Category Archives: Wedstrijd

Drie dagen jeuk van de brandnetels

…maar dat was een keuze. Een routekeuze. Geen verkeerde, maar wel één die ik niet snel vergat. Wat prikken die planten, als ze tot je middel reiken!

Het wit op de kaart ten oosten van (18) zag groen van de brandnetels, en mijn benen rood.

En dan mag ik nog niet klagen, want rond post 1/38 groeide ook veel Urtica dioica, waar een gebaand pad doorheen liep, met dank aan de lopers die al om eerder gestart waren. Twee keer gebruik van gemaakt, tot de laatste keer dat ik van deze post weg liep, op weg naar de laatste post voor de finish.

 

Toen vond ik het iets te ver om en heb mijn eigen paadje gemaakt. Au! Maar dat is oriënteren: je eigen route volgen, en niet achter een ander aanhollen.

Al met al was het een erg leuke loop. Snelle baan, flink tempo goed kunnen vasthouden, soms best lange benen, enkele instinkers maar niet te veel, en pittige routekeuzes. Een paar keer ging het een beetje mis, maar omdat ik op weg naar de start de finish had zien liggen, en de laatste paar posten dus supersnel afwerkte, had ik achteraf een erg goed gevoel.

Maar van je fouten leer je, dus laat ik die ook maar even benoemen. En dat is niet zo moeilijk dit keer. Pak de splits-uitdraai er bij, en ze vallen direct op: posten 6, 21 en 31, waar ik  bijna de langzaamste loper was. Daar staat dan wel tegenover dat ik op de benen 15, 20, 24, 27, 40 en 41 de snelste was. Ik ga niet alle routekeuzes bespreken, maar het contrast tussen de hele snelle en extreme trage benen (vergeleken met de andere lopers, want er zijn altijd snellere en tragere benen in de route), is wel opvallend. Voor de complete route verwijs ik naar mijn Quickroute-kaart. (Merk op dat mijn GPS horloge soms wat meer zwalkt dan ik zelf.)

De weg van 5 naar 6 was simpel. Hekje onderweg, evenwichtige route-alternatieven, en een post op een hoek van een gebouwtje, een grijs vlakje op de kaart. Maar het hele gebouw stond er niet! Ik had beter kunnen weten, want op de kaart stond het hooguit een paar meter van het hek, nog vóór het pad, en in het echt stond daar helemaal geen gebouw.

Nu, zonder zout zweet in mijn ogen, zie ik dat het ook iets heel anders is op de kaart dan een gebouw: iets grijs maar zonder de karakteristieke zwarte lijn er omheen. Goed kijken de volgende keer, en passen tellen! Dan was ik nooit zo ver doorgelopen naar het westen, voorbij de post, en gaan dwalen. En had ik 50 seconden gewonnen!

Volgende foutje. Zeg maar FOUT! Van 20 naar 21. In eerste instantie liep ik er vrijwel recht op af, maar vlak bij de post had ik mijn kaart gevouwen, en meende over het westelijke been aan te komen lopen, naar 22. Dus toen ik de postzak van 21 zag staan keerde ik om, en ging naar 22 zoeken, verder naar het westen, via de weg aan de noordkant van het bos. 22 vond ik eerst niet, en als zoekend kwam ik weer terug bij 21 uit, vanwaaruit iemand anders naar de juiste 22 liep. En toen zag ik hem ook staan. Maar bij het ‘stempelen’ kwam ik er achter dat het nummer niet klopte, en pas toen besefte ik dat ik 21 had overgeslagen. Terug naar 21, voor de 3e keer, weer naar 22, ook voor de derde keer, en eindelijk door naar 23. Ik had me bijna 3 minuten zoeken kunnen besparen door iets geconcentreerder te zijn en iets vaker op de kaart te kijken. Scherp blijven!

 

En ten slotte is er die post 31, waar we met 3 man vanuit de verkeerde richting aan kwamen lopen, en eindeloos hebben lopen zoeken, hoewel we in eerste instantie vlak bij de post stonden. Hoe dit kon gebeuren? Geen idee, maar in een sprint omgeving lijken een paar mm op de kaart als gauw heel weinig, en is het verleidelijk gewoon even om je heen te kijken en te zoeken als je de post niet direct ziet staan terwijl je toch zeker weet vlak in de buurt te zijn. Maar al snel wordt dat toch iets langer zoeken, en kan je beter even goed op de kaart kijken. Zo gezegd, zo gedaan, en tot de gezamenlijk conclusie gekomen dat de post dichter bij het talud naast het rugbyveld stond dan bij het zuidoostelijker gelegen pad. Ook daar gaan zoeken, zonder succes, en uiteindelijk vond een van de drie de vlag, in een kuil, aan het eind van een smal paadje tussen de struiken, dat eigenlijk alleen vanuit het zuidoosten te zien was. Waren we vanuit die richting aan komen lopen (wat ook een reeële routekeuze vanaf 30 was geweest), dan had dat ook weer 2:40 gescheeld. Ook een kwestie van concentratie, en als het er op aan komt iets beter op de kaart te kijken. Moet te doen zijn.

Al met al klinkt het of ik zes en een halve minuut sneller had kunnen zijn, niet door harder te lopen, maar door minder te lopen, en vooral minder fouten te maken. Ik was er geen 1e mee geworden, maar ook geen 10e. Dat vraagt om een analyse:

Aftrekposten

Stel nou dat je de slechtste benen af mag trekken. Iedereen maakt wel eens een fout. Soms meer dan één. En als je nu wilt vergelijken hoe goed men is, niet hoe slecht, dan zou je voor kunnen stellen dat de benen met fouten niet meetellen. Het is wat delicaat om te selecteren wat een been met een fout is en wat gewoon een iets mindere routekeuze is, maar laten we zeggen dat als je 40% langer dan gemiddeld over een been doet, dat komt door een fout bij het zoeken naar de post. Met langer dan gemiddeld bedoel ik dat je zoveel langer over een been doet dan je, gezien je eigen eindtijd, over dat been zou hebben gedaan wanneer het verhoudingsgewijs een even groot deel van het totaal was als voor de snelste lopers. Wat Splitsbroser “Percentage behind” noemt, maar dan uitgedrukt in je eigen tijd.

Dat criterium heb ik op de uitslagen van deze loop toegepast. Iedere >40% fout heb ik afgetrokken van de totale tijd, en daar voor in de plaats de verhoudingsgewijs “snelste” tijd ingevuld. Het resultaat staat in de tabel hier onder:

1 00:33:45 H40 Frank BUYTAERT (-0)
2 00:34:10 H21 Tomas HENDRICKX (-0)
3 00:37:27 H45 Dirk JACOBS (-1)
4 00:38:39 H40 Jan-Gerard VAN D (-3)
5 00:39:18 H21 Petru GRAMA (-2)
6 00:39:20 H21 Jeroen VAN DER K (-0)
7 00:40:09 H21 Frederik MEYNEN (-2)
8 00:41:42 H45 Koen MEYNEN (-1)
9 00:42:14 D21 Greet OEYEN (-2)
10 00:42:39 H60 Roger HENDRICKX (-2)
11 00:43:16 H21 Toon PEETERS (-0)
12 00:43:28 H50 Michel WENS (-5)
13 00:44:12 H21 Winston FRANSSEN (-2)
14 00:45:14 H21 David DE BRUYN (-5)
15 00:45:34 H21 Wim BRIES (-3)
16 00:48:01 H35 Kris WYNEN (-5)
17 00:48:40 H35 Dolf LEPPENS (-3)
18 00:48:44 H40 Kris VAN GELDER (-1)
19 00:50:04 H40 Yves DE MITS (-2)
20 00:50:50 H45 Ed JANSSENS (-2)
21 00:52:56 D21 Igna HEYNS (-2)

Wat opvalt is dat de snelste lopers geen fouten maken. Namelijk nul. Je zou kunnen stellen dat ze heel regelmatig lopen. En wat ook opvalt is dat ik helemaal zo slecht nog niet liep, alleen een paar kapitale blunders maakte. Wat je ook kan interpreteren als perspectief voor verbetering. Als optimist.

Je kan natuurlijk twisten over de rekenmethode, de percentages die als fout-criterium gelden, en de interpretatie van wat fout is en wat niet. Je kan ook stellen dat een fout waardoor je een tijdje loopt te zoeken je ook voordeel oplevert omdat je intussen ook enigszins de kans krijgt uit te rusten. Zou zou je juist tactisch een been halverwege kunnen verprutsen om wat rust te krijgen, want achteraf valt die toch wel uit de score. En gewoon iedereen 1 of 2 benen aftrek gunnen gaat ook niet werken, want dan kiest iedereen natuurlijk de langste benen. Ga je zo iets introduceren, dan begeef je je al heel snel op extreem glad ijs.

Maar liever stel ik dat deze hele berekening misschien wel leuk is om wat van te leren, maar voor en oriëntatieloop onzin is, want het niet maken van fouten is gewoon onderdeel van het spel. Of de sport. Het is juist de kunst om alles goed te doen.

En bovenstaande exercitie laat zien dat ik me in die kunst nog wat kan verbeteren.

Kansberekening op de Zwarte Bergen

Kansberekening, dat is waar het deze keer om draaide (en niet alleen deze keer). Hoewel dat op zich gek klinkt, want je moet niet gokken, maar gewoon naar de post lopen. Als je niet zeker weet dat je goed zit doe je iets fout. Toch?

Maar ook dat is niet waar. Want hoe vaak denk je niet dat je goed zit, en klopt het toch niet? In je hoofd is de kans dat je zo naar de post loopt in die gevallen gewoon 100%, of 99% of zo iets; en staat er toch geen vlaggetje. En zou het niet zo zijn dat als je met honderd procent zekerheid naar de post rent, je er via de 90% route sneller was geweest? Misschien was de 80% route nog wel sneller. Als dat een halve minuut had gescheeld op de gemiddeld 3 minuten per post (dit keer), dan was dat ruim 15% snelheidswinst. Dan mag je er 1 op de 6 posten twee keer zo lang over doen omdat je een fout maakt, en nog heb je een betere eindtijd.

Met andere woorden, 100% zekerheid is niet het snelst. Maar wat dan wel?
Dat is die kansrekening uit de titel. Laten we deze loop eens onder de loep nemen. De hele route kan je zien in mijn DOMA archief, maar ik zal ook wat stukjes kaart in dit verslag opnemen.

Ik had al een tijdje niet meer georiënteerd. Wel gelopen, dus de conditie was oké, en de routine van het oriënteren ook (controlenummers en vervolgroutes checken vóór ik bij de post kwam), maar de feeling leek wat minder. Het voelde niet helemaal scherp.

Op zich goed om dat tevoren te beseffen, en bewust iets meer op zeker te spelen. Ik had de laatste paar keren ook wat verloren door fouten, dus zou het wel goed zijn er nu geen te maken. Altijd is dat beter, natuurlijk, maar je maakt ze uiteraard nooit met opzet.

Een methode om alvast succesvol te starten is niet-warmlopen. Zodat je niet de eerste paar honderd meter als een gek het bos in stuift om er achter te komen dat je bent vergeten kaart te lezen. En de eerste post missen (of er naar moeten zoeken) is een mentaal lidteken dat je de rest van de wedstrijd meedraagt. Zo houd ik ook vaak eerst even de paden aan, kijk om me heen hoe dichtbegroeid het bos dit seizoen is, en wen even aan de kaart. Kost een paar seconden die je later terugverdient.

En zo vond ik post 1 dan ook redelijk fluitend, hoewel hij best lastig was geplaatst. Maar bij 2 ging het ineens behoorlijk mis. Gewoon door niet goed op de kaart te kijken. Ik zag een strook gras richting post op de kaart, maar oriënteerde alleen grof, en zag dat post 2 op een open plek stond, ergens aan het end van de strook gras. Zonder nog een keer op de kaart te kijken, lag er in mijn hoofd een open plek in het verlengde van de strook gras; en in het echt lag die er ook, helaas. Maar daar was geen post. Ook niet op de kaart. Ik had de kans dat ik hem wel zou zien, en dat ik goed op de kaart had gekeken, te hoog ingeschat.

Uiteraard nam ik me voor dat dat vandaag niet meer zou gebeuren. Geen risico’s meer: gewoon de juiste koers lopen, en altijd zorgen dat ik weet waar ik ben. Maar dat lijkt tevoren wel eens makkelijker dan het ter plekke blijkt. Voorbeelden:

  • Van 5 naar 6, lijkt op de kaart eenvoudig. Vanuit het open veld (hobbelige heide: snel wegwezen) het open bos in, reliëf zoeken, en de post in de kuil achter de bult. Het bos bleek dichter begroeid, en alles was reliëf, dus de bult, noch de kuil, vielen direct op. Toch was dit geen onverantwoord risico.
  • Van 6 naar 7: ondanks het volgen van een aantal terreinkenmerken, enigszins gaan gokken en gemikt op de verkeerde pluk bomen. Toch niet volledig kaartcontact gehouden, hoewel dat in dit terrein wel nodig is.
  • Van 11 naar 12: Een post in een klassieke gribus van paadjes, heuveltjes en kuilen. Dan moeten alle alarmbellen af gaan. Zeker als die volgens de postomschrijving niet op een top maar in een inloper staat. Maar ik dacht hem wel even te gaan vinden, en heb 5 minuten lopen zoeken, voordat ik door had dat ik nog 50 meter verder moest zijn. Had ik makkelijk kunnen voorkomen.
  • Van 13 naar 14: Leek eenvoudig, maar zo’n lang stuk doorsteken in bos dat toch best dicht begroeid is (en niet zo wit als op de kaart) vraagt om narigheid, zeker als mijn geplande stoplijn een iets-dichter-bos is, lichtgroen op de kaart, maar zonder de stippellijn van de ‘herkenbare cultuurgrens’. En met het slechte zicht is reliëf niet zo’n eenvoudige leidraad. 20 meter voor de post herkende ik mijn inschattingsfout, koos eieren voor mijn geld, en zocht een herkenbaar punt op: het pad ten noorden. Om te refereren, rende ik naar de kruising ten oosten, zuidelijk naar het zijpad, en van daar uit, recht op de post af. Vond hem via een flinke omweg. Had ik meteen voor een herkenbaarder route gekozen, dan had me dat fors gescheeld. Achteraf.

Ik ben voor mezelf eens nagegaan hoe en wat…

post tijd afstand vogel- vlucht afstand route tempo vogel- vlucht tempo route relatieve afstand route- keuze veilig- heid succes geluk verloren tijd gewonnen tijd
1 03:01 454 580 06:38 05:12 27.80% 1 1 1 0    
2 02:54 207 408 14:01 07:06 97.20% -1 -1 -1 -1 01:15  
3 01:54 298 312 06:22 06:05 4.60% 1 0 1 1   00:30
4 02:40 426 508 06:15 05:15 19.10% 1 1 1 0    
5 01:47 281 335 06:20 05:19 19.30% 1 1 1 0    
6 01:11 164 178 07:14 06:37 9.10% 0 0 0 1 00:10 00:05
7 02:39 356 424 07:27 06:15 19.10% -1 1 0 -1 00:30  
8 01:44 295 313 05:52 05:32 6.00% 1 1 1 0    
9 01:06 160 217 06:51 05:04 35.00% 1 1 1 1   00:15
10 02:16 263 352 08:38 06:26 34.10% -1 1 1 0 00:30  
11 06:35 968 1,142 06:48 05:45 18.00% 0 1 1 0 00:20  
12 05:29 298 596 18:24 09:12 100.10% 1 -1 -1 -1 04:00  
13 04:56 761 875 06:28 05:38 15.00% 0 1 1 0    
14 03:37 211 522 17:07 06:55 147.10% -1 -1 -1 -1 02:10  
15 02:59 290 428 10:16 06:58 47.50% 0 0 1 0 00:20  
16 02:44 355 412 07:41 06:38 15.80% 1 1 1 1   00:15
17 03:25 579 665 05:54 05:08 15.00% 1 1 1 0    
18 02:22 380 428 06:14 05:31 12.70% 1 1 1 0    
19 01:43 229 245 07:30 07:00 7.00% 1 1 1 0    
20 01:04 107 138 09:59 07:42 29.70% 0 0 0 0 00:20  
21 01:15 187 201 06:41 06:12 7.60% 1 1 0 1   00:30
22 01:52 186 335 10:02 05:33 80.50% -1 1 -1 -1 00:50  
59:13 7453 9614 07:56
06:09 29.0% 10:25 01:35

Allereerst schat ik zo in dat ik 10:25 sneller had kunnen lopen, als ik geen fouten had gemaakt. Dat is meer dan het verschil tussen plaats 1 en 6! Niet harder lopen, dus, maar slimmer! Wat dan verder opvalt is dat ik vooral tijd verlies op de benen waar ik niet veilig heb gelopen (2, 7, 12, 14, 15, 20: 8:35 minuten), en maar een klein beetje op benen waar ik niet zo’n goede routekeuze heb gemaakt (6, 10, 11, 22: 1:50 minuten). Door her en der risico te nemen (minder veilig te lopen), maar wel geluk te hebben gehad (goed gegokt), heb ik 1:35 minuten gewonnen. Dat weegt dus zeker niet op tegen de verloren tijd door onveilig lopen. Kortom, veiligheid voor alles, en je wint!

Maar goed, na die post 14 ging alles best vlot en zonder fouten, alleen de finish leverde wat problemen. Verklaarbaar, maar niet vergeeflijk. Eerst de verklaring (of de excuses): Tevoren had ik gezien dat de finish via een lang lint vanaf de onverharde weg naar het CC liep. Dat de finish op mijn kaart niet daar getekend was leek me dan ook een vergissing. En bovendien had een of andere onverlaat zijn BMW pal voor de finishpost geparkeerd, althans, gezien vanuit de richting waaruit ik aan kwam lopen (wat tevens de richting van de voorlaatste post was). Ik zag dus alleen een lint lopen, in een richting waarin ik tevoren verwacht had dat de laatste post zou staan. Één en één is twee…

Iets verderop vond ik toch een post staan (wat de één-na-laatste post van de andere wedstrijd was; ik deed de dagomloop) en dacht te finishen. Inmiddels wandelend (want ik meende klaar te zijn, riep iemand (ik meen dat het Lieke was) dat het niet klopte, en ging ik alsnog terug naar de geparkeerde auto om daar echt te finishen.

De les voor de volgende keer is duidelijk: kijk goed tevoren hoe de finish in elkaar steekt. Meestal bevindt zich die vlak bij het CC, en is dat dus een kleine moeite. Het kan je kostbare seconden opleveren, in het laatste been, en dat is nou juist wat je achteraf het beste bij blijft. Ondanks mijn 6e plaats (van de 40 lopers) gaf dit minimale debacle op het eind me een ietwat zure nasmaak. En dat is natuurlijk zonde, na zo’n mooie loop.

Ik ben alleen wel benieuwd wanneer de splits online komen… http://helga-o.com/webres/splits/splitsbrowser.php?lauf=527 lijkt nog niet te bestaan. Tot die tijd kan ik mijn tijden en route vergelijken met die van Geert van den Burg, want hij heeft de zijne op zijn eigen DOMA/Quickroute server gepubliceerd. En ook leuk is deze vergelijking op 2DRerun.

 

Laatse nacht van het jaar: snel, kort, leuk, en een foutje of 3…

Drie weken na dato een stukje schrijven over een wedstrijd is op zich een hele opgave. Maar ik heb me voorgenomen over al mijn loopjes wat op papier te zetten, zo ook over het Vlaams Avondkampioenschap Hoge Rielen, te Lichtaart.

Wat al direct bij binnenkomst opviel was het cachet van de wedstrijd. Niet alleen omdat ik een ‘starttijd’ had gekregen (zoals iedereen) waardoor er wat druk op de ketel stond, maar ook omdat het een goed geoutilleerd etabilssement was, met douches en bar. En het viel op dat -ongebruikelijk voor een nachtoriëntatieloop- niet de helft van de lopers direct na binnenkomst weer vertrok; er zou dan ook nog een prijsuitreiking volgen.

Maar goed, wie dit leest heeft vast ook zelf meegelopen, dus laat ik niet te veel vertellen wat je al weet. Wat je niet weet, en wellicht wel wil weten -anders volg je deze blog niet- is wat ik er van bakte, en hoe de omloop was.

Die was kort. Althans, dat was mijn eerste gevoel. Doorgaans loop ik de langste afstand, maar ik dacht dat het er hier officiëler aan toe ging -het Avondkampioenschap- en hield me dus braaf aan mijn leeftijdscategorie. Maar kennelijk ligt een kort stuk me niet, en duurt het bij mijn langer om op stoom te komen, waardoor een lange omloop relatief gunstiger uitpakt. En ik werd er pas drie posten voor het eind van doordrongen dat het bijna klaar was, en zette pas toen de eindsprint in; wat eerder had gekund.

Zou het daar aan liggen, mijn eindsnelheid van 8’07″/km? Hemelsbreed. Als ik naar mijn werkelijke tempo kijk, 6’12″/km, zit daar best veel verschil tussen, wat niet anders te verklaren is dan dat ik niet zo goed gelopen heb. En ook mijn afstand was ruim 30% meer dan die in vogelvlucht.

Toch maar leren vliegen dan? Of iets beter kaartlezen? Doe dat laatste maar. Iets sneller misschien? Of iets langzamer lopen? Ik herinner me een uitspraak van iemand die zei dat je niet sneller moet lopen dan je kaart kan lezen. Dat klinkt als appels met peren vergelijk, maar het blijkt soms maar al te waar. Al lijkt tien seconden stilstaan om even een mooie snelle route te plannen veel, zo lang je stil staat, zo lijken diezelfde 10 seconden zo om als je een minuut om loopt omdat je niet zo slim keek.

Zo bijvoorbeeld op de route van 1 naar 2. Ik heb vast de kortste gelopen, maar dat donkergroene bos wat niet supersnel, en dat eerste stukje over het gras (geel, rechtsboven) was vast ook sneller dan mijn keuze. En misschien was dat paadje aan de linkerkant van het groen ook zo gek nog niet, omdat het vrij direct op de post uit lijkt te komen. Maar goed, ik was hier maar 20% langzamer dan de snelste.

Nee, neem dan mijn ‘bijzondere’ route van 3 naar 4 (waar ik wel 85% langer over deed dan de snelste): de keuze was niet slecht, maar er gebeurde iets geks: ik was nog niet bij de post, of ik begon te twijfelen aan de afstand. Terwijl dat grasveld net westelijk van 4, toch herkenbaar zou moeten zijn geweest. En de open plek, oostelijk van het pad ook. En waar blijft het passen tellen? Ik denk dat het daar mis ging, en ik, door het vertragende effect van het stukje doorsteken net nadat ik de weg was overgestoken na 3, minder afstand had afgelegd dan ik dacht. Slordig. Maar er zouden nog meer slordigheidjes volgen…

Ik kijk doorgaans, ter analyse, naar de splits van een wedstrijd. En dan, om te zien waar de zwakke plekken zaten, naar de grafiek Percent behind. Je ziet direct waar het dan mis ging. Of juist goed.

Om dit vervolgens in een perspectief te plaatsen gebruik ik optie Compare with: Any runner en selecteer mezelf als Any.

Het resultaat is een grafiek die mijzelf op de nul-lijn plaatst, en laat zien waar hoeveel ander lopers beter of slechter waren.

Een post die ik verprutste, maar waar veel meer moeite mee hadden, was kennelijk een lastige. Zoals 5, 7, 8, of 12.

Image

 

 

 

Maar met een 4, 6, of 9, waar ik ook niet zo goed heen liep, hadden weinig anderen veel moeite mee, dus da’s niet zo best.

9 vond ik trouwens ook wel lastig. Er was in dit deel van het bos behoorlijk gekapt. Daarvan weet je nooit of het op de kaart staat of niet. Vooral paden die door rooimachines zijn gemaakt zijn dan verraderlijk. Ik had het gevoel op zo’n pad te zijn geraakt, en te veel naar westen te zijn gelopen. Dus ging ik, toen ik op het pad bij post 9 uit kwam, naar het westen, op zoek naar het juiste reliëf. Dat kwam niet, maar wel een kruising, waardoor ik wist te ver naar het oosten te zitten. Terug naar het westen dus maar. Kennelijk, omdat veel daar sneller waren, was dit nogal een grove fout, en was er een veel zekerder manier om van 8 naar 9 te lopen.

Maar zes, da’s nog een heel ander verhaal. Ik weet nog goed hoe dat ging. Aanleiding was het verkeerd van post 5 weglopen (A), richting corrigeren, maar toch niet goed genoeg op het kompas kijken. Vervolgens zag ik lichten branden in een gebouw in de verte, met op weg daar heen een open plek, een grasveld. Terwijl ik dacht naar (B) te lopen, liep ik naar (C), maar omdat ik zo overtuigd was van mijn doel, en de open plek er vóór, keek ik niet op mijn kompas. Pas toen de kruising (D) een driesprong bleek en geen vierspring (E), en huisje (F) toch een stuk dichter bij deze kruising stond dan (G), begon de fout te dagen. Ik wast toen al aan mijn doorsteek begonnen van wat ik dacht dat de zuidmuur van (G) was naar (6). 

Achteraf een enorme fout, die ik al veel eerder had kunnen opmerken, door naar de overige kenmerken onderweg te kijken, en de kaart in de gaten te houden. Maar hier was ik typisch aan het grof oriënteren, en probeerde juist snelheid te maken met een relatief leeg hoofd. De tijdwinst die dat opleverde heb ik weer ruimschoots ingeleverd. Snelheid is niet alles! Hieronder nogmaals de twee huisjes waar ik langs liep (rode kaart, gele huisjes) en de twee die ik dacht te passeren (groene kaart, lila huisjes):

En ook 12 had ik wat slimmer kunnen belopen, denk ik. 65% langer over gedaan, vanwege wat gedrentel rond de post. Beter was doorsteken door het witte bos, direct na 11, en dan het pad volgen. Typisch geval van op de kaart eerst een route zoeken die vanaf 11 aardig de goede kant op leidt, maar niet een die gunstig voor 12 uitkomt. Misschien is het wel het beste om terug te redeneren: hoe kom ik waar ik moet zijn, en hoe kom ik daar waar ik makkelijk gaan gaan naar waar ik moet zijn. Kortom, eerst een aanvalspunt kiezen, en dan de snelste route daar heen bepalen. Klinkt logisch. Ga ik de volgende keer doen!

Maar toch, wat ik ook aan zelfkritiek opschrijf, 7 van de 11 is nou ook weer niet dramatisch slecht in een kampioenschap, dus kan ik weer tevreden terugdenken aan een mooi stukje oriënteren in het donker.

 

Limburgse nachten zijn lang (maar niet als je flink doorloopt)

Koud was het! Of leek het, toen ik mijn spullen inpakte, en toch maar een extra muts, handschoenen, een extra thermo shirt, en een pak stroopwafels in mijn tas stopte. Onderweg begon het ook nog te sneeuwen, en toen ik onderweg even uitstapte om te tanken waren mijn vingers er al bijna af gevroren. En met dit weer zou ik een nachtoriëntatie gaan lopen?
Ja, en dat heb ik gedaan ook! Want wat is er nou leuker? Onderweg vergeet je dat het koud is. Of je hebt het gewoon niet meer koud. Ik had wel een extra shirtje aan gedaan, maar de muts en handschoenen toch maar achterwege gelaten. En ik heb inderdaad ook geen seconde aan de temperatuur gedacht, tijdens het rennen. Niet eens aan graden gedacht.
Maar dat laatste kwam dan weer door het terrein. Het was een park, met heel veel kleine paadjes, meer nog leken het er dan er op de kaart stonden, en daar tussen lag -doorgaans prima doorloopbaar- bos. Af en toe was er als referentie een fel verlicht gebouw van een zwembad te zien.
Dit spinnenweb van wegen was zo dicht dat het soms meer een doolhof leek (waarbij dan weliswaar niets dood liep). Sommige paden waren verlicht met lantaarnpalen, en na de zoveelste keer dat ik langs het “witte kruispunt” was gekomen, een markant vlakje op de kaart dat op me in het echt nooit als zodanig is over gekomen, herkende ik wel de verschillende paden, ook zonder kaart.
Er ging dat ook bijna niets mis. Ik had telkens tevoren, voor ik bij een post aan kwam, gekeken waar ik daarna heen moest. De gekozen routes waren nooit heel erg verkeerd (al kon het soms iets slimmer, achteraf). En ik ben ook, op één keer na, nooit ergens op goed geluk heen gelopen. Kortom: het ging voorbeeldig.
Wat op zich natuurlijk jammer was, want dat zou betekenen dat er niets meer te verbeteren valt, en om te winnen had ik toch nog echt 4 minuut 50 nodig, wat op de 45 minuten toch 10% is. Gelukkig maakte ik op het eind nog een behoorlijke fout, door niet te bedenken dat wat op de kaart moeras was, vandaag wel eens volledig onder water kon staan. Met een laagje ijs er op, zo bleek, dat net te dun was om overheen te lopen, en aangezien ik geen idee had hoe diep het daar onder zou zijn, ging ik er ook maar niet doorheen. Dat had me ruim anderhalve minuut gescheeld, en daarmee had ik, zo bleek achteraf, 2e in plaats van 4e kunnen worden.
Als ik dat geweten had, had ik dat gedaan, maar ja, een oriëntatieloop ik doorgaans een race tegen de klok, en de nek-aan-nek race komt pas zodra je de Splitsbrowser pagina open trekt…
Al met al weer een loop die de rit van bijna een uur heen, en terug, meer dan waard was!

Mijn 2e O-verjaardag: Aqua View

Twee jaar geleden liep ik mijn eerste Oriëntatieloop! Nota bene ook in het donker.  En dit is dus mijn 2e O-verjaardag. Wat een sport!

De uitslag van mijn eerste oriëntatieloop ooit.

Intussen ben ik 31 “omlopen” verder, en een stuk ervarener (los van het feit dat mijn naam is gewijzigd, ik een nationaliteit heb gekregen, ik 5 jaar ouder ben geworden, en een club heb). Wat heet: ik ben nu ruim twee keer zo snel. Liep ik toen nog over paden, nu rag ik dwars door het bos. Liep ik toen prompt verkeerd toen ik een keer niet over een paadje ging, nu weet ik wel beter… of toch niet.

...en dit was twee jaar later.

Kijk eens naar mijn kaart. Wat doe ik daar nou, op weg van 6 naar 7? Een stukje sightseeing? In het donker? Er gebeurde iets heel geks in mijn hoofd, vermoedelijke omdat ik terug dacht aan die keer twee jaar geleden, en ik dat gevoel van verdwalen weer wilde oproepen. Vast.

Nee, ik was er niet helemaal bij. Ik liep naar 6, beetje om, maar laten we het maar op “een veilige aanvalspunt keuze” houden. Dacht toen dat ik bij 7 liep (een stuk noordelijker), met al die parallelle greppels, en daar vond ik, iets ten zuiden van het pad, een post. Dat bleek er eentje van de achterkant van de kaart te zijn, maar, zonder het nummer te checken, ging ik vrolijk, en een klein beetje gehaast, op weg naar het zuiden, naar waar ik meende 6 te gaan vinden. Dat 6 voor 7 kwam vergat ik gemakshalve. Ik weet zeker dat ik de kaart niet ondersteboven hield, maar de tafel van 1 kennelijk wel. Even later vond ik een open plek, daar in het zuiden. “Ben ik al zo ver? Dan ben ik 6 al voorbij!” In het minder begaanbare terrein, en vanwege een nogal afwijkende koers, was mijn gevoel voor afstand wat ontregeld. (1:4500 is ook zooooo’n moeilijke schaal.)

Gelukkig vond ik 6, maar toen pas zag ik dat daarna 7, in het noorden van de kaart, kwam. Een geluk bij een ongeluk, want voor het zelfde geld was ik doorgelopen naar 8, en had heel 7 gemist. Alleen had ik nog steeds niet door dat die eerdere post, die ik voor 7, tussen het donker groen met de greppels, had aangezien, helemaal niet de 7 was die ik moest hebben. Mijn richtingsgevoel, dat het kennelijk nog wel deed, stuurde me naar het noordoosten. En zo belandde ik bij een post die ook helemaal nog niet bij mijn route hoorde.

Achterkant kaart, controle strook, nummer zoeken, en ja, ik kon herleiden waar ik liep. Terug naar het westen, greppels tellen, en als een speer het bos in, op zoek naar de echte 7. Intussen had ik van 5 naar 6 een recordtijd neergezet: de langste, ruim 3,5 keer langer dan de snelste loper. En ook mijn ommetje van 6 naar 7 bleek niet om over naar huis te schrijven.

Ik heb altijd de neiging om -voor straf- na het maken van een fout enorm te gaan doorsteken om de verloren tijd in te halen. En ook nu baande ik me een weg tussen de ondoordringbare bomen door. En weer snap ik dat achteraf, want ik herinnerde me dat ik, toen ik de eerste keer in de buurt van 7 dacht te zijn (wat dus 6 was), best aardig door het bos kon lopen. Nu was het alsof ik me een weg dwars door de stapel kerstbomen die bij de supermarkt in december tegen de gevel staan probeerde te banen.

Met deze kerstgedachte in mijn hoofd nam mijn oriëntatievermogen weer eens met mij de vrije loop. Toen ik bij A aankwam (in het kaartje links) dacht ik het iets zuidelijker pad te bewandelen. Dat dat ineens op leek te houden deerde niet, ik vond een kruispunt (wat C bleek te zijn, maar ik voor B aan zag) en sloeg rechtsaf. “Zo’n kompasnaald is ook maar van ijzer”, moet ik gedacht hebben, en ik rende vrolijk een meter of honderd door, tot hij wel erg hardnekkig de andere kant op bleef wijzen. Het mag een wonder heten dat ik 8 vond. 9 liep ik vervolgens maar 10% voorbij, wat aardig klopt met de kaartschaal 1:4500 die ik telkens als 1:5000 las.

Maar gelukkig, een half uur ervaring is iets om op te bouwen, en 10, 11, 12, en helemaal 13 gingen verdraaid goed. Die laatste, en later ook 17, 21, en 23 zou ik als een van de snelsten belopen. De kaart werd omgedraaid, en het leek weer van voor af aan te beginnen (de nummers herstartten ook weer bij 1, wat dus eigenlijk 13 was). Zelfde hoek van het bos, als in het begin, maar, vanwege de duisternis, de sneeuw die er inmiddels bij was gevallen, en de kaart die als maar meedraaide, een totaal nieuwe ervaring. En ook het stemmetje in mijn hoofd “J-G, nu ga je het gewoon wel heel goed doen, zonder fouten”, gaf er een andere dimensie aan.

Op weg van 16 naar 17 zat Jeremy Genar me op de hielen, en dat zorgde voor de nodige peper op bepaalde plaatsen waardoor ik heel hard ging… en daarna heel hard naar de verkeerde post rende. Ik herinner me nog dat ik het vreemd vond dat hij boven het meertje langs liep. Ik zou wel even doorsteken, wat, ondanks het groene bos rond 5 best opschoot. En als ik vervolgens naar 6 was gelopen, was dat ook helemaal niet zo gek geweest, maar in het donker lijkt een 6 net een 9 -het is maar hoe je het bekijkt- en Jeremy was langs de noordkant gelopen (wat naar 9 nog minder onlogisch was dan naar 6), dus koerste ik ook op 9 af. Die vond ik, en, zoals ook in de 1e helft, kwam voor mij na 9 8.

Net op tijd, nou ja, ik was al halverwege het dennbomen-tegen-de-supermarkt-bos, viel het kwartje, en kreeg ik door dat je een 8 weliswaar ongestraft kan omkeren, maar een 6 niet. Hop, terug naar 6. En daarna naar 7. Ik vond dat donkergroene stukje bos waar ik omheen moest iets minder leuk, maar herinnerde me kennelijk niet dat ik daar een half uur geleden al dwars doorheen was gelopen; toen meende ik immers veel noordelijker op de kaart te lopen. Op zoek dus naar 7, dezelfde zeven die ik eerder ook al voor een 7 -een andere- had aangezien. Vond ik hem warempel! En 8, die had ik ook al eerder ontmoet. Waarna ik gelukkig de supermarkt meed, op weg naar een nummer 9, die, hoe kan het ook anders, ook al eerder mijn pad had gekruist.

Was ik net lekker logisch via de zuidkant naar een post gelopen waar ik niets moest zijn, nu liep  ik maar voor de afwisseling via de noordkant naar mijn zuidelijke bestemming. Je moet wel consequent blijven!

Maar kennelijk had ik mijn fout op tijd door, want -zo werkt dat bij mij, zoals je weet- ben ik vanaf dat moment voor straf alleen nog maar gaan doorsteken, op weg naar de finish. Die ik overigens, zonder verdere omwegen vond, maar uiteraard, en volgens de Splitsbrowser, niet in de snelste tijd.

Om één en ander goed te maken ben ik hier na nog even omloop 2 gaan doen. Dat was een stuk minder ver dan omloop 1 overnieuw, en dus heel verstandig, zeker omdat ik daarna nog de posten zou gaan binnenhalen.

Ik kijk in elk geval terug op weer een bijzondere, en onvergetelijke, nachtoriëntatieloop. Waarbij het een verrassend leuk gebied bleek te zijn met eindeloze mogelijkheden, die ik ook ten volste benut heb.

Als je vraagt wat ik geleerd heb deze keer?

  • Eerst denken, dan gaan rennen.
  • Blijf koel in je hoofd, ook als het 5 graden vriest en er sneeuw uit de lucht valt. Want van strafwerk ga je niet harder, laat staan sneller.
  • Twee jaar ervaring betekent nog niet dat je uit de losse pols kan oriënteren zonder postnummers te checken en bij te houden waar je bent.
  • In het donker zijn paden dikwijls sneller. Dat had ik twee jaar geleden al prima begrepen.
  • Het blijft een ontzettend leuk spelletje! Dit ga ik nog jaren volhouden: er valt nog genoeg te verbeteren.

Midwinterrun 2013: een marathon door de sneeuw

Het was weer een avontuur! De Chicken Power Midwinterrun 2013. Nauwelijks wetende wat ons te wachten stond, maar wel met temperaturen onder nul, een gure wind en sneeuwbuien in het vooruitzicht, vertrokken we om 5:59 uit Eindhoven. Samen met mijn loopmaat voor vandaag, Jeroen, en concurrent Patrick, reden we door een donkere, maar witte, wereld, naar Terschuur, een dorpje tussen Barneveld en Amersfoort. Min zes C buiten de auto, zenuwen binnen. Toch wel. Ondanks dat ik ruim een maand geleden nog aan de W.O.R. 2 had meegedaan.

Zou dit anders zijn? Het was ook een run, er moest ook geöriënteerd worden, en we liepen ook in teams van twee. Maar het was nu ruim 15 graden kouder, er lag een pak sneeuw, er ging nog meer vallen. Van Ferdy, de ontwerper van de W.O.R., had ik begrepen dat er er minder instinkers te verwachten waren. Maar wat is minder? En ik begreep dat er veel uitgebreider kaarttekenwerk nodig was. Maar wat is meer? En wat heb je daar voor nodig?

En ik had op de website een foto zien staan van iemand die door het water moest. Brrrr. Zou dat vereist zijn? Verijst in elk geval wel, vandaag.

Zo druk waren we bezig, dat we helemaal vergaten dat de muts binnen best af kon. Het intekenen van de ontbrekende CP’s kostte ongeveer een uur.

En het bleek anders! Per bus gingen we naar de start, geen idee waar dat was, op dat moment. Er werden onderweg wat mededelingen gedaan, maar, onvoorbereid, had ik die niet opgeschreven. Waar op had dat gemoeten? Volgende keer een notitieblokje mee. Bij het verlaten van de bus kregen we een enveloppe met een zevental kaarten. In kleur! Dat viel al weer mee. En allemaal 1:25000 topografische kaarten van het kadaster. Maar wel op een andere schaal uitgeprint en afgesneden. En er was een roadbook met zestig punten, waarvan de helft ook op de kaart stond, en de andere helft zelf ingetekend moest worden aan de hand van een RD-coordinaat, een projectie, of een lengte- en breedtegraad. Er was tijd in een lokaaltje om dit aan een tafel, en vooral verwarmd, te doen.

De schaduwen van de bomen, maar ook de gegeven projectie, laten zien hoe je de foto moet draaien om het noorden boven te krijgen. Vervolgens konden we hem in de topografische kaarten inpassen.

Niet alleen kaarten werden gebruikt: ook luchtfoto’s, en zelfs een oude kaart. Dat laatste was een leuke exercitie: één punt, CP 42, was op zowel de oude als de nieuwe kaart getekend, maar CP 43 alleen op de oude. In anderhalve eeuw is er nogal wat veranderd in het landschap, maar een aantal elementen zijn ook behouden gebleven. Zo ontstond een puzzel, maar uiteindelijk wisten we vrij zeker waar CP 43 op de moderne topografische kaart te plaatsen. En na wat speurwerk bleek dat de luchtfoto, zoals snel aan de richting van de schaduwen te zien was, geroteerd was. Leuk gedaan!

nieuwe kaart → oude kaart
(ga met je muis over het balkje om de kaart te wisselen)


Een uur later waren we klaar met intekenen. Een aantal teams waren al vertrokken, een paar waren nog bezig. Hebben we het wel goed gedaan? Een foutje is snel gemaakt, als een lengte-minuut op de kaart 5,4 cm is, en een breedte minuut 8,7 cm, en er doorheen een RD raster geprint is.

CP 1, 3 en 5 waren ten opzichte van elkaar als projecties gegeven. 2, 4 en 7 moesten we memoriseren, aan de hand van een kaart die even snel bij de START getoond werd. We kwamen in eerste instantie goed uit bij 5, maar vonden toch het valse punt.

Bij CP1 volgde een verrassing: we moesten een keuze maken tussen de volgende punten op kompaskoers zoeken, of memoriseren. We kozen voor memoriseren, en zochten ondertussen de andere punten op het kompas. Maar kennelijk was het idee dat we eerst CP 2, 4, 7 zouden zoeken, en dan CP 1, 3 en 5; of omgekeerd. Alles tegelijk in één keer zoeken leek lastig, maar we wisten niet beter, en deden dat dus gewoon. Alleen CP 4 was lastig te vinden. En toch bleek dat CP4 wel klopte, maar CP5, dat we daar vòòr hadden gevonden, niet. Achteraf hadden bijna alle teams dat punt fout. En we zijn er nota bene overheen gelopen, als je de track op onze kaart bekijkt! Maar de organisatie heeft altijd gelijk. Toen wisten we ook nog niet dat een gevonden controlenummer ’23’ per definitie fout was.

Enfin, naar later zou blijken, als een van de eerste teams gingen we verder met het reguliere deel van de tocht. De sporen in de sneeuw van wezens die er eerder waren geweest waren kennelijk van konijnen, hazen en reeën…

Ik had vandaag een goede neus voor blauwe kaartjes achter bomen, want ik vond ze verrassend snel. Later op de dag zou Jeroen ze ook zo snel gaan spotten, en dat maakte dat we vrijwel overal binnen no-time verder konden rennen. Het leek er dan ook op dat er vrijwel geen valse controle nummers geplaatst waren, want nergens zagen we twee kaartjes, en vrijwel alles hing binnen 20 meter van waar we het verwachtten. Het leek dus niet nodig om naar een ander nummer te zoeken als we eenmaal iets blauws gezien hadden. Maar dat bleek later onterecht.

Intussen liepen we vooral over wegen en paden, ook omdat de route dat voorschreef. Het was vrijwel nergens veel sneller om dwars door te steken, en daarmee was verdwalen ook geen optie. Af en toe een weiland of akker gingen we diagonaal over, maar met de sneeuw en vaak oneffen ondergrond, liep dat een stuk minder. Zeker toen we nog 4’30″/km probeerden te lopen.

Onderweg keken we steeds naar de voetafdrukken in de sneeuw. Hoeveel zouden er voor ons lopen? Geen idee, maar overal leken al wel mensen te zijn geweest, op loopschoenen. Best handig, die sneeuw. Toch leek het ook regelmatig of er naar het kaartje met het controlenummer helemaal geen voetsporen liepen. Zouden zoveel teams al die CP’s hebben overgeslagen of niet kunnen vinden? Toen wisten we nog niet dat we eigenlijk op kop liepen.

Naar CP 27 hebben we toch even moeten zoeken. De schaal van de kaart eventjes verkeerd geïnterpreteerd…

Intussen kwamen we langs het Kasteel van Renswoude, Fort Daatselaar, en liepen tot vlak boven Scherpenzeel. En zochten we 10 minuten naar een CP-nummer op het enige punt waar volgens het roadbook niets hoefde te worden opgeschreven, corrigeerden we een foutief ingetekend punt dat aanvankelijk midden een in een weiland leek te liggen, maar gewoon een hoekpunt van het fort bleek te zijn, zochten naar een CP op een plek die ik in passen verkeerd had uitgemeten (als de schaal van de kaart 70% van 1:10000 is moet je niet het gebruikelijke aantal passen met 0.7 vermenigvuldigen, maar er juist door delen, waardoor het 2 keer zo ver blijkt te liggen), aten we een Snickers, en hoorden we van de organisatie die de eerste controlestrook in nam, dat we redelijk vooraan liepen. Er liepen dus nog een paar teams voor ons?

De rare slingers die we maakten zijn om de CP’s te vinden.
Òf 35, òf 36 was genoeg geweest. Maar we vonden het zo leuk, dat we ze allebei hebben bezocht.

Toen niet, bleek, maar even later wel. Want het kwam niet door de sneeuw, die ineens hevig ging vallen, maar doordat we in de bus geen duidelijke aantekeningen hadden gemaakt, dat we zowel CP 36, als CP 38 aandeden, terwijl verteld was dat die het zelfde controlenummer hadden; beide bezoeken was dus niet nodig. Wisten wij veel. Bij de tweede van de twee kwamen we achter twee andere teams uit, die toen op kop bleken te lopen. Maar ja, Jeroen zag razendsnel en ongezien het kaartje, zodat we na CP 37 weer voorop lagen.

Het scheelde maar 1 kilometer: onze locatie van CP 40, en de jusite…

Tot we CP 40 gingen zoeken, precies één RD kwadrant noordelijk van de juiste plek. Inmiddels waren we al behoorlijk moe, en hadden besloten dwars door te steken over de velden, maar wel in wandeltempo. Op zich scheelde dat niets, want je kon over dat terrein toch niet hard rennen. Maar dat helpt niets, als daar niets te vinden is. We hadden snel de fout door, maar dat was al te laat. Het zou ruim 20 minuten kosten om terug te lopen, en dat zou 30 strafminuten schelen, wat we het niet waard vonden, ook vanwege de extra inspanning.

Bij CP 50 (dat na CP 40 en 39 kwam) waren de twee teams op kop al aan het zoeken. Aan de verkeerde kant van de beek, waar wij in eerste instantie ook het CP hadden ingetekend. Maar het scheelde niet veel, en de nauwkeurigheid is beperkt, zodat we, toen de andere twee teams het inmiddels hadden opgegeven, en verder waren gelopen, alsnog aan de zuidkant het CP vonden. Hadden we mooi weer 30 strafminuten goed gemaakt.

Wat daarna volgde was een spelletje met een beek. Zouden de CP’s aan de zuid- of aan de noordkant liggen? En is er wel of geen brug? En is het diep? En breed? Geen idee hadden we, zodat we maar de kortste route naar het volgende CP namen, en wel zouden zien. Dat bleek een goede beslissing. Er was een stuw, en iets verderop een bruggetje.

We hebben behoorlijk getwijfeld, of we de noord- of de zuid-oever zouden nemen. De waarheid bleek letterlijk in het midden te liggen.

Toen namen we nog een slimme beslissing: punt 45 lag weliswaar dichterbij een logische route dan 46, maar daar zouden we de aanwijzingen voor 47 en 48 gaan vinden, en 49 lag juist weer wat verder weg. Vermoedelijk -want de punten stonden al niet allemaal in de juiste volgorde wat betreft de kortste route- zouden die 47 en 48 meer richting 45 liggen. En dat bleek helemaal te kloppen. Via een rechte lijn renden we naar 46, vonden 47 op weg naar 45, en van daar uit 48 op de route naar 49 en 51. Mooi! Enige minpuntje was dat we 48 niet direct zagen, en juist toen ik het beekje vlakbij was overgestoken om te kijken of het CP-kaartje aan de achterkant van een boom aan de oever zat, vond Jeroen een ’23’. Nietsvermoedend, en opgelucht, noteerden wij die, al hing die wat ver van het nulpunt, en gingen verder. Nog maar 10 CP’s te gaan!

De oversteekplek.

Maar er was een dilemma: zouden we voor CP 53 aan de noord- of aan de zuidzijde van de Grote Barneveldse Beek moeten zijn? Er leek geen brug in de omgeving, dus we moesten kiezen. Een volgende aanwijzing stuurde ons in elk geval terug naar een bruggetje, voor CP 52, zodat we vermoedden dat we moesten oversteken. Het CP lag volgens onze peiling op de kaart aan de zuidkant van wat een oversteekplaats voor landbouwvoertuigen en/of jeeps leek te zijn: een constructie van balken over het water aan weerszijden van een verharde bestrating op de bodem van de rivier. Maar geen CP te vinden. Bijna hadden we het opgegeven, maar na lang zoeken op de oever zagen we dat de balken ‘schoongeveegd’ waren. Er was dus iemand overheen gegaan. Zou er dan toch…?

Koud water met een laagje ijs er op is tot daar aan toe, maar een natte broek en schoenen is niet lekker met dit weer.
Als je niet om wilt lopen moet je voor paard spelen.

En er stond iemand van de organisatie met een fototoestel aan de overkant. Vast ook niet voor niets. En dus trok ik mijn schoenen, sokken en broek uit, en liep door het ijskoude water. Pijnlijkst was nog mijn scheen die ik stootte tegen een ijsschots, en de sneeuw waar ik in stond aan de overzijde, maar op de terugweg langs de andere balk vond ik het CP! Hoera! Die hadden we. Maar wat nu? Omlopen, want Jeroen stond nog droog aan de overkant, en had geen trek in een koude beek. Ach wat, we zijn toch een team? Dus ik nam hem op mijn rug en liep zo naar de noordkant. Snel schoenen weer aan, en door naar de finish. We lagen op kop!

Zo vonden we ook de laatste paar punten. Nog net op tijd zag ik dat 56 gedefinieerd werd door de koers náár 57, en niet omgekeerd, zodat we ook daar scoorden. En toen ik me even omdraaide bij het oversteken van een greppel zag ik dat er behalve een ’23’ in de buurt van CP 56 (die ik al wat slecht vond kloppen met de kaart) ook een ’29’ hing, op de juiste plek, wat ook weer 45 strafminuten scheelde. Doordat we doorstaken door het weiland naar 58 liepen we bovendien recht op dat CP af, en vonden hem zo, want vanaf de weg had hij aan de overkant van een riviertje gehangen.

Alleen gingen we vlak voor het eind nog een keer de mist in: een peiling met een stompe hoek vanaf een hectometerpaaltje op de kaart (Of had het het paaltje in het echt moeten zijn? En aan welke kan van de weg dan wel?) wekte niet mijn vertrouwen, en ook Jeroen was er wel klaar mee, zodat we voor het laatste punt aannamen dat het wel het blauwe kaartje op de deur van het gebouw dat als start en finish dienst deed zou zijn. Bijna goed. Maar dat kostte ons toch nog even 45 strafminuten extra. Maar we waren er! Als aller eersten!

Onze aankomst in het Wedstrijdcentrum.

Al met al bleken de volgende teams pas 25 minuten later aan te komen. Zouden we dan ook nog eens gewonnen hebben. Pas toen hoorden we van de ’23’s, en dat het vorig jaar ’72’ was geweest dat de valse posten kenmerkte. En drieëntwintig kwam me best bekend voor. Inderdaad hadden we twee valse posten meer gezien en genoteerd dan het team dat na ons binnen kwam, wat neerkomt op 90 strafminuten, zodat zij uiteindelijk met 66 minuten voorsprong wonnen. De score kan je hier vinden, (of hier onder).

Maar wat een geweldige race! Lang gedacht dat we ergens middenin het veld liepen (het was mijn 2e, en Jeroen’s 1e oriënteringsrun), toen wat gedeprimeerd over ons foutje van 2 km, en vermoeid door de afstand, teruggezakt in temp, maar ten slotte na de dwaze oversteek, en de kennis voorop te lopen, weer helemaal fanatiek en vol goede moed, alsof het niks was. Nou ja, qua afstand was het dan ook maar gewoon een Hele Marathon, maar dan wel door de sneeuw, met hindernissen, en zonder je hoofd te verliezen.

Dit was weer een bijzondere ervaring, en de laatste zaterdag van januari komt zeker op de kalender van 2014 te staan. Met de ervaring van deze eerste keer wordt dat vast weer een succes:

  • Er zijn wel degelijk valse punten,
  • die dan vast niet allemaal ’23’ heten.
  • De volgorde van de CP’s is niet altijd de kortste route.
  • Er kan wel eens een Adventure race-element in zitten; iets met water.
  • De CP’s zitten niet altijd exact op de juiste plek (of hoe wij die interpreteerden),
  • maar ook de kaart kan natuurlijk een beetje afwijken, en terrein kan zijn aangepast; en de CP’s moeten onzichtbaar voor derden gehangen zijn om rippen te voorkomen;
  • je moet daarom niet te lang zoeken of er op het -volgens jou- juiste punt niet toch een controlenummer hangt, meestal hangt dat er niet,
  • maar die enkele keer dat het er wel hangt -en het andere punt dus vals is- kost het wel veel strafpunten. De juiste balans tussen vertrouwen en wantrouwen is delicaat.
  • Alle zelf ingetekende punten moet je controleren: van de 20 hadden we er 4 fout in eerste instantie, en 1 daarvan zelfs niet meer op tijd gecorrigeerd.
  • Om 6:00 ‘s morgens nog even proviand bij een benzinestation kopen kan wel eens lastig worden als die allemaal nog dicht blijken.

Ten slotte heb ik, meer voor mezelf als geheugensteuntje, mijn inventaris opgesomd:

  • hardloop-rugzak
    • met drinkwaterzak
    • potlood
    • watervaste stift aan en zipper (en ook de dop, want die ben ik 5 keer verloren)
    • zaklamp
    • telefoon (voor noodgevalen)
    • fluitje (hoewel de dop van de stift ook prima bleek te werken als fluit, toen ik de sneeuw er uit blies
    • thermo deken
    • ID
    • geld
    • EHBO spul als pleisters en tape
    • vaseline tegen de kou op gezicht en handen
  • plastic kaarthoes, met daarin
    • geodriehoek
    • lichtgewicht plankje om kaarten vlak te houden
    • kaart-roemer (beperkt functioneel, want de schaal is arbitrair)
    • klemmetje om zaakje bij elkaar te houden
    • velletje voor aantekeningen
    • rekenmachine (klein)
  • Recta peilkompas
  • Silva duimkompas
  • druivesuiker
  • 6 Snickers (op de valreep)
  • en om aan te trekken
    • Inov-8 Oroc 340 schoenen (met spikes; ook ideaal om de kids op de slee door de straat te trekken zonder zelf onderuit te gaan over een ijsplaat)
    • lange hardloopbroek
    • Moose sokken (met na 42 km ook een gat)
    • thermo shirt lange + korte mouwen over elkaar heen
    • Nike tuned fleece
    • Icebreaker mutsje
    • dunne thermo handschoenen
    • ASML windjack (als reserve)

Tenslotte nog een overzichtje van de roadbooks:

Genneperparkenloop

Voor het eerst liep ik afgelopen zondag een keer mee met de Genneperparkennieuwjaarsloop, een “rondje rennen om de hoek” zal ik maar zeggen. Maar, begrijp me niet verkeerd, een hele leuke ervaring.

Je kan me zelfs zien rennen als je op bovenstaand kaartje klikt. Druk vervolgens op 'Play' en de 'c' om de kaart mij te laten volgen.
Het gebied was bekend, en het ging ook gewoon (grotendeels) over de weg, en in dat opzicht had het niets met Oriënteringslopen te maken, maar op een aantal manieren heb ik er toch een O-draai aan kunnen geven.

Ik koos voor de 14 km (wat iets van 13.6 km bleek te zijn achteraf). Twee weken terug nog een halve marathon gelopen, dus dat moest wel lukken. Maar stiekem vroeg ik me wel af hoe snel ik zou kunnen gaan. Sneller dan in oktober bij de halve marathon van Eindhoven? Of zou ik het niet-interval-trainen van de laaste paar maanden toch merken? Alles onder het uur leek me in dat opzicht al mooi.

Aankomende bij de start kwam ik al een aantal bekenden tegen. Wat wil je, bij zo’n wedstrijdje vlak bij huis. Erg gezellig dus. Al vond ik niet direct iemand om mee samen te lopen qua tempo. Iets in mij wilde namelijk toch wel hard gaan.

Iets anders in mij kennelijk ook weer niet, want ik had besloten een rugzakje te dragen, met daarin een liter water, een windjackje, en uiteindelijk ook een thermo-shirt, want het bleek veel warmer dan ik oorspronkelijk dacht; het shirt ging dus uit. Al met al een twee kilo aan extra bagage. Ik kan zeggen dat het rugzakje achteraf prima beviel, afgezien van de extra ballast. Het was het kleinste model harlooprugzak van Decathlon (zaakje in Best, en de rest van Frankrijk).

De waterzak was lekker, in het begin, maar in de tweede helft had ik de tijd en de puf niet meer om nog veel te drinken. Leek ook niet nodig, maar wel zonde van de 3/4 liter water die ik heb ‘uitgelaten’. Volgende keer gaat hij niet vol mee.

En daarnaast had ik nieuwe schoenen aangetrokken: mijn nog ongebruikte, vuurrode Inov-8 RocLite 285’s. Is dat verstandig? Nee, ik liep een blaar. Maar: ja, die blaar viel reuze mee, en komt vast de volgende keer niet terug. Bovendien was het een mooie test, en ik liep er zeker niet langzamer op dan op mijn Saucony’s die normaal gesproken tussen mij en de weg zitten. En, daar kwam bij dat ik op het kaartje met de routes al gezien had dat sommige stukken onverhard waren. Dus was het sowieso geen verkeerde keuze. Toch een beetje “O”.

En dat bleek maar al te waar te zijn. De start ging over asfalt en kasseien, maar al gauw, net voorbij de Genneper Hoeve, kwamen we op een zanderig pad. De bochten waren modder, waar ik vrolijk doorheen banjerde. En dat waren dan nog de kleine stukjes afsnijden. Iets verderop ging de route over een grasveld. Of over het slingerende pad dat er over liep, maar geen lintjes gaven aan wat de bedoeling was, en in mijn optiek (en die van vrijwel iedereen die vooraan liep) suggereerde dat een rechte lijn. Lag dus niet aan mijn Oriëntatie-blik. “Hoi! Ik heb noppen!”

Vanaf dat punt was het overal een kwestie van de kortste lijn zoeken van rood-wit lint naar rood-wit lint. Niet iedereen deed dat, bijvoorbeeld bij de Genneper Watermolen waar sommigen een kleine zestig meter afsneden; maar daar hingen toch duidelijk lintjes. Om die reden alleen al is het best verstandig dat er geen tijdmeting was, en geen uitslag of wat dan ook. Dan zou er ineens een felle discussie hier over zijn opgelaaid. Nu deed het er niet toe.

Uiteindelijk bleef ik ruim binnen het uur: 00:56:26, en een tempo 4’09″/km (wat sneller is dan de 4’11″/km op de halve marathon in oktober). Met andere woorden: ik heb voor mijn doen de longen uit mijn lijf gelopen.

Naderhand weer vrolijk nagepraat met iedereen die ik kende uit de buurt, en iets verder daar omheen. Nog wat over Adventure Racing en Oriënteringslopen gesproken, vooral naar aanleiding van mijn schoenen en rugzak (“wat heb jij nou aan?”), en uitstekende erwtensoep gegeten. Alleen miste ik de Duvels en Leffe’s Blond een beetje. Dat hebben die Belgen doorgaan beter bekeken. Maar desalniettemin, als het zo uitkomt sta ik hier volgend jaar weer.

 

Jenevercross 2013: beetje draaierig, en niet pas achteraf

Zie het als een training, dan tellen de seconden niet maar de meters!

Ha! Weer wat geleerd: zo’n kompas werkt alleen overdag. Als het licht is. In het donker zit je er zo 30 graden naast. Logisch, want licht is electromagnetische straling, en dus drukt het de naald weg. Omdat kompassen in het licht worden gemaakt heb je daar overdag geen last van, maar ‘s nachts gaat de naald alle kanten op, dan weer oost, dan weer west, en soms met een kleine afwijking pal naar het zuiden.

Van 7 via 9 naar 8 is niet de kortste route…

Dat maakt het natuurlijk wel lastig om de post te vinden. Zoals toen ik van 7 naar 8 liep, 9 tegen kwam, en koers naar 9 zette die achter me lag. Daar kan zo’n kompas niet tegen, en dus moet je dat voortaan niet meer doen, zei ik tegen mezelf. Niet veel later zou ik van 23 via 16 naar 24 rennen. Ook al zo iets!

Toch zat er wel lijn in de afwijking, want ging ik eerste te ver linksom, even later ging ik weer te ver rechtsom, nog een keer rechtsom, toen te ver linksom, rechtsom, linksom, rechtsom, rechtsom, rechtsom, rechtsom, en ten slotte rechtsom. Kortom, ik ging behoorlijk om. 29.2% om precies te zijn, volgens

Quickroute. Mijn gemiddelde tempo was dan ook 6’14″/km, terwijl ik 7’50″/km in vogelvlucht liep. Allemaal dankzij die extra meters.

 

De oplossing is simpel: zie het als een training, dan tellen de seconden niet maar de meters!

Even zonder gekheid, het was erg leuk om te doen, maar ik bakte er weinig van. En, alle onzin over kompassen in het donker daar gelaten, in het donker moet je gewoon meer op zeker spelen en lijnkenmerken gebruiken. Het is niet voor niets zo dat de baanlegger vaak benen uitzet die ‘complexe’ oplossingen vergen, waarbij niet direct duidelijk is wat de snelste routekeuze is. Maar daardoor krijg je juist dat de verschillende routekeuzes elkaar niet enorm ontlopen. Met als gevolg dat je als loper de keuze hebt om door te steken of de paden te volgen, zonder dat een van de twee opties direct overduidelijk in het voordeel is. Een snelle loper, en dat ben ik, kan dan beter voor de paden kiezen, en een iets langzamer loper voor doorsteken. Als ik een paar stukjes na meet zie ik dat ik 20-30% langzamer loop door open bos dan over stevige paden.

Wat anders is dan vorige week door mul zand, waar het niet veel uitmaakte. En daarom adviseerde Oswald me om, in elk geval bij een nachtoriëntatieloop, bij twijfel voor paden te kiezen.

Dat ga ik dus maar doen de volgende keer. Niet alleen vanwege de snelheidswinst, maar vooral ook om die 27.1% omlopen te verminderen. Of om te zetten in snelle meters over paden, in plaats van trage meters door het bos en over de hei.

Leuk was het napraten weer. Onder het genot van een citroenjenevertje, want deze cross had niet voor niets zijn naam ergens aan te danken. Moe, een beetje ontevreden, maar minstens zo veel wijzer reden we, met Ralph en Patrick, terug naar Eindhoven, onderweg nog enthousiast napratend over deze en eerdere ervaringen. En om de een of andere reden heb ik zin om ook eens een Adventure Race te proberen.

Ben ik sneller dan het zand?

Vraag 1: Hoe snel is zand?
Vraag 2: Hoe snel ben ik?

Het antwoord op de tweede vraag is makkelijk: 49’57” op de 7100 meter (nou ja, 8122 meter over mijn spoor), oftewel 7’02″/km (en 6’07″/km als ik niet in vogelvlucht reken). Dat is wat langzamer dan de halve marathon laatst (4’09″/km) maar best snel vergeleken met eerdere oriëntatielopen. Hoewel, laatst bij de Sinterklaascross, ik ver onder de 6’/km uit kwam. Maar dat was ook met vrij veel verharde weg.

Maar goed, je moet alles in een perspectief zien, en dat is dat ik de snelste tijd heb neergezet op de LD. Nummer 1! Overkomt me niet vaak. Nou is er wel wat op af te dingen, en dat is dat de snelle jongens aan de complete Sylvester 5-daagse mee deden, en niet aan de dagomloop. Maar goed, ik hield ze niet tegen het tegen mij op te nemen.

Je hebt Zand en je hebt Zand

12402539-tire-tracks-in-the-sandHoe snel is zand? Dat was de eerste vraag, en tevens de vraag die continue door mijn hoofd speelde tijdens het rennen. Het was nat, erg nat. En dan is het zand zo papperig dat het bijna net zo mul voelt als op een droge zomerdag. Vochtig zand loopt lekker; dit niet.

Toch was er zand en zand. Waar lang niets had gereden was het zand als een bord griesmeelpap: je stapt er in, en zakt door naar de bodem, waar het wat droger is. Dat kost energie. Waar net was gereden, en nog het verse profiel van een jeep of wat dan ook voor legervoertuig in stond, liep het ook niet lekker: alsof je zandkastelen loopt te vertrappen. Daar tussen in, op oude bandensporen, waar een buitje overheen is gegaan, loopt het het best. Daar is de bodem vlak, maar relatief hard. Daar moet je dus zijn. Helaas rijden de jeeps en hummers niet precies van post 3 naar 4, of omgekeerd, dus het was alsof je over een rangeercomplex manouvreerde, diametraal naar de overkant.

Snelheid

Na een lange oversteek van 2 naar 3 was me wel duidelijk dat de open vlaktes hier niet soepel liepen. De grond had bijna letterlijk de zelfde kleur als op de kaart, wat meer op modder dan op zand lijkt. En vanuit dat perspectief ziet wit bos er heel aantrekkelijk uit. Vergis je niet in de vleeskleurige zones: dat is heide. Ongeveer een halve meter hoog, en helemaal geen doorkomen aan. Maar goed, was het wel zo dat het zand sneller liep dan het bos? Ik ga het meten.

Ik heb alle stukjes vlak bos (dus niet met kuilen, heuvels, en struiken) in losse splits opgedeeld, en de tempo’s van die 8 stukjes gemiddeld. En het zelfde heb ik gedaan met de stukken waar ik over puur zand liep. Het resultaat is een gemiddelde van 5’28″/km door het bos, en 5’39″/km over het zand. Dat scheelt niet veel. 11″/km is niet noemenswaardig, en scheelt anderhalve minuut op mijn totaaltijd. Aan de andere kant, dat is al de helft van het verschil met de nummer 2. En misschien wel belangrijker: het loopt lekkerder, dus misschien is het ook nog minder vermoeiend.

Kortom, het is nu “wetenschappelijk bewezen” wat ik eerder al vermoedde: bos loopt beter dan zand. Maar je gaat niet 2 keer zo hard.

Route

Waarom ging het zo goed? Ik heb slimme routes genomen. Niet per se de terreinkeuze, maar meer de zekerheid heeft mij voordeel opgeleverd. Het stoplicht-concept enerzijds (even langzamer lopen om tijdig rond te kijken, in plaats van als een kip-zonder-kop naar de vermeende postlocatie te hollen en daar te constateren dat ik er al voorbij was), en anderzijds het kiezen van paden waar het vervolg een zeker aanvalspunt vereist. Dat was mijn strategie. Geen fouten maken, en verder keihard rennen. Klinkt simpel, en het werkt. Ik had geen geluk, maar dat hoefde ook niet op deze manier.

Of kwam het gewoon omdat ik weer eens mijn kerstmannenmuts op had en af en toe Ho ho ho riep?

Nog belangrijker

Maar het belangrijkste van de dag was eigenlijk: Annelot en Seger vonden het ook leuk! Ze hebben de kids-O gedaan, en alles onderweg gevonden. En een paar dagen later, bij een normale boswandeling, wilde Annelot niets liever dan doorsteken, dwars tussen de boompjes door. Dat belooft nog wat!

Linschotenloop 2012

Het begon allemaal een jaar of 8 geleden. Met een brakke kop (vanwege één of andere borrel de dag tevoren), door de hagel. Vier jaar later nog een keer meegedaan. Weer hagel. Vanaf dat moment is hagel bij de Linschtenloop traditie.
Tot vorig jaar. De derde keer voor mij. Geen hagel. Wel een PR voor Maarten, die kennelijk het hardst loopt als het een keer niet hagelt. Of als er een kerstmanmuts naast hem rent.
Deze keer waren we ongetraind. Nou ja, ik had in oktober in Eindhoven wel hard gelopen, maar sindsdien hooguit een oriënteringsloop gedaan. Ik zou wel zien hoe het zou lopen. En Maarten had het zelfde plan.
Maar na een km of twee leek het dat er best wat meer in zat, en ben ik gaan versnellen. Tempo 1:30. Zou dat weer kunnen? Eenmaal versneld kwam de kick van het inhalen (versterkt door het bewustzijn dat ik een camera aan mijn hoofd had), en probeerde ik iedereen bij te houden die mij inhaalde.
Vlak achter iemand lopend zag ik een tractor op het parcours. Wat gek! Wie gaat nou over een dijkje van nog geen twee meter breed rijden in zijn trekker als er net een halve marathon langs komt? Toen hij afsloeg keek ik even om, en een fractie later lag ik plat op het asfalt. Met kapotte knieën en handen. Au! Bleek dat er een enorm gat in de weg zat waar ik in gestruikeld was.
Maar gelukkig had ik mijn water-rugzakje om, en dus genoeg spoelwater om het ergste grind en modder uit de wond te sproeien, zodat ik weer snel verder kon. Ik was immers pas op 1/3 van de route, en omkeren zou wel erg suf zijn.
Het ging weliswaar iets minder snel dan daar voor, maar dat was niet zo verwonderlijk. Voor 21.1 km op 4’16″/km had ik niet getraind. Maar tegelijkertijd was de gedachte dat na mijn valletje alles wat ik zou bereiken mooi meegenomen was ook motiverend. En zo -misschien wat overmoedig- ging ik een stuk door het gras, over een dijkje, en trok ik een sprintje de dijk op.
Eigenlijk was de rest van het parcours best saai, ook al was het een prachtige omgeving. Maar er gebeurde niet zo veel meer. Reden te meer om wat praatjes aan te knopen. Een keer of twee, of waren het er drie, heb ik wat verteld over Oriënteringslopen. Dat bleek betrekkelijk onbekend, maar Trailrunning daarentegen wisten ze wel van. (Misschien moeten we het daar zoeken als het gaat om werving van nieuwe oriënteringslopers?) En misschien moet ik zelf maar eens een trail gaan runnen. Of een Adventure Race. Schijnt namelijk helemaal in opkomst te zijn, al blijft Oriënteringslopen nog het koningsnummer onder de loopsporten.
Anyway, voor ik het wist was ik al pratend weer vlak bij de finish. Of niet? Het parcours bleek wat verlegd ten opzichte van eerder jaargangen die ik kende. Dus hield ik even in (wat je dan weer mooi kan zien aan de rodere kleur op de Quickroute kaart). Om vervolgens een sprintje naar de eindstreep te trekken, toen die in zicht kwam.
Had niet harder gekund. Was weer leuk, ook zonder hagel. Ongetraind 1:33:22 is helemaal niet verkeerd. Alleen die val? Dat moet ik niet meer doen; nu, twee weken later, zijn de gaten in mijn handen net weer dicht, en ik liep er wat minder paasbest bij met kerst.
Om het nog een keer na te beleven: zie mijn headcam video op YouTube.

Woudlopers Oriëntatie Run 2012

Het Oriëntatiehoogtepunt van het jaar!

Echt een must voor iedereen die 30 km wil rennen en verdwalen. Of niet, maar dan wel in

En, hebben we gewonnen?

zeven puzzel-sloten tegelijk wil lopen. Want, met kaart en kompas in één hand, had je de andere nodig om je neus dicht te houden vanwege de instinkers (en die waren er volop: één route, 77 controlepunten, en meer dan 120 in het veld).

Continue reading Woudlopers Oriëntatie Run 2012

Ravels Noord: even kort

Niet dat het een korte omloop was (11.6 km over mijn track), maar ik houd het hier even kort. Ik heb wat achterstand met schrijven, en daarom niet te veel tijd. Maar ik ga er van uit dat het direct na de race makkelijker typt dan drie weken later, dus netto is dat winst!
Het algemene beeld? Ik heb hard gelopen. En dat merk ik aan de spierpijn. Pittig was het terrein ook zeker, met alle nattigheid, zompige weilanden, doorweekte paden, en sneeuw in het bos. Maar er waren daarentegen dan weer geen doorns. Nergens. Een braamvrij bos. Ravelse confiture is er niet in bramensmaak.
Op zich ging het allemaal lekker, in rap tempo scheurde ik langs posten 1 t/m 8, en ook de lange doorsteek naar 9 ging voorspoedig. Misschien was diagonaal over het lange weiland niet heel handig, maar veel tijd heb ik er niet mee verloren.

Dit ging dus niet helemaal zoals het bedoeld was.

Maar bij 10 ging het mis. Ik dacht redelijk nauwkeurig gepeild te hebben ,maar hij stond heel gemeen verstopt, en de kaart leek daar ook niet helemaal te kloppen. Er stonden veel meer bomen dan gedacht. Terug naar het pad, en de kruising in het westen. Passen tellen. Over het slootje springen, rechtdoor lopen, weer passen tellen, en toen zag ik ineens achter een boom de post.
Naar 11 ging redelijk, maar op weg naar 12 ging ik weer helemaal de mist in. Ik zag een post, een stuk verder dan ik verwacht had, maar liep er heen om het nummer te checken. Dat was dus een andere, maar daardoor was ik wel van de kaart. Naar de jagersstoel, omkeren, passen tellen, het greppeltje naar de post was er een van 1000 in een dozijn, maar gelukkig zag ik de post vanaf het noordelijke pad staan, en vond ik hem alsnog.
De doorsteek naar 14 ging perfect. Ik kwam vrijwel op de post uit. En daarna, de butterfly rond post 15 was ook erg leuk en ging voorspoedig.
Het lange been naar 24 was goed om even op adem te komen op een lang recht stuk, waar het er hard aan toe ging. Maar toch, het was op adem komen zonder al te veel interrupties. Bij 24 kwam ik Frank Buytaert tegen, die behoorlijk wat snelheid had. Ik was benieuwd of hij vooral snel liep of goed oriënteerde, aangezien ik hem altijd hoog in de uitslagen zie staan. Dus leek het me aardig een tijdje te proberen hem bij te houden. Hij bleek inderdaad behoorlijk snel te lopen, zeker in het ruwe terrein. En hij oriënteert ook nog eens snel, dus makkelijk te verslaan was hij niet, en dat zal nog wel even zo blijven.
Omdat ik natuurlijk het voordeel had dat ik hem telkens een stuk voor me zag gaan, kon ik ook een wat hogere snelheid halen, al probeerde ik toch steeds mijn eigen race te lopen.
Dan merk je dat je wordt afgeleid, want een enkele keer verloor ik toch wat kaartcontact, en volgde Frank. Dat was trouwens zeker bij 31 niet handig. Hij, en nog iemand, liepen daar de post te zoeken, en op zich heeft het dan niet zo veel zin om er heen te lopen, maar onbewust ging ik toch niet mijn eigen weg. Je weet niet of ik hem dan wel direct gezien zou hebben, maar ik merkte dat ik me liet beïnvloeden. Maar goed, als ik naar de Splits kijk, was ik anders ook wel 3e geworden

Wel wat gekke dingen gedaan, van 8 naar 9. Zoals het stukje doorsteken helemaal in het zuiden. Nuttig? Het zal wel heel mooi bos geweest zijn. En achteraf valt te bezien of die akker inderdaad sneller was dan omlopen over de paden. Zwaar was het zeker. En dan nog dat perceel in het noorden, waar ik doorsteek, vrijwel parallel aan het pad westelijk er van. Had ook geen nut. Ik zal nog eens iets programmeren om achteraf de niet-gelopen routes over de paden in te tekenen, en zo te analyseren of doorsteken effectief was. (Je kan eigenlijk alleen over de paden de potentieel gelopen snelheid achteraf inschatten.)

Het laatste stuk werd een sprint, over een brandgang, naar de finish. Heel apart dat de laatste post voorbij de finish lag vanuit de richting waaruit we kwamen. Maar goed, drie man die op een bult van 2 meter hoog af rennen, er op springen, Emitten, er weer af springen, en naar de finish sprinten, was toch een aparte afsluiting. Wel weer de snelste tijd vanaf de laatste post naar de finish (en ook naar 11 en naar 25)!
Nat, koud, maar voldaan (alhoewel de paar verloren minuten in het noorden toch wat zuur voelden) met een man of drie terug naar het CC gereden (het was nog 2 km), om vast te stellen dat ik alle posten perfect had gevonden. Een post missen, dat overkomt me nooit meer.
In alle opwinding om op tijd thuis te zijn om de kerstboom op te zetten (en een beetje omdat ik net een paar ROCLITE™ 285‘s van A3 had gekocht), vergat ik mijn oude hardloopschoenen (voor op de weg). Gelukkig zijn ze gevonden. En iets van mijn a-propos reed ik over Ravels en Oud-Turnhout terug naar de A76 in plaats van over Arendonk. Tja, in de auto is oriënteren toch wat anders.

Leermomenten?

  • De volgende keer beter kijken waar ik door ga steken. Want nu heb ik op het lange been naar 9 toch wat rare dingen gedaan.
  • En als ik weer een post tegenkom die lastig te vinden gaat lijken op de kaart, een goed, en vooral zeker, aanvalspunt kiezen. Want die verloren minuten bij 10 en 12 zijn gewoon zonde.

Ouderwets gezellig oriënteren in het donker

(Lang niks van me gelezen? Klopt, ‘k heb ook lang niks geschreven. Writer’s block? Maar dit is geen Writers Blog, het gaat niet om de tekst, maar om de leuke verslagen en gedachten. Dus laat ik beginnen…)

Een slootje, en bier!

Vrijdag was weer een ouderwets mooie nacht-O. Ouderwets? Ja, want mijn eerste twee oriëntatielopen waren nacht-omlopen, Einderheide, en Galbergen. En ook daar na het lopen een gezellig biertje gedronken met mannen van Hamok, Trol, Kol, en andere Vlaamse clubs. Zo hoor je nog eens wat.

Bijvoorbeeld dat je, als je vrijdagnacht Jupilers drinkt in een voetbalkantine nadat je tot je knieën door een koude beek hebt gelopen en in het pikkedonker tussen groene takken door bent gespurt, met op je hoofd een Chinese koplamp, je moet inschrijven voor de Woudlopers Orientatie Run (op 15 december). Want alle bierdrinkers vrijdag gingen daar aan meedoen (al wisten ze het nog niet allemaal zelf).

En dat er soms bij het oversteken van een weg (of spoorbaan) een “neutralisatie-post” wordt ingeprogrammeerd (want dat doet Helga, achteraf), zodat het niet uit maakt of je over rijdende auto’s springt, of op een groen voetgangerslicht wacht. (En je dus rustig een minuutje kan uitpuffen, slokje water nemen, kaart her-vouwen, route voor de rest van de race bepalen, noem maar op. Maar ja, not-done of niet, de adrenaline noopt dat je toch door loopt als het kan.)

En er waren nog wat zaken die dit een leuke loop maakten. Het beekje (maar daar straks meer over), mijn -vind ik zelf- best wel snelle tijd, maar ook de kaart. Achteraf zie je het ook, maar steeds was je je ergens bewust dat je dwars door de bewoonde wereld liep, er altijd huizen in de buurt waren, maar het toch ook weer wilde natuur was. Veel paadjes, die ook weer onzichtbaar waren als je van dwars-uit kwam, en die ineens ophielden in het niets. Dan weer een hek, een spoorbaan, waar, juist als je bij de overweg, en trein passeerde. Leuke setting dus. En wat me opviel was dat er, al was het gemiddeld vlak, uitstekend herkenbare reliëfjes waren op de kaart, en in het echt. Zowaar gebruik van kunnen maken.

Start tot finish

Enfin, na inschrijven, verkleden, lampje checken, en een lift naar de start, kon het beginnen. Donker bos, her en der een lampje van een huis, maar geen idee hoe het zou gaan zijn. Daarom voorzichtig op pad. Eerste helft naar eerste post over een kronkelig MTB pad. Zou dit wasbord (met een periode van 3 passen, heel ongelukkig) sneller zijn dan het bos? Denk het wel, en ik raak zo niet de weg kwijt. Na oversteken van de weg (met enige twijfel of ik het oostelijke of westelijke paadje te pakken had) kon ik zo oversteken, tot aan de open plek, en van daar nog 20 passen pal oost. Eitje.

Van 1 naar 2 was het eenvoudig een kwestie van het reliëf volgen, en passen tellen ter controle. En drie was zo dicht bij, dat, met mijn beamer op mijn hoofd, de reflector van de post al vrij snel zichtbaar was.

Echt goed had ik tevoren nog niet op de kaart gekeken, want ik was verrast weer helemaal terug te moeten naar het zuiden. Een beetje heb ik paden gevolgd, maar ze waren zo matig te zien, dat ik net zo goed door had kunnen steken. En het hielp ook niet echt met positie houden, want ik kwam bij het westelijke pad uit, terwijl ik het oostelijke had verwacht. Tja, dan gaat het fout, en kom je ergens anders uit dan je denkt. Of zou ik gewoon niet goed op de kaart hebben gekeken? Anyway, toen ik, helemaal in het zuidwesten, de weg zag en het hek van het prive terrein, wist ik dat ik fout zat. En waar ik was. Dus was de post alsnog zo gevonden, alleen met een straf-minuut.

De paar posten daarna gingen weer van een leien dakje. Recht er op af, redelijke snelheid tussendoor, nauwelijks zoeken. Al had ik van 7 naar 8 wel wat efficiënter kunnen lopen. Nu was het westelijke pad wel de slimste route, en had ik met passen tellen (of reliëf kijken) kunnen voorkomen dat ik te vroeg noordwaarts van het pad af ging naar de post die daar dus niet stond.

Maar van 8 naar 9 heb ik toch wel aparte dingen lopen doen. Vrijwel direct zag ik het beekje op de kaart staan, maar misschien kon ik er wel overheen springen. Daarom ben ik er direct heen gelopen. Het leek me alleen wat te breed en te diep. Maar na een meter of 100 zag ik een paar stenen er in liggen, en besloot dat het wel te doen moest zijn.

Natte voeten als je nog 10 km moet lopen is niet fijn, maar zo ver was het niet meer. En het leek me ook wel weer een avontuur om door de beek te gaan. Zo had e baanlegger het vast ook bedoeld, toch, Luc?

Natte voeten voelt even raar. En zwaar. Tot mijn knieën uiteindelijk in het water, maar de kleding vond het prima, en het bleek ook niet koud. Tot zo ver niets geks, best succesvol er weer uit gesprongen, en door naar de post. Maar achteraf zie je dat het niet nauwelijks meer scheelde in afstand, dat de andere route, oostelijker, vast over snellere paden liep, maar vooral dat, als ik dan toch slootje wilde springen, ik het gewoon direct na post 8 had moeten doen, want dan had er een pad van vlak bij de beek naar post 9 gelopen. En dan was het pas echt gunstig. Tja, achteraf…

Maar goed, lekker doorlopen. Kennelijk loopt het met natte voeten iets langzamer, want iets te vroeg dacht ik dat ik al naar het noorden, om het meertje heen, moest afbuigen. En stond ik bijna weer in het water. Snel gecorrigeerd, en door naar 10. En naar 11 en 12. Die ik prompt voorbij liep, bijna, want ik stond al op de weg, toen ik zag dat 12 bij een huisje moest staan. Postomschrijving had me dat al eerder kunnen vertellen, maar ik ging zo op in de sprint van 11 naar 12 (2 man ingehaald) dat ik dat even vergat. Er kwam net een trein aan bij het oversteken van de weg, dus alle auto’s stonden stil. Makkelijk. Heel hard naar 13 overgestoken, wat niet had gehoeven bleek achteraf, in verband met de neutralisatie-berekening. Maar goed, ook 14 werd rap aangetikt.

Na 14 kwam 15. En dat ging weer een beetje fout. Een paadje gemist, het kompas vond wel dat ik wat te oostelijk liep, maar ik had geen zin om terug te lopen en te zoeken. Vol gas vooruit. Hoewel, ik moest toch wel af en toe kaartlezen, want ik was een beetje kwijt waar ik was op dat moment. Een kruispunt lijkt in het donker op elk ander kruispunt, tot ik echt een markante tegen kwam. Vanaf daar ging het weer snel, gelukkig, want, zo kan je aan de kleur van de track in het kaartje links zien, met een vertwijfeld hoofd lever je toch wat snelheid in.

Bij 15 kwamen toevallig meer mensen aanlopen. Die daarna de zelfde kant op gingen. Of ik wilde of niet, eentje liep voor met uit, precies waar ik ook heen wilde. Daarom ben ik maar alternatieven, niet altijd kortere of snellere, gaan lopen, gewoon om niet in het kielzog te lopen. Maar toch, het betekent wel dat je de volgende post ongeveer niet kan missen, want daar is ‘het licht’. En dat is wel een beetje jammer. Schrale troost is dat die loper voor me uiteindelijk de snelste tijd heeft neergezet, en ik dus best aardig kon meekomen, qua snelheid dan. En zo kwam het dat ik voordat ik het wist -en omdat er geen lint-naar-de-finish was, alweer klaar was voordat ik er erg in had.

Niet veel later liepen we na te praten over een geslaagde loop op een mooie kaart in een geinig gebied. Mocht ik hier nog een keer terugkomen, dan moet ik alleen onthouden dat de douches in de kleedkamer alleen warm worden als je er twee tegelijk flink open draait, en anders zijn ze steenkoud. Brrrr…..

Verbeterpuntjes

Wat kon er dit keer beter?

  • Korter stoppen: in QuickImageroute kan je in het histogram mooi zien hoe lang je hoe hard hebt gelopen. En telkens blijkt at ik iets van 8-10% van de tijd stil sta. Best veel. Een seconde of 4-5 bij elke post, maar dat komt hier op anderhalve minuut uit, en 10% van mijn totale tijd, 46 minuten, komt neer op viereneenhalve minuut, twee keer zo veel. Kaartlezen onderweg? Tegen bomen botsen? Genieten van de omgeving? Of is het een artefact van de GPS of Quickroute? Nee, ik heb Ralph Kurt’s histogram wel eens vergeleken, en die staat veel minder stil. Het kan dus wel.
  • Harder lopen: Echt, het moet kunnen. Mijn hartslag zit best veel tijd onder het maximum. Aan de andere kant, een halve marathon loop ik met 170 gemiddeld. Dus is dit ook weer niet zo laag. Maar toch had ik het idee dat ik me af en toe inhield. Soms niet ten onrechte, om niet fout te lopen, maar, met een beter interval-gevoel in de benen zou ik, waar ik wel zeker was van mijn route, een sprintje kunnen trekken, bijvoorbeeld tussen twee kruisingen in een pad. Al voelt dat vermoeiend, dus houd ik toch nog een beetje in. Kennelijk. Dus: hele korte intervalletjes trainen, op de weg, van huizenblok naar huizenblok. Zo iets.
  • Kaartcontact: Zelden, maar elke keer is er één te vaak, was ik dit keer mijn plekje op de kaart kwijt. Nooit helemaal, maar ik zat er toch wel eens één kruispuntje naast. En dat kost punten. Of seconden. Zo was ik van 14 naar 15 niet handig bezig, vooral omdat ik kwijt was op welk pad ik zat, en dus doorliep tot ik zeker wist welk kruising ik passeerde.
  • Check, check, double check: Vaker moet ik mijn kompaskoers controleren met mijn kaart. Op weg naar 4 ben ik wat afgedreven, waarna er niet veel meer van klopte. En van 2 naar 3, en van 7 naar 8, had ik beter koers moeten houden. Af en toe kompas kijken (en weten wat de koers op de kaart had moeten zijn) had daar zonder twijfel seconden gescheeld.

Volgende keer nóg beter?

Relay #2 (voor mij dan): “Openingsnachtaflossing”

Een aflossing, estafette, of relay, is nieuw voor me, maar ik heb een hoop geleerd. Ook al miste ik het “treintje” naar de eerste post. Dat kwam zo: Toch ietwat zenuwachtig voor aanvang, waar ik graag een keer in de massastart zou meelopen om dat eens ervaren te hebben, stond ik te trappelen van ongeduld om te vertrekken. Het was best een spannende setting, waarbij 30 lopers met hun hoofdlampen in de aanslag, elkaar verblindend, over hun omkeerde kaarten gebogen stonden, wachtend op het startschot. Intussen was het behoorlijk donker, een beetje heiig, maar met op de achtergrond de disco van de naastgelegen ijsbaan. Verder hoorde je alleen het gekras van stalen noppen op de kasseien en Belgen die elkaar -en mij- zenuwachtig stonden te maken. Maar het bijzonderste was dat de man die het hek aan het eind van het stuk weg dat het startvak vormde open zou komen maken nog niet gearriveerd was, en we toch zouden starten. Er was alleen een doorgang ter grootte van een deur, voor 30 gretige orienteurs.
Het startschot klonk, het hek bleef dicht, en we raasden met zijn allen op het poortje van amper een meter breed af. Maar het dringen viel mee. Was men zo galant, of was het tactiek?
Ik denk voor een deel dat laatste. Want, zo had ik tevoren gelezen op internet over “relay tactics”, als je niet verwacht nummer 1 te worden kan je het best achter anderen aanlopen, terwijl je vooral in de gaten houdt dat je achter de juiste anderen aan gaat.
Dat had ik ook onthouden, maar met de halve marathon nog in mijn benen, en een dosis adrenaline in mijn aderen, vergat ik een woordje: de juiste. Een aantal lopers ging, terwijl ze nog op de kaart keken, met de weg mee de bocht naar links in. Ik zag op de kaart dat er wat meer rechts een pad moest zijn, zag vanuit mijn ooghoek een paar lopers rechtsaf gaan, keek niet of dat wel de juiste plek was, en of er niet een herkenningspunt tegenover het pad zou moeten zijn, en volgde die groep die afsloeg. Na 25 meter zaten we tot ons middel tussen de braamtakken. En niet zomaar braamtakken, maar van die hele dikke bruine waarvan je de jaarringen kon tellen. Als ze zouden breken. Maar dat deden ze niet; ze hielden ons vast.
Omkeren! Dat zou verstandig zijn geweest. Maar inmiddels konden we door het groen heen alweer verderop hoofdlampjes zien (die moderne dingen uit China schijnen tientallen meters, wat ik even was vergeten, dus dat pad kan best ver geweest zijn), en dus gingen we met een man of 5 door. Door de bramen. Of liever gezegd, er overheen. Het leek wel hordelopen. Les 1 van vandaag: Dit bos en ik worden geen vrienden, ik kan alles wat niet wit is beter mijden.
Meteen les 2: loop achter de grootste groep aan, en niet voordat je denkt te weten dat dat de juiste richting is.
En les 3: als het terrein echt niet meevalt moet je omkeren, niet doorgaan.

Maar ik leerde snel, en, hoewel het voorste treintje al in geen velden of wegen meer te bekennen was, en het meer een gewone wedstrijd was geworden dan een aflossing, was het nog behoorlijk druk in het bos, en waren er genoeg andere lopers (lees: lampjes) om te zien dat het helemaal zo slecht nog niet ging. Over paden liep ik recht door naar posten 2 en 3. Door een foutje in mijn richtingsgevoel meende ik even dat dat een “andere post 4” was dan de mijne, maar het bleek toch te kloppen. Op een lekker lang stuk naar 5 kon ik voldoende lopers inhalen, en ook naar 6, 7 en 8 ging het voorspoedig. Dat het terrein niet opschoot hadden daar alle lopers last van. Zo stonden de posten nu eenmaal.

Maar naar 9 ging weer wat moeizamer. Achteraf bleek ik ook niet bepaald de snelste route voor kortste te hebben aangezien, en had ik beter de weg kunnen volgen, maar ik dook al snel een zandpad in waarvan ik na 5 meter al vermoedde dat het een van de tractorsporen was van een bosbouwmachine, waar we tevoren voor gewaarschuwd waren. Niet voor de tractoren, maar voor de paden die niet op de kaart stonden. Maar kennelijk was ik les 3 al weer vergeten, en keerde ik niet om, maar akkerde door door het mulle zand op een onbekende koers die niet te herleiden was. Gelukkig vond ik door passen-tellen en kompaslezen de weg terug (niet de terugweg), en zo ook de volgende post. Vanaf daar ging alles eigenlijk voorspoedig. Lastig bos was het wel, maar na 12 kwamen er weer lange paden, en dat ging hard. Inhalen!

Grappig was dat er op weg van 9 naar 10 evenveel mensen voor de oostelijke als voor de westelijke route leken te kiezen. De oostelijke was korter. Ik nam de westelijke, want die leek korter.

Daarna kwam de ‘kijkpost’ bij de doorgang door het hek naar het sportcentrum. Dat was tevens de kaartwissel, van 1:10.000 naar 1:5.000. Weer rende ik het groen in, gehaast door een andere loper die mij op de hielen zat. Niet handig, maar ik kwam er wel door bovenop de heuvel uit, waar vlakbij de post leek te staan. Intussen zagen een aantal lopers onderaan de helling mij ‘stempelen’ en kwamen naar boven, maar die was ik al voor.

Sprintje over het grasveld ging rap, maar vervolgens verspeelde ik seconden door op zeker te spelen en nog eens goed mijn positie op het veld te peilen. Onnodig, want de post was prima zichtbaar van een afstandje. Evenals de rest, tot aan de finish.

Daar wachtte Stefan op me. Nog wel moest ik zelf de kaart voor hem van een waslijn vissen, zo werkte dat hier, en zelf ‘uitklokken’, maar of dat laatste zijn start was of slechts een controle voor mij weet ik niet.

Als derde liep Ralph in ons drietal. In totaal zijn we 9e van de 26 teams geworden, wat helemaal niet slecht is. Zeker als je bedenkt dat er nog genoeg te verbeteren valt.

  • langer proberen bij het ‘treintje’ te blijven
  • ook onder druk goed kaartlezen
  • valt het na 10 seconden tegen, dan kan je beter omkeren
  • de kortste route is soms niet triviaal, maar schijnbaar afhankelijk van hoe je de kaart bekijkt (en dan heb ik het nog niet eens over de snelste route)

Ik denk dan ook dat ik nog heel wat aan mijn kaartleeskunsten kan verbeteren, met name qua snelheid en routeplanning.

En natuurlijk vaker aflossingen lopen, om ervaring met de druk op te doen. Maar da’s alleen maar leuk: vaker meedoen is een goed voornemen!

M’n eerste aflossing!

Mijn eerste aflossingswedstrijd is een feit. Wat een belevenis! En dan zat ik nog niet eens in de massastart. (Wist ik trouwens niet: als de #1 langer dan een uur onderweg is, start diens opvolger gewoon na 1:00; weer een massastart dus, en het zelfde voor #3, etc.)

SED_9053Een hele organisatie moet het zijn: iedereen heeft een individuele kaart. Nou ja, er zijn 3 varianten, maar elke start, #1, #2 en #3 krijgt elke team een min of meer willekeurige kaart. Zodat elk team elk van de 3 routes 1 keer loopt. Als team loop je dus altijd even ver in totaal, met dezelfde moeilijke posten en makkelijke, alleen in een andere volgorde.

Zo’n variant is steeds een groepje van 3 posten. Dat gaat zo: iedereen start op het zelfde punt, maar er zijn 3 “1e post”en. En 3 bijbehorende “2e post”en. Maar de 3e is weer voor iedereen gelijk. Dan is het veld al aardig uit elkaar getrokken. Van 3 naar 4, 5 en 6 zijn er weer drie varianten, ga zo maar door.

Heb je echter de eerste drie benen achter iemand aan gelopen, dan kan het best zijn dat die persoon de volgende 3 posten een andere variant loopt. En volgen dus verkeerd uitpakt. Je weet het niet.

SED_9064
Stuntende helikopter voor de start.

In dit geval waren post 3, 6, 7, 8, 11, 13, 14, 16, 18, 19 en 20 voor iedereen gelijk. En de start en finish natuurlijk. Voor de benen start-1-2-3, 3-4-5-6, 8-9-10-11, 11-12-13, 14-15-16 en 16-17-18 waren er telkens 3 varianten. Wat betekent dat er in totaal 3^6 = 729 mogelijkheden waren. Ruim voldoende voor alle 365 lopers. Nou blijkt, als ik het goed bekijk, dat er maar 173 mogelijkheden gebruikt zijn, dus een aantal lopers liepen toch dezelfde combinatie. Maar, ook omdat je tevoren niet wist welke posten een clustertje vormden, en al helemaal niet wie welke liep, is het niettemin een eerlijk proces.

Een helse klus om in elkaar te zetten, en correct de uitslagen uit te rekenen. Maar met de computer gaat het, als je maar zorgvuldig werkt. En iedereen de juiste kaart krijgt. Alleen kan het zijn een loper uit een team alle moeilijke varianten treft, en een ander alle makkelijke, maar met gebalanceerde routes moet dat wel mee vallen.

SED_9332
Massastart

Maar goed, terug naar mijn race. Jammer dat ik de massastart niet heb meegemaakt. Dat wil een volgende keer zeker doen. Naar post 1 ben ik vrij direct gelopen, al was het in het begin goed uitkijken met tegelijkertijd ploegen door het mulle zand, en een routekeuze maken.

Maar op weg naar #2 bleek wit bos nauwelijks doorloopbaar. Geen doorkomen aan. Met deze ervaring zou ik later in de wedstrijd niet snel meer doorsteken. Toch bleek op weg naar #3 een stuk groen bos op de kaart prima doorloopbaar, waardoor ik dacht noordelijker te lopen. Een kort onderhoud met een Frans sprekende militair die de weg vroeg, weerhield me er niet van daarna direct naar de post te lopen, die, omdat achteraf bleek dat dit een post was waar elke loper langs kwam, prima gemarkeerd was met ‘cachers-paadjes’.

Met een kleine omweg en wat zoeken vond ik #4, met een soortgelijke omweg maar zonder zoeken #5, alleen door met iemand anders op te lopen, te vergeten koerst te houden, en passen te tellen, kostte #6 me minuten. Zonde! Eigen race lopen, jongen, onthoud dat nou…

#7, #8 en #9 gingen weer vlot, al durfde ik naar #9 nergens door te steken, na mijn ervaring tussen #1 en #2. Vergelijking met een andere loper leerde dat dat makkelijk had gekund, trouwens. Het zelfde gold voor het stuk naar #11: ook hier was dwars over de hei rennen sneller geweest, maar het pad leek zo veel sneller te gaan. Toch was er een mooi alternatief: kijk hier maar eens.

SED_9377Kennelijk vermoeid ging ik onnodige fouten maken bij #13 en #15. Wat ik duidelijk merk is dat het lezen van hoogtelijnen nou niet bepaald mijn sterkste punt is. Tijd dus om hier aan te gaan werken. Zeker zoals ik bij #16, onder het oog van 300 toeschouwers, kris-kras rond de post cirkelde, en daarna nog eens door het zand rolde.

SED_9299Mijn laatste fout was bij #17, waar ik verkeerd passen telde, en te vroeg ging zoeken, toen ik dacht de post gemist te hebben. Ook jammer. Maar al met al, op een kennelijk lastige kaart, binnen het uur gefinished.

 

Het was een geweldige ervaring, zo’n massaal evenement, opgeluisterd met springende parachutisten, en stuntende helikopters, op een vrijdagmorgen die ik aanvankelijk dacht op mijn werk achter mijn bureau door te gaan brengen.

DSC03857
Yannick Michiels op kop direct na de start.

Cool! Ik heb Yannick ontmoet. Als ik later net zo goed ben als hij, ga ik ook de hele wereld over reizen om daar wedstrijden te winnen.

En ik ga zorgen dat Oriënteringslopen net zo populair wordt als, laten we zeggen, schaatsen.

My 1st 1st in the 1st!

For the first time, I was first, and, above all, in course 1. With temperatures of 32 °C, knocking out half of the runners, and quite a dense forest, it wasn’t easy either. Half of the time, I couldn’t see the woods through the forest (“door de bomen het bos niet meer zien”, in Dutch), and not only because of my frosted cornea, due to the damp atmosphere.

I guess I am good when it gets tough. Since it was not because I made less mistakes. In fact, when I finished, I was quite dissatisfied with my result (which I could not yet compare with the others’). Quite a few controls, I ran together with Albert Jan Kuiper, while he nor me could shake the other off. And he spotted some controls before I did, so my first impression was that I had not ran my own race. Until he decided it was too heavy, and dropped back.

On the other hand, I did not make big mistakes. The course I took between the controls was almost the same I would choose now, but most problems occurred while searching for the flag itself. To some extend, I had expected this already, since I know that baanlegger Peter is a master in using the terrain to disguise the controls. But the difficult aspect is his eye for elevation contours, that is somewhat different than mine. Often, on the map, it is clear what should be the attack point, but at the location itself, I just don’t recognize all of the elevation features, especially right in the middle of the forest. And, which is typical for this season, open spots between the trees, may not be recognizable at all.

This was the first control where I overestimated myself. There was a much safer route from 12 to 13, but I took the risk.

But then, after a few controls of learning, I should be wiser, and know that I should take less risks, choose safer approaches, and orienteer by the book. Clearly, the breath of the competition down my neck makes quite a difference on the rationality of my route-planning cortex. Or my risk-estimating sub-consciousness.

 

 

 

What a chaos! Looks more like Map Doodling than orienteering.

Nevertheless, who can complain when he becomes first? Not me. I am happy and content after all!

De langste loop van het jaar

Jazeker, de langste dit jaar. Althans voor mij. En voorlopig.
Even naar Nuenen (Of was het Neunen? Maak er tog heel prakties Nunen van, gewoon, zoals je het zecht.) En terug. Met een flesje sportwater. En de coordinaten van vier geocaches op zak. Bleek dat het dik 21 kilometer was dat ik afgelegd had (zie Attackpoint).
Het ging wat minder dan gehoopt. Lekker op 4’16” /km gestart, maar het tomatenijs, of het chocoladeijs, van gisteravond, zocht naarstig een uitweg. Kostte tijd, en de vaart was er uit.
Nog een paar keer geprobeerd het tempo terug te vinden, maar dat was niet haalbaar. Desondanks natuurlijk een goede training om mijn actieradius op te rekken. 21 km lukt gewoon. Nu de snelheid nog. Maar daar was het vandaag ook veel te warm voor, zeker omdat behoorlijk wat paden en wegen in de volle zon lagen, en het, geloof ik, 27 graden was.
Toch genoeg zuurstof kennelijk onderweg om me op te verbazen over de zoveelste doe-maar-wat-talen-in-1-woord benaming. Dit keer van een bedrijf, dat kennelijk zijn amateurisme (als tegenstelling tot professionalisme) wilde benadrukken met de naam “textiel4you“. Net zo tenenkrommend als Velhoven, dat zijn winkelgallerij een CityCentrum heeft genoemd. Welke taal spreken ze daar nou? En volgens mijn barst het van de benamingen die vooral de aandacht op de amateuristische bedenker vestigen. Maar, genoeg hier over, we rennen lekker verder.
Na de eerste cache, een Wherigo, die, vanwege de ontbrekende hardware, nog steeds op alternatieve manieren gespeeld moest worden, en waarna ik bijna in de hondenpoep ging staan, ging ik door naar een traditional in Nuenen. Eerder, in januari, was ik al in de buurt geweest, maar toen heb ik het bij een andere cache gehouden. Het was toen al half twaalf. In de nacht. Nu, deze, werd een stuk makkelijker gevonden.
Het doel dat daarop volgde werd bereikt (en verlaten) via een hele mooie route: het pad langs de Collse Watermolen! Een jaar of zes terug ook al gelopen, en warempel, nu kwam ik mensen tegen die die oude route liepen, met hun GPS. Bestaat dus nog steeds. Een aanrader. Deze cache werd makkelijk gevonden, ondanks mijn wispelturige Forerunner 305.
Voor de laatste vandaag was ik gelukkig aan de juiste kant van het water gaan lopen. Een beetje voorbereiding scheelt weer een oversteek over viaducten die daar niet voor bedoeld schijnen te zijn. Hoewel me dat eerder niet tegenhield. Anyway, de mega-container werd snel gevonden, waarna ik ‘doelloos’ terug naar huis kon.
Nog even passeerde ik een andere loper, waardoor ik, onbedoeld maar onontkomelijk, weer een sprintje trok. Door blijven lopen lukte tot bijna thuis, maar bij de Florapleinrotonde knapte er wat. Ik kon niet meer.
Wandelend de laatste paar honderd meter merkte ik dat mijn bovenlip rimpelig aanvoelde. En op de weegschaal thuis zag ik dat ik twee kilo lichter was aangekomen dan vertrokken. Duidelijk waarom ik me nu, een halve dag later, nog steeds niet top voel.
Kortom, volgende keer meer drinken. Ja!

Haastige spoed is zelden ….

Goed! Goed fout. Dat ging het zeker. Niet dat de vaart er niet in zat. Regelmatig flink doorgelopen, lekker tempo, zelfs bij het doorsteken, door de brandnetels, en het losse zand. Maar ja, ik ging niet overal de juiste kant op. Niet geheel onbelangrijk.

Maar nee, ik ga niet lopen klagen, bij de pakken neerzitten, liggen jeremiëren, maar doe er mijn voordeel mee. En weet je wat het mooiste is? Niemand hoeft mijn tijd te zien, want ik ben gewoon gedisqualificeerd (omdat ik twee verkeerde posten heb geklokt; detail).

Om toch een beetje een idee te krijgen van hoe het ging heb ik maar een nep-splits-uitslag gemaakt. Eerder meer dan minder kilometer gelopen, dus zo schokkend is het resultaat niet, maar ik vond het wel prettig te zien dat het ook weer niet zo belabberd ging. En ik teer natuurlijk nog een beetje op mijn ‘overwinning op het weer‘ twee weken geleden, met mijn eerste plaats op omloop 1! En het zijn weer lekker wat trainingskilometers geweest voor de ½ Marathon van Eindhoven over anderhalve maand.

Verbeterpuntjes:

  • De titel zegt het al: ik moet net even wat meer tijd nemen om de juiste route te kiezen. Voorbeelden? Zie hier:
    Het begon met deze mooie actie. Een beetje gehaast op zoek naar post 6, komende van een prima doorloopbaar pad, maar daardoor met alle zuurstof in mijn benen, en geen in mijn hoofd. Passen tellen? Geen tijd voor. Zijpaadje gemist, dan maar op de gok het wit in. Met als gevold een paar rondjes extra. Maar dat kan nog gebeuren. Het gaat pas echt fout als ik van de post wegloop, volkomen de verkeerde kant op. Hoewel, het had nog erger gekund.
    Dan deze: ook een mooi stukje dwalen. Omdat ik na de vorige doorsteek vanuit het zuiden niet precies wist waar ik uitkwam, en me kennelijk een perceel vergist had, liep ik, weliswaar op de juiste afstand van een kruispunt, het verkeerde bos in. Omdat hier ook open en dichte plekken zaten leek het wel op het andere, westelijker gelegen perceel. Dwalen, dwalen, tot ik andere lopers voorbij zie komen. Zouden die een andere of dezelfde omloop doen? Ralph leek me voor 2 te gaan, dus dat zegt niets. Stukje naar het westen dan maar, een ander perceel, proberen. Blijkt dat ik daar nog een 100m te ver naar het noorden zit, en mijn post 9 een stuk zuidelijker ligt. Als ik daar geen mensen vandaan had zien komen had ik nu nog door dit bos gerend…
    Dit was de eerste controle die ik verkeerd inlegde. Doorstekend, en zonder het pad op te merken, vond ik een controlepost, maar wel iets verder dan verwacht. Het nummer vergeten te controleren, en doorgerend. Ook het volgende pad kwam ik eerder tegen dan verwacht. Nog steeds gingen geen bellen rinkelen, helaas.
    Hier ging het ook weer fout. Hoewel ik best tevreden was over het snelle vinden van de posten. Alleen niet de juiste, bleek achteraf. Ook dit keer weer had ik voor mijn gevoel te veel afstand tot het volgende pad over. Tja, ik ga nooit meer vergeten een controlenummer te checken.
    Klassiek voorbeeld van te snel weglopen. Komt bij dat ik al twee posten net voor en achter een andere loper liep, en nu eens zelf een keuze wilde maken. Maar laat ik dan de volgende keer niet de verkeerde maken. En de kaart openvouwen zodat ik de volgende post kan zien, VOORDAT ik besluit een bepaald pad te kiezen, dat bij een afgesloten hek blijft uit te komen.

    Ten slotte, als toetje, nog een sprong in de modder, een dicht bos vol omgevallen bomen en hoge planten, en flinke heuvels op de koop toe. Op zich niet verkeerd, maar om nou nog even 100 meter te willen afsnijden door een bos waar stapvoets nog een overschatting is voor het tempo…
  • De kaart vouwen is best een kunst. Twee keer heeft me dat zo’n 200 meter gekost, omdat ik niet voorbij het randje heb gekeken. Dat is ruim anderhalve minuut. In die tijd kan je aardig wat moois Macrameeën met je kaart.
  •  Als drie keer blijkt dat veel percelen in het hele gebied doorkruisd zijn met greppels, en dat het gras op sommige paden zo hoog staat dat er geen doorkomen aan is, waarom blijf ik dan steeds weer proberen door te steken? Ik ben toch wel benieuwd wat de grenshoek is voor het terrein hier.

        \[sin(\alpha)=v_{rel.}\]

    waarbij \alpha de hoek is waar onder je het terrein moet verlaten en een snel pad op gaan, en v_{rel} de relatieve snelheid < 1 is in het trage bos.

  •  Snel starten is natuurlijk mooi meegenomen. Of toch niet? Ik ben eerst 1.5 km gaan warmlopen. Met een redelijke hartslag waren de eerste benen al behoorlijk op tempo. En uitgeput liep ik de laatste km’s. Ik vraag me af of ik niet beter rustig had kunnen starten. Warmlopen om in de wedstrijd te komen, bos in te schatten, en kaart te kijken. En als ik halverwege, de uiteindelijk 16 kilometer, nog wat over heb, kan ik alsnog voluit gaan.
  • De volgende keer neem ik eens een rugzakje met water mee. Een halve marathon loop ik ook niet zonder drinken uit, en dat duurt maar anderhalf uur. Deze loop was bijna een half uur langer. OK, ik hapte bijna in een modderpoel, maar lest geen dorst.

Ik ga eens een oefening doen: Ik pak een kopie van een oude kaart, probeer dan in een 5 seconden een been te plannen, en de kaart te plooien. Als check teken ik de gekozen route (zonder weer een alternatief te zoeken). Dan zoek het volgende been, en ga zo verder.

Allemaal gedisqualificeerd vanwege een slootje?

Eerst even over de titel, maar ik ga er weinig over zeggen. Met de discussie op het I-OL.nl forum nog vers in het geheugen zag ik, toen ik bijna over het stroompje bij post 5 was gesprongen, dat er een zwart lijntje omheen getekend stond. En dat betekent: verboden te passeren. Dan maar omlopen.

De oever was al half afgetrapt met noppenschoenen, en er liep een olifantenpaadje naartoe vanaf de vlag van post 5, dus ik was niet de enige die dit als een snelle doorsteek had gezien. Maar ik keerde om. Want anders kan ik natuurlijk mijn kaart-met-GPS-track niet op mijn blog zetten. Dat snap je wel. Daar komt gedonder van.

Waren er veel overgestoken? Aan de sporen te zien wel. En aan de splits-tijden te zien? Ik heb maar even snel een grafiekje gemaakt. Horizontaal staan de lopers. Verticaal hun tempo, in minuten per km, van post 5 naar 6 (met de hemelsbrede afstand van 186 meter), weergegeven met de blauwe lijn.

In groen staat hun gemiddelde tempo over de hele 7320 m (ook hemelsbreed). Als je over het bruggetje was gelopen was dat 70% langer, van post 5 naar 6. Dus zou het tempo (tijd/km) ook 70% langer zijn. Er is nogal wat spreiding tussen de twee lijnen in. Natuurlijk loopt men wat sneller over de paden van 5 naar 6 ten opzichte van de complete wedstrijd, die immers ook moeilijker terrein kent. Dus verwacht je dat iedereen wel onder de rode lijn blijft (behalve ik dan, die piek bij “loper #13”; ik stond de kaart te bestuderen). En boven de groene lijn, want slootje springen kost wat tijd. Maar zou iedereen over het bruggetje zijn gelopen? Oordeel zelf.

Wedstrijd

Weer een sprint, net als eerder deze week. Hooggespannen verwachtingen dus, na mijn toptijd toen. Zou het dit keer, met alle verbeterpuntjes van toen, nu nog beter gaan?

Hmmmm, niet helemaal. Iets meer foutjes, maar het was ook een iets lastiger terrein. Kaart met extreem veel detail, en al hoef je daar niet naar te kijken, je doet het toch. Om maar te zien aan welke kant van het haagje de post staat, bijvoorbeeld. Of of het water een zwart randje heeft of niet, en of dat hek nou wel of niet passeerbaar is. Maar wel lastig om dat op snelheid te doen.

Maar het was wel weer erg leuk. Heel afwisselend. Park, bos (nou ja, struikgewas), grasvelden, paadjes, gebouwen, en een complete woonwijk. Apart. Ik heb in elk geval het gevoel dat ik me flink heb ingespannen, alhoewel ik drie posten voor de finish Frank Buytaer voorbij zag snellen, en ik hem met geen mogelijkheid bij kon houden.

Verbeterpuntjes

  • Ik kan natuurlijk wat harder rennen, maar dat is een open deur. Kwestie van blijven trainen, ook op ruw terrein.
  • Ik moet nog wat minder fouten maken. Vooral door, waar nodig, de tijd te nemen om een doordachte route te plannen. Zoals naar 1 en naar 2, van 10 naar 11, en van 25 naar 26. Kleine stukjes waar ik op onlogische manieren doorstak, of juist om liep, omdat ik maar bleef gáán.
  • In een aantal gevallen kan je zeggen: je had na een post of wat toch wel door dat doorsteken hier niet zo zinvol is? En toch probeerde ik telkens weer wat af te snijden. Maar in de voorzomer is lichtgroen uit den boze, en geel met groene streepjes kan je ook maar beter uit de buurt van blijven. Volgende keer beter.
  • In dit soort omgeving moet ik toch wat beter van te voren op de postomschrijving kijken, zodat ik al weet aan welke kant van het heggetje die EMIT gaat staan. Alleen gaat het hier allemaal zo snel, op een 1:5000 kaart, dat er zo weinig tijd is om te kijken, wil je ondertussen ook niet op je snufferd gaan over een stoeprandje.
  • En zal ik gewoon over verboden passages heen lopen als niemand het ziet? En dan mijn GPS tracks met her en der een zwart balkje er over op mijn site zetten…