.

Eén ding intrigeert me: zou mijn lichaam hebben beseft dat ik in de laatste kilometer zat, en, de finish ruikend, besloten hebben dat er verzuurd mocht worden, of was gewoon bij 20 km toevallig de brandstof op? Want ik ben niet gaan versnellen of anders gaan lopen, voordat ik gedwongen werd wat te vertragen.

Je ziet dat er ook een apart verband bestaat met mijn hartslag. Die loopt aanvankelijk op naar een redelijk constant niveau van 173 [bpm]. Tot de 15 kilometer. Daarna zakt de snelheid een heel klein beetje in (want mijn voorsprong loop een klein beetje terug), maar de hartslag neemt vanaf daar gestaag toe tot 188 [bpm]. En tenslotte, in de laatste anderhalve kilometer, loopt hij op tot 185 (niet te zien in de grafiek, omdat bij 20 km mijn horloge stopte), terwijl de snelheid terugloopt. Dat is dus het punt geweest waarop ik echt ging verzuren en de energie op was.

Maar toch ben ik heel tevreden. Kennelijk ben ik tot het uiterste gegaan, want meer zat er echt niet in. En als ik in het begin trager had gelopen, bijvoorbeeld 4’16″/km, had ik op het eind fysiek nog iets over gehad, maar vast niet genoeg om een sprint te trekken en van de 1:30:00 toch nog 1:28:11 te maken. En als ik harder had gelopen, was ik eerder stuk gegaan, en had ik misschien niet kunnen blijven rennen. Kortom, ik heb de tank leeg gereden, maar de streep nog net gehaald. Net de openingsscene van Cars 1.

Ik ga hier nog meer schrijven over hoe ik mijn GPS horloge heb gebruikt, en tips daar voor. Komt nog…