Ik vind het een hele eer om deze prijs, pardon, pul, te krijgen. Ik zal dan ook zorgen dat hij snel gevuld wordt met Duvel Tripel Hop, een Texels Stormbock, een De Molen Vuur & Vlam, een Kasteelbier uit Ingelmunster, of iets anders bijzonders. En daarna weer gauw de Gouden Klomp score bijwerken, en bedenken welk oriëntatie evenement ik dit jaar ga organiseren. Na twee HTC-Oriëntatie-Runs de afgelopen jaren (en dit jaar al twee stads-sprints in Eindhoven) is het een keer tijd voor wat anders. Wordt het een soort WOR of MWR, of iets speciaal voor jeugdige lopers? We zullen zien. Maar de Ger Heeskens Wisselpul is zeker een reden om door te gaan met leuke dingen verzinnen.
Category Archives: Verhaal
WOR 5: Patatten knallen
Stop! Niet verder lezen!
Want dan komen jullie weer allemaal tips tegen voor volgend jaar. En ik heb de afgelopen paar jaar al al onze slimmigheden uit de doeken gedaan, tactieken besproken, en Woudlopers’ instinkers verraden, waardoor jullie zoveel beter werden, dat wij het dit jaar met een 5e plaats moesten stellen. Had ik dat dat niet gedaan, dan hadden we ongetwijfeld gewonnen…
Maar daar gaat het natuurlijk niet in de eerste plaats om bij de WOR, de Woulopers Oriëntatie Run. Dit was alweer de 5e editie van dit onnavolgbare evenement. Met nóg meer inventieve constructies, zowel in het echt als op de kaart. En daarom draait het om de belevenis. Vergeet de uitslag: die is leuk als je wint. Dit was weer een volle dag oriëntatie-entertainment, inclusief voorpret en bier na.
Pang!
Het startschot klinkt. Een -tweede- “dikkopje” schiet naar de overkant van het kanaal (nadat de eerste er in is beland). Het bolletje ter grootte van een pingpongbal, maar dan wat zwaarder, landt in de bomen aan de overkant van het Kanaal Bocholt-Herentals.
Dit (het balletje) is het laatste CP van de route, oftewel, daar waar het terecht is gekomen kunnen we het laatste controlenummer vinden dat de score van de route bepaalt. Samen met nog 83 andere CP’s. Elk gemist of fout CP kost 30 strafminuten, sommige, de specials, zelfs nog een kwartier meer. Die zijn ook iets lastiger. Dit balletje hoort daar ook bij. Goed onthouden waar het is neergekomen is lastig, want direct na het startschot volgt het stressvolste deel van de dag: de route bepalen. Ieder van de 29 teams van 2 deelnemers heeft een enveloppe met een stuk of 8 kaarten gekregen, in tweevoud zelfs zodat we samen kunnen kaartlezen -wel zo leuk-, maar daarop is maar een deel van de CP’s aangegeven. Een aantal moeten we nog intekenen aan de hand van coördinaten, van aanwijzingen die we in de week tevoren hebben gekregen, en soms van gegevens die we pas onderweg gaan tegenkomen. Maar de kaarten vormen een soort slang. Ze sluiten op elkaar aan, overlappen soms gedeeltelijk, maar zijn veelal verschillend qua schaal en type, en dus is niet meteen het overzicht duidelijk. Daar moet aan gewerkt worden. We besluiten alles wat we al kunnen voorbereiden te markeren, uit te rekenen, en in te tekenen, en gaan dan op pad. De meeste teams zijn minder consciëntieus en zoeken het onderweg kennelijk wel uit, want ze zijn al in geen velden of wegen meer te bekennen.
We steken het kanaal over; er is toevallig een brug vlakbij. Eén van de Woudlopers heeft bij het startschot verklapt dat ze nog niet aan het ophangen van het laatste CP zijn toegekomen. Dat weten we, want het vloog zoëven nog boven het water. Zoeken zal niet zoveel zin hebben. Dus er valt niets te noteren, tenzij er het zelfde CP-nummer bij hangt als in het filmpje van de huistaak. Maar dat zal wel niet. Die slaan we dus over, en daar lopen we op het eind nog even langs. Kost hooguit 5 minuten extra. Toch?
Web
Het eerst volgende CP is een makkelijke, CP61 staat gewoon op de kaart. Maar dan volgt een stuk “Spinnenweb”. De legenda beschrijft de route, maar waar moeten we beginnen om bij CP57 te eindigen, en onderweg bovendien 60, 59 en 58 tegen te komen? Ik herinner me van de voorbereiding (googlemaps-googlemaps-en-nog-eens-googlemaps) dat het hier redelijk rechthoekig loop allemaal. Dus we komen uit het web bij CP60 op een pad dat haaks staat op het eerste pad vanaf CP57. En dat pad zal wel weer op de kaart staan zodat de teams die de route met de klok mee lopen verder kunnen. Het is een gok, maar we hebben geluk. We noteren een CP (is dat 60?), en even later hangt er een bordje op een zij-pad van ons pad “WOR: Dit is geen pad.”, zodat we weten dat we goed zitten. Dat is kennelijk nog onderdeel van het WEB. Even later weer een CP, dat zal dan wel 59 zijn. Rechts, rechts, links, CP58, rechts, links (kan ook niet anders), links, rechtdoor, links. (Zullen we een stukje afsnijden? Nee, toch maar niet, we bevinden ons toch al op glad ijs.) Rechts, rechts, en voilá, daar hangt een plastic spinnenweb zoals in de huistaak: CP57. Het heeft gewerkt.
Bij CP56 is het een kaalslag van kapwerkzaamheden. Maar de CP’s schieten de grond uit: er zijn valse bij. CP56 ligt in het verlengde van het pad dat naar CP55 leidt, en zo bepalen we welke de juiste is. Minder nauwkeurig peilen en we hadden het fout gehad. CP55 en CP54 gaan van een leien dakje, en ook bij CP U hebben we gelukt. Daar hangt een foto van de vrijwel symmetrische brug waar we net overheen kwamen. Gelukkig hoeven we niet terug, want bij de tuidraad aan deze kant ligt het juiste CP: te zien aan de lichtval en de bunker in de verte aan de oever van het kanaal. En, uiteraard, hangt er bij de puntsymmetrisch identieke tui diametraal aan de overkant ook een -ander- CP.
Het volgende punt, CP53, is lastiger. Volgens de kaart op de bult tussen de drie palen, maar daar vinden we niets. Later blijkt dat het op een van de drie palen zelf hing, maar dat vonden we te ver uit het midden van de cirkel. Fair is dat dit punt voor ieder die er langs is gekomen goed is gerekend, gevonden of niet. (Om dit soort redenen, hoe dingen worden opgelost, steekt de WOR boven het maaiveld uit.)
CP52 t/m S zijn eigenlijk te eenvoudig om waar te zijn. Telkens zoeken we een addertje onder het gras. CP T is lastig als je de andere kant op loopt (“zoek T op de verbindingslijn tussen CP52 en CP53), maar verder is alles eenduidig. Bij CP S zoeken we een boom zoals op een foto is afgebeeld, maar ook die kan niet missen. Vreemd genoeg maken we bij CP50 wel een extreem stomme fout: we noteren 46 in plaats van 64. Alleen omdat het nummer op zijn kop stond? Dit zijn het soort foutjes dat niet had gehoeven. Zo lang de opdrachten maar moeilijk genoeg zijn blijven we scherp, maar als het te makkelijk wordt…
Q
Nee, da’s toch niet helemaal waar. Want bij CP Q gaan we de mist in. We hebben al meerdere CP’s gezien, op verschillende afstanden, dus dat wordt opletten. Q is de ‘Ezelspost’. Dat betekent dat we ons 2 keer aan dezelfde steen gaan stoten. Eerst 100 meter in richting 324°, dan 100 meter in de richting 144°, vervolgens 80 meter in de richting 326°, en dan achterwaarts 20 meter in de richting 326°. Eitje: de eerste twee koersen zijn tegengesteld, dus je komt weer terug bij Q, en dan lopen we ergens 80 meter heen en 20 meter terug.
Mis! Je moet niet achterwaarts met je neus in richting 326° lopen, maar je moet lopen in de richting 326°, met je neus waar je hem het liefst in steekt. Dat doen we dus fout. 80m-20m = 100m, en niet 60m. Fout nummer 2 vandaag. En het kost wat extra meters omdat we met onze alternatieve strategie een stukje terug moeten.
En of het nog niet genoeg is, tuinen we er bij het volgende CP, CP45, meteen weer in. Gaat lekker jongens. Afstand schatten is een kunst, als je over de hoog-pollige heide holt. En als je dan een verkeerde correctiefactor ten opzichte van vlak terrein hanteert, kom je verkeerd uit. Vol overtuiging noteren we 81 waar 57 had moeten staan. Alsof we het dóór hebben gaat vanaf dat moment alles op scherp. Strak passeren we elk CP, en noteren telkens het juiste nummer. CP P, dat we zelf hebben ingetekend, geeft aanvankelijk nog wat problemen omdat de liniaal kennelijk een tijdelijke offset van 1cm had, maar nu is hij weer op lengte, en dus tekenen we het punt vervolgens op de plek waar hij ook blijkt te hangen. Ik kan haast niets spannends vertellen over de volgende punten, behalve dan dat we CP37 wellicht beter later hadden kunnen doen, wanneer we bij CP16 zouden zijn aangekomen. Maar goed, zoals gezegd wilde het overzicht van de diverse kaarten vandaag niet helemaal doordringen.
Leuk bij CP38 en CP35 is dat het kaart uit 1991 blijkt, terwijl we nu in een volgende eeuw leven, en er in de tussentijd een man met een bijl langs is geweest. Wat eens bos was is nu kaal en wellicht geldt het omgekeerde ook. Dat bij het drukken van de kaart (links) bovendien de zwarte inkt net op was maakt het er ook niet makkelijker op.
Déjà-vu
Maar het volgende leuke punt bevindt zich tussen CP33 en CP32. We hebben CP N en CP M al ingetekend, maar gezien de opdracht (“CP N zit op 345° op exact 47m vanaf CP M”) kunnen we het beste eerst CP M bepalen. Dat blijkt het oostelijkste vervallen stenen bouwwerk te zijn. Iemand hoopte dat we het andere hutje zouden nemen. Want vanaf daar (uiteraard hangt er een CP bij beide hutjes) staat er zo’n beetje elke meter tussen 40m en 55m in de richting 345° een geel CP bordje. Passen tellen om de afstand op 2,5% nauwkeurig te schatten? Nah! En op diezelfde koers vanaf het oostelijke hutje -het juiste- hangt er maar één, op inderdaad iets van 47 meter. Dat moet hem zijn. Leer mij de Woudlopers kennen.
Tot en met CP25 loopt alles eveneens gesmeerd. Tussentijds zoeken we op twee zelf-ingetekende punten (die er ook blijken te hangen, soms verdacht in het zicht) en flink aantal vaste posities op de kaart. Ook wat valse CP’s her en der, maar telkens op een aanwijsbaar verkeerde locatie. Ergens rond CP28 komen we het eerste team tegen dat met de klok mee loopt. Zouden wij ook al halverwege zijn? Geen idee hoe we er voor staan, want we hebben eerder nog niemand gezien.
Bij J moeten we een lollige Visgraat gebruiken. Maar als ik je vertel dat er binnen 15 meter een paar paadjes lopen zoals hier naast in rood geschetst, kan je je voorstellen dat het einde van deze “route” best onverwacht is. CP25 is, zoals gezegd, iets lastiger, maar vooral omdat we niet goed in het roadbook hebben gekeken, en minutenlang naar een CP nummer zoeken terwijl we het nummer op het bord van het fietsroutenetwerk moeten noteren. Tja… Intussen komen we steeds meer teams tegen, die dus ook over de helft zijn.
O, ja, X2 en X1 zijn ook niet triviaal, maar dat is onze eigen schuld. Als je de route niet in de aangegeven richting loopt mis je informatie die je eerder gekregen zou hebben, maar nu later pas krijgt. Binnen de cirkels X1 en X2 hangen namelijk vier CP nummers, op elke hoek van de kruising eentje. We noteren ze maar allemaal, zodat we later de juiste kunnen noteren en inleveren. Tot nu toe hebben we niet veel hoeven heen en weer lopen om het roadbook van achter naar voren af te werken.
Patatten
Spoedig verdienen we deze twee ontbrekende extra aanwijzingen, als we succesvol Vlaamse friet maken. En dat is nog een hele operatie. Patat wordt gemaakt van aardappels. Niet zomaar aardappels, maar exemplaren van ten minste 5cm dikte. Die worden vervolgens met grote snelheid door een frietsnijder, een rastervormig netwerk van messen, gejast. Om het jassen te vergemakkelijken bevindt zicht vóór de snijder een royale trechter, maar om het weer te bemoeilijken wordt de aardappel van 10 meter afstand deze trechter in geschoten. Tot zover de theorie. In de praktijk ziet dat er zo uit: (rechts). Om te schieten wordt een aardappel geladen in een frietschietpijp, die met perslucht op druk wordt gebracht. Mikken, kraan open, en vlam, de pieper wordt friet. Twee keer keurige rechte patatten, en een keer wat laffe chips, maar voldoende om een puntzak vol X’s te verdienen, zodat we X2 en X1 in retroperspectief alsnog kunnen vinden.
We zijn nog niet klaar hier. Terwijl de vuurkorf vrolijk knettert identificeren we een harige schurk, door de juiste bril, baard, ogen, en kapsel te verzamelen, middels een stukje micro-oriëntiatie. Dit keer vinden we op die manier geen CP nummers, maar compositiefoto-onderdelen. En er is geen oriëntatiekaart, maar aanwijzingen als deze (hiernaast), die dan onherroepelijk naar de glasbak verwijzen. Of naar de dug-out, een hekje, of een Eva. Na vier aanwijzingen blijft er één harig sujet over, en de vijfde aanwijzing gebruiken we als verificatie, maar het blijkt te kloppen. Het persoonsidentificatienummer blijkt -heel toevallig- het controlegetal dat we zoeken voor CP Y.
We eten een stuk ontbijtkoek, drinken wat uit onze rugzak, lebberen een cafeïne-jelletje naar binnen, maar zijn te ongedurig om te wachten tot onze frieten dubbel gebakken zijn, en gaan weer op pad.
Help, een slang!
In het voorfilmpje was er spraken van een spin, een dikkopje en een slang. En hier is hij dan, in de vorm van een zestal deelkaarten die schots en scheef afgedrukt staan. “Noord boven” is zóóó 2015. Maar goed, we kunnen uitstekend oriënteren, dus dit is geen enkel probleem. Het blijken recente kaarten, want wat gekapt lijkt is het ook echt. Geen fouten dan ook in deze serie. Waarom het een slang heet? Kijk maar op deze link.
Maar dan wordt het ineens andere koek, als we de normaal gekleurde kaart af lopen, en op de oro-kaart terecht komen: alleen hoogtelijnen. En dan ook nog eens in het lastigste stuk van de omgeving. Goed dat we CP37 (weet je nog?) niet ook nog hoeven te doen halverwege, want op de kaart blijven is al lastig genoeg.
Door de hoogtelijnen het reliëf niet meer zien
Op zich is zoveel reliëf en zoveel detail goed te doen, zou je zeggen -er valt tenminste wat te oriënteren-, maar als alles op elkaar lijkt, en vanwege de bomen het zicht ook maar beperkt is, ligt naast elke heuvel wel een kuil. En als je dan ook nog eens met een rode viltstift over de bruine hoogtelijnen hebt getekend, en -erger nog- over de dieptestreepjes die de richting van de lage kant van een hoogtelijn aangeven, dan loop je ineens naar een heuvel te zoeken terwijl je een kuil moet hebben.
Dat kost tijd! Weer een don’t geleerd voor de volgende keer. Maar gelukkig vinden we uiteindelijk alle juiste CP’s in deze hoogtelijnenwildernis; je zou er bijna over struikelen. We zondigen even tegen de aangegeven volgorde, 18-16-17-15, maar ja, korter is korter. Achteraf zou je zeggen dat het nog korter had gekund als we de optimale route hadden gekozen, maar dat scheelt in vogelvlucht 500m, en dat is, met 6 minuten per km gemiddeld, een besparing van amper 4 minuten, terwijl het uitzoeken van de snelste route misschien nog wel langer had geduurd.
En dan heb ik het risico dat we bij het opnieuw inprikken op de hoogtelijnen kaart zouden verdwalen of een fout maken, niet meegenomen. Kortom, het was wel goed zo.
Bird’s eye
Na de hoogtelijnen komen we op een luchtfoto terecht. Al doet die, in zwart-wit, nogal overjarig aan, de bomen op de luchtfoto staan er over het algemeen nog steeds, en het zand ligt er ook nog. Eigenlijk is dit nog wel makkelijker dan een IOF kaart.
Foutloos bereiken we elk punt. CP I hebben we bij de start al op de kaart getekend, en het wandelpaaltje aldaar is direct gespot.
Op-en-neer
Tot we bij CP 8 komen. Dat is een toren van 73,7 meter hoog. We rennen enthousiast omhoog. Nou ja, de eerste 30 treden dan. Daarna wordt het lopen. Dan begint het hijgen, zuchten en steunen. En de laatste 5 trappen zijn afzien. Maar gelukkig zien we na 144 treden klimmen het CP direct hangen. Te makkelijk eigenlijk, zo in het zicht. Wat staat er in het roadbook? “Zie Infobord”. Verdorie, kunnen we weer naar beneden. Op dat bord staat een WOR-pijl bij de hoogte van de toren; boven dus, maar dat wisten we al. Omdat er ook een verrekijker bovenop staat, en we enige twijfel hadden bij CP I, of we daar wel het CP zochten of iets dat vanaf de toren te zien zou zijn, klimmen we nog een keer naar boven, maar niets dat ons op andere gedachten brengt. Weer beneden loop ik nog een keer langs het infobord, en dan valt op dat er niet 73,7 meter op staat, maar 73,5. Het CP moet dus 20cm lager dan het hoogste platform hangen. Voor de laatste keer klimmen we de 144 treden op -rennen lukt al lang niet meer- om te constateren dat er echt geen CP onder hangt. Later zal blijken dat we boven over leuning hadden moeten kijken, en dat er alsnog een CP zit, lager dan het platform, maar aan de buitenkant. Je zou kunnen stellen dat we voor niets drie keer de toren hebben beklommen, en een kwartier hebben verloren. Maar het uitzicht was prachtig.
Uitgeput vervolgen we de route. We stuntelen nog wat rond bij niet-bijster lastige foto-opdrachten onderweg van CP8 naar CP7, we vinden na enig zoekwerk ons CP E van een van de huistaken, we kruipen door twee tunneltjes onder de weg omdat het CP op de kaart midden boven het pad getekend staat, en we vragen ons nog eens af of we wel de snelste routervolgorde hebben gekozen. Toch kost het meer tijd om CP6 te vinden dan dat we daar over nadenken. Iets zorgt voor tijdsdruk, want na dit succestraject maken we een paar fouten, zo zal blijken.
Tsjilp tsjilp
In de huistaak-video stond iets over vogeltjes en vooral geluiden. Een eend doet ‘kwaaak’ en een sijs zegt ‘tsjilp-tjilp-tsjilp’. Dus als we op, aan, en onder bomen 10 vogeltjes met CP-nummers er bij zien, twijfelen we geen seconde om het nummer van het object dat tsjilpt te noteren. De rest van de beesten blijft stil. Denken we. Het zouden de Woudlopers niet zijn als er behalve een tsjilpende boomtak, ook een tsjilpende vogel zou zijn. En die hebben we aldus gemist.
Het volgende CP, CP5 kunnen we niet vinden. Het zou volgens het roadbook aan de “noordkant van de open plaats” moeten hangen, maar we vinden er niets. Ik weet nog steeds niet waar we hadden moeten zoeken, maar een aantal teams hebben het punt wel gevonden, dus het zal aan ons gelegen hebben.
Ten slotte volgt een stukje verzilveren van de voorbereiding. Met wat koersen en afstanden spurten we door een woonwijk, onderweg een paar CP’s noterend. De koersen vallen mooi samen met de straten, maar duidelijker wordt het nog als we de straatnaambordjes zien: die komen mooi overeen met de opdrachten in het roadbook. Het lijkt weer te makkelijk om waar te zijn, maar vergeet niet dat voor de meeste lopers dit stuk pas het begin is, en ze er dus nog in moesten komen.
Maar bij CP 1 zijn we er nog niet: de hele route zou begonnen zijn met het volgen van een dierenspoor. De muis wordt opgegeten door de kat, die door de wolf wordt verorberd, die door de jager met het ene been (weer uit het Youtube fragment) wordt geschoten. Het spoor van een jager met één been laat zich raden, ten minste, als je nog weet aan welk been de houten poot zit. Maar dat weten we gelukkig nog. Dat de jager uiteindelijk door de beer wordt opgegeten mag de pret niet drukken. Wij moeten namelijk nog even langs CP V, het dikkopje dat bij wijze van startschot naar de overkant van het kanaal was geknald, en nu in een boom hangt. Aan de overkant, bij de finish, staan al een paar teams die klaar zijn, dus de eersten zijn wij niet. Nu maar hopen dat we niet te veel fouten hebben gemaakt. Want wat ik in dit verhaal heb beschreven als fouten, dat wisten we in het veld op het moment zelf natuurlijk niet, want anders hadden we het wel goed gedaan. Duh.
Petrus Blond
Spannend! De uitslag laat nog even op zich wachten, tot alle teams binnen zijn, en alle formulieren nagekeken, maar dat is niet erg, want er vloeit Petrus Blond uit de tap. En er is cola voor de liefhebber.
Maar dan komt de uitslag en blijkt dat we niet gewonnen hebben. Net 66 minuten te veel, of we hadden een paar foutjes minder moeten maken.
Ten slotte wil ik nog vermelden dat dit hele verhaal bij elkaar verzonnen is, want zo’n geweldig event, dat kan natuurlijk niet waar zijn. In elk geval klopt de richting waarin we gelopen hebben niet met het bovenstaande relaas 😉 Dus als je dit leest, vergeet alles snel, en steek er vooral niets van op voor de volgende keer. Het enige wat je hoeft te onthouden is dat wie slim is volgend jaar weer mee doet.
Nacht: tijd om te schrijven
Ja, inderdaad, ik heb weer een nachtoriëntatieloopje gedaan. Vorige week. Memorabel. Want het was de derde keer, ooit, dat ik een post miste.
Moet je niet doen!
Nee, dat weet ik.
Doe het dan ook niet!
Jáhá, ik zeg tocht dat ik dat weet.
Maar waarom deed je dat dan?
Nou, gewoon. Foutje.
Wat nou, ‘foutje’. Sukkel! Er staat toch een nummer op.
Weet ik.
En dat nummer moet je checken.
Ja, weet ik ook wel.
Heb je dat dan niet gedaan?
Jawel.
Dan kan het toch niet fout zijn gegaan?
Toch wel.
Dat kan niet. Als je het gecontroleerd hebt, moet je gezien hebben dat het nummer op de post niet het zelfde was als op de postomscrhijvingscontrolestrook.
Nou ja, misschien heb ik dan toch niet helemaal goed gekeken, of zo.
Zeker lang niet geöriënteerd?
Klopt.
En de routine kwijt, van beentjes vooruit plannen op de kaart, nummertjes onthouden van de volgende posten, dat soort dingen?
Klopt wel een beetje, ja. De laatste keer dat ik oriënteerde was in de zomer, in Frankrijk, bij de Semaine fédérale.
Oh, dus je had een van de eerste posten fout? Nou, dan snap ik het wel.
Niet. Nou ja, niet een van de eerste posten. Stond wel op mijn splits-uitslag-printje, “Fout aan post 2”, maar dat was niet zo. Ik had post 20 fout.
20? Beetje concentratieverlies? Moe? Slecht geslapen? Geen conditie? Was het zo ver?
Nou, dat viel wel mee. Conditie prima, nog een marathon gelopen laatst, en keihard de Zevenheuvelenloop af gerend. Nee, het begon juist wel lekker te gaan met oriënteren. Me ingehouden in het begin, want ik wist ook wel dat het een tijdje gelden was. Dat foutjes op de loer lagen. Dat het wat minder routine was. Dus ik keek wel uit. Postje drie niet zo strak gevonden, maar daarna alles scherp aangelopen, als zei ik zelf. Ik was best in mijn nopjes.
En toen werd je overmoedig en lette je niet meer op?
Jawel. Ik zag dat het na 19 wat lastiger werd, met veel reliëf dat op elkaar leek. Dus keek ik extra goed uit. Ik zag een post staan waar ik dacht dat het ook moest zijn, checkte het nummer zowaar, maar dat klopte niet. En toen keek ik nog eens goed en zag een heuveltje verderop een reflector, en wist meteen dat dat hem dan was.
Mooi. Maar waar ging het dan fout?
Nou, daar dus. Die was niet goed.
Was het dan toch verder terug?
Nee, juist verderop. Ik was twéé posten te vroeg aanvankelijk.
Maar dat zag je dan toch?
Nee, dat is het stomme. Zo overtuigd dat, omdat de eerste fout was, het de tweede moest zijn, kwam het niet in me op dat er nog een derde post zou kunnen zijn.
Assumption is the mother of all fuckups?
Ja, dat zegt Hans altijd. Ken je die?
Nee, dat niet, maar dat is toch het hele eiëren-eten bij oriënteren? Aannames verifiëren. Nooit zomaar ergens van uit gaan. Zorgen dat je het zeker weet. Altijd.
Je hebt gelijk. De volgend keer ga ik het niet meer fout doen. De volgende keer ga ik alles goed doen. De volgende keer ga ik de perfecte oriëntatieloop lopen. Alles, helemaal volgens het boekje.
En wanneer is dat dan?
Morgen.
Morgen? En daarna vertel je waarom je dit hele jaar nog maar 1 blog hebt geschreven?
Goed. Wat wil je allemaal weten?
Van alles, begin maar.
Nou, schrijf hier onder aan de pagina maar waar ik over moet schrijven, en ik zal mijn best doen.
Afgesproken.
Rust, Richting en Regelmaat
…had ik vandaag niet, maar daar schortte het wel aan. Althans, bij de Jenevercross vanavond. Want ik heb wat af lopen blunderen. En toch, toch was het weer erg leuk!
Maar eerst even wat huishoudelijke informatie: mijn blog-kanaal is natuurlijk weer veel te lang stil geweest. 22 oktober was de laatste post van van het laatste jaar. Daar komt dit jaar verandering in. Niet dat de trouwe lezer meteen elke dag een uurtje vrij moet maken om oriëntatie- en andere spinsels te lezen, maar wie weet óm de dag? Er gebeurt voldoenden, als ik me tenminste niet alleen tot oriëntatieverslagen beperk. Dus: voortaan meer interessants wat mij bezig houdt op deze blog. Want ik doe natuurlijk alleen maar interessante dingen 😉
Terug naar de Jenevercross van 2 januari. Vanmorgen kreeg ik zin om te rennen, en vanavond stond ik dus aan de start. Iedereen was alweer binnen, leek het, dus rappa-rappa inschrijven, de MAMIL-suit aan (middle aged men in lycra), beenkappen om tegen de doorntakken, hoofdlamp op de kop, kompas om de duim, en vlug naar de start. Snel even rekken, licht uit, batterij leeg, andere accu aangesloten, en op pad. Waar was ik? In Zoersel, het gemeentepark, maar op de kaart was het niet direct duidelijk. Snel de kaart omdraaien, want het was een twee-zijdig exemplaar en ik keek naar de route van de 2e helft (voor de 3e helft is geen kaart nodig).
En daar ging het dus al mist. De RUST was er niet. Om 19:15 thuis, erwtensoep en griesmeelpudding maken, en om 19:40 in de auto zitten om nog voor 21:00 te kunnen starten is geen Zen-aanloopje op een hyper-geconcentreerd nachtloopje. Nee, das stress waardoor je met een volle kop aan de wedstrijd beging. Les 1: niet doen. Wel deelnemen natuurlijk, maar met een leeg hoofd dat alleen bezig is met oriënteren -en de routine van kaartlezen-voor-de-volgende-en-daaropvolgende-post waar het kan. RUST.
Dus liep ik te veel een slag in het rond, je juiste kant op, maar niet exact de juiste RICHTING. Les 2: zorg dat je plan klaar is voordat je het moet toepassen. De route doordacht bepalen, zodat je telkens meteen de juiste koers loopt. Volgende keer ga ik daar op trainen. 0 fouten. Nul. Hooguit wat vertraging. En als dat er in zit, dan pas versnellen. (Ik heb mijzelf dit eerder horen voornemen, maar dit keer is het Nieuwjaar.)
En die REGELMAAT? Dat betekent natuurlijk dat ik regelmatiger ga lopen. Als in: vaker. Vaker een oriënatieloop, want dan wordt ik vanzelf beter. Ik moet toch ook eens een NK kunnen winnen, al loop ik meestal in België. En als ik nou regelmatiger 4’33” per km zou lopen, zoals vanavond van post 14 naar 15, dan zou dat nog moeten lukken ook.
Proost, op het nieuwe jaar! Ik ga deze 3 voornemens laten uitkomen. Dat dacht ik bij het acheroverslaan van het traditionele jenevertje bij de finish. Het was weer een mooi evenement.
Alfa Trailrun als bèta
Nooit verwacht dat ik als 8e zou eindigen!
Maar het was niet mijn eerste trailrun: het was mijn 2e. Na de Pietersbeartrail, een maand geleden. Toen had ik ineens de smaak te pakken gekregen. Er is ook iets bijzonders mee, wat ik nog niet helemaal doorgrond heb. Ik loop een keer of twee per jaar een halve marathon, en dat is doorgaans een hele onderneming. Daar moet je voor trainen, in vorm zijn, klaar voor maken, en dan anderhalf uur pieken. Dat soort dingen. Een trailrun daarentegen, daar ga je gewoon heen. Je schrijft je in voor een iets langere afstand dan comfortabel klinkt, neemt een rugzakje water of een klein flesje sportdrank mee, stopt een hand winegums in je broekzak, en gaat tussen de andere lopers staan, tot iemand een verhaaltje houdt over het parcours, en je gaat rennen. Startschot? Men roept ‘succes’ naar elkaar, en gaat op pad. In het begin is het wat druk, dus zeg je tegen je buurman: ‘lekker, even warm lopen’.
En met dat idee, die wat nonchalante en ontspannen insteek, voel je je onoverwinnelijk. Tijd doet er niet toe, en afstand is een kwestie van gewoon blijven lopen, dan gaan de kilometers vanzelf onder je door. Ja, toch? OK, bij de Pietersbeartrail waren de laatste 5 kilometers wel loodzwaar, maar dat was omdat het de laatste 5 waren. Zo waren de laatste 5 nu ook zwaar. Maar toch anders, want ik had me ergens bij neergelegd.
Onvoorbereid?
Was ik dan onvoorbereid? Nee, dat zeker niet. Ik kende de route. Van de kaart (want ik houd van kaarten lezen), die ik tevoren best goed bekeken had. Zo goed dat ik, hoewel ik hem had uitgeprint en geplastificeerd meegenomen, er niet op heb hoeven kijken. Dat kwam omdat ik tevoren nieuwsgierig was of er toevallig geocaches op het parcours lagen. Het bleken er twee, letterlijk een meter van het pad, dus onderweg ben ik 2 keer een halve minuut gestopt om een briefje met mijn nickname JGeo en de datum in Boom trilogie #3 en Bokkerijders ‘Kasteel Terborgh’ te stoppen. ‘Grapjas’ noemde trailrunvriend Erik me toen hij dat hoorde :).
En ik had dus ook de route in mijn GPS-horloge geladen, mijn onovertroffen Garmin Forerunner 305 die routes, tracks, waypoints, én virtuele partners begrijpt. Mooi veelzijdig ding; zo maken ze ze niet meer.
Maar ook had ik een nieuw drankgordeltje aangeschaft, want ik wist dat er onderweg 2 verzorgingsposten zouden staan met grofweg 10 km tussen-afstand. Dus mijn waterrugzak met 2 liter koelvloeistof was overbodig, en hoefde niet op mijn zweterige rug te hangen. Ik kon gewoon onderweg drie keer 0.2 liter opdrinken, die ik bij de 2 posten bijvulde, en daar bovendien twee bekertjes vocht naar binnen gieten. Dat zou voldoende blijken.
Keep it simple. Gewoon gaan rennen, en wel zien.
De trail zelf
Flink wat hoogtemeters zouden er zijn. Knap waren de beboste heuvels in de omgeving aan elkaar geregen tot een cascade van klimmen en dalen voer onverharde paadjes. Soms was er een kort stukje asfalt onder mijn schoenen, maar gelukkig altijd met nog een laagje klei tussen de noppen van mijn Inov-8 Rocklites.
Direct na de start ging het omhoog, langs weilanden, een heuvel op en het bos in. Ik was achteraan gestart, en het was een feest om alleen maar mensen in te halen. Dieselmotor aan, en ophoog. Kort daarna kwamen we het bos weer uit, omlaag door het hoge gras, en ik zag een heuvel verderop de koplopers alweer stijgen. Grappig. Ik had geleerd in te houden bij het dalen, maar dat was toch lastig. Het gaat zo lekker, omlaag. Nog een heuvel over, dan een stukje verharde weg, en weer een zandpad. Daar staat een anti-fietsen-hekje, waar ik, nog top-fit, overheen huppel. Ha!
Het is nog behoorlijk druk op het parcours, maar toch kijk ik even op mijn GPS, waar de volgende bocht heen gaat. Rechtsaf, zo te zien, bij een smalle waterloop, waar een oversteek van betonblokken in ligt. Maar als ik met het groepje waar ik dan tussen loop de oever aan de overkant op ren, komen er ook lopers van links, die kennelijk óm zijn gelopen. Stond niet op de kaart, en ook geen wegwijzers gezien die zo liepen, maar het voelt wel alsof we een stukje afsnijden. Iets knaagt.
De daaropvolgende kilometers hebben afwisselend een weids en dorps karakter. Over holle wegen, door hoog gras aan flanken van weiden, en door de straten van Puth. Een bewoner ziet, zittend voor een kroegje in de zon, onder het genot van een ochtend-biertje alle inspanning voorbij trekken. Bij de drankpost vul ik mijn water aan, en eet een stukje chocola. Nieuwsgierig naar het vervolg ga ik gauw weer verder.
Gevoelsmatig moeten we nu gaan dalen, tot aan Munstergeleen, maar er komen nog evenveel meters omhoog als omlaag, lijkt het. Het ene bos uit -of: af; want de bossen liggen hier op heuvels-, wordt gevolgd door een klim aan de andere kant van de overgestoken weg omhoog, het volgende bos in. Het voelt als vermoeiend, maar het hoort er bij, en in dit tempo moet je goed op letten waar je je voeten neerzet, dus er is genoeg afleiding. Ik trakteer mezelf op een paar winegums.
Dan zie ik op mijn horloge een klein schatkistje naderen, en herinner me de hint: ‘aan het eind van de bomenhaag’. Die omschrijving materialiseert zich al gauw, en onder wat houtjes vind ik een plastic doosje waarin ik snel een briefje stop bij wijze van log. Wie net nog naast me liep loopt nu 100 meter voor me. Dat kostte een halve minuut, maar ik heb alvast iets gescoord vandaag.
Als ik bij een weg kom, moet dit wel het laagste punt zijn van de route. Afstandsgewijs ben ik over de helft; de positieve hoogtemeters gaan nu komen. Maar eerst is er riant tijd om snelheid te maken op het glooiende pad langs de Geleenbeek. (Wat een originele naam, vast genoemd naar een plaats in Limburg. Beek?) Die loopt verderop ook langs de Alfa brouwerij, maar onze route is wat onstuimiger dan de lieflijke beekloop. Maar voor het zo ver is, staat daar de 2e en laatste drankpost. Sportdrank bijvullen en drinken, en een groepje van 6 lopers passeren. Best effectief. Maar dan loop ik wel ineens met een compleet leeg pad voor me.
Er hangen plastic lintjes (zoals naar de start van een oriëntatieloop), en soms een pijl, maar dikwijls moet ik toch even goed kijken. Af en toe ren ik op goed geluk een kant op, hoewel geholpen door het lijntje op mijn horloge. De kaart was ook goed geweest. Soms zie ik een eind verderop een lintje, en later pas een pijl vlakbij. Ik had zomaar een stuk af kunnen snijden, maar altijd blijkt mijn route ook die die zo bedoeld is, gelukkig. Een scherp blik kan zomaar een stekelig geweten opleveren. Maar ik zou ook zomaar het spoor bijster kunnen raken.
Het lijkt soms een beetje een oriëntatieloop, zo. Dat het reliëf me als een rollercoaster op en neer en heen en weer slingert, vergeet ik terloops als ik probeer het kruimelspoor van plastic lintjes en pijlen te volgen, geholpen door mijn digitale kaart. Soms onder boomstammen door, soms er overheen, dan weer verticaal omlaag een diepe insnijding in, en even later mezelf aan boomwortels omhoog trekkend een steile flank op.
Tot het bos ineens ophoudt. Niemand voor me, niemand achter me, en een heel lang pad langs een beek. Waar is iedereen? In de verte zie ik nog net iemand een bocht om gaan, maar een andere kant op dan ik verwacht. Niet linksaf, bergop, wat op mijn kaartje staat, maar een beetje rechts aanhoudend. Even later log ik op dat punt nog een 2e cache, zoek een pijl of lint de heuvel op, maar constateer dat die er niet hangen, en dat vast bij de speech vooraf is verteld dat er wat gewijzigd is in het parcours. Niet gehoord, ik stond ergens achteraan. Rechtdoor dan maar. En als ik goed kijk zie ik heel in de verte nog meer lopers langs het water gaan.
Die gaan we inhalen! Doordat we inmiddels weer in de bewoonde wereld zijn lijkt het of de finish nabij moet zijn. Er klinkt iets Schlager-ish in de verte uit de richting van de brouwerij. De laatste meters. Ik vergeet de route op de kaart. Een verkeersregelaar (een van de velen, die het verkeer voor de lopers tegenhouden; uitstekend geregeld!) stuurt me echter weer bergop, achter de kerk van Schinnen. Maar met die hoogtemeters heb ik het inmiddels wel een beetje gehad. Zware benen, terwijl alles daar boven nog best verder wil. Raar eigenlijk, alsof die beenspieren ineens de dienst uit maken. En méér nog als het, na een stukje dalen, wéér omhoog gaat. Als ik wist dat er nog tien klimmetjes kwamen was dit een eitje, maar omdat ik zojuist op de kaart zag dat het er nog maar twee waren, waren ze ineens zwaar. Slaat dat ergens op? Dat kan niet aan mijn benen liggen, maar aan mijn hoofd.
Maar goed, met nog een loper een stukje voor me, commandeer ik de onderhelft nog even door te zetten. En voor ik het weet is ook de laatste top bereikt, en gaat het alleen nog maar bergaf, zo, tot over de finishlijn.
Wat schets mijn verbazing, achteraf, de volgende dag? Ik ben nota bene 8e geworden van de 95 lopers in mijn leeftijdscategorie! Dat ik had ik echt niet verwacht. Misschien had ik die twee geocaches onderweg toch moeten laten liggen om met het groepje dat 3½ minuut voor me finishte aan te haken. Dan had ik wel wat harder gelopen. Of is dat nou net niet het idee van een trailrun? Is dat weer de ½marathonloper in mij die spreekt?
En de Bèta in de titel? Simpel: de afstand was ongeveer 10·e. In deze prachtige omgeving is een natuurlijke logaritme niet misplaatst. Net zo min als bij dit weer Alfa Lentebok.
N8.1
Het voelt alsof we hem gewonnen hebben. Maar nee… bijna.
Nachtrun?
Voor wie niet bekend is met de N8-run, zal ik eerst even uitleggen waar het over gaat: De N8-run is een soort trailrun, of oriëntatieloop, in het donker, zonder vastgelegde route, waarbij je zo veel mogelijk juiste controlenummers, CP’s, onderweg moet noteren.
De tijd is beperkt, dus het gaat om snelheid, maar ook om de slimste route langs die checkpoints. Bovendien is er tactiek: doorgaans is de tijd te krap om ze allemaal af te gaan, of om overal net zo lang te zoeken tot je de nummers gevonden hebt. Ze zitten typisch aan de achterkant van een boom, op een paal, of onder een brug, en vaak heb je zelf de locatie op de kaart moeten intekenen aan de hand van hele of halve coördinaten, waardoor de exacte plek soms wat gissen blijft. Kiezen dus, hoe je de kostbare tijd gaat verdelen. En hoe je optimaal van de andere zoekende deelnemers gebruik kan maken, zonder zelf te veel weg te geven. Zo kan je net zo lief linksom als rechtsom lopen. Misschien. Ook dat is tactiek.
Omdat een gemist punt of een vals punt (dikwijls vlakbij het juiste nummer) 30 minuten straftijd oplevert, en een verkeerd genoteerd of fout gegokt controlenummer 60, is het aantal gevonden punten al snel doorslaggevend. Maar ja, elke minuut over de deadline van de wedstrijd, gesteld op 2:00 na middernacht, kost 3 strafminuten, dus op tijd terug zijn is ook niet onbelangrijk.
We waren niet geheel onbevangen, want we, ik en loopmaatje Patrick, hadden al eerder, maar dan tégen elkaar, aan dergelijke Orienteering Challenges deelgenomen. Maar omdat we samen moesten finishen, op straffe van 180 minuten aftrek, zouden we er maar beter geen spelletje Wie is de mol van maken.
Kaarten
De puntentelling kennende ging iedereen, toen de kaarten waren uitgedeeld, als de wiedeweer aan de slag om de 16 ontbrekende punten op de kaarten te tekenen. Beetje puzzelen welke kaart welke schaal heeft, waar ze liggen ten opzichte van elkaar, welke rasterlijn wat voorstelt, maar na 50 minuten staat alles -dubbelgecheckt- exact op de juiste plek, en hebben we bovendien de kortste route uitgestippeld langs elk van de 48 punten. (Waar we ons, naar achteraf zal blijken, tactisch niet aan zullen houden.)
Tegen de tijd dat we klaar waren met tekenen en ons plan voor de nachtelijke route gereed hadden, was een flink aantal teams is al vertrokken, misschien omdat ze minder punten ambieerden, misschien omdat wij eerst nog een tekentafeltje in elkaar hadden geklust van hout dat in de schuur bij de start lag, misschien omdat wij nog wat kunnen verbeteren aan de intekensnelheid, of misschien omdat we ze een tactische voorsprong wilden geven.
90 is meer dan 75 en is minder dan 95
Duh! Maar zo simpel ligt het niet. Laat ik beginnen te melden dat het donker was. Begin oktober gaat de zon namelijk rond zevenen onder. Dan zet je toch gewoon een 2500 lumen felle Lupine Bertha of andere oogverblindende orienteering verstraler ook heet op je hoofd? Vogels vallen spontaan uit hun nest. Maar nee, we kregen allemaal een ieniemienie leeslampje met een paar witte ledjes en drie potloodbatterijen mee, en de rest aan kunstlicht was verboden. Olielampen, kaarsen, en glimwormen ook.
Dus we zagen niet veel, toen we na CP1 en CP22, het tweede CP op de hoek van een hek in een weiland, op kompaskoers naar een strookje bos liepen. 90 meter moest het zijn, tot aan het daaropvolgende CP37.
Patrick voorop, ik zijn koers peilend, daarna ik er achteraan, passen tellend. Na 80 meter begon het bos. En daar zat direct een CP met nummer 4 er op. De koers was dus goed. Maar de afstand leek te kort. Terug, weer passen tellen, 25 stuks (ik tel alleen mijn linker been), en weer heen. Klopte nog steeds. Eerder 75 dan 80 meter. En warempel, in het schijnsel van ons leeslampje ontwaarden we een meter of 10 verderop een natte poel, met daar middenin, weer 10 meter verder, een boomstam. Iets voorbij de 90 meter, maar te mooi om waar te zijn: Patrick ging te water, en op de boomstam zat inderdaad het getal 14.
En dat was alleen met natte voeten te bereiken, dus dat moest wel de goede zijn. Toch? Ons eerste valse controlegetal hadden we binnen. Les 1 vandaag: een CP ligt eerder eerder dan later op de route, ook als het latere punt beter lijkt te kloppen volgens ons.
Maar dat wisten we toen nog niet, en volgens ons liep alles tot dan toe gesmeerd. Maar het daarop volgende CP43 gaf zich niet prijs. Op de kaart stond het in een kuil getekend, terwijl we nota bene een stevige heuvel op waren gerend. Die jongens van het Kadaster, laten we ze Ko’s noemen, hebben er een wat merkwaardige kijk op reliëf. Naar later zou blijken hebben ze de gewoonte om, als het niet helemaal vlak is, iets te tekenen op de Topo kaart dat lijkt op een soort tandwiel, soms met de tanden naar binnen (kuil-achtig), soms met de tanden naar buiten (bult-achtig), dat verder niet zo veel met de werkelijkheid te maken heeft, maar op zich wel leuk staat op zo’n anders zo leeg stukje kaart.
Les 2 van vandaag: reliëf op de gebruikte topografische kaarten betekent alleen dat het daar niet vlak is. Dus gingen we her-oriënteren, terug naar de weg, nieuwe koers, ander pad, passen tellen. En weer stonden we op de zelfde plek, in wat, als de heuvelrug er niet was geweest, inderdaad wat weg had van een kuil. Als het ten minste licht was geweest. Na twintig minuten kenden we elke boom, maar niet het nummer dat vermoedelijk op één er van hing. Door naar de volgende. Maar wel 50 minuten netto kwijt, het gemiste punt meegerekend. En de stemming was een paar graden bekoeld.
Kale Berg
Om het weer warm te krijgen stoomden we de Kale Berg op. Zonder te stoppen CP34 gespot en direct door naar de volgende, CP31, de heuvel af. “Noordoost hoek”, van een gebouwtje bleek, en weer verder. Of liever gezegd, terug omhoog, en aan de andere kant de Kale Berg weer af, want dan was de kans de oostelijke splitsing met het volgende CP20 niet voorbij te lopen kleiner dan als we het zuidoostelijke pad hadden genomen. Met CP6 er bij gingen vier punten op rij gingen snel, gevolgd door een puntje CP17 dat even wat lastiger bleek. De Kadastermens moet hier gedacht hebben “Ik snap ook niet hoe ik dat moet tekenen. Weet je wat? Ik maak een zwarte krabbel op de kaart, om goede wil en inzet te tonen!” Doorgaans kunnen we een goede grap wel waarderen. Nu iets minder. Maar we vonden het CP uiteindelijk wel.
Dan volgt een punt dat we niet direct kunnen vinden, in het donker, en dus slaan we CP36 even over. Het volgende, CP46, is dichtbij, dus vinden we dat eerst, en hebben dan een referentiepunt. En weer terug naar CP36 (dat de meeste teams wel vonden, blijkt later). Maar voor ons blijft het verstopt. Overal “donkere berken”.
CP33, in de Witte Wijvenkuil, is ook niet makkelijk, omdat alles een kuil lijkt, en er meer kuilen blijken te liggen, en het laagste punt in het donker niet direct opvalt. Het blijkt niet de kuil vol water te zijn. Maar het lukt. CP19 lijkt ook lastig, maar vooral omdat ik er overeen kijk, totdat Patrick toch nog één keer bij de ene boom gaat kijken waarvan ik zeker wist dat het CP kaartje er niet zat. En dan hebben we toch beet. Overenthousiast rennen we via wat blijkt een volstrekt onlogische route naar CP5, missen we een pad, en hebben ruim de dubbele afstand nodig om er te komen. Maar ach, wat is 200 meter op 30 kilometer? Vanaf daar moet een pad vanuit het zuidwesten naar CP36 lopen (hopen we), zodat we denken dat we de troef in handen hebben om die alsnog even te scoren. Het pad blijkt een van de betere grappen van Ko, want het is er gewoon niet. Niet in het donker en niet in het echt. Dan maar door naar CP38. Twee punten gemist. Komt dat ooit nog goed?
Gezien of niet gezien?
Even verderop komen we bij CP38. Of niet? Waar we géén pad verwachten loopt er wel één. Geen CP, althans, niet direct. Gadegeslagen door organisator Leo die daar op een bankje blijkt te zitten -vast in zijn vuist lachend- vragen we ons af hoe het zit met die ene regel, die ik nog niet eerder genoemd heb: Niet gezien worden op de openbare weg. Want ook dat zou strafpunten opleveren. Er van uitgaande dat we hier mogen komen, is dit openbaar. Het is geen echte weg, maar zou dit nou wel of niet met strafpunten worden beloond? Niet dus.
Even later voel ik op de tast het CP-kaartje, en kunnen we verder, via het niet-bestaande pad. No-trail running! CP41 tikken we als het ware aan, en via de rand van een maisveld bereiken we CP25. Vanaf daar doorsteken naar CP40 is geen optie, want dat maisveld ging toch niet zo rap als gehoopt. Er omheen is sneller. CP8 en CP21 vormen geen enkel probleem.
Maar dan is het tijd voor een reünie. Bij CP11 verzamelen zo’n beetje alle teams zich. Het blijkt er uiteindelijk niet om te gaan wie het CP vindt, maar om wie het als eerste durft op te geven. Want uiteindelijk blijkt niemand dat punt die nacht gevonden te hebben. En ik neem toch aan dat het is opgehangen en ingetekend op de kaart met die kaart als referentie, niet op basis van het GPS coördinaat, hoewel de bocht in het echte pad zo’n 30 meter zuidwestelijk blijkt te liggen van de bocht op de kaart. Stoute Ko. Nou ja, er klopt wel meer niet op de kaart.
Door de bank genomen
Maar ook wij geven het uiteindelijk, na bijna een kwartier tevergeefs zoeken, op. Op naar CP23, dat bij een bankje moet liggen. Paadje naar het westen, scherp linksaf, op de t-splitsing rechts, en 120 meter, of 40 passen, tot de volgende kruising. Maar wacht, direct na de splitsing, na 12 passen, staat ook een bankje. Veel te vroeg, kan hem niet zijn. Maar bij die splitsing verderop, precies na 40 passen, staat weer geen bank. Het nummer op het bankje zal wel vals zijn, want dat staat bijna 100 meter fout, maar we hebben het toch maar genoteerd. Maar wacht eens, daar kwam nog een pad uit, uit het noordoosten. We brengen vervolgens zo’n beetje het heel kruispuntennetwerk in kaart, tot en met CP11 waar we nog een keer langs komen, om dan toch vast te stellen dat we het bij het juiste eind hadden: dat bankje staat niet op de kruising waar het op de kaart staat getekend, maar in geen velden of wegen is een ander bankje te vinden, dus bestempelen we het valse punt bij gebrek aan beter als juist. Daar kan Ko ook niets aan doen. En volgens Les 1 is het vast nog goed ook.
Onverschrokken, maar toch met een leeg gevoel, zetten we voort. CP2 en CP39 vinden we alsof we ze zelf hadden opgehangen. Maar bij CP18 hangen er alleen nog maar de punaises. Het gezochte nummer is weg. Een ander team dat we even daarvoor tegen waren gekomen, bevestigt dat zij al op een paar punten CP-loze punaises hebben gespot, en we dus niet te lang moeten blijven zoeken. Met dat in ons achterhoofd beginnen we aan een zoektocht naar CP7 zonder veel hoop. Bovendien heeft Ko daar weer een van zijn willekeurige zonnetjes getekend (of egeltjes, tandwielen, wat je maar wilt), om aan te duiden dat het terrein geen biljartlaken is. Maar van enige topografische waarde blijkt het wederom niet. Zak er maar in (want het lijkt op iets als een kuil), en zo gaan we door naar de volgende.
Licht uit
Want dan blijf je ongezien. Allebei in het zwart, in een onnavolgbaar tempo, spoeden we ons over een fietspad. Openbaar -dat wel- maar ongezien, en dus onbestraft. Kriskras door de doorntakken (om het teveel aan openbare weg te compenseren lopen we misschien wel over iets té privé terrein) tot vlakbij CP14, maar desalniettemin net niet dichtbij genoeg, en dus, met de Hessenweg in het noorden als referentie, wagen we een tweede poging. “Dikke boom”, stond er in het roadbook, en die stond er ook. Dat we die net niet zagen! Het zal wel donker zijn geweest.
CP26 is makkelijk, maar waarom we niet rechtdoor lopen naar CP24 om zo in één lijn naar CP13 te lopen is iets dat nu een logische vraag lijkt, maar toen kennelijk een overgeslagen gedachte was.
Daar blijken de onderbroken lijnen op de kaart maar al te belabberd overgenomen op de bosgrond, en ontaardt het in een zoeken-wat-pad-zou-mogen-heten. Het grote gebouw ten noordoosten van CP13 helpt ook niet mee als referentie, al was het maar omdat het er niet meer staat. Passen tellen vanaf de kruising, haakse bocht, weer passen tellen, en warempel: het CP. Door naar CP27. Lijkt makkelijk, maar waar een bult bladeren kennelijk voor Ko reden is om een smiley op de kaart te zetten, is een hoogtelijn of iets van dien aard om de Paaschberg te markeren net een tikje te veel gevraagd. Hoewel de helling ongeveer verticaal omlaag loopt. Grondig zoekwerk levert bij CP27 een tweetal punaises waar nog net een hoekje van het CP-kaartje te zien is, maar geen getal. Sommige teams waren, aan de uitslag te zien, op tijd, want zij hebben nog wel iets kunnen opschrijven. Bij CP24 scoren we gelukkig wel een controlenummer. Hier lopen bovendien in de omgeving een aantal andere teams rond.
Stilte
Ineens wordt het stil. Niet omdat we alle andere lopers achter ons hebben gelaten -die hebben vast een andere route- maar omdat mijn loopmaatje ontdekt dat de helft van de genoteerde CP-nummers gewist is. Watervaste stift op een geplastificeerde CP-notitie-strook om later in te leveren, dat werkt ook niet! Maar zo wordt het vaak wel gedaan, ook bij de Midwinterrun bijvoorbeeld. Les 3 vandaag: schrijf elk CP getal twee keer op, en in elk geval op gewoon papier dat nooit meer uitgewist kan worden.
Maar wat moeten we onderweg met deze wijsheid? Uiteraard schrijven we elk niet-gewiste nummer snel over op een ander vel. Maar de vijf die niet meer leesbaar zijn, die zijn we kwijt. Geen idee welke getallen het waren. Iets onder de 100, maar als een gegokt CP 60 minuten straftijd oplevert, kan ons dat zomaar 5 uur kosten. Blijft over de optie: blanco laten. Maar dan zijn we 3 uur kwijt aan alsnog gemiste punten. Of zullen we teruggaan? Een snelle blik op de kaart leert dat de ontbrekende CP’s, 31, 33, 34, 35 en 37, allemaal in de zuidoost-hoek van het parcours liggen, niet eens zo ver uit elkaar. En dat we met 2,5 km omlopen, wat misschien 13 minuten kost als we doorlopen, en nog een paar minuten om te zoeken, even snel 3 uur kunnen terugverdienen. Als we maar niet in de straftijd komen, want dan worden het hele dure minuten.
Maar het klinkt in elk geval als een haalbaar plan. De mineurstemming is rap daarna over, en vol goede moed gaan we door met de oorspronkelijke route en ons nieuwe strijdplan.
Vol goede moed gaan we door met de oorspronkelijke route en ons nieuwe strijdplan!
Het meertje op de kaart blijkt droger dan gedacht, en weer hoeven we niet door het water. Wanneer zouden de verplichte -althans verwachte- natte voeten nou toch komen? Niet veel later steken we een weiland over. Nat gras, en -inderdaad- in no-time zijn sokken en schoenen doorweekt. Fijn!
Help!
Er lijken in eerste instantie geen koeien in de wei te staan, maar ik schrik me een ongeluk als ik even later, bij het schijnsel van ons minimale zaklampje, ineens twee oplichtende ogen op mij af zie komen. En behoorlijk snel ook. Wegwezen! Ik vlucht en roep naar Patrick, die even verderop staat, dat hij zich snel uit de voeten moet maken. “Kom, doe eens rustig… dat is gewoon een ander team dat ook deze kant op komt. Er zal hier vast ergens een CP hangen.” En dat klopt. CP12 is dan ook gespot.
Maar CP29 laat zich dan weer niet vinden. Dat schiet niet op zo. We vinden van alles dat voldoet aan de omschrijving, maar geen CP. Inmiddels hebben we 2 CP’s gemist die weggehaald zijn en waar alleen nog de punaises zaten (CP18 en CP 27), 5 niet kunnen vinden (CP43, CP36, CP11, CP7 en CP29), en van CP23, bij het bankje op de verkeerde kruising, weten we vrijwel zeker dat hij valt is. Ondanks ons nieuwe plan van aanpak lijkt het een verloren strijd. Tenzij er meer punten die we niet vonden verdwenen zijn en niemand ze heeft… Dat is de hoop die nog gloort.
CP28 zit gelukkig waar verwacht. Hoe gaan we, zo snel als we kunnen, door naar CP16? Door het weiland. Geen koe te zien. Wel een ijzerdraadje. Zou er spanning op staan? Even snel voelen. BAM! Tinteltintel. Zelden zulk schrikdraad gevoeld. Hier vil je een paard mee! Voorzichtigheid is geboden, en we lopen buitenom, tot aan CP16. Althans, tot waar CP16 zou moeten hangen. Op de kaart is het overduidelijk: precies aan de westpunt van een stukje bos, op de hoek van het hek. En de aanwijzing is hoekpaal dus dat kan niet missen. Maar dat doet het wel. Ruim 5 minuten zoeken we tevergeefs, uitkijkend voor nog meer elektrische schokken, want het is een nogal scherpe hoek, en de spanning op de draden bleek hoog. Niets. Teleurstelling. Ons negende blanco nummer. We druipen af via de rand van het bosje, tot aan de weg, en rennen verder. Achteraf, als de uitslag bekend gemaakt wordt, zal blijken dat ze het CP 30 meter verderop bij de weg hebben opgehangen “want dat was wat makkelijker te bereiken”. Als je vanaf de weg kwam was dat inderdaad dichterbij. En daar hebben we hem weer: Les 1, alle punten liggen dichterbij als je denkt, en dan je denkt. En denken, dat deden we volop, deze nacht.
Banaan
Over een sportveld, een hek, en een banaanvormige heuvel. Op de kaart buigt de heuvel af naar het zuidwesten. Maar in het echt, wat ook goed te zien is op de LiDaR data van dit stukje kaart, buigt de heuvel juist naar het noordwesten. Zodat we ons redelijk gedesoriënteerd waanden. Grapjassen van het Kadaster. Enfin, we gaven het vrij snel op, want met 5 minuten zoeken konden we ook een gegarandeerd punt-dat-we-al-gevonden-hadden vinden.
CP9 dan maar, en CP3, en CP4, en CP15; CP10 lieten we rechts liggen, zou ruim 10 minuten lopen kosten, en geen garantie op vinden opleveren, terwijl de gewiste punten gewis gevonden zouden worden op de rand van de deadline. Maar CP15 bleek een lastpost te zijn, want op de kaart stond een witte vlek, waar we, middels een projectie, ongeveer midden in uit waren gekomen. Verraderlijk was dat de weg er heen geleidelijk afboog, maar dat hadden we dóór, dus daar lag het niet aan dat we het CP niet konden vinden. Drie teams stonden er te zoeken, maar na 10 minuten kozen we eieren voor ons geld, en gingen naar het nabij gelegen CP47, dat zich makkelijker liet vinden. Achteraf was het wellicht slim geweest vanaf CP47 terug te peilen naar CP15, om zo een nauwkeuriger referentie te hebben, maar we hadden haast. Alleen nog CP32, en dan de gewraakte blanco’s.
Bij CP32 maakten we de klassieke parallel-fout: twee vergelijkbare kenmerken van het terrein door elkaar halen. Een klein bochtje naar links, en dan een ruime bocht naar rechts. De koers klopte, maar passen tellen leverde al een rare afstand op. De bocht kwam te vroeg, en de bomenopstand naar het oosten ontbrak. Dat kan, er wordt wel eens gekapt, maar in dit geval klopte er niet één zaak niet, maar twee. Snel hadden we het door, en onmiddellijk nadat we het gecorrigeerd hadden vonden we ook het laatste CP. Nou ja, we moesten er nog vijf extra, op onze persoonlijke deja-vu route.
Vol gas spoedden we ons -via een minder optimale, maar wel kortere route- naar CP19, CP33 (die zich niet direct prijs gaf), CP31, en CP34 (waar we in eerste instantie voorbij liepen, maar die binnen anderhalve minuut alsnog werd gescoord). Schuimbekkend en met het zout voor de ogen renden we door naar CP35, en nog één keer naar het valse CP37. Dit keer lieten we de afstand tussen CP22 en CP37 voor wat het was. In sneltreinvaart sprintten we terug naar de start, die, voorzien van een gezellig kampvuur met gehaktballen en bier, was omgetoverd tot finish, maar niet voordat we nog 1 keer alle CP’s checkten met onze -nu wél onuitwisbare- backup-lijst.
Eindelijk binnen…
Twee uur en zeven minuten na middernacht noteerde Leo. We waren bijna 7 uur in de weer geweest, inclusief intekenen, om 30,5 km af te leggen. Een krappe 6 uur waren we onderweg, en 42% van die tijd hadden we bewogen; de rest was zoeken en tasten naar donkere kaartjes in het duister. 17% van de tijd hadden we harder dan 12 km/uur gelopen, en nog eens 18% harder dan 6 km/uur. De overige 22% hebben we op wandeltempo afgelegd, al voelt dat niet zo. Gewandeld hebben we alleen als we ons oriënteerden, of zochten naar al dan niet bestaande paadjes.
Maar ja, we waren wel als laatste binnen. De enige manier om te winnen zou zijn als we meer CP’s goed hadden dan de andere teams. Maar met 11 ontbrekende punten was die kans niet groot. Tenzij meer dan de 2 waarvan we het al wisten verdwenen zouden blijken, en dus ook door de andere teams niet gevonden. We gaven ons zelf weinig hoop, en lieten ons heel ontspannen de broodjes bal smaken, en vulden het verloren vocht aan bij het gezellige kampvuur.
Wat een tocht! Met fysieke, maar vooral mentale obstakels. Nergens was het logica-wise lastig geweest, maar we hadden wel flink moeten speuren naar spelden in hooibergen. En we hadden 3 lessen geleerd voor de volgende keer, vooral dat de nationale kaartenmakers nog veel moeten leren.
…vooral dat de nationale kaartenmakers nog veel moeten leren
De uitslag
Ruim een dag later werd de uitslag bekend gemaakt. In de auto op weg naar huis hadden we al geconstateerd dat het misschien toch niet zo slecht was gegaan, want veel andere teams hadden ook punten gemist. En de inhaal-actie op het eind was, hoewel objectief overbodig, toch erg efficiënt en succesvol verlopen. En dat was ook wat de uitslag liet zien:
Wat bleek? We hadden veruit de meeste punten gevonden. We waren dan ook op op één na alle punten geweest, maar, zoals we al wisten, hadden we niet overal een CP-nummer gevonden. En het had wat langer geduurd dan alle andere teams, want die hadden vast niet hun halve CP-kaart onderweg gewist. Wat scheelt, was dat we niets fout hadden; een fout (niet een vals-) CP kost immers 60 strafminuten.
Van twee van de CP’s die we niet hadden gevonden wisten we dat het kaartje weg was omdat er alleen nog 2 punaises zaten. Dat was bij CP18 (door niemand gevonden, maar in de score gerekend alsof iedereen hem had), en CP27. Die laatste was kennelijk halverwege de nacht verdwenen, want een aantal teams hadden hem wel gescoord, terwijl wij allen maar 2 metalen rondjes vonden. CP11 heeft ook niemand gevonden, maar kennelijk zat die wel nog ergens de volgende dag. En bij CP28 bleken we het enige team dat het wel vond: ook bijzonder.
Ook hadden we verwacht dat niemand CP16 zou hebben gevonden, want als er één punt was dat eenduidig op de kaart te identificeren was was het dat punt wel, zeker met de aanwijzing “op hoekpaal”. En daar zat hij niet. Wat blijkt? Hij hing ergens anders, waar -en dat is dan wel weer heel toevallig- zeven andere teams hem wel gevonden hadden. Apart. De volgende keer zullen we beter moeten opletten. En gelukkig was CP23, het bankje, goed. Hoera!
Maar helemaal opvallend was dat we een vals CP hadden gespot! Vooral omdat we dat niet hadden verwacht. Nota bene die midden in de poel, waar Patrick natte voeten had gescoord. De waarheid lag in het midden. Nou ja!
En onder de streep? Met de strafminuten er bij hadden we tien minuten meer dan de nummer 1. En bijna 2 uur minder dan de nummer 3. Tja, dan ga je denken: “hadden we maar…”. Verbeterpuntjes voor de volgende keer?
De volgende keer…
- gaan we 1% harder lopen
- gaan we één CP meer vinden
- geen 5 nummers wissen op de controlekaart
- 4 minuten sneller te ontbrekende punten tekenen
- nog iets slimmere routekeuze maken
- iets minder lang zoeken naar een punt dat verder ook niemand heeft kunnen vinden
- als een punt lastig te bereiken is gewoon bij de weg zoeken
- bij twijfel altijd dichterbij zoeken
- nog iets meer worteltjes eten
- gewoon winnen!
Dus er zit niets anders op dan volgend jaar op herhaling te gaan, want behalve een prachtige race tegen de klok, de afstand, de concentratie, een dozijn andere duo’s en de vermoeidheid, is het een uitdaging de organisator te doorgronden. Dat hoort óók bij het spel. Petje af voor het uitzetten van dit unieke avontuur!
N8-run
Spannend! Wat zou het zijn? Iets in het duister (is het dan al wel donker?) met hoofdlampjes, oriënteren en punten scoren. Klinkt op zich voor de hand liggend. Behalve het donker lijkt het op de WOR‘s (’12 end ’13) en Midwinterruns (’13 en ’14). Maar er zijn wat extra regeltjes bij de N8-run:
- de 7 uur om de 30 á 40 CheckPoints te vinden gaan pas om 19:00 in
- we moeten ongezien blijven
- we mogen geen eigen Lupine Big Betty R X14 hoofdlamp meenemen, maar krijgen er eentje van de Action
- we horen pas vrijdagmiddag waar de start is
- de afstand is geen 50 km maar eerder 15-25 km
Dus het zal mij benieuwen wat Team Darkness from Light City er van gaat bakken. Want zo heten we, Patrick en ik. En het hele feest vindt aanstaande vrijdagnacht, 3 oktober, plaats, ergens in de Achterhoek.
We gaan hier natuurlijk niet de strategie bespreken. Dat komt hooguit achteraf. Improviseren!
Lees je dit, en wil je ons komen verslaan? Schrijf je dan nog even snel in op de site van Time Out Door Events. Want zo te zien zijn er nog startbewijzen beschikbaar.
St. Pietersbergtrailrunning – soms even zoeken
Ruim een week geleden liep ik mijn eerste Trailrun. (Ik zeg bewust eerste, want ik voel dat er meer gaan komen). Een Trailrun is een oriëntatieloop zonder routekeuzes, en zonder dat je van de paden af gaat. Zonder kaart en zonder posten, behalve de start en finish. En de drank- en etensposten, dan. Of, het is een hardloopwedstrijdje zonder verharde wegen en fanfare langs het parcours. Zonder alles. Maar dat maakt het niet niks.
Nee, zeker niet. Ik vond het geweldig! Dit ga ik zeker nog een keer doen. Het afzien smaakt naar meer. Terwijl ik over de weg een halve marathon wel voldoende vind, geeft de 32 km die ik dit keer heb afgelegd bij deze Trailrun me het gevoel dat het de volgende keer langer en zwaarder moet. Liefst met steile klauterpartijen, modderige glibberpaadjes, wilde rivieren, en duister nachtzicht. (Of ga ik daarom volgende week al de N8-run lopen?) De uitdaging vormt de motivatie, niet de tijd of de snelheid. Met het voornemen deze monsterlijke afstand, 32 km, en de hoogtemeters, 750 in totaal, ten minste uit te lopen, had ik geen snelheidsdoel. En juist daarom voelde het heel ontspannen. Tegelijkertijd, omdat het mijn eerste Trailrun was, en ik geen idee had wat me fysiek te wachten stond, was er een zekere spanning. Of opwinding kan ik beter zeggen. Hartslag 120 bij de start duidt toch op enige adrenaline.
Why?
Hoe kom je er bij om te gaan Trailrunnen? Nou ja, hoe kom ik er bij? Ik had er al wel eens van gehoord (van een dame die me bij de Linschotenloop voorbij kwam racen en vroeg waarom ik met een rugzak op rende en of dat was omdat ik trailrunde; van de eigenaar van Scarabee in Valkenswaard waar ik voor de grap ging kijken of ze ook Inov-8 verkochten; van deelnemers aan de Woudlopers Orienteering Run die verbolgen waren over het feit dat die Oriënteurs gewoon blijven rennen tijdens het kaartlezen), maar de druppel was dat ik, toen buurtbewoner Erik aan “mijn” High Tech Campus Orienteering Run (HTC-O-Run) had meegendaan, had beloofd dat ik een keer “zijn” sport, Trailrunning, zou proberen. En het leek me sowieso best een mooie variant van rennen. De St. Pietersberg, dat leek me wel wat. Daar was ik eerder in de buurt geweest, voor Cave Cache Kanne. Zou het 9 of 18 km worden? Nee, meteen 32, niet zeuren. Een maandje voor de ½ marathon van Eindhoven, dat was meteen een mooie training. Zo gezegd, zo gedaan.
St. Pietersbeartrail
Zo heette de loop officieel. Naar de organisator (die een voormalig collega blijkt te zijn) met een beer in zijn naam. Enigszins voorbereid, met een rugzakje waarin die morgen een liter water en wat winegums waren gegaan, en een paar benen met daar in twee weken terug 27 kilometers Malpie en Groote Heide, trokken we gedrieën, Erik, Erwin, en ik, maar Maastricht om vlak voor de ENCI-fabriek te parkeren. Een kilometertje lopen naar de start, op een nogal bijzondere plek: met aan de ene kant een voor Nederlandse begrippen forse berg, en aan de andere een naar internationale maatstaven diepe put: de Mergelgroeve. Het publiek was ook bijzonder uitgedost. Loopt men er bij een gemiddeld straathardloopevenement nogal eentonig bij, hier had iedereen een andere combinatie van rugzak, petje, bandana, vest, terreinschoenen, singlet, bermuda, jack, shirt, zonnebril, op of aan. Trailrunners bereiden zich allemaal anders voor. Waarschijnlijk was ik de enige die een kaart van de route had meegenomen (op een iets te kleine schaal zou blijken).
De start was spectaculair. Na een speech van de organisator en het startschot, rende iedereen, gefilmd door een drone die boven het parcours zweefde, meteen al heuvelopwaarts, in een behoorlijk tempo. Of stonden we zo ver vooraan? Als dit de trend was qua snelheid zou het nog een barre tocht worden. Terwijl het pad smaller werd, rekte het lint lopers uit. Inhalen ging niet meer, maar ik merkte dat ik vooral bergaf harder ging dan de rest, en bergop langzamer. Dat leek me energetisch gunstig. Ervaring had ik daar niet mee, trouwens. Maar voor ik het wist waren we bovenop de eerste berg, bijna het hoogste punt van de route. En daarna ging het in een noodtempo omlaag, en ook heel ver omlaag, want de volgende bestemming was de bodem van de mergelgroeve.
Ook dat was een aparte belevenis. Tussen de kolossale uithollingen in de berg, over gesteente zo wit als beton (zou je hier vast komen te zitten als het gaat regenen?), liep het parcours, als een pad over een vreemde planeet.
Her en der stonden enorme graafmachines en voertuigen, en daar tussen liep een lint van nietige mensjes, die dit allemaal op eigen kracht trotseerden. Nou ja, geholpen door kamelenbulten sportdrank op hun rug en off-road schoenen onder hun voeten.
Zou de ervaren Trailrunner bij het afdalen herstellen voor de volgende klim?
Intussen waren we al op 1/3 van het parcours, was de haast er wat uit, en stabiliseerde het tempo. Dit was het stuk van de route om meters te maken, en hoogtemeters. Nog niet moe, maar met een stabiel tempo, liepen we omhoog en omlaag. Veel korte klimmetjes en dalingen, over de flanken van het Jekerdal. Toen volgde, na het oversteken van het Albertkanaal, een stevige klim, de slingerende Zusserdel op. En daar begon het zwaar te worden, net op het moment dat de weg afvlakte een soort hoogvlakte op. Moe. De vaart was er wat uit. En we waren op de helft.
Net toen de weg weer een stuk omlaag liep, en het tempo weer wat omhoog was gegaan, sloeg er lichte paniek toe. “Hier in!” riep iemand. En inderdaad, bijna was ik met nog een paar lopers een klaphek waar aan een pijltje hing voorbij gelopen. Als het hek dicht had gestaan hadden we de pijl gemist, maar een wandelaar vanuit de tegengestelde richting deed het hek net op tijd open. Erwin was er al voorbij gelopen en zou pas 200 meter verderop ontdekken dat hij terug moest. Maar dat bleek pas een half uur later toen hij mij ingehaalde, want ik dacht dat hij nog steeds voor me liep. Dat was het eerste oriëntatiemoment. Een kilometer of twee verderop eindigde een pad op een verharde weg, maar zonder pijl hoe verder te gaan. Toen kwam mijn meegebrachte kaart van pas en wees mij en het groepje lopers waar ik me tussen bevond de goede kant op. Werd het toch nog een O-Trail (wat iets heel anders is dan een Trail-O)?
O-Trailrunning, misschien wel een leuk nieuw concept!
Even later werd het echt zwaar, toen het pad bijna verticaal omhoog ging, en rennen echt niet meer lukte. Druivensuikertje er in, maar de benen wilden niet meer. Gelukkig had iedereen het hier zwaar, maar bovenaan de helling liep ik toch alleen verder. Tot Erwin me weer had ingehaald. Samen liepen we verder tot aan de 2e en laatste verzorgingspost. Chocola, koeken en cola! En even stilstaan. Heerlijk!
Het was nog te ver (ruim 10 km), om een eindsprint in te zetten. Het nu volgende stuk, het kanaal over en langs de oever heel lang rechtuit over een min of meer vlak parcours, was echt een kwestie van verstand op nul zetten, om niet moe te worden. Alleen kreeg ik last van spierpijn in mijn rug en middenrif, vermoedelijk van de laatste afdaling. En zere voeten. En nog meer vermoeidheid. Maar ja, ik wist tevoren dat het niet makkelijk ging worden.
Met verzuurde benen was daar ineens, onvermijdelijk, weer een helling. Omhoog. Rennen leek niet meer te lukken. Dan maar met flinke grote passen, de berg op. Niet stoppen. Nooit. Tot ik plotseling weer de drone hoorde zoemen in de lucht. Voor de camera dan toch maar weer een stukje rennen. En dat ging zowaar best goed. Blijven rennen dus. Kennelijk was ik weer voldoende hersteld. En het was nog maar 5 km tot aan de finish. Bij een halve marathon zou dat nog een heel eind zijn, maar vandaag leek het of ik tussen de bomen door de eindstreep al zag, met al 27 km in de benen, en nog maar 15% te gaan.
Oké, er kwamen nog wat steigende meters, maar het leeuwendeel was achter de kiezen. En dat maakte het ineens weer een stuk beter te behappen. Niet in volle vaart, maar toch weer in draf ging ik verder. Beetje op en neer, heen en weer, zo afwisselend dat ik geen idee had waar ik precies was, maar ik wist wel dat er nog een topje ging komen. Allée, wat is dat nu? Een steile klim waar ik hem nog niet had verwacht? Kaart er bij gepakt. Dit is nog niet de top. En de klim was ook niet eindeloos, maar ik zag links van me een grenspaal, en dus liep ik nog niet naar het noorden maar naar het westen, volgens de kaart. Ineens besefte ik me dat ik geen kompas bij me had, zoals bij een oriëntatieloop. Maar goed, het hing vol met bordjes bearsports.nl dus ik zat nog goed, als ze tenminste op dit deel van het parcours waar we al eerder maar dan in een andere richting waren gepasseerd, de bordjes hadden verhangen de juiste kant op. (Ik had nog voldoende brainpower om me af te vragen wat een logistieke klus het zou zijn om alle lopers hier op het juiste moment de juiste kant op te dirigeren, want ik had vandaag vooral mijn benen verzuurd maar nog niet mijn hersenen.)
De top
Er volgde nog een steile klim, bijna recht omhoog. Wat voor spektakel zou dit in de regen zijn geweest? Dan zouden mijn Inov-8 Rocklites zich echt van hun beste kant hebben kunnen laten zien. Camera er weer bij, maar dit maal mijn eigen headcam. Voor de laatste klim. De allerlaatste? Euforisch huppelde ik naar de top. Dat was het. Nou ja, nog een klein stukje.
Ik had kunnen weten, als ik op de kaart gekeken had, dat er nog een klein omweggetje bij kwam. Maar dat had ik niet. Toch was het geen tegenslag, want ik had er weer zin in. In flink tempo naar beneden, maar toen het weer omhoog ging kreeg ik kramp. Nooit eerder gehad. Was dat het nu? De pijn waar anderen, veelal fietsers, het over hebben? Geen idee, want voordat ik er erg in had was het al weer over, toen het pad afboog en wat steiler omhoog ging zodat mijn kuiten vanzelf gerekt werden. Wat kon er nog mis gaan?
Niets. Het ging gewoon goed. De allerallerlaatste klim bijna helemaal in looppas omhoog, en daarna, met verstand op nul, omlaag naar de finish. Lijken de laatste hectometers meestal loodzwaar, hier gingen ze bergafwaarts, en toen ik de laatste bocht uit kwam hoorde ik de speaker bij de finish Erwin’s naam roepen. Zo ver bleek ik dus niet achterop geraakt. Extreem voldaan ging ik over de finishlijn. Dit was het dus! Mijn eerste Trailrun. ¾ van het lopersveld had ik achter me gelaten. Wie had dat gedacht? En eigenlijk kon me dat helemaal niet schelen, want het ging me om uitlopen, niet om tijd.
Kapot
He-le-maal stuk. Dat was ik wel. Nog nooit heb ik een hele marathon gelopen, maar dat zou zo iets moeten zijn qua inspanning, denk ik. Dorst! De ene na de andere sportdrank goot ik naar binnen – ik bleef dorst houden. Repen en koeken at ik – ik bleef me suf voelen. Brak, zo voelde het, als een stevige kater (zonder hoofdpijn). Maar mijn hoofd neerleggen om een tukje te doen voelde niet als een goed plan. Wat versuft zat ik er bij. Gedachten kwamen op halve snelheid, en gingen des te vlugger weer heen. Weinig zuurstof daar boven. Niet het goede moment om aan mijn blog te beginnen -al kon dat ook niet daar ter plaatse- maar ook niet het meest geanimeerde gezelschap op dat moment om over deze belevenis na te praten, anders dan in oertermen als Poeh!, Zwaar!, Hèhè, Manmanman en Pffffffff. Wel enorme zin in een bak zoute frieten, trouwens!
Maar, even later, toen we naar de auto liepen, kwam ik weer bij mijn positieven. “Dit nooit meer”, zei ik tegen mijn loopvrienden. Maar ik wist dat ik dat niet meende, en dat zei ik er dan meteen ook maar achteraan. Ja, je moet wel realistisch blijven…
Video
Ik heb zelf wat stukjes gefilmd, met mijn Contour Roam camera’tje, waarmee ik dikwijls mijn Orienteringsloopjes film. Ik denk niet dat ik er een RGMapVideo van ga maken. En de beelden halen het niet bij de “officiële video” van het evenement. Dus die kan je maar beter gaan bekijken in plaats van mijn footage:
https://youtube.com/watch?v=RNEHvDDLs_k
Materiaal
Trailrunning, wat heb je daar voor nodig? Geen kompas (bijvoorbeeld geen Silva 6 Jet Spectra), geen kaart (bijvoorbeeld geen OpenTopoMap), geen hoofdlamp, maar wel:
- Inov-8 Rocklite 285‘s in het rood. Lekkere lichte schoenen, met veel profiel, zonder spikes, weinig vering (wat sommige mensen ten onrechte demping plachten te noemen), en een lage hak zodat ze heel stabiel lopen. Ik heb er ook al eens de Midwinterrun op gewonnen. Alleen op asfalt voelen ze wat hard aan en zou ik iets meer vering willen.
- Een ultra-goedkoop Kalenji rugzakje met een 2 liter waterzak (maar met maar 1 liter er in), en wat winegums, een muesli-reep, beetje druivensuiker, en toch maar wel een kaart van de route.
- Sokken van A3 (O-Crew), kort strak hardloopbroekje (met 2 pijpen, speciaal voor trailrunning volgens Decathlon), ASML hardloopsinglet voor extra nauwkeurigheid, en meer had ik niet aan.
- Mijn trouwe Garmin Forerunner 305 HRM. En op mijn hoofd een Contour Roam camera en wat opgevoerd onderbroekenelastiek.
Maar ik moet zeggen dat de verzorging onderweg uitstekend was. Water, sportdrank, cola, koeken, chocola, bananen, etc. Dus een klein waterflesje voor onderweg was ook prima geweest. Volgende keer ga ik niet meer mijn liter Eindhovens kraanwater uitlaten op de Pietersberg en de helft weer mee naar huis nemen. Zonde van de moeite.
MapSweatBrains of MudSweatTrails?
Goeie vraag. Beide, is het juiste antwoord. Want al is Oriëntatielopen mijn favoriete sport, Trailrunning is toch ook wel bijzonder leuk. Soms is het ook wel lekker om zonder Map door het Sweat te gaan en je Brain te ontzien door een keer op de Trails te blijven. De Mud komt de volgende keer wel (met een knipoog naar een bekende website).
Al laat het me niet los om het concept O-Trail eens wat verder uit te werken. Een soort MTB-O, maar dan MST-O, met geen 5 posten per km, maar 5 km per post. Trailrunning met je verstand op 100. Wie weet…
Even een speurtocht tussendoor!
Oei, ik loop maanden achter met mijn blog. Van alles gelopen in de tussentijd (Holland-OL Uilenbosch, Dubbelsprint Lunetten, NK Sprint Den Bosch, 3DvV Heiderbos en Kolenspoor, en de Klompen OL; de kaarten kan je wel zien op in mijn Quickroute archief), maar geen tijd gehad om wat te schrijven, omdat ik een HTC-O-Run aan het uitzetten was of omdat ik kinderfeestje moest organiseren.
Seger werd vijf, en verdient natuurlijk net zo’n gave speurtocht als Annelot voor haar eerste kinderpartijtje. Toen ging het om elfjes, een magische kralenketting die de weg kende, een betoverd kompas dat altijd de goede kant uit wees (nee, niet altijd naar het noorden), en een schatkist onder het speeltuinzand – dit keer was het een race, met snelle auto’s, motorgeluiden, verkeersborden, en nog rokende bandensporen. Met andere woorden, het was weer leuk.
Heeft dit iets met oriënteren te maken? Nee, maar ik schrijf lekker wat ik leuk vind. Hoewel, er zaten toch ook wat O-dingetjes in: als je de aanwijzing met de pijl die de richting aangeeft op zijn kop houdt, ga je de verkeerde kant op (180º fout?), en als de kaart ineens niet meer klopt (omdat de schoffelaars in de lokale hippie-moestuin mijn net-uitgezette parcoursje van rood-wit lint aanzagen voor een racebaan voor quads; eigenlijk wel een compliment voor mijn creatie), is het lastig om de route te vinden. Ha!
De helft van de route-aanwijzingen waren een verkeersbord, ofwel eentje dat er al stond, of een plaatje dat ik had opgehangen, waarbij de jongens in een boekje het bord opzochten, en daarnaast dan een pijl zagen staan met de te volgen richting. Dat werkte prima. De andere helft waren ‘parkeervakken’ kleine rechthoekjes van krijt op de stoep, waar, als je er een geprepareerde auto in ‘parkeerde’ de richtingaanwijzers van de wagen gingen knipperen in de richting waar de route heen liep. Erg leuk, ze wilden allemaal de auto boven op de tussen de stoeptegels verstopte magneetjes plaatsen, en pas bij de 10e bocht viel een van hen een stukje glimmend metaal in het plaveisel op.
En dan waren er nog aanwijzingen in de vorm van een met spuitkrijt aangebracht bandenspoor in een bepaald patroon. Er waren vier verschillende patronen, en de mannen wisten ze feilloos uit elkaar te houden. En zo wisten ze waar ze om het hardst (race)auto geluiden moesten maken (voor mijn dB-meter smartphone app), waar ze het in de struiken verstopte motorblok moesten demonteren, waar de benzinetank (met benzinemeter met bewegende wijzer) moest worden bijgevuld met een jerrycan (met water), en waar de binnenbanden moesten worden opgepompt (bandenpech!).
Kortom, het was weer een unieke speurtocht, en ze hebben allemaal de schatkist die onder de finishvlag begraven was gevonden. Ben er best wel weer een beetje trots op.
Snelle Lenteloop dankzij sprintshirt
Da’s natuurlijk onzin, maar ik vond het wel een pakkende titel. En er zit ook wel iets van waarheid in. Want het maakt maar al te veel uit hoe je je voelt bij het lopen, of je succes hebt of niet. En ik voelde me al voor de start lekker. “De voorspelling was in Nederland zeker warmer dan België?”, vroeg de startcommissaris, toen ik in de rij stond om te wachten, in mijn gaas-singletje. Warm was het niet, maar dat zou snel genoeg veranderen tijdens de race, en bovendien, het voelde stoer, alsof ik er harder in zou gaan dan anders. Bovendien was ik na een druk dagje multi-tasken met de kids, zwemlessen, spelende vriendjes, en huishoudelijke klusjes tussendoor, nu heerlijk ontspannen vanwege dat ene focuspunt: de Avond Oriëntatieloop. Volgens mij zou het goed gaan. Ik voelde het. Gewoon rustig denken, scherp blijven, hard lopen, en niets doen zonder plan: dát was het plan.
Piep-piep-piep-piep-PIEP! Start. Zoals ik zelf ontdaan was van mouwen, ontdeed ik de kaart van zijn plastic hoes. Geen poespas. Puur papier. Snel, rennen… kleine paadjes, doorsteken is niet de moeite voorlopig, twijfelen over 3 mm korter of langer heeft geen zin op een 1:5000 kaart. Pad, of toch door het veld? Geel met stippen is een akker, geen gras, en als zodanig getekend verboden terrein. Wist ik niet tot vorige week. Ik zou het paars arceren als baanlegger, om misverstanden te vermijden. Maar geen tijd om er lang over na te denken. En eigenlijk sloeg het ook nergens op, want het veld rechts van mijn route naar 1 lag uit de koers. Hooguit om de hoogtelijnen te vermijden. Was dit de snelste route, dwars door het bos, en niet over het pad links van me? Misschien niet, maar ik was maar 3 sec langzamer dan de snelste, dus ik reken het goed.
Op weg dan naar 2. De snelste loper deed het in 4 sec minder. Maar dwars door de braamtakken kon ik echt niet veel rapper. Dik tevreden.
Toen kwam 3. Zelfde overweging als op weg naar 1: de akker is verboden terrein. En de paden zijn toch behoorlijk snel. Hoe de snelste hier 14 sec minder over deed? Harder gelopen, denk ik.
Op weg naar 4, niet meer dan 3 sec verloren, maar het was ook een kort stukje. Ik had amper tijd om kaart te lezen. Maar dat had ik gelukkig al gedaan op weg naar 3. De flow zat er goed in vandaag.
De weg naar 5 was opeens interessanter. Door niet goed op te letten, en per ongeluk het paadje naar rechts in te duiken, liep ik een stukje om. Kostbare meters. 23 sec verloren, maar vast niet alleen om die meters. Er zijn gewoon jongens die sneller gaan, maar zo lang ze in de categorie H21 lopen, mag ik daar met mijn H40 toch best een stukje achter zitten.
Af en toe leek het toch wel gokken, onderweg, of de doorgangetjes tussen de huizen door wel echt doorgangen waren, en geen doodlopende steegjes of muurtjes. Hoe gemeen zou de baanlegger zijn?
Achteraf leek er niets verradelijks op de kaart te staan. Of ik had geluk, maar elke poging tot doorsteken bleek succesvol.
Nou ja, zeg! Op weg naar 6 zomaar 8 sec verloren. En het leek nog wel zo’n strakke doorsteek van mij. Zouden de wegen dan toch vlotter zijn geweest dan dwars door de zandbak in de speeltuin?
De weg naar 7 ging met 11 sec verlies. Vooral omdat ik het laatste stukje vast keek waar ik daarna heen zou gaan, en ik ook de post niet direct had zien staan. Maar dat was nog niets bij de vertraging naar 8.
14 sec verloren! Zo erg ziet het er toch niet uit? Een paar mm op papier, waarvan ik altijd roep dat het het twijfelen niet waard is. Maar inderdaad, de GPS heeft genadeloos vastgelegd dat ik om, in plaats van naar de post liep. Letterlijk omgelopen, dus. En dat terwijl, als je goed kijkt, de post gewoon midden op het pad staat, op de kaart, waar ik prompt voorbij liep.
Over het pad, of toch niet? Ik weet het niet meer. 7 sec, maar toch 30%, verloren op de snelste loper. Ik herinner me dat hele pad niet. Zou ik gewoon een paar meter er naast, door het struikgewas zijn gesjeesd? Het voelde alsof ik behoorlijk rap ging, gezien het terrein (op anderhalve meter boven de grond).
Op weg naar 10 was het vooral een kwestie van overleven, open plekken tussen de takken zoeken, waar ik nog een beetje vaart kon houden. Het lijkt niet de kortste route, maar ik had, volgens de spitsbrowser, gewoon glashard de snelste tijd op dit stukje! En zo voelde het ook.
Voorlopig leek het even gedaan met vechten tegen de natuur. Rechte lijnen, snel zoeken wat de snelste zou zijn, het paadje tussen de huizen door gemist (maar dat had niet zo veel gescheeld), en ik zie dat de snelle jongens er weer 23 sec minder voor nodig hadden. 7% sneller. Kan ik mee leven.
Naar 12 kon het in 20 sec minder. Nu lag het niet alleen aan mijn snelheid, maar ik had ook een kortere route kunnen kiezen, door een pad verder naar rechts te gaan, en dan de schuin doorstekende paadjes te pakken die door het bos naar de zandvlakte leidden. En dat terwijl ik niet eens ze weinig tijd had om een keuze te maken. Volgende keer beter, zullen we maar zeggen (en die volgende keer kwam er, want zoals je ziet was 12 een butterfly-post.
Naar 13 had ik wel her en der een paadje kunnen meepakken. Had me zomaar 14 sec op kunnen leveren (als ik ook nog keihard gelopen had). Maar zo kan je op alle slakken wel zout leggen. Belangrijkst is misschien dat ik direct op de post zelf af liep en daar geen moment verloor.
Maar 14 daarentegen, daar raakte ik zomaar 24 sec kwijt. Lijkt niet veel, maar is het wel als je bedenkt dat het ook in 34 sec kon. Als ik er achteraf naar kijk had ik beter naar het noordelijke pad (rechts op de kaart) kunnen lopen, en gewoon het hele bos omzeilen. Of liep er een tunnel dwars doorheen die ik even gemist had?
15 dan, 15 sec kwijt, maar hier heb ik geen idee waarom. Meteen door de brandgang gelopen, paadje gevolgd, kompaskoers genomen, en als een streep het bos in naar de post, waar ik met een enorme sprong op af dook; hij stond immers in een kuil.
Op weg naar 16 was het even goed nadenken. Of kijken. In elk geval leek er geen triviale route te lopen. Overal dicht bos onderweg, dus dan maar de paadjes iets naar het oosten. Niet verdwalen en de verkeerde afslag nemen, dat leek het belangrijkst. Voordeel van de paadjes volgen was dat ik wist waar ik uit zou komen op het brede pad, en dus ook zou weten waar ik weer het bos in zou moeten naar de post.
15% langer dan de snelste loper, deed ik over het traject naar 17. Verklaarbaar? Ik liep in noordelijke richting van 16 naar het pad, besloot niet te twijfelen en dus rond het hek te lopen in de richting waarin ik al liep, terwijl ik me meer concentreerde op het vervolg: de route rond het ‘witte’ terrein westelijk van de twee gebouwtjes. Kon ik daar nou ook noordelijk (rechts) omheen? Of stond daar een hek? Het viel me niet eens op, in alle vaart, dat het een niet-passeerbaar hek was. Gelukkig was er geen opening aan de oostkant, toen ik daar langs kwam, anders had ik mezelf ingesloten. En zo leek mijn route alsnog best succesvol. De brandnetels op het eind nam ik voor lief.
Geen seconde stilstaan, door naar 18. Als ik het zo zie was mijn snelheid in dit deel van de wedstrijd telkens ongeveer 15% lager dan die van de snelste loper. Dus dat is eigenlijk een mooie benchmark. Als je het zo bekijkt liep ik naar 18, maar ook naar 19, 21 en 23, best aardig op mijn par (personal achievement reference). Ze waren dan ook niet moeilijk.
Nog 12 posten te gaan. Dit kon mislopen, ik kon mislopen, maar ik liep er recht op af. Dat mijn GPS dat nog niet door had, dat zal wel aan mijn snelheid hebben gelegen. Het muurtje op het veld als uitgangspunt genomen, kompas er bij, lopen op de naald, en ogen open houden voor een kuil met een post er in. Het rode EMIT kopje stak er boven uit, en -hopla!- geklokt, en door naar de volgende.
De sportkantine was een mooie referentie, de parking daarentegen een obstakel. Vooral de auto’s die daar op stonden (en niet op de kaart). Het mini-veldje vormde een mooi aanvalspunt, alhoewel het heuveltje waar ik over moest wel een verrassing was. 12 sec klimmen? Nee, gewoon verschil in loopsnelheid, dat weet ik nou wel.
Wat slecht af had kunnen lopen ging wonderwel: geen paden, alleen wat reliëf, en gevoel voor richting (ook wel kompas genoemd), leidden me naar 21. Misschien kwam het doordat in het avondlicht de minuscule open plek rond de kuil waar de post stond een beetje oplichtte. Ik vond hem direct, en kon ook meteen doorstuiven naar de volgende.
Een 13 sec extra kostte het me wel, maar dat was het waard: dit was een moeilijk been, en om er dan toch zo heen te lopen, or richtingsgevoel, daar mag ik niet over klagen. Je ziet in de Splitsbrowser grafiek bij de lastige posten de relatieve tijden van veel lopers omhoog schieten, en dit was er dan ook zo eentje.
Dik tevreden voer de vorige, besloot ik in een rechte lijn (na ja, aanvankelijk dan) naar de volgende post te lopen. Het donkergroene bos zou toch min of meer een stoplijn vormen, maar het was wel zaak om het juiste punt uit te komen. Tegelijk liep daar nog een pad voor, en onderweg een hoop onderbegroeiïng, met loophinder tot gevolg. Achteraf had ik beter iets meer pad kunnen pakken, maar zo veel had het niet uitgemaakt. Eenmaal in de buurt begon het fijn-oriënteren. De vorm van het paadje dat er liep was in elk geval goed om me aan te refereren, en het was een kwestie van goed kijken om vervolgens de post te spotten. Weer geluk? Nee, gewoon wijsheid! Even dacht ik er over om op de fiets verder te gaan…
Snel, het donkere bos uit -had Roodkapje ook moeten doen- op weg naar 24. En daar na? Doorsteken, want omlopen is om. Het enige nadeel was dat ik geen idee had waar ik precies op het (2e) pad uit was gekomen. Maar dat bedacht ik pas toen ik daar stond. Je ziet (rood is langzamer lopen) dat ik eventjes nagenoeg stil stond. Dit was geen onderdeel van mijn plan. Dan maar richting de weg lopen, en passen tellen. Of toch niet? Enig gevoel voor afstand is me niet vreemd, en ik had ook het gevoel dat ik net op dat punt van het pad was aanbeland waar de onderbegroeiïng begon, dus boog ik af naar de post. Als het zo gepland was struikelde ik er ongeveer over.
Het open bos nodigde uit tot doorsteken. Misschien kon het weer iets korter, of over iets meer pad, maar vooral besloot ik de vaart er in te houden en niet te lang over enkele mm’s te twijfelen. De sportkantine bij het voetbalveld was in elk geval mijn mikpunt, en de dug-out naast het veld later mijn aanvalspunt. Even leek het mis te gaan toen de post niet leek te staan waar ik hem verwacht had. Maar gelukkig zag ik een hoekje van de postzak om de boomstam heen kijken, en niet veel later de complete post.
Nog maar een paar postjes, maar wel eerst een relatief lang been. Snel? Nou, toch 36 sec langzamer op bijna 3 minuten. Er waren twee mogelijke routes, en als ik ze achteraf opmeet zijn ze op de meter nauwkeurig even lang. Geen twijfel mogelijk? Dat wel, maar dat was niet verstandig geweest. Ik ben dan ook gewoon doorgelopen. Goed plan. Vol gas er op, en zelfs in het mulle zand op het eind de vaart er in gehouden. Altijd verrassend om te constateren dat een post waar je net al bent geweest, vanaf een andere kant komend toch weer ergens anders lijkt te staan.
Nog maar enkele posten; ook qua typen van dit verhaal. Alleen begon de vermoeidheid toe te slaan, en werd ik minder scherp. Dat komt natuurlijk door dat mulle zand, van daarnet. Paadjes hadden me sneller bij mijn doel, post 27, gebracht, denk ik, maar het voornaamste was dat ik niet de verkeerde afslagen moest nemen. Ik besloot daarom vooral op kompas verder te gaan. Het bos liet het toe, en dat verminderde het risico op het verkeerde pad te lopen. Even twijfel op het eind. Ik wist zowaar niet meer wat bruin betekende, tot ik de parking bij het CC zag, en de heuvel waar ik bij aankomst al een post bovenop had zien staan. Dat moest hem zijn. Sprintje bergop, en in duikvlucht er weer af… Toch had ik op dat kleine stukje 30 sec verloren ten opzichte van de snelste loper.
Terwijl ik de gele vlakte (het grasveld) op liep doemde op de kaart het groene bos tussen het noordelijke pad en post 28 op. dat was niet goed. Ik zou beter over het oostelijke paadje kunnen lopen, en dan het noordoostelijk grasveldje nemen. Hoe ik het deed weet ik niet, maar ineens was ik het pad kwijt. En daarmee ook de koers naar het open veldje. Op kompas dan maar, want ik wist waar ik me ongeveer bevond. Hoogtelijnen volgen. Door een kuil, en zoeken naar iets dat omhoog leidt. En dat lukte. 15 sec verlies, op ongeveer 1 minuut. Het had slechter kunnen aflopen. Ook hier vraag ik me weer af hoe de snelste lopers dit deden. Schreef iedereen maar zijn gedachten op internet, en zette zijn GPS track er bij!
Dat open veldje van daarnet, dat kwam alsnog van pas. Als mikpunt, maar ook om snelheid te maken. En daarna zocht ik naar een slenk, want die stond op de kaart, en zou me recht naar 29 leiden. Veni, vidi, vici. Kort samengevat. En daarmee ook op 3 sec na de snelste tijd op dit been! Top!
Beetje van slag, kennelijk, want een beetje van koers was ik wel zo te zien, op weg naar de één na laatste post. Maar snel gecorrigeerd, en met hooguit 10 sec verlies rende ik vol gas naar 30. Kon ook niet missen, alhoewel ik vlak bij de post toch even goed in het rond moest kijken. Ik had hem eerder verwacht. Intussen heb ik al meer woorden geschreven dan ik in de tijd, als lopend, kon denken, dus laat ik het hier bij houden.
Dat was grappig! Althans voor de mensen die voor het CC stonden te kijken hoe ik richting finish liep. Ze hadden me ‘van rechts’ verwacht, en ik kwam ‘van links’, op de kaart van rechts. Dat zat zo: natuurlijk had ik op de kaart gezien dat de post gewoon in het verlengde stond van de rand van het veldje, maar ik zag hem niet direct staan. Dus keek ik hoe ver ik van het pad rechts af was. En, met mijn blik, werd ik zelf ook naar rechts getrokken. Geen post. Hoofd naar links. Warempel, ik loop er bijna voorbij! Haak de hoek om, en sprint naar de kuil, sprong er in, en aanzetten voor de eindsprint. Want het is altijd leuk op het laatste been in elk geval de snelste tijd neer te zetten.
Voor de volledigheid een plaatje er bij, al levert dat vanuit didactisch oogpunt niets op. Er hing een rood-wit lint, dus mis kon het niet gaan. Wel bedacht ik dat ik, op weg naar de voorlaatste post, natuurlijk gewoon dat lint had moeten zoeken, in plaats van de post; dat was nog veel duidelijker en sneller geweest. Maar desalniettemin, op 1 sec na het snelste laatste been. Of, wacht, zie ik daar dat Lieke het zelfs in de helft van de tijd kon? Tijd voor een strak pakje en een rolletje in een Marvell Comic?
Conclusie
Niet mis, deze loop. Heel afwisselend, niet moeilijk, maar ook niet makkelijk. Soms toch echt met beleid gelopen, met name de lastige posten. Waar nodig goed het reliëf gebruikt, en dat heeft geholpen. En vooral, valt me op, heb ik goed vooruit gedacht. Geen 5 posten, maar toch telkens minstens het volgende been vooruit gepland, en telkens met een aanvalsplan op pad gegaan, met een aanvalspunt in mijn hoofd. Eigenlijk helemaal volgens het boekje, dus. En dat zie je aan mijn tijd. 7e van de 49, da’s best om tevreden over te mogen zijn.
The making of
Overigens heb ik de kaartjes in deze blog met een scriptje gemaakt, dat uit de .jpg en .xml export files van QuickRoute losse afbeeldingen maakt, die roteert, zodat de lijn van post-naar-post recht vooruit loopt, en opslaat. Handig! Scheelt een hoop tijd, en volgens mij voor de lezer van mijn blog uitermate overzichtelijk: niet meer heen en weer tussen kaart-pagina en tekst als ik het heb over post zus-en-zoveel.
Een volgende stap wordt dat ik niet de losse kaartjes toevoeg, maar dezelfde afbeelding eenmalig, en met HTML5 image rotation en cropping de kaartjes naast de tekst plaats.
Ten slotte valt op dat de kaartjes meer pagina-ruimte innemen dan de tekst, en ik ze eigenlijk pas in volledige afmeting zou moeten uitklappen als je als lezer over de bijbehorende tekst gaat. Maar ja, hoe ziet je browser waar je naar kijkt? Ben je boven of onderaan het scherm met lezen? Voorlopig blijft de lay-out dus maar even zoals pagina. Als ik WordPress nou eens een plaatje links zou laten plaatsen waar het vorige links-uitgelijnde plaatjes ophoudt…
48 posten op de Einderheide
Wat? 48 posten? Dat is wel heel veel. In 1 omloop? Inderdaad, maar ik was dan ook proefloper, en ging ze allemaal ‘s morgens vroeg even af. Ik had op het oog de kortste route bepaald, een klein handelsreizigersprobleempje met 48 knooppunten, en tot mijn verbazing kwam Concorde tot precies dezelfde route. Leuk. Dat geeft hoop mocht ik ooit nog eens een aan een Rogain meedoen.
Alle posten stonden nagenoeg goed. Ik heb een paar een metertjes heen-, op-, neer- of weer geplaatst, en een enkele 30 meter verderop gezet, perfectionistisch als ik ben. Uiteraard na overleg met de baanlegger. En zo werd het, niet alleen vanwege het weer, een perfecte wedstrijd.
Maar misschien wel het belangrijkste: ik hem mijn Geocache-maat Wout147 aan het oriënteren gekregen! En zo kwam hij meteen met stip binnen op de 13e plaatst (van de 26 lopers). Ik had verder niet verteld welke leeftijdscategorie bij omloop 5 hoorde….
Leunstoelorientatie
Voorlopig even niet oriënteren. Niet omdat ik niet wil of niet kan, maar het komt er niet van. Niks beurse kuiten of rotte knieën, luchtbellen in mijn kompas of andere schamele smoezen. Maar puur tijdgebrek op zondagmorgens, een gebrek aan oriëntatielopen op de kalender op vrijdag- of woensdagavond (de nachtlopen zijn gestopt en de avondlopen nog niet begonnen). En de militairen houden zich ook even op de vlakte.
Wat doe ik dan?
- Zelf door het bos gaan rennen, tevoren een kompaskoers dobbelen en zo goed mogelijk op het lijntje blijven. Hoewel enige planning wel helpt om niet al te veel daken en snelwegen over te hoeven.
- Oriënteren vanuit de leunstoel: ik kan natuurlijk elke avond Catching Features gaan spelen, of Suuuuuntusimilatori.
- Bloggen over oriënteren. Maar als je niet loopt is schrijven ook minder boeiend.
- ‘Gewoon hardlopen’ om wel in vorm te blijven.
- Willekeurige purperen cirkels op de kaart van en rond Eindhoven tekenen en gewoon gaan rennen.
- Naar ‘Stiphout’ om wat Belgische Bieren in te slaan voor het na-de-wedstijd-gevoel. Er stond gisteren een Westvleteren XII is het schap. Toen nog wel…
Maar ik denk dat de beste oefening is aan de kaart van de High Tech Campus te werken. Want op 9 juli 2014 houden we daar een Urban Orienteering Run, een beetje een mix van een sprint met ook wat langere stukken er tussen. Het wordt een reguliere wedstrijd, maar ook rekening houdend met beginners die het voor de eerste keer doen. Met reglementaire omlopen, maar ook met twee of drie omlopen die eenvoudig beginnen en langzaam in moeilijkheid opbouwen, voor de debutanten. Met korte benen, maar ook een paar langere, want veel beginners zullen van huis uit gewend zijn langere stukken op verharde paden te lopen. Kortom, voor elk wat wils. Met leuke verrassingen in het parcours. En uitdagingen.
Dus ook al zul je me de komende maand niet vaak bij een wedstrijd zien, ik ben er wel degelijk mee bezig. Houd mijn blog maar in de gaten.
Ultra-orienteering: 52 km rennen op kaart en kompas – Midwinterrun 2014
Na een spannende race van 52 km wonnen we de MWR’14. Alle posten gevonden, en slechts 3 foutjes onderweg.
Survivalteam 3e | De Bosraggers 1e | Menno en Ruud 2e |
Na de lol en het succes van vorig jaar was al duidelijk dat team Bosraggers zich zou inschrijven voor deze Midwinterrun, zodra de datum bekend was. Zo gezegd, zo gedaan. We lazen afgelopen week nog even het verslag van de vorige editie door, spraken de dag tevoren onze tactiek af, pakten onze spullen (vol geheime slimmigheidjes, net als elk ander team), en gingen de ochtend zelf om 5:50 de deur uit, op weg naar Lunteren. Dit keer niet met een lege benzinetank en zonder ontbijt, wat vorig jaar best onhandig was, toen alle pompstations dicht bleken. Als eersten kwamen we aan, maar al snel liep het vol met nerveuze lopers, die ook nog even snel hun uitrusting op orde moesten maken.
Start
Toen om 8:15 de briefing begon werd duidelijk dat de opzet niet veranderd was. Al gingen we niet per bus op pad, maar zouden we gewoon starten waar we toen waren. Alleen toen het echte startschot viel, en elk team zijn enveloppe met kaarten voor de dag kreeg, prijkte daarin slechts een Topo25 legenda en een half kaartje van het dorp, met een aantal opdrachten. Voordat we deze correct hadden uitgevoerd mochten we niet weg; tot na 9:00 althans, en dan kreeg je meteen 30 strafminuten er bij. Na 8 minuten hadden we de juiste oplossingen, en gingen -als eersten- op pad, om roadbook, extra aanwijzing, en kaarten te verzamelen bij de gevonden kerken van de opdracht.
Dat was wel een beetje een teleurstelling: geen verwarmd klaslokaaltje zoals vorig jaar, om op ons gemak de ontbrekende punten in te tekenen op de kaart aan de hand van coördinaten in RD-, UTM-, en graden-minuten-seconden-notatie, maar een vochtige stoep of een bemost bankje op het kerkhof. Bijna 25 minuten hadden we nodig om de kaarten aan elkaar te passen, de relatieve hoek en schaal te bepalen, slechts 6 coördinaten in te tekenen, en de meest tactische volgorde te bepalen, er rekening mee houdend dat we van één punt, CP4, de coördinaten pas onderweg zouden vinden, en het vast niet tussen CP3 en CP5 zou liggen op de kaart. Te lang kostte dat! Maar daar kom ik op het end nog op terug. Eerst op pad…
Etappe 1
Maar meteen bij CP1 ging het al mis. Vijf teams -we dachten dat we snel waren- stonden al te zoeken (en soms ook punten in te tekenen op de kaart) maar niemand leek iets te kunnen vinden. Wij ook niet. Na 5 minuten opgegeven, en doorgelopen naar punt CP2. Bij CP3 vonden we de locatie van CP4, die we meteen maar intekenden op de kaart, en die inderdaad pas tussen CP13 en CP14 bleek te liggen. Bij CP5 vonden we opnieuw geen blauw kaartje. Vervelend. Toch maar goed het roadbook lezen. En wat bleek: er stond “Noteer nummer (op afstand zichtbaar)”. In tegenstelling tot de andere punten waar duidelijk “Noteer CP nummer” bij stond. En dat viel nu pas op, na 5 minuten zoeken, en, erger nog, na hier ook bij CP1 helemaal overheen gelezen te hebben. We noteerden het nummer van de kilometerpaal van de spoorlijn, en bedachten dat er bij CP1 vast ook een bord of paal met nummer had gestaan. Zouden we terug gaan? Of er later nog langs lopen? Eerst maar verder, naar CP6.
Langs CP6 liepen we van de kaart af. De volgende, een Google Satellite luchtfoto, stond een paar graden geroteerd ten opzichte van de vorige kaart. Gemeen, maar we hadden het snel door. Globaal hadden we hem al georiënteerd op basis van de schaduwen van de bomen. Alleen liepen we vrolijk naar het punt links onder, om pas daar te beseffen dat dat het CP12 was waarvan tijdens de briefing verteld was dat het vervallen was. Stomstomstom. Maar op zich wel een mooi plekje…
De punten er na, CP9 en consorten, schijnbaar willekeurig genummerd, gingen zonder noemenswaardige problemen, maar onze voorsprong was verspeeld. Bij CP8, een hoogspanningsmast, werden we “betrapt” door een man met een jachtgeweer: wat we daar wel niet deden. Privé terrein, verboden toegang. Maar op onze route om er te komen stond geen bordje. Het was ook niet echt de standaard route. Na wat uitleg, en het besef dat het om niet zo veel mensen ging, liet hij ons verder gaan. Maar hij was er niet blij mee, ook omdat tijdens het gesprek 5 teams her en der uit de struiken kwamen springen. Er volgde een punt, CP13, op een soort heuvel die volgens de kaart ook een kuil kon zijn. Topo25 geeft niet aan wat omhoog en wat omlaag is, zoals op een echte IOF oriëntatiekaart. Het bleek een kuil. Maar de vaart zat er weer aardig in, en in no-time vonden we CP14 en CP15.
Daarna leek het ons handig om alsnog CP1 langs te gaan. Leek op dat punt maar een kilometer heen en terug – in het echt iets meer vanwege ontbrekende spoorwegovergangen en een bloemkoolwijk.
Maar 10 minuten omlopen scheelden wel 30 strafminuten. Door naar CP17 en CP16. CP17 leek er niet te zijn. Er stond een hek, maar daar binnen leek het privé terrein, en na onze eerdere ontmoeting was dat niet direct het aangewezen speelveld. Gelukkig zagen we het nabijgelegen valse CP niet, dat volgens de kaart die we achteraf te zien kregen zo dichtbij lag dat andere, juiste CP’s, even ver bleken te hangen van het punt op de kaart, en we dus ook als “vals” haddenkunnen interpreteren. Het blijft soms een beetje “fuzzy”.
Dan maar door naar CP16, dat, na verkenning, heel duidelijk binnen het zelfde hek lag. En waar we zonder artikel 461 te passeren prima konden komen. Dat wierp een ander licht op CP17, dat inderdaad binnen het hek bleek te liggen, en wel zo dat wij het ook van buiten hadden kunnen zien hangen (en lezen, mits we een verrekijker hadden gehad). Het andere team dat met on naar CP17 had gezocht -en het ook niet leek te kunnen vinden- had het wel zien hangen en was via de andere kant omgelopen. Zo zie je maar.
Als tweede kwamen we na CP18 bij de start, waar een verrassing wachtte: de schietbaan van SV Tyr werd inderdaad gebruikt, en met 5 luchtbuks kogeltjes zouden we evenzoveel doelen raken. Lastig, met een bonkend hart en gierende hartslag, maar we bleken er goed in! Ik schoot 49 uit 50 punten, waardoor dit maar 1 strafminuut opleverde.
Etappe 2
Het intekenen van de punten van etappe 2 ging sneller dan bij de eerste etappe, want binnen 20 minuten stonden we weer buiten. Dit keer hadden we dan ook een tafel tot onze beschikking. De combinatie-coördinaten met noord in RD en oost in dd°mm’ss”s waren iets lastiger vanwege de hoek tussen de noord-zuid meridianen van de twee stelsels (0.3° voor RD, maar bijvoorbeeld ruim 3.2° voor UTM ten opzichte van het ware noorden).
De tweede etappe leek qua uitvoering op de eerste. De punten stonden al op de meest logische volgorde, alleen CP30, waarbij niet “Staat op de kaart” staat, blijkt, na intekenen, gelijk te zijn aan CP17. We vragen het team Chickenpower, de organisatoren, maar zij kijken wat verbaasd: “Natuurlijk blijven de kaartjes op dezelfde plek hangen, maar je kan de controlenummers van etappe 1 toch niet meer opnieuw inleveren.” Vreemd. Later blijkt dat er nog een CP30 is, dat wel op de kaart staat getekend, en dat het dus twee keer gegeven is, op totaal verschillende locaties, blijkt een fout. We nemen het zekere voor het onzekere, en gaan beide plekken af, ook die waar we al eerder waren, want dat het een vergissing is en geen /uitdaging/ horen we pas na de finish. Vreemde beslissing, want dat CP17 een “8” was wisten we al, en om dan nog een keer te gaan kijken…
Voordat het zover is lopen we nog langs CP22 t/m 24, met bij ééntje een relatief eenvoudige projectie, die we op passen en kompassen uitvoeren. Dan, bij CP25, wordt het weer lastiger. Een wirwar van paadjes, en twijfel welke het is. CP26 is nog lastiger, vooral omdat hij zo makkelijk is! Het CP kaartje hangt dusdanig in het zicht dat het wel vals moet zijn, zo denken we. Bovendien lopen er meer paden dan op de kaart staan. Terug, heen, rondje maken, double-check, maar we blijven bij het in-het-oog-springende kaartje. Moest wel kloppen.
De heuvel op naar de toren, tweede paadje linksaf in… nee, dat klopt niet, dat loopt in een rechte lijn van de toren of, en wij moeten er eentje eerder hebben. Dit lijkt wel die stippellijn op de kaart. Doorlopen tot de splitsing, iets noordelijker, maar dat matcht niet. Dan maar het westwaartse pad volgen om te zien waar dat uitkomt. Dat lijkt het westelijke kleine paadje onder de ‘a’ van Galgenberg te zijn, maar komt niet uit op het oorspronkelijke pad de heuvel op. Uiteindelijk vinden we het CP, maar de kaart klopt hier niet. En dan blijf je twijfelen of het niet een vals CP is, want weet team ChickenPower -aha, vandaar dat CP op alle kaartjes- dat ook? En bij CP28 gebeurt iets soortgelijks. Het beoogde en gezochte pad is vanuit het westen komend niet te herkennen, staat wel op de kaart, maar pas na veel zoeken vanuit de andere richting vinden we iets pad-achtigs met een CP-kaart.
Ook CP29 zorgt voor wat vragen. Op de kaart staat het overduidelijk midden op de open heide vlakte getekend, waar een schitterende klimboom staat. We klimmen er in, vinden niets, en noteren tenslotte een CP nummer op een boom aan de rand van de vlakte? Vals? Daar moeten we later maar achter komen. Twijfelen doen we zeker. Misschien daarom wel gaan we langs het overbodige CP30 om ook dat te noteren, terwijl we niet eens weten of dat er wel zal hangen. Team CP was zich kennelijk nog niet bewust dat er iets fout was, laat staan dat wij wisten wat er dan precies niet klopte.
Doen we eerst CP32 en dan CP31? Het kan net zo goed, qua route. En dat blijkt maar goed ook, constateren we ruim drie en een half uur later als we etappe 4 lopen. Want er vlakbij ligt nog een punt dat we, vanuit zuidelijke richting komend, vast eerder hadden gezien. Maar vanuit het westen komend vinden we het juiste CP32 bij een bankje. Da’s boffen. CP31 is al vanaf meters afstand te zien, want het is weer een nummer op een mast. Een nummer dat we een paar uur later niet vergeten zijn.
Daarna wordt het weer even makkelijk. Een klein beetje twijfel bij CP35 -is het nu een bult of een kuil op de kaart?- want het blauwe kaartje hangt voor ons -enigszins wantrouwig afgestelde- gevoel veel te opvallend. Maar de locatie klopt, dus het zal wel goed zijn. Maar dan gaan we de mist in. CP36 lijkt de voordeur van een grote villa met oprijlaan, waar we niet kunnen komen. Maar de aardige mensen die er wonen hebben met riante cijfers hun huisnummer op het muurtje naaste de oprit gezet. Helaas blijkt dat we het CP een seconde te snel en een paar mm te laag hebben ingetekend, en het om een heel ander huis ging. En omdat het verkeerde nummer geen vals CP was kostte het geen 45 maar meteen 60 strafminuten.
Hoe 1 seconde overeen komt met 60 minuten…
Bij CP38 constateerden we rap dat een PowerBar Shot gewoon een soort winegum is en makkelijk in het verkeerde keelgat schiet als je rent, en dat we het punt verkeerd hadden ingetekend. Vanwege de klassieke fout: het verkeerde van de drie grids op de betreffende kaart gebruikt. Maar het is snel hersteld, en binnen twee minuten vinden we het CP. Alleen een ontbrekende spoorwegovergang, en vijf loden luchtbukskogeltjes, staan nog tussen ons en etappe 3.
Etappe 3
Als we echter de enveloppe van etappe drie openmaken nemen we een verkeerde beslissing. Inmiddels zijn er nog een paar teams het clubhuis binnen gekomen, maar dat zorgt niet voor tijdsdruk. Integendeel. We gaan op ons gemak kijken hoe we de peilingen op de beschikbare kaarten kunnen tekenen, rekenen de schalen om, en constateren dan pas dat het uiteindelijk veldwerk wordt. Maar, dat is het gekke, dan zijn we al ruim een kwartier verder. Het heeft wel enig nut gehad: nu staan de kompaskoersen vast exact op het blad met de bol-pijl route, weten we dat sommige punten op de satellietfoto afgebeeld staan, en, omdat we de eerste peiling van 210 meter tussen clubhuis en kruispunt kennen, kunnen we mooi exact onze paslengte lopend en rennend kalibreren. En dat blijkt goed te werken. Althans, bij de eerste paar punten. Zodra de weg tijdens een been van de peiling een knik maakt klopt de schatting niet meer, en bovendien staat er een boerderij op de line-of-sight zodat ook de peiling niet goed lukt. We schatten dat we ergens uit moeten komen, maken de 2e peiling naar CP43, en vinden daar niets. Als die eerste afstand nou eens te krap was ingeschat? (En dat was ook zo.) Dan moeten we nog iets verder naar het oosten. Weldra vinden we daar een CP, en volstrekt tevreden gaan we door naar CP44 en CP45. Omdat CP44 op de luchtfoto herkenbaar is controleren we de afstand en koers daarheen niet, en zijn ons nog steeds van geen fout bewust. Achteraf is het verschil zo duidelijk op de kaart te zien dat je niet snapt dat dit mis ging, zeker omdat de koers zo veel afwijkt. Omdraaien terugpeilen vanaf het knikpunt had zeker de fout kunnen voorkomen; maar ook zelfs misschien als we vanuit CP44 terug hadden gekeken. Misschien voelden we de hete adem van de achtervolgende teams in onze nekken.
CP45 was makkelijk, CP46 weer een lastige vanwege ontbrekend zicht, en CP47, CP48 en CP48a waren weer eenvoudig. Maar wat we wel van onze tweede fout, en de verloren tijd bij CP47, leren, is dat we dit soort peilingen nauwkeuriger moeten uitvoeren, controleren, en misschien zelfs een echte dead reckoning berekening maken op de zakjapanner. Een aandachtspuntje…
Etappe 4
Dan steekt de wind op. Het wordt koud. Bij CP49, waar we de kaarten van de vierde en laatste etappe krijgen, is wel een (prehistorische) hut, maar het is veel te donker binnen om daar te tekenen. Een half uur lang zitten we met verkleumde vingers op een houten trappetje van een kippenhok, met iets verderop inmiddels nog twee volgende teams, die ook aan het intekenen zijn. Ook dit keer weer kaarten met afwijkende schalen, verschillende coördinatensystemen, onlogische volgordes, en ontbrekende indices bij sommige gridlijnen. En dus moet er weer gerekend, geconstrueerd en gepuzzeld worden. Onheilspellend is dat er van de twee opzettelijke witte plekken op de kaart, er maar eentje een CP ingetekend krijgt. Dat kan haast niet kloppen. Double-check.
Als we klaar zijn en weer op pad gaan vertrekt het volgende team vrijwel direct ook. Samen gaan we naar het volgende, nabijgelegen, CP55, maar op weg naar CP50, dat volgens ons toch echt een logische volgende bestemming is, gaan ze een andere kant op. Vreemd. Nou ja, via kale akkers en schrikdraad komen we bij CP51, een CP onder een afdakje, en na nog wat overklimbare hekken stranden we voor een hoog hek met prikkeldraad, tussen ons en CP52. Het kan niet de bedoeling zijn dat we daar over klimmen. Toch? Fout ingetekend? Ook niet. Dan maar doorlopen. Het volgend team even verderop verdwijnt opeens linksaf, waar kennelijk toch een doorgang is. We volgen, maar zien ze niet meer. Wel vinden we CP52, via een tourniquet.
De daaropvolgende aanwijzing ligt onder paal #15. Gelukkig weten we nog welke paal #14 is, en zo kunnen we er direct heen rennen. Daar staat dat CP54 op 86 meter en 168 graden ligt. Het andere team is weer bij ons, en roept hardop “186 meter”. Ook goed. Wat zij willen. We noteren het CP nummer op 86 meter, roepen dat dat nog lang geen 186 meter is, en gaan vrolijk met ze mee naar de plek waar niets ligt, om na een minuut te besluiten dat we “het wel weten en verder gaan”. Zij zoeken nog even door, want het CP moet daar ergens zijn, want wij weten het immers. Na CP53, een kuil, en CP56, een boom, ook makkelijk, maken we onze derde, en tevens laatste fout van de dag. Een projectie over een lange afstand, 600 meter in dit geval, levert bij een onnauwkeurigheid van 2°, wat ook niet geheel ondenkbaar is, al een miswijzing van 20 meter op. Dat lijkt niet veel, maar achteraf blijkt dat daar elke 30 meter een vals CP hing, wat dus nauwelijks meetbaar is. Wij lopen prompt tegen het meest in het oog springende blauwe kaartje in de hoek van het veld aan, en gaan blij verder.
Nog maar een paar te gaan, en we zijn op de terugweg. Een CP op een steil pad, op de kaart halverwege een helling (dat bijna onderaan blijkt te hangen), en eentje onder een boom in een zandgeul die ontbreekt op de kaart en alleen door passen tellen gevonden wordt, zorgen voor nog wat vertraging. Maar we vinden ze uiteindelijk. Over CP61, CP60 en CP62 valt niet veel te zeggen. Maar het wordt wel donker, en daarmee zijn de CP-kaartjes steeds lastiger te vinden. CP63 zorgt voor twijfel. Waren we daar niet al geweest? Hetzelfde CP controle getal, zou dat kloppen? Is dit een soort CP30-deja-vu? Of hebben we een fout gemaakt? Het blijkt het laatste, maar deze keer, in etappe 4, moet hij wel kloppen. We zijn te uitgeput om ons er nog druk om te maken. Bij CP64 komen de zaklampen tevoorschijn. CP65 wordt onder een paaltje gevonden (zou iemand anders deze spotten?), en voor CP67 moeten we een spoorlijn en een hek passeren. Het lijkt even zoeken, maar net op dat moment gaan de spoorbomen knipperen omdat er een trein aan komt, en zo vinden we het met gemak. Het hek bij 67 gaat gewoon open, terwijl we in de verte, zo rond CP63, een hoofdlampje uit het bos zien komen. Dat is nog bijna een kilometer achter ons, maar toch voelt het als opgejaagd, zodat we het laatste stuk tot de finish weer flink doorrennen.
Finish
En zo komen we net voor 18:00 binnen, op de valreep zonder strafminuten. Want elke minuut dat we vòòr zes uur eindigen levert punt 1 bonus, maar elke minuut ná 6 kost 2 strafpunten. Tenslotte moeten we nog een keertje schieten, maar ook dat is weer allemaal raak.
Een paar teams waren al binnen, maar al gauw verschijnen uit het donker ook de meeste andere teams. Op zich opvallend, want ook met 2 strafpunten per minuut, levert elk gevonden CP 30 punten op, en mag dus 15 minuten kosten. 67 posten in 9½ uur betekent gemiddeld 7 per uur, en dus 8½ minuut per post. In dat tempo kan je dus nog gemiddeld 13×7 = bijna 100 punten scoren in dat laatste uur.
Maar daar was het op dit tijdstip, met zoveel kilometers in de benen vast niet meer om te doen. Een heerlijke warme dampende Chinees lonkte, en frisse biertjes. En zo sloten we met zijn allen, onder het houden van stoere verhalen over onze ontberingen, nagenietend van de mooie tocht, het evenement af. Nou ja, bijna, want er volgde nog een prijsuitreiking die me nog lang zal heugen.
De uitslag
Spannend! We hadden alle posten aangedaan, en waren net voor zessen binnen. Maar dat zegt niet veel. Die paar minuten voorsprong of achterstand op het eind betekenen namelijk bijna niets. Het gaat om de strafpunten voor niet gevonden, maar vooral valse en foutieve posten. Dat maakt het verschil. Kijk maar naar de uitslag hier onder. We kwamen 13 minuten voor de #2 binnen, Menno en Ruud, maar het verschil in de score is 181 punten, ruim “drie uur”. Zo gaat dat bij een Midwinterrun. Maar dat neemt niet weg dat de andere teams er vast net zo genoten hebben als wij! Wat ook te lezen valt in de verslagen van team Horse and Brainpower en team Survival of de Crows.
Maar om een lang verhaal kort te maken: we hebben gewonnen!
Na een paar dagen werd ook de uitslag per team en per CP gepubliceerd door ChickenPower. En dat leent zich dan weer voor wat leuke statistische beschouwingen.
Conclusie
Het was weer een geweldige dag en tocht. Toch heel anders dan bijvoorbeeld de WOR (zie mijn verhalen van 2012 en 2013), maar ook dan de Midwinterrun van 2013. Er zat dit keer méér in:
- meer kilometers met name,
- maar ook de schietopdrachten,
- de logicaopdracht bij de start,
- meer in te tekenen CP’s.
Maar ook minder, zoals
- minder sneeuw (nou, zeg, dat kan je toch plannen!? – het levert zulke mooie foto’s op)
- geen water of andere avontuurlijke hindernis (en dus ook minder stoere verhalen voor later)
- geen memorisatie-opdracht (van de gedachte er aan werd ik wel een tikkeltje nerveus)
- geen actie-foto’s onderweg
Maar dat houdt het afwisselend en interessant. Alleen mistenwe sommige elementen wel een beetje, wellicht ook omdat we daar op min of meer op gerekend hadden. Eerlijk gezegd hoeven er van de kilometers volgend jaar niet méér in te zitten.
Analyse
Ik kan het nooit laten om achteraf nog eens te bekijken hoe het ging. Daarvoor droegen we een GPS-hardloop horloge en een tracklogger, die achteraf verteld wanneer we waar hoe hoe hard liepen en hoe hoog we zaten. Tijdens het lopen heb je er niets aan, maar dat zou ook niet leuk zijn. Hiermee kan ik na afloop onze route op de diverse kaarten plotten, bijvoorbeeld met OziExplorer of Mapsource, maar ik gebruik in dit geval liever QuickRoute. Zo kan ik makkelijk de tijden van de losse deeltrajecten bekijken, en zien hoe lang we hebben lopen dralen rond elk CP. En op die manier kom ik tot het volgende overzicht:
Tijdsverdeling
Ongeveer 1/3 van de tijd hebben we gerend (meestal rond de 5’15″/km, soms 30″/km sneller of langzamer), ook 1/3 stonden we stil, en de rest was een snelheid er tussen in, ofwel wandelend, ofwel zoeken naar een CP.
In de diagram hier boven valt wel op hoe ontzettend veel tijd we kwijt waren met intekenen op de kaart. Dat is echt iets dat veel sneller moet kunnen. Twee uur zoeken klinkt veel (ik heb de tijd bepaald dat we rond de CP’s bewogen), maar met 67 posten is dat minder dan 2 minuten per punt. Soms zagen we het CP-kaartje hangen in het voorbijgaan, maar soms kostte het meer dan 5 minuten.
Tempo
Uit het de snelheidsverdeling over de tijd kan je halen dat we ongeveer 1/3 hebben stilgestaan of langzaam hebben gelopen, 1/3 met een fors temp van 5 min/km hebben gelopen, en de rest iets daar tussenin. Bij een normale oriëntatieloop sta ik tussen 6 en 9 % stil. Maar nu moest er ingetekend worden, uiteraard.
Per etappe heb ik nog eens de tijd uitgesplitst die we bezig waren met tekenen, zoeken, en lopen. En de verloren tijd vanwege “externe factoren”. Wat overblijft is de tijd dat we liepen of renden, en dat levert, met onze afstand per etappe, een gemiddelde snelheid en temp op. Dat valt, zeker in de eerste etappe, zeker niet tegen. In de derde ging het een stuk trager, maar dat kwam vooral vanwege de extra moeilijkheidsgraad. Tevoren intekenen op de kaart betekent dat je de rest van de etappe dóór kan lopen, maar juist bij de peilingen was dat niet het geval.
etappe | intekenen (min) |
zoektijd (min) |
extra vertraging | afstand gelopen (km) |
tijd gelopen | tempo (min/km) |
snelheid (km/u) |
1 | 8+25+3 | 26 | 5 minuten praten met de jagers rond CP8 en CP13 | 19.1 | 1:49 | 5’37” | 10.7 |
2 | 19+1 | 34 | 3 minuten zoeken naar een dubbel CP30 | 15.5 | 1:41 | 6’21” | 9.4 |
3 | 18 | 23 | 6.5 | 0:54 | 8’15” | 7.3 | |
4 | 29+1 | 23 | 11.8 | 1:23 | 6’48” | 8.8 | |
totaal | 1:44 | 1:46 | 52.9 | 5:40 | 6’25” | 9.4 |
Afstand
Als ik onze afstanden vergelijk met de “snelste” route (niet in vogelvlucht, maar wat we idealiter gelopen zouden hebben), zie je dat we vooral in etappe 1 de extra kilometers hebben gemaakt, en de rest is wat kruimelwerk vanwege zoeken en verkennen.
Per etappe heb ik gekeken wat we verloren hebben. Als ik daar de substantiële stukken vanaf trek houd je het kruimelwerk over. En dat is ook niet gering.
etappe | gelopen afstand | snelste afstand | opmerking |
1 | 19.1 km | 13.4 km | 800 meter kostte het ommetje langs CP12 dat er helemaal niet was (wat we stiekem wisten), 200 meter bij CP7, en 2.8 km als we niet nog een keer langs CP1 waren gelopen (wat ook in 2 km had gekund achteraf). Twee kilometer hebben we dus geslingerd onderweg, zoekend naar blauwe kaartjes. |
2 | 15.5 km | 12.2 km | Als de de 8 van CP30 gewoon hadden ingevuld en niet nog eens zouden zijn gaan kijken, had dat 200 meter gescheeld. En nog 300 meter op het end, als we van onze kaart af waren gelopen en de noordelijker overweg hadden genomen. De overige 2.8 km zijn dus cirkelen en zoeken geweest, naar met name CP26 en CP27, en een kilometer bij de overige punten.. |
3 | 6.5 km | 5.8 km | Ruim 600 meter hebben we extra gelopen op zoek naar CP46, een been van slechts 303 meter. |
4 | 11.8 km | 11.5 km | 600 meter hadden we kunnen besparen door op weg naar CP52 over het prikkeldraadhek te klimmen. En nog 200 meter elders. Dus deze etappe was helemaal volgens PAR. |
totaal | 52.9 km | 42.7 km |
Je kan dus stellen dat we onderweg een kilometer of 5 meer hebben gelopen dan wanneer we de locatie van de kaartjes op voorhand hadden gekend, en bijna 6 kilometer vanwege foutjes en andere beslissingen die achteraf niet nodig waren geweest. Idealiter waren 53 km er maar 42 geweest, maar ja, als je 68 minuscule blauwe kaartjes aan de achterkant van bomen zoekt waarvan je op ±15 meter nauwkeurig de locatie kent, loop je 6.5 km in rondjes van 125 meter. Dan hebben we het toch niet slecht gedaan. En het is goed om bewust van te zijn als je zo’n run uitzet, hoeveel er aan loopafstand bij komt per CP, bovenop de snelste route.
Verbeterpuntjes
Volgend jaar nog beter? Dan moeten we minder tekentijd besteden, en slimmer intekenen. Veel fouten hebben we niet gemaakt bij het tekenen, maar toch een slordigheidje dat 60 strafpunten heeft gekost. Hoeveel meer fouten als we twee keer zo snel zouden hebben gewerkt? Ergens ligt een optimum, dus we moeten vooral slimmer de punten uitzetten.
En noteren waar een standaard CP en waar iets anders gevonden moet worden. Dat had ons het debacle bij CP1 bespaard.
Verder kunnen we projecties zonder dat er een kaart bij hoort beter gewoon lopen en niet peilen. Maar wel in segmenten werken als het niet in één keer kan, en goed bijhouden of uitrekenen waar we zijn.
Een CP30 is natuurlijk zonde. Daar hadden we nooit dubbel, of eigenlijk zelf drie maal, naar hoeven zoeken.
En we moeten nog wat beter de opmerkingen briefing verwerken. Schijnt een fout die meer teams maken, overigens.
Spullen
Omdat ik vast nog een keer ga meedoen, som ik mijn inventaris van dit keer op (zodat ik volgend jaar binnen 5 minuten mijn tas kan pakken):
- hardloop-rugzak met daar in
- een drinkwaterzak met 1.7 liter water
- 2 Snickers
- 2 muesli repen van AH, m
- PowerBar Shot (10 winegums voor de prijs van 100)
- PowerBar Hydro Gel (een lik appestroop)
- lineaal
- meetlint
- rekenmachine
- reserve potlood, stift en geodriehoek
- thermo deken
- ID
- geld
- EHBO spul als pleisters en tape
- toiletpapier
- nood-poncho (voor als het ging regenen)
- ASML windjack (voor als het ging waaien)
- Icebreaker mutsje (voor als het ging vriezen)
- HH thermo-handschoenen (voor als het ging sneeuwen en we sneeuwballen moesten gooien)
- Philips 3W LED zaklamp (voor als het donker werd)
- telefoon (voor als het later werd)
- GPS tracklogger
en aan de buitenkant:
- potlood aan een touwtje
- fluitje (aan een touwtje)
- geodriehoek met afgevijlde hoeken (aan een touwtje)
- watervaste stift aan een zipper
- rekenmachientje (aan een touwtje)
- Recta peilkompas (aan een touwtje)
- druivensuiker
- plastic kaarthoes, met daarin
- lichtgewicht plankje om kaarten vlak te houden
- kaart-roemer (beperkt functioneel, want de schaal is arbitrair)
- klemmetje om zaakje bij elkaar te houden
- velletje voor aantekeningen, met omrekeningen graden/minuten/seconden per meter en omgekeerd, hoek UTM vs. RD, etc.
- Silva duimkompas
- Hardloophorloge
- en om aan te trekken
- Inov-8 ROCLITE 285 schoenen (zonder spikes maar met noppen)
- Nike lange hardloopbroek
- Moose sokken
- Kraft thermo shirt met lange mouwen
- Nike tuned fleece
Ten slotte kan je alle kaarten van ons team vinden op mijn Digital Orienteering Map Archive. En de route langs de “juiste” CP’s kan je hier op de site van Leo Slütter bekijken. En hierna? Misschien wel de N8-run.
Achterlopen (ook een sport?)
Ik loop wat achter. Ingehaald door mezelf, en toch voelt het niet als voorop. Maar ik ga het goed maken. Boven aan deze pagina staat terwijl ik aan het typen ben: Het lijkt wel het uitzetten van een oriëntatieloop, maar dat is het niet. Ik ga even alle verhaaltjes typen die ik niet heb geschreven dit jaar. In vogelvlucht. Een soort jaaroverzicht, vanaf de zomer.
Want het jaar begon ik gewoon met een verslagje van de Sylvester, waar ik een keer eerste werd, de Jenevercross (die zijn naam eer aan deed bij de finish), de Genneperparkenloop vlak bij huis, en een lang verhaal over de Midwinterrun. Lange vehalen zijn leuk, ook om te schrijven, maar ik wil mezelf daarna altijd weer overtreffen, en nog meer en leuker schrijven, wat de drempel om er aan te beginnen hoger maakt, met als gevolg op een gegeven moment een writers block. Dat moet je niet hebben.
Tussendoor wat niemendalletjes over draaiende Aardes en onlogische polen, nieuwe schoenen en fouten in SI splits. Maar verder gewoon verslagjes van nachtomlopen (en * en **), trainingen, dag- en avondomlopen. Bijzonderheden waren mijn ervaringen van mijn eerste baanlegging en kaartcorrectie, publieke excuses voor een verkeerd geplaatste post bij de driedaagse, en het uitgebreide verslag van de WOR3. Maar dan heb je het wel zo’n beetje gehad.
Als je dan echter in mijn digitale kaarten archief van dit jaar kijkt, zie je dat er veel meer gelopen werd, dan geblogd.
Zo was er de ROM (day 2) in maart, waar ik nog twee headcam videos van heb gemaakt, op normale snelheid, en 10x versneld. Samen toch 250 keer bekeken tot nu toe. Ik herinner me vooral de lengte van de loop, die des te groter leek omdat je bij de kaartwissel voor een tweede keer de start passeerde. En het meertje dat links- dan wel rechtsom gepasseerd kon worden.
Militaire wedstrijden zijn altijd handig te plannen. Geen conflicten met hockeywedstrijden, zwemlessen, en andere familiaire vrijetijdsbestedingen, maar gewoon een kwestie van de Outlook agenda volplannen en een paar vakantie-uren opnemen. Ik had mijn camera-tje weer meegenomen, maar die bleek in de foto- en niet de film-stand te staan. Schitterende plaatjes, van De Zwarte Weg, maar verder niet zo bruikbaar. Het blijft een leuk gebied om te lopen, met veel afwisseling, enorme open vlaktes, en oude loopgraven. Als ik naar de kaart kijk ging het behoorlijk goed, alleen elke 11e post maakte ik een flinke fout. Misschien had ik nog harder kunnen lopen, en ik denk dat er soms iets betere routekeuzes te maken waren geweest, maar over het algemeen was ik goed in vorm.
Een van mijn laatste lopen voor de zomer was de eerste avond van onze club-3-daagse, De 3-Daagse van Brabant. Een mooi evenement, maar helaas had ik last van een opkomende blessure aan mijn knie en heup die doorzette. Fysio er bij, voorzichtig trainen, maar het leek hardnekkig. Tijdens de zomervakantie in de Oostenrijkse Alpen veel gelopen, en wonderwel hersteld. Ik trok de conclusie dat het voornamelijk werd veroorzaakt door niet-lopen. Of te licht. Juist het bikkelwerk in de bergen deed mij goed. En het was juist ontstaan toen ik half april en mei weinig had georiënteerd. Les 1: vaak rennen, en hard ook, en alles komt goed. Mooie les. Houd ik me graag aan.
Na de zomervakantie vloog ik voor een paar weken naar San Diego. Werk. Ik mailde de San Diego Orienteering Club nog of daar wat te oriënteren viel, maar helaas was er in de na-zomer niet veel te doen. Het werd dus vooral golfsurfen en rondjes rond het hotel rennen, onderweg een paar geocaches oppikkend.
Toen ik terug kwam viel ik met de neus in de boter: vlak naast mijn werk werd dag 1 van de 3-daagse van Limburg georganiseerd. Op de fiets er heen, en terug, en tussendoor de oriëntatie-draad weer op kunnen pikken en en passant een paaltje branden (dat betekent: een 1e plek lopen; ja, in categorie LD en niet H40, ik weet het, maar toch…) Ik ging snel, en maakte weinig fouten. Concentratie, kennelijk, al was mijn jet-lag voor mijn gevoel nog niet over. Maar dit was de eerste loop na het herstel van mijn knieblessure. En die ging helemaal goed, dus dat smaakte naar meer.
Anderhalve week later ging ik naar een zomerwedstrijd, net over de grens. Ook een heel leuk terrein, waar ik al eerder was geweest. Eén post van toen herinnerde ik me nog, een post midden op een dijkje in een moeras. Dat bleek nu post 1 te zijn, en prompt liep ik er voorbij, alvorens alsnog natte voeten te halen. De rest was veel heuveltjes beklimmen, van verlaten opslagplaatsen, en door dicht gegroeide plukken gewas rennen. Ik herinner me dat halverwege Yannick Michiels, de Belgische nummer 1, mee voorbij kwam. Ik dacht hem wel even bij te kunnen houden, maar wat een ongelooflijke snelheid weet hij te bereiken door dat ruwe terrein. Het leek wel als of ik probeerde al hordenlopend een rennend hert bij te houden. Net voor het donker werd bereikte ik de finish. Een paar foutjes gemaakt, die op deze relatief korte loop relatief veel tijd hadden gekost.
De laatste loop voordat ik weer naar San Diego zou vertrekken was een klassieker, in de zin dat ik daar vorig jaar ook was geweest rond dezelfde tijd. Toen was het, met dik 35 graden, de warmste dag van het jaar, en bleek ik, misschien mede daardoor, de snelste op omloop 1. Niet alleen in mijn eigen leeftijdscategorie. Dit keer ging het wat minder, vooral vanwege een paar joekels van fouten. Opvallend was dat ik die in eerste instantie vooral maakte als ik achter iemand anders of net er voor liep; met andere woorden, als ik wat extra spanning voelde. Kennelijk ben ik wat minder stress bestendig, iets om aan te werken.
Weer terug in Nederland begon het trainen voor de Halve Marathon van Eindhoven, een jaarlijks terugkerende happening. Vorig jaar had ik daar 1:27 gelopen, en nu moest ik natuurlijk sneller. Maar alle business trips hielpen daar niet bij, met weinig tijd om te trainen, vermoeiende reizen, en andere dingen die aandacht vroegen. Om toch wat kilometers te maken besloot ik 2 etappes van de Rik Thys Wisselbeker voor mijn rekening te nemen. Twee borstnummer monteerde ik op mijn shirt, die met het losmaken van één veiligheidsspeld omklapten zodra ik voor de eerste keer de finish/start passeerde. Men kon er wel om lachen. Helaas snapte de score software er niets van dat er twee Jan-Gerards waren met verschillende EMITs, zodat ik nu 01:50 over 1 ronde gedaan leek te hebben, en 1 keer did not finish achter mijn naam kreeg; ik had me beter als Jan en als Gerard kunnen laten registreren. Maar ja, het was wel leuk.
Toen volgde de ½ Marathon. Met een keelontsteking op komst en zonder al te veel trainen lukte het niet onder de 1:30 te komen, maar ik bleef wel onder de 1:33:47, waar ik eigenlijk dik tevreden mee was. Basisconditie.
Een week later was er weer een militaire wedstrijd. Een terrein dat ik nog niet kende, en als ik nu de kaart weer zie valt op hoe open het was, alhoewel ik in mijn herinnering toch nog aardig wat door bos heb gelopen. Er zaten een paar hele zware stukken tussen, met schijnbaar vlak open terrein, maar tussen de pollen heide kuilen vol water van ruim een meter diep. Ik heb tot twee keer toe onverwachts tot aan mijn middel in de de modder gestaan. Achteraf best mooi, maar wel enorm zwaar als je daar juist snelheid wilde maken, en op handen en voeten ploeterend naar de volgende post beweegt. Ik heb achteraf op mijn gemak routes op de kaart getekend, in groen, en die mee gescand. Opvallend dat ik in meer dan de helft van de gevallen iets anders gedaan zou hebben dan ik gedaan heb. Soms zijn de verschillen marginaal, soms meer dan dat. Het tekenen kostte me alleen, denk ik, ruim 10 minuten. Als je dan bedenkt dat ik er ongeveer 65 minuten over liep, en doorgaans gemiddeld 6-8 % van mijn tijd stil blijk te staan volgens m’n GPS, wat neer komt op 5 minuten kaartlezen, had ik die 5 minuten extra moeten compenseren door betere routekeuzes. En dat denk ik dat het hier niet had gescheeld, want ik heb dit keer eigenlijk geen grote fouten gemaakt. De routekeuzes waren dus vooral ‘iets korter’ of ‘iets sneller’, maar niet heel veel beter. Het is natuurlijk de vraag of dat altijd op gaat. Ik ga dit eens verder analyseren een volgende keer.
Enkele dagen later, weer een loop, in de buurt, in vergelijkbaar terrein, en bijna net zo nat. Toch een hele andere loop. Niet militair, en behoorlijk ander soort post-plaatsingen. Zo zie je maar weer hoeveel persoonlijks een baanlegger in verwerkt. Maar wat ook scheelt was mijn eigen concentratie, die duidelijk lager was. Opvallend veel fouten, zeker in het begin. Wel waren er veel interessante benen, waar de beste route ook niet op het eerste gezicht duidelijk was. Als ik er een hele pagina aan zou hebben gewijd zou ik uitgebreider naar de Splits hebben gekeken. Iets wat me opviel was dat ik op het eind nog wat over had voor een eindsprint, maar daar eigenlijk pas na de laatste post aan begon. Zou ik dat ook een post eerder kunnen doen? Als ik nou eens elke keer één post meer vóór het eind ga versnellen? Zou best veel schelen, en klinkt te doen. Goed voornemen.
De week daar na deed ik dat dan ook, maar dat ging niet zo goed als gehoopt. Ik liep bij de één-na-laaste post prompt naar de verkeerde vlag. De rest ging redelijk voorspoedig, alhoewel er ook een paar grove blunders waren. Ik liep hard, laten we het daar op houden, maar de eerste 10 posten duurde het tot ik me voornam de daarop volgende perfect uit te voeren. Toch was het weer zo leuk dat ik niet beter thuis had kunnen blijven.
Twee dagen later was de Valkenloop, in Varkenswaard. Totaal ongepland en dito voorbereid ging ik er heen, met loopmaatje Erwin. Het grootste deel liepen we samen, in het begin aanhakend bij een groepje dat onder de anderhalf uur leek te willen lopen. Te snel gestart? Ik dacht het wel, in eerste instantie, maar als we later zouden hebben willen versnellen was dat vast niet gelukt. Nu hadden we die 20 seconden voorsprong in de pocket, halverwege. Het liep daarna wel wat terug, maar ook weer niet zo heel hard. Op het end kreeg ik het gevoel dat 1:30 te doen zou kunnen zijn, maar ik wist niet precies hoe ver het nog was. En dan op de valreep 1:30:13 lopen, is best een prestatie!
Intussen speelden er nog een aantal andere activiteiten in m’n vrije tijd. Ik had voor mijn verjaardag een doos Lego Mindstorms gekregen, die natuurlijk op alle mogelijke manieren uitgeprobeerd moest worden. En voila, er was geen tijd meer om te bloggen. Zeker toen een maand later mijn werkgever een wedstrijd uitschreef, de Techno Challenge 2013, waarvoor we met een team van 8 man een robot moesten ontwikkelen, ontwerpen, bouwen, en programmeren die de uitweg uit een doolhof van spiegels, hoekjes, klapdeurtjes, en glazen wanden kon vinden, en vervolgens ballen verzamelen om die in de juiste doelen te schieten, en dat binnen een bepaalde tijd. Met nog 11 teams als tegenstanders, die eveneens met uiterst creatieve maar ook totaal verschillende oplossingen kwamen, werd onze The 8-Team bot de winnaar.
Daar zijn wat avonden knutselen in gaan zitten. Maar het resultaat mocht er zijn. En bovendien heb ik er veel van geleerd: hoe je met de Mindstorms software iets functioneels bouwt, hoe studless Lego Technic werkt (in tegenstelling tot de oude vertrouwde balken met gaten èn noppen die ik van vroeger kende), maar vooral hoe een team van 8 over-enthousiaste techneuten functioneert.
Dat was in dezelfde maand dat de 2e Codebreakers.eu competitie werd gehouden. Twee jaar geleden had ons team een finaleplaats weten te bemachtigen. Dit keer verliepen de zeven avondvullende rondes van zenuwslopend decoderen nog voorspoediger, en de avond voor de Techno Challenge wonnen we de finale van Codebreakers met bijna 24 uur voorsprong -zou later blijken- op het 2e team. We waren het nog niet verleerd! Het leuke was dat er gebruik was gemaakt van weliswaar simpele, maar tegelijkertijd relatief onbekende encryptie technieken, zodat er geen kant-en-klare off- of online tooltjes bestonden om ze te kraken. Nu maar wachten op een telefoontje van de AIVD. Of de NOLB? Want het was natuurlijk een kwestie van de kortste route naar de oplossing vinden. En bewandelen.
En direct daarop volgde de race tegen de klok om mijn jaarlijkse Sinterklaascache te verzinnen. Was het vier jaar terug een rijmend gedicht, drie jaar terug een ‘kleurplaat‘ van Amerigo, twee jaar terug een serie gekleurde cadeaus, en vorig jaar een serie pakjesavondgedichten (die soms ook over oriëntatielopen gingen), dit jaar werd het een eenvoudige knutselopgave: een pakje dat ingepakt moest worden. Maar uiteraard had ik de randvoorwaarden zo gekozen dat dat maar op één manier kon, en dat pas dan de cijfers van het eindcoördinaat te lezen waren. Het bleek nog niet zo makkelijk. Om op te lossen, maar ook niet om het te verzinnen.
Ten slotte stond er nog een voornemen open, om dit jaar, in 2013, rennend van huis uit België aan te tikken. Hashtag #aantiktrail was geboren, en werd nog waar gemaakt ook. Zondag 22 december liep ik met Erwin naar de Achelse Kluis, tikte het hek van het klooster aan, en rende naar huis terug. Dik 30 km aan een stuk, over een schitterende route. Via Varkenswaard, over de Malpie heen, en langs de Hasselvennen (hebben die iets met Pluk van de Petteflet te maken?) door het Leenderbos en langs de Grote Heide terug. Zou er ooit nog een marathon in het verschiet liggen?
Maar in dezelfde periode waren er ook nog een paar oriëntatielopen, zoals de nacht OL in de Congobossen. Uiterst ongeconcentreerd liep ik weliswaar niet in zeven sloten tegelijk, maar wel in één (net als vorig jaar), zocht geruime tijd naar diverse posten, en werd ingehaald door wandelaars. Typisch een kwestie van nacht-oriënteren op dag-tempo. Dat gaat toch niet goed bij mij. Er zijn er die dat kunnen, maar ik moet me kennelijk toch wat inhouden. Eén van de dingen die ik verkeerd doe is dat ik dikwijls, vanwege beperkt zicht, op kompas ga lopen, zonder daarbij exact te peilen, en de naald in de gaten te houden. Zonder goed aan de hand van het terrein te her-calibreren is precies peilen een must. En daar komt bij dat in het donker het lopen op een in-de-verte gepeild punt niet mogelijk is, zodat je al snel aanzienlijk gaat driften. Het gevolg is dat ik vaak posten miste, wat ontaardde in zoeken. Verstandiger lijkt het om in de regel paden of andere lijnkenmerken te volgen, tenzij er duidelijke opvanglijnen zijn. En om nog zekerder aanvalspunten te kiezen, ook al betekent dat soms meer meters. Maar dat verdient zich uiteindelijk terug in tijd, en waarschijnlijk ook in afstand. Voor de volgende keer…
Ook was er in november de KOVZ Klompen OL. Ik had weer een presentatie voor nieuwsgierige collega’s gehouden in de week tevoren, en er verschenen dan ook 8 man (en vrouw) van ASML aan de start. Ik startte zelf vrij vroeg, zodat ik ook nog zelf bij de startpost kon helpen naderhand. Er liepen zo vroeg nog geen cacherspaadjes tussen de posten, maar ik liep redelijk als een streep, het eerste stuk. Tot ik bij een post kwam die tussen twee heuveltjes stond, maar net wat noordelijker dan ik verwachtte. Zou die verkeerd staan? Het zou kunnen, want de voorlopers waren nog niet terug toen ik was vertrokken. Goed kijken, een markering met het -volgens mij- juiste nummer aangebracht, en verder gelopen. Maar 31 meter verderop stond nog een post, en dat was wel de juiste, en bovendien op de juiste plek. Markering weer verwijderd, en, met een paar minuten vertraging, mijn race vervolgd. Toptijd zat er al niet meer in, maar het was onze eigen loop, als club, dus vond ik dat wel verantwoord. Even later ging ik door mijn enkel, maar na een paar minuten wandelen, ging het weer gewoon, en scheurde ik verder. Zeer afwisselend terrein, nu weer zandvlaktes, dan weer heide, dan weer bos. En moeras her en der. Maar ook veel mul zand met heuvels, wat het behoorlijk inspannend maakte. Dit was wel een van de mooiere lopen van het jaar. Dat vond een klein vliegtuigje ook, want bijna bij elke post kwam die over mee heen vliegen. Moet een maf gezicht zijn, om her en der mensen kris-kras door het veld te zien rennen, ogenschijnlijk zonder patroon.
Twee weken terug ten slotte was er weer een nachtloop, de door Yannick Michiels en mede-studenten uitgezette Thomas More stads-sprint door Turnhout. Onder begeleiding van de bassen van de Red Bull DJ die pal naast de start stond om de boel op te luisteren, racete ik weg, en vergat prompt mijn hoofdlamp aan te doen. De daaropvolgende posten gingen zo snel, dat ik de neutralisatieposten amper opmerkte, en in sprint tempo het park in rende, waarop ik volkomen ging dwalen omdat mijn gevoel voor afstand ineens niet meer klopte. Wie had deze wildernis hier ineens verwacht? Toen ik even later ook nog een brug ontdekte die niet op de kaart stond (hoewel bij de start wel was aangekondigd, maar door mij niet opgemerkt), raakte ik redelijk van de kaart. Concentratie en snelheid zijn complementair. Je kan je zuurstof maar één keer inzetten. Maar ik zou de volgende keer niet langzamer gaan lopen, dus moet ik maar wat aan de concentratie en alertheid doen. Zou snel routeplannen te trainen zijn? Ook dat moet ik maar eens gaan proberen. Ik heb wel wat ideeën.
En er was natuurlijk nog een laatste training van het jaar, met een kaart in kerst-stemming. Geen posten, maar blanco plekken op de kaart. Aanvalspunt kiezen, en peilen. Niet altijd even makkelijk, want ons mooie Bestse Bos was her en der stevig door de houthakkers onder handen genomen. Soms herkende je het niet terug, maar dikwijls was het vooral ondoorloopbaar. Wel een goede training. Toch moet ik eens nagaan welke trainingsvorm specifiek aansluit bij de fouten die ik typisch maak.
De 2e dag van de Sylvester, ten slotte, die heeft al zijn eigen blogpagina gekregen. Misschien maak ik van de headcam video nog een YouTube filmpje, met mee-bewegende kaart. Al was ik dit keer niet zo vaak de bulten op-en-neer gerend als de vorige keer. Toch blijft het leuk om naar te kijken. Maar ik heb even genoeg geschreven om daar ook weer een hele analyse van te maken.
Rest me nog een paar van mijn voornemens voor 2014 op te sommen. Als ik dat niet doe heb ik ook niks om me aan te houden. Dus het komen jaar ga ik
- mijn weblog beter bijhouden (anders ben ik weer twee avonden aan het schrijven om de achterstand in te halen)
- nu toch echt die workshop digitaal oriënteren houden, over het analyseren van GPS tracks en de bijbehorende software, etc.
- mijzelf trainen in het vooraf uit m’n hoofd leren van alle controlenummers van de posten onderweg, met het Major System; en daarna ook de postomschrijvingen memoriseren
- meer #aantiktrails verzinnen (en gaan lopen natuurlijk)
- een keertje trailrunnen om te zien hoe dat is (en natuurlijk al die trailrunners overtuigen dat dat zóóóó 2013 is, en dat oriëntatielopen de nieuwe sport is)
- sowieso eens serieus aan de slag gaan met werving, de doelgroepenquete uitwerken, en iets doen met buitensport- en hardloopzaken in de omgeving
- de oriëntatieloop op de HTC plannen, kaart tekenen, en omlopen ontwerpen
- mij o-games hoekje op deze site uitbreiden
- en een praktische training verzinnen het zoeken naar de kortste route op een kaart te versnellen en te verbeteren
Kortom, ik kom 2014 wel door, en er gaat weer een hoop gebeuren. Reken daar maar op.
WOR3: wéér zo iets leuks!
Zaterdag 14 december ’13 liep ik samen met Mini voor de 2e keer de Woudlopers Orienteering Run, de WOR. Ondanks pittige tegenstanders in de mixed categorie werden we, ook tot onzer eigen verbazing, weer 1e. En nog opmerkelijker: overall scoren we de 2e plaats, voor menig heren team. Kortom, ons plannetje heeft gewerkt. En dat was: gewoon rustig alles goed doen. Bijna geen fouten, tactisch over de tijdslimiet gaan, en genieten. En dat alles lukte. Foto’s zie je hier. Rennen op het op puntje van je stoel. Dat is een Orienteering Run. Althans, als de Woudlopers hem organiseren. Weken voorpret, verheugen en voorbereiden zijn het gevolg. Zodra de datum bekend was heb ik meteen de hele dag uit de familie-kalender in de keuken geknipt om te voorkomen dat er ook maar iets anders tussen zou komen. Na de editie van vorig jaar (zie voor het verslag van de WOR2 mijn weblog) zijn we namelijk verknocht.
De kunst is Uitgeslapen aan de start verschijnen, en toch alle Huistaken gemaakt, alle attributen gepakt, en alle kaarten in de omgeving mentaal ingeprent te hebben. En vast een gezellig biertje te drinken, want dat hoort a) bij het event, en b) komen we traditioneel de avond tevoren met het hele team bij elkaar om tijdens de loop niet eindeloos bij te hoeven praten. Want daar is geen tijd voor.
Zodra het startschot gegeven wordt met een “En dan mogen nu de enveloppen opengemaakt worden…” gaat de tijd lopen, en de adrenaline stromen. Wat des te interessanter is, omdat je eigenlijk eerst even rustig de kaarten moet doornemen, op volgorde leggen, en alle bijzonderheden inprenten. Even als voorbeeld: Het ontbrekende, witte, stuk rechtsboven op deze kaart [link] in het begin, vorig jaar, hadden we ook op [deze] of [deze] kunnen zien staan, en zo zien dat er een meertje lag, waar je omheen kon. Maar ongeveer als laatste lopen we naar buiten, het klaslokaal waar we de briefing kregen, uit. Goed voorbereid dus. Thuis ook al met Google Streetview de watertoren op het terrein opgezocht. Wat kon ons gebeuren? Niets. Dat bleek, althans, voorlopig. De
eerste 20 van de 97 opdrachten verliepen vlekkeloos. Dat was vorig jaar wel wat anders, toen de eerste meteen letterlijk de prullenmand in kon. Het is bijna jammer dat ik daar dan niets over kan schrijven. Nou ja, ik zal mijn best doen. En aan de hand van de kaarten die ik weer dankzij Quickroute en mijn Garmin Forerunner 305 heb gemaakt, is dat niet zo moeilijk.
Het begon met een kaartje van het voormalige klooster, een recht-toe-recht-aan routebeschrijving (weliswaar in het Frans en achterwaarts gespeld), en posten op een kaart. Maar even later volgt een opdracht met een visgraattraject, een omgekeerde routebeschrijving naar waar we al staan (die je natuurlijk ook in de juiste volgorde kan volgen, maar omgekeerd is uitdagender en korter), en een memorisatieopdracht. Gelukkig valt op de foto van iets onder een tunnel een klein getal op, dat er vast niet voor niets op staat. En dat blijkt, want dat iets hangt 8 keer in de tunnel, met op elk iets een ander controlenummer. Die was in de pocket. Inmiddels hebben we het gevoel dat veel teams achter ons lopen, maar het kan ook best andersom zijn. We raken er niet van van de kaart. Een foto-opdracht laat ons bomen herkennen, en dat doen we redelijk efficiënt, al verwachten we toch ergens in te stinken. Maar even later gaat het dan toch fout. Mini zegt nog “er staat DIKKE BOOM, is dat deze wel?”, maar ik ben eigenwijs, of zie geen andere door het bos, meet de omtrek op, doe die maal 20, en ga zoveel meter verderop een ander controlegetal vinden. Gelukkig hangt dat op dezelfde boom als we zouden hebben gevonden als we de omtrek van de juiste hadden genomen. Briljant! Zie maar eens twee bomen te vinden die evenveel meters uit elkaar staan als het verschil van hun diameter maal π gedeeld door 20. Dat lukt alleen Ferdy en kornuiten. Iets later, op weer een volgende kaart, slaat enige twijfel toe. We zoeken een een controlepost die “—20 meter” stroomopwaarts hangt, op de linkeroever. Is dat een min? Of zijn dat er drie? Moeten we dan stroomafwaarts? Daar ligt niets. Maar wel blijkt er zowel een nummer -stroomopwaarts- op de linker als de rechter oever te hangen. Was daar niet iets mee? Half Parijs heet niet voor niets Rive Gauche, en daar zal niet afwisselend het ene, danwel het andere stadsdeel mee bedoeld worden, afhankelijk van waar je heen loopt. De benaming is dus vast, maar welke is welke? Is de mensheid op zee ontstaan en stroomopwaarts gelopen, en heet dus de stroomopwaarts gezien de linker oever links? Of is de benaming pas ontstaan toen we van links en rechts spraken, geletterd waren geworden, en tevens lui zodat we ons met de stroom mee lieten voeren op ons vlot? Klinkt plausibeler, en na vandaag zal ik nooit meer vergeten dat dat de juiste redenering was. Wel missen we een volgende post, #41, waar we eerst op de juiste plek staan, maar dan toch een ander nummer noteren omdat we het pad waar we op lopen niet op de kaart herkennen. Maar wel het talud dat er op staat, en de post kiezen die daar het dichtst bij staat. Lastig. Als je tevoren zou weten welke van de 97 controlenummers je fout zou noteren zou je er wel langer bij stil staan, maar als je 97 keer 2 minuten langer kijkt kom je niet voor donker thuis. Er volgt nog een leuk stukje, waar we lintjes volgen en aanwijzingen verzamelen. Een interpretatiefout kan ons 2 maal 30 punten kosten, door een paar posten om te wisselen, maar die fout maken we niet. Even later is het tijd voor natte voeten: dwars door het moeras, tussen tokkelbanen en touwbruggen, die we overigens rechts laten liggen. Hier lopen we inmiddels weer tussen een aantal andere -snelle- teams. Het gaat goed. Iets verderop weer een leuk concept: posten met pijlen maar er staat niet welke welke is. Behalve dan teksten als “CP53 is de meest noordelijke”, “CP56 ligt op de lijn van CP52 naar CP54” en ga zo maar door. Snel ontcijferen, en vervolgens opzoeken, de volgorde maakt niet uit, maar de kortste is vast de snelste. Buiten adem vinden we het laatste punt, CP54, uit de serie, rennen door naar CP57 die weer eenvoudig lijkt, en lezen daar (pas) dat huistaak X4 volgt. Intekenen, en gaan, het lijkt simpel. Zie de kaart hier onder, het potloodstreepje. Maar nee, wacht!
De huistaken waren opdrachten die we thuis al konden voorbereiden, en die een offset, of projectie opleverden ten opzichte van een, thuis nog onbekend, punt. Huistaak X4 gaf een offset ten opzichte van CP56, waar we 7 minuten geleden stonden. Stom! Niet goed vooruit gelezen. Doordat we meteen de fout bij ons zelf legden dachten we er niet aan dat de opdracht wel eens fout kon zijn, ondanks dat X4 pas na CP57 in het roadbook stond vermeld. En dus liepen we terug, gingen zoeken in de achtertuinen waar we ten opzichte van CP56 uitkwamen, vonden niets, en keerden moedeloos terug naar CP57. X4 zouden we overslaan. Er waren verder geen deelnemers te zien. Iedereen was ons voor. Achteraf bleek dat het dus een foutje was. Hoeveel teams zijn teruggegaan weet ik niet, maar 9 van de 21 hadden hem uiteindelijk wel goed. En wij hadden hem ook kunnen hebben, als we na CP57 alsnog langs het aanvankelijk berekende punt waren gelopen. Ach ja, dat hoort er bij. 19 minuten had het ons gekost. Met de straftijd*3 regel hadden we er 15 aan mogen besteden. Weer kwamen we langs het klooster, de startlocatie. Gelukkig waren daar nog een paar teams, maar het leeuwendeel was vast al veel verder. Hier begon het 2e deel van de tocht, en we waren precies 3 uur onderweg.
Er volgden een foto-opdacht (Woudlopers met pijlen volgen), een gewone oriëntatie kaart (gesneden koek, met greppels en kuilen), een daar-trappen-wij-niet-in instinker aan de linkerkant van een pad dat je achterwaarts diende af te lopen, een kaart met lauter paden, een slang (met een echte gespleten tong), en een Oro-kaart, waar alleen hoogtelijnen op stonden. Die laatste was nog knap lastig, omdat de vorm in grote lijnen herkenbaar was, maar op kleine schaal niet heel specifiek.
Het kostte een paar minuten, tot we CP24 hadden gevonden. CP25 was vervolgens een eitje, en CP26 ook, dachten we, maar die bleek achteraf fout. De holle weg omlaag de neus van de heuvel af was niet de geul die op de kaart stond. En dat verklaarde ook waarom CP27 zo veel verder lag dan we dachten. Lastig dingetje. Hierna kwamen we in een stroomversnelling. Peilingen en afstanden zijn makkelijk; ik ken mijn passen. Maar we werden wel moe. Een stuk ploeteren door de doorntakken, die er vanuit de lucht lang niet zo stekelig uitzagen, vergde zijn tol. Het kostte niet alleen tijd. Maar al met al schoot het toch lekker op, en we liepen weer volop tussen de andere teams, wat een stuk minder eenzaam voelde. Intussen dachten we dat we nog steeds alles goed deden, of dachten dat we dat deden, en zo keek ik ondoordacht door een buis, noteerde het nummer (dat op 30m afstand te zien was, en niet op 15m), maar vergat te lezen dat er ook een kijkrichting was, en uiteraard was er een ander nummer te vinden als je andersom door de buis keek. Die Woudlopers! Dit zou onze 4e fout van de dag worden. De opdrachten hierna waren allemaal toch wat lastiger dan die tijdens de afgelopen anderhalf uur. Misschien met opzet, want op dit punt van de route zou iedereen wel moe zijn. Al lopend een RD-achtig coördinaat omzetten naar een ongebruikelijk geschaalde kaart is niet eenvoudig. En toch moest dat, en diverse projecties maken, in de laatste paar opdrachten van de route, meerdere keren. Eentje ging er fout, op het pleintje tegenover het kerkhof, waar we voor het gemak voor een koerst van 45° diagonaal het plantsoen overstaken in plaats van de exacte koers te nemen, wat dan weer een paar meter, en 45 strafminuten scheelde. Twee van de slordige foutjes op het eind minder, en we waren nr. 1 geweest! Niet veel later kwamen we in het zicht van het klooster. Zouden we het laatste lusje overslaan en gewoon terug gaan? Ik keek Mini aan. Het antwoord was duidelijk. Natuurlijk niet! Hier lagen nog 165 punten te verdienen, en het zou misschien een kwartiertje extra kosten. Als de nood aan de man is gaat alles voorspoedig. We vonden alles, en nog rap ook, en kwamen moe maar voldaan het zaaltje binnen, waar iedereen alvast aan de Trappist zat, na te praten en na te genieten van de geweldige tocht. Het was dan ook weer fantastisch weer geweest, en de Woudlopers hadden ons met talloze uitdagende opdrachten en spannende routes flink bezig gehouden. De prijsuitreiking was spannend, en even dachten we dat we gediskwalificeerd waren, want we werden maar niet opgenoemd. Tot de nummer 2 bekend werd, en wij dat bleken te zijn. Ongelooflijk, maar waar. Dat vormde toch wel de kroon op een uiterst geslaagde dag. Ik houd altijd wel van een beetje statistiek, op basis van de uitslag.
- Vorig jaar waren we het laatste team dat binnen kwam. Nu volgden er nog 3.
- Het snelste team was 43 minuten voor de eindtijd binnen, terwijl wij daar 25 minuten overheen gingen. Dat scheelt een dik uur.
- De 20 minuten die we kwijt waren om terug te gaan en X4 te zoeken waren de punten die het op had geleverd als we X4 gevonden hadden niet waard. Want het had ons immers 60 strafpunten gescheeld, en hooguit 45 bonus opgeleverd. Verkeerde beslissing.
- Maar de 15 minuten, en dus 45 punten straftijd, die we aan CP61, X7, X8 en X9 besteedden, hebben ons netto 165-45=120 punten opgeleverd.
- Twee teams hadden minder dan onze 3 standaard posten fout (of gemist). Maar niemand had alles goed. De overige teams hadden er 6 of meer niet goed.
- Niet goed waren CP39, de dikke boom op zekere afstand van de kruising, die 29% fout had, CP41, een boom aan een talud, waar 81% de mist in ging, en CP26, een put bovenaan een helling, die 76% fout had. CP61, die 76% fout had, hadden we wonderwel goed. Kortom, onze fouten waren niet uit de lucht komen vallen.
- 2 specials hadden we niet goed: J, de buis, waar we verkeerd om doorheen keken was door 81% fout beantwoord, en O, de projectie vanaf de ingang van het kerkhof, was voor 76% een instinker. Dat we X4 niet goed hadden zie ik door de vingers, want de opgave klopte daar niet (en 57% had hem dan ook fout).
- Mooi dat we X en X7 goed hadden, welke beide voor 91% van de lopers te lastig bleken. 18 van de 35 specials werd door minder dan de helft goed beantwoord. Ze waren over het algemeen dus niet eenvoudig. Dan is twee foutjes best acceptabel.
Hergedefinieerd
Hergedefinieerd word je als Oriënteringsloper door zelf een kaart te maken. ‘t Blijkt meer dan een blik achter de schermen: het is alsof je een wedstrijd compleet binnenstebuiten keert.
Inleiding
Toen Peter mij een maand of drie geleden vroeg om de kaart te maken voor de NC3 op de Grote Heide zuid, kreeg ik een kleur van trots. Ik oriënteer pas 2 jaar, en -al gaat het me zeker niet slecht af- heb niet buitensporig veel ervaring. Maar deze eervolle opdracht nam ik graag aan.
Wat volgde was mezelf twee maanden lang voornemen om “morgen” op pad te gaan, af en toe hardlopen op Grote Heide, en ten slotte twee weken heel hard werken, vele uren op de hei (en in het bos voor zover dat er nog staat), en vaker dan me lief was nachtwerk achter de computer.
Het resultaat was een herziene kaart, en 7 leuke omlopen, al zeg ik het zelf.
Ik ben blij om alle positieve reacties te horen. Eerlijk, er is geen negatieve bij geweest. Eén opmerking was er over een pad dat niet op de kaart stond, maar dat was alles.
Al doende heb ik veel geleerd over de andere kant van de kaart: het perspectief van de kaarttekenaar die op papier tracht te zetten wat hij denkt dat de loper verwacht te zien. En over het leggen van banen met benen die stuk voor stuk tot onvermijdelijke routekeuzes zullen leiden. Wat zijn baanleggers toch schurken! Heerlijk!
Al met al een uiterst waardevolle ervaring, die ik iedereen aan kan raden. Met de juiste begeleiding dan, want zonder hulp van Peter en Adrie was het een regelrechte mislukking geworden. In het verslag hier onder zal ik proberen wat dieper in te gaan op wat ik geleerd heb.
Nuttig
Om succesvol oriënteringsloper te zijn hoef je geen banen gelegd, of een kaart getekend te hebben, maar het helpt wel. Het is niet als de ik persoon in Zen en de Kunst van het Motoronderhoud, (Robert Pirsig, 1974), die meent dat een motorrijder die niet weet hoe de techniek van het ding functioneert vroeg of laat hopeloos verloren strandt. Dat je moet weten, begrijpen hoe het ding werkt om er mee om te kunnen gaan. Anders is het rijden niet echt. En dat maakt dat er twee soorten motorrijders zijn. Zo zijn er ook twee soorten oriënteringslopers: zij die een kaart hebben gemaakt, en zij die dat niet hebben.
Nee, zo zwart-wit is dit natuurlijk niet. Maar het maken van een kaart leert je wel vanuit een ander perspectief te kijken waardoor wat er op de kaart staat in een ander licht komt te staan. En het leggen van een baan leert je op zijn beurt op een heel andere manier naar diezelfde kaart te kijken. Als je snapt, doorziet, hoe je je eigen banen hebt gelegd, zie je ook veel sneller hoe je ze het best beloopt. Trek dat door naar andermans banen, en je hebt de heilige graal van het oriënteren in handen.
Maar laten we ook weer niet overdrijven. De werkelijkheid die de kaart beschrijft is immers ook te aanschouwen zonder benul van het ontstaan van die kaart. En de benen van de baan zijn heel ondubbelzinnig de verbinding tussen telkens twee punten in het terrein. En wat daar tussenin op de kaart ligt is voor iedereen te zien (mits die kaart klopt). Doorzie je snel de juiste route, dan ben je er.
Bovendien geldt de eerste opmerking misschien nog wel sterker de andere kant op: het maken van een kaart leert je niet lopen, maar leert het lopen van een oriënteringsloop (en dat hebben we allemaal wel eens gedaan) je hoe je een kaart maakt, en wat je wel en niet tekent. En snap je hooguit als kaartmakende loper wat de tekortkomingen van een kaart zijn, en aan welke subjectiviteit de totstandkoming onderhevig is. Maar aan de andere kant, leert dat je wel de waarde van termen als perspectief, interpretatie, omstandigheden en relativiteit te betrekken op het lezen van de kaart. Je weet wat te tekenen als je weet wat je als loper wilt zien, maar als loper snap je dat je desondanks keuzes moet maken als je wilt tekenen wat je ziet. En er dus geen uniek juiste kaart is. Maar daarover straks meer.
Werkwijze
Kaart hertekenen
Ik ben begonnen met een bestaande kaart, oorspronkelijk uit 2005. Die heb ik uitgeprint, en ik ben 3 keer vrijblijvend het gebied doorgerend, op zoek naar de grote verschillen, die veel aandacht qua hertekenen zouden vergen, en naar mooie benen en geschikte locaties voor posten.
Het was al snel duidelijk dat het bijwerken van de kaart niet slechts een kwestie was van een lijntje hier en daar, omdat ruim een kwart van het terrein ofwel gekapt was, ofwel open was en nu dichtgegroeid. Waar het toen ruw open was (lichtgeel), blijken nu dichte bossen met dennenboompjes te staan (donkergroen), en witte bossen van toen zijn nu gekapt tot heide met losse bomen, plukjes bos, en grasveldjes. Vennen zijn drooggevallen, moerassen uitgegraven, en dode bomen van toen zijn vervallen tot stof, terwijl andere markante objecten zijn ontstaan. Bij het tekenen blijken er zelfs hoogtelijnen gegroeid te zijn, die er eerst nog niet waren.
Tijd om echt op pad te gaan. Ik heb een aantal gereedschappen geprobeerd. Zo tekende ik op polyestercalquepapier, of op print-outs (in Ocad’s draft mode) van de kaarten op 1:5000 schaal. Met stiften in O-kaart kleuren, of met grijs vulpotlood. Probeerde ik mijn aantekeningen te onthouden, schreef ze in de kantlijn, of op losse vellen kladpapier.
Het beste beviel het om met vulpotlood op calque te tekenen, geplakt over de uitgeprinte bestaande bestaande kaart, met daar onder een A4-tje van plastic golfkarton als stevige ondergrond: licht, waterproof, en stijf. Er ontstond een eigen codering van terreinkleuren en symboliek. Ik zette nummers op de kaart waar meer uitleg vereist was, en schreef in de kantlijn wat de nummers betekenden. Gebruik van verschillende kleuren potloden (ik heb ook vulpotloden in rood, groen en blauw) is toch niet zo praktisch. Waar laat je ze? Gewoon grijs vulpotlood, dat bovendien makkelijk gumt, leek het beste te voldoen. Misschien zijn meerdere verschillende kleuren handig als je met een nog blanco kaart begint.
Wel erg handig zijn een plaatkompas en een schaalverdeling van mijn wandelpassen op de gebruikte kaart. Dat werkt verbluffend nauwkeurig. Wandelpassen blijken een stuk minder afhankelijk van het terrein dan renpassen. Gum is ook praktisch onmisbaar. Het lukt met of zonder calque, maar calque maakt het wel makkelijk om bij het digitaliseren een overzicht van de wijzigingen te krijgen. Wat direct op de kaart is getekend zie je sneller over het hoofd. Wel lastig is het om aan te geven wat moet verdwijnen op de kaart, en tegelijkertijd te tekenen wat er voor in de plaats moet komen, zonder dat het achteraf een onleesbaar zooitje wordt. Misschien moet ik daarvoor mijn tweede kleur potlood/pen gebruiken?
Vervolgens kreeg ik handigheid met Ocad, ook omdat ik Peter een aantal hidden features zag gebruiken, die het leven wel heel erg veraangenamen. Of dat ook allemaal kan in OpenOrienteeringMapper moet nog blijken. En contouren in te voeren blijkt een los touch-tablet met pen wel handig. Om verschillende versies van de kaart te vergelijken is ImageMagick’s compare.exe een handigheidje: plak twee bitmaps van kaarten op dezelfde schaal over elkaar heen, en het verschil licht duidelijk op. Zo kan je ook bijvoorbeeld kleine verschuivingen in routes opsporen.
Ik had gelukkig een bestaande kaart beschikbaar als uitgangspunt. Ik kan me voorstellen dat anders luchtfoto’s en hoogtekaarten veel kunnen helpen, al zijn ze niet altijd up-to-date. Je dient dan ook verschillende bronnen te vergelijken, zoals Google’s, Yahoo’s, en Bing’s satelliet foto’s, op zoek naar de meest recente en bruikbare. Zijn er als vliegers met een camera er onder om snel vanuit de lucht het bos te inspecteren? Of kent iemand toevallig een luchtfotograaf?
Dilemma: beloopbaar of herkenbaar?
Één van mijn dilemma’s bij het tekenen is: teken ik wat te zien is om te herkennen waar je bent, of om de route te plannen tussen de posten? Ligt de focus op het aangeven van de beloopbaarheid of de herkenbaarheid?
Voor punt- of lijnkenmerken op de kaart valt het probleem nog wel mee (afgezien van dat ene stukje bos dat gescheiden wordt van het pad door achtereenvolgens een meter gras, een berm, een slootje, een aarden wal, een hoog hek, een meter ruw open met stukjes onderbegroeiing en en randje dicht bos; en dat alles samen nog geen 10 meter breed -het moest verboden worden-).
Maar bij grotere oppervlakken wordt het lastig. Is een strook dichter bos aan de rand van een wit bos groen van kleur omdat je, als je er staat, ziet dat het anders is dan de rest van het perceel, en je je daarmee kan oriënteren? Of laat je het wit omdat het groene plukjes van hooguit een paar meter breed zijn en je dus tussen die plukjes door op volle snelheid kunt blijven rennen? In de praktijk zal het er van afhangen of je dit specifieke voorbeeld slechts passeert op weg naar een post verderop, of dat je het getekende groen zult gebruiken om een naastgelegen post te lokaliseren. Met andere woorden: of je er grof of fijn loopt te oriënteren. Maar ja, dat is weer voor iedereen en voor elke omloop anders. Terwijl de kaart universeel hoort te zijn, niet voor een specifieke post, route, of persoon.
Is het een goed uitgangspunt dat je tekent wat er op de (schaal van de) kaart past, en er ook nog een beetje overzichtelijk uit ziet?
Het meeste moeite had ik duidelijk me:
- kleur van bos (wit – lichtgroen – middelgroen – donkergroen)
- wel of geen onderbegroeiing (en zelfs daar zijn twee dichtheden voor)
- ruw-open met bomen, of wit bos danwel ruw open met wat minder dichte onderbegroeiing; het lijkt allemaal in elkaar over te lopen
- ruw open (lichtgeel) of grasland (geel)
- ter plaatse is heide en gras duidelijk te onderscheiden; maar beide zijn op de kaart ruw open; ik zou er desalniettemin een stippellijntje als cultuurgrens tussen kunnen tekenen
Opvallend is trouwens dat “open met verspreide bomen” wit is met gele stippen, terwijl “ruw-open met verspreide bomen” dan weer licht-geel is met witte stippen; is dat logisch? De details kan je in de IOF specificatie vinden.
Waarbij soms het jaargetijde ook een rol speelt. En hoe meer detail, hoe sneller de kaart veroudert. Als beginnend baanlegger ga je toch op zoek naar criteria , zoals:
- een minimale grootte van oppervlakjes met afwijkend terreinkenmerk (16 mm2 lees ik)
- alleen stukken met herkenbare overgangen (cultuurgrenzen)
- gewoon één kleur per perceel?
- kleur van bos alleen voor beloopbaarheid, niet voor oriëntatie gebruiken?
- en anders alleen aangeven als je er ook een stippellijn (voor cultuurgrens) omheen kan tekenen?
- is een criterium dat al wat je tekent ook voor het plaatsen van een post te gebruiken is, en anders niet getekend moet worden?
Op een 1:5000 uitdraai van de kaart om onderweg op te tekenen kan je veel meer kwijt dan praktischer wijze op een schaal 1:10000 leesbaar is. Maar ik ben toch geneigd alles wat te zien is op de kaart te tekenen. Daar moet ik nog een balans in vinden. Te veel tekenen maakt de kaart onleesbaar; te weinig levert minder plekken voor posten op, die immers alleen bij herkenbare plaatsen op de kaart gezet mogen worden. Meer ervaring helpt hier een evenwichtige keuze te maken.
Ten slotte bedenk ik dat ik eigenlijk al het water in had gemoeten om te peilen hoe diep het was, en of je er door kon. En niet voor niets…
Banen leggen
Na het bijwerken van de kaart kwam het uitzetten van de routes. Of eigenlijk begon dat al eerder, want tijdens het veldwerk ben ik al menig mooi puntje voor een postzak tegengekomen. Mooie plekken, unieke plekken, plekken om bijzondere stukjes van het terrein te laten zien, en herkenbare -maar op het eerste gezicht onvindbare- plekken. Toen ik er ruim honderd had leek dat wel voldoende. Meer dan. Hoewel later zou blijken dat ik toch nog wat extra plekjes nodig had, om benen te leggen die evenwichtige routekeuzes afdwongen. Baanleggen en terrein verkennen was dus een iteratief proces.
Daar komt bij dat de Grote Heide eigenlijk best een groot terrein terrein is, en dan hebben we het alleen nog maar over de Grote Heide Zuid. Alleen de langste omloop kon het van boven tot onder omvatten. Helaas paste niet het gehele gebied op één A4-tje, zodat we het Veeven in het noorden hebben moeten weglaten in de routes, al was dat zo mooi. (Ik pleit bij deze voor de aanschaf van een mobiele A3 printer, zodat ook van grotere gebieden op de dag van de wedstrijd ter plekke kaarten bij-geprint kunnen worden.)
Het gebied is groot, maar toch waren er zones die ik moest vermijden. Er lagen een aantal pas-ingezaaide akkers, privé terreinen, weides met paarden, en een kampeergebied van de lokale scouting. Magenta arceren is natuurlijk een optie, maar je moet de lopers ook niet uitdagen: de banen moesten er dus ruim omheen, of júíst tussendoor geleid worden, want de rand van een akker is al gauw sneller dan het omringende bos te belopen.
Ondanks alle randvoorwaarden vind ik dat ik er in geslaagd ben een aantal leuke en bijzondere benen te tekenen. En die weer met even interessante benen -qua routekeuzes- te verbinden.
Het streven om het afwisselend te houden, in lengte van de opeenvolgende benen, in terrein, in moeilijkheidsgraad, en in koers, maakte het een hele puzzel. En met één omloop was ik er niet: er moesten er 7 komen, rekening houdend met de eisen voor lengte en moeilijkheidsgraad van de verschillende omlopen. Ik schat dat de eerste omloop me 3 uur kostte om te ontwerpen, en de daaropvolgende telkens ongeveer een uur. Kan sneller, maar dan is meer ervaring vereist.
Ten slotte heb ik de te belopen delen van de kaart extra gecheckt. Dáár moest de kaart gewoon exact kloppen. Paden, kleur bos, onderbegroeiing, etc. Maar met alle routekeuzevrijheid was de te belopen zône nogal breed, en ik zal niet de enige zijn die ooit verdwaald is en daar door op stukken van de kaart kwam waar geen baanlegger ooit op gerekend had. Het gebied buiten de banen moet dus ook een beetje kloppen (of helemaal weggelaten worden, want iets dat er wel op de kaart maar niet is is het echt, is erger dan iets dat niet getekend is).
Analyse
Kijkend naar de splits (op Splitsbrowser pagina; kies voor de weergave van Percent behind) vallen een aantal benen op, waar, gezien de spreiding op de relatieve tijden, nogal verschillende routekeuzes zijn gemaakt. Dat zijn de benen die geslaagd zijn, qua legging. Want een been 7→8 in omloop 2, of 11→12 in omloop 3 (plaatje hier onder), dat is niet waar de lopers zich op onderscheiden.
Juist de benen waar veel verschil in relatieve tijd ziet (behalve dan de hele korte stukjes waarop een klein absoluut verschil relatief hard meetelt), die zijn gelukt.
Ik ben heel benieuwd hoeveel lopers bij omlopen 1, 2 en 5 door het ven zijn gelopen in het westen van de kaart, net boven het fietsviaduct. In omloop 1 zijn er mensen die er meer dan 4 keer zo lang over deden van post 18 naar 19. Ik denk dat de snelsten door het water zijn gegaan. Hoewel dat zo’n groot verschil ook weer niet echt kan verklaren.
Conclusie
Ik moet zeker ook Peter bedanken voor alle hulp en opmerkingen bij het ontwerpen van de banen. Mijn eerste poging heeft gelukkig bijna niemand gezien, maar ik kreeg het al snel redelijk door. Al valt er nog veel te leren. En van Adrie heb ik nog van alles geleerd over het tekenen van de kaart. Ik zal zeker nog een paar keer met hem, Peter of anderen mee moeten gaan om het echt in de vingers te krijgen. En ook het leggen van banen zou ik niet durven zonder dat iemand ze goed checkt. Maar ik heb al heel veel geleerd, al zeg ik het zelf.
Een volgende keer dat ik een kaart teken trek ik er meer tijd voor uit. Het is gewoon heel veel werk. Er moeten slimmere manieren zijn dan alles twee keer vastleggen: eerst op papier of calque, en dan digitaal. Zou een tablet (met daar op Momap, of een toekomstige port van OpenOrienteeringMapper naar Android, of een aangepaste OpenStreetmap editor) werken? Of rondrennen met een camera op mijn hoofd en achteraf thuis pas tekenen? Of kan je handiger meten, met een GPS en een DGPS ontvanger bijvoorbeeld, of een laser-afstandsmeter. Er zijn meer mensen die hier over piekeren. De apparaten bestaan, maar wat kost het? Het aanbod op Marktplaats is nog wat karig.
En een volgende keer dat ik een baan leg maak ik meer tijd vrij om na afloop met de lopers te evalueren, te vragen wat ze nou precies leuk vonden, wat saaie benen waren, en welke keuzes ze hebben gemaakt. En of ze me doorzien hebben. Ik ben heel benieuwd, en daarom nodig ik jou, lezer, van harte uit jouw commentaar en opbouwende kritiek hier onder toe te voegen.
Je hebt fouten en je hebt fouten…
Sorry!
Soms, bewust van een risico dat je neemt, gaat er iets mis. Je wist dat het kon gebeuren, had weloverwogen een beslissing genomen op basis van verwachte kansen, maar de wind kromp toch in de vlaag terwijl je aan het zeilen was, of je zag de post op het kleine heuveltje toch niet zo snel staan en had beter via het pad aan kunnen komen lopen dan dwars over de hei. Eigen schuld, je weet het, je zal de volgende keer meer op zeker spelen, en ondertussen gewoon doorgaan.
Maar soms maak je een fout die je niet zag aankomen, en zelfs op dat moment ook niet opmerkt, totdat je er (veel) later mee wordt geconfronteerd. Totaal overvallen door de vergissing, niet bewust van enig risico, onachtzaamheid, of onregelmatigheid, schrik je als van een donderslag bij heldere hemel.
Dat laatste overkwam me vandaag. De donderslag dan; de fout was gisteren al gemaakt. Het was niet dat ik bij het uitlezen van mijn EMIT ontdekte een verkeerde post gecheckt te hebben (wat me twee keer eerder overkomen is), en ook niet dat ik mijn GPS-logger onderweg verloren had (wat me één keer eerder overkomen is); het was veel erger:
Ik had een post op de verkeerde plek gezet. Waardoor een aantal lopers hem niet kon vinden, en in eerste instantie gedeclasseerd werd. Onvergeeflijk.
Ik was zaterdagochtend vroeg gaan helpen met plaatsen van 17 van de controle-EMITs voor de 2e dag omlopen voor de KOVZ 3 Daagse van Brabant. Er zaten lastige bij, waar ik het vooraf geplaatste lintje niet direct vond; of waar ik twee keer checkte of het lintje wel hing waar volgens mij de post op de kaart stond. Alles klopte. En ik controleerde overal twee keer of het nummer van de EMIT wel juist was, en de postzak goed vast hing.
Tot aan de laatste die ik ging zetten. Aan de rand van de onderbegroeiïng, op de flank van het relïef, bij een duidelijke omgevallen boom. Ik was er kennelijk zo van overtuigd dat dit de plek was, vooral de vanuit de wijde omgeving te ziene markante resten van de omgevallen boom, dat ik helemaal niet meer het lintje heb gecheckt. Zo opvallend vond ik hem dat ik de post er zelfs achter heb gezet. Als je op de aangeduide plek staat moet je de post kunnen zien, en anders niet per se. Alleen de aangegeven plek moet duidelijk te vinden zijn.
Dat had ik beter niet kunnen doen: als hij er voor had gestaan had men hem wel gezien, althans, was de kans een stuk groter geweest, en de fout minder pijnlijk. Maar dat is natuurlijk niet waar het om gaat: hij stond op de verkeerde plek. En een omgevallen dode boom is geen boomstronk. (Wat is dan wel het symbool voor een dode omgevallen boom? Of voor een houtwal, zo’n langgerekte berg takken en stammen, door mensen gemaakt, en ook erg markant?) Maar het stomste was dat ik helemaal niet naar het lintje heb gezocht. Terwijl dat toch het makkelijkst was geweest, en zekerheid had gegeven dat iemand (met meer ervaring) de juiste plek had gevonden. Waarom ik niet heb gezocht? Omdat ik zo overtuigd was van mijn locatie, en geen enkel vermoeden had dat het niet zou kloppen. Maar dat is geen excuus; en dat is er ook niet. Louter een verklaring.
Duizendmaal excuses
Ik wil me dan ook verontschuldigen. Gelukkig kon de uitslag gecorrigeerd worden, door de twee benen, van en naar de misplaatste post, uit de tijdrekening voor de uitslag te verwijderen, zodat de verloren tijd voor iedereen niet meetelt. Dat is dan weer een groot voordeel van de elektronische tijdsregistratie met EMITs, met een klok in de loper-unit, waardoor alle tijden altijd kloppen, en niet afhankelijk zijn van synchronisatie van de klok in de controle units, zoals bij een ander veelgebruikt systeem.
“Failure is not an option”
Wat ik er van geleerd heb moge duidelijk zijn: altijd de posten bij het lintje plaatsen, tenzij dat overduidelijk verkeerd hangt. En dan nog alleen na overleg met de baanlegger, want de lintjes worden weggehangen én door iemand gecontroleerd, dus dat is al 2 tegen 1.
- ga naar de juiste locatie op de kaart
- zoek (en vind) het lintje
- check of je bij de juiste post staat
- check of de locatie van het lintje klopt met de postomschrijving
- plaats de post op een geschikte plek die aan voldoet aan alles
- verifieer het post-nummer (EMIT)
- verifieer of de postzak goed hangt en er niet af kan vallen
Maar vooral: neem de tijd, want alles moet voor 110% kloppen. Failure is not an option.
New shoes!
I bought a new pair of shoes: the Inov-8 RocLite 285. For orienteering and for street-running. Not that the old ones were worn, but they didn’t fit all the terrains I use to cross.
Most orienteering races, I run my pair of Inov-8 Oroc 340’s (346.6 kilometers on the odometer, right now), that I bought April 1st 2012. But the steel spikes are not the best base on asphalt or other pavement.
On the other hand, the soft, flat, smooth sole of my marathon shoes, the Saucony Men ProGrid Triumph 8, are not the best option for off-road racing. So I needed something in between, suitable for paved roads, and anything else. With a lot of grip, but without feeling the individual studs when running on paved roads. With a low heel, but some damping; although I prefer little damping on the road for the direct feeling. A light shoe for long distances, but with some stability for my ankles.
Length web-browsing, review reading, running-mate consulting, and fitting, pointed in the direction of the Inov-8 RocLite series. Other options had been the TrailRoc 255 and the X-Talon 190. I tried them in the O-Crew “shop”, and decided that the size should be ½ bigger than my Oroc’s (although they were the same brand).
Next thing was to try them out in the field. The first meters on them ever became the first of 15000, during the Genneperparkenloop. The result was a pair of blisters, but hey, what do you expect if you try your new shoes on a fast 15k with sharp turns and some mud? The running itself went perfect, that day.
I was doubting whether to wear them during the Midwinterrun, and the Woudlopers Oriëntatierun. But I didn’t. Afraid to make the flashy red fabric dirty? No, I guess I just stuck to what I was used to, my good old Orocs. But last Friday, I ran the night orienteering run in Genk on them, to my complete satisfaction, and last Sunday, I ran, through the fresh snow, through the forests and over the hay around Leenderheide.
This last run was a good combination of paved and unpaved roads, fresh and compact snow, and loose sand and mud. On most terrain, the grip was perfect; only on hard, compacted, snow, I felt minimal sliding back, but no loss of control. I got the feeling there that the Orocs would have performed better there, but I did not compare them at that moment, under the same circumstances.
Furthermore, I noticed that the open structure of the upper shoe easily lets in water (melted snow), and I heard that the same would happen in dry sand. But I suppose my feet would have gotten wet anyway after running through 5 cm of fresh snow for 1.5 hours.
On the other hand, on the paved roads, back in the cite towards home, they behaved pretty well. The roads were wet, with slush-puppy substance on them, and the grip was excellent. The soles are a bit stiffer than my road-running shoes, but still comfortable enough to sustain for a longer period (and it is a good way to exercise the recoil in my calves).
So, my conclusion so far is that I made the right choice, to find a balance between on- and off-road shoes. And I guess that I will use them quite a lot for training, when I first have to conquer the asphalt, before I reach the wilderness. But for sprint-orienteering, they could be my favorite too. We’ll see. They’re a good excuse anyway to create some more elephant-trails…
Mijn 2e O-verjaardag: Aqua View
Twee jaar geleden liep ik mijn eerste Oriëntatieloop! Nota bene ook in het donker. En dit is dus mijn 2e O-verjaardag. Wat een sport!
Intussen ben ik 31 “omlopen” verder, en een stuk ervarener (los van het feit dat mijn naam is gewijzigd, ik een nationaliteit heb gekregen, ik 5 jaar ouder ben geworden, en een club heb). Wat heet: ik ben nu ruim twee keer zo snel. Liep ik toen nog over paden, nu rag ik dwars door het bos. Liep ik toen prompt verkeerd toen ik een keer niet over een paadje ging, nu weet ik wel beter… of toch niet.
Kijk eens naar mijn kaart. Wat doe ik daar nou, op weg van 6 naar 7? Een stukje sightseeing? In het donker? Er gebeurde iets heel geks in mijn hoofd, vermoedelijke omdat ik terug dacht aan die keer twee jaar geleden, en ik dat gevoel van verdwalen weer wilde oproepen. Vast.
Nee, ik was er niet helemaal bij. Ik liep naar 6, beetje om, maar laten we het maar op “een veilige aanvalspunt keuze” houden. Dacht toen dat ik bij 7 liep (een stuk noordelijker), met al die parallelle greppels, en daar vond ik, iets ten zuiden van het pad, een post. Dat bleek er eentje van de achterkant van de kaart te zijn, maar, zonder het nummer te checken, ging ik vrolijk, en een klein beetje gehaast, op weg naar het zuiden, naar waar ik meende 6 te gaan vinden. Dat 6 voor 7 kwam vergat ik gemakshalve. Ik weet zeker dat ik de kaart niet ondersteboven hield, maar de tafel van 1 kennelijk wel. Even later vond ik een open plek, daar in het zuiden. “Ben ik al zo ver? Dan ben ik 6 al voorbij!” In het minder begaanbare terrein, en vanwege een nogal afwijkende koers, was mijn gevoel voor afstand wat ontregeld. (1:4500 is ook zooooo’n moeilijke schaal.)
Gelukkig vond ik 6, maar toen pas zag ik dat daarna 7, in het noorden van de kaart, kwam. Een geluk bij een ongeluk, want voor het zelfde geld was ik doorgelopen naar 8, en had heel 7 gemist. Alleen had ik nog steeds niet door dat die eerdere post, die ik voor 7, tussen het donker groen met de greppels, had aangezien, helemaal niet de 7 was die ik moest hebben. Mijn richtingsgevoel, dat het kennelijk nog wel deed, stuurde me naar het noordoosten. En zo belandde ik bij een post die ook helemaal nog niet bij mijn route hoorde.
Achterkant kaart, controle strook, nummer zoeken, en ja, ik kon herleiden waar ik liep. Terug naar het westen, greppels tellen, en als een speer het bos in, op zoek naar de echte 7. Intussen had ik van 5 naar 6 een recordtijd neergezet: de langste, ruim 3,5 keer langer dan de snelste loper. En ook mijn ommetje van 6 naar 7 bleek niet om over naar huis te schrijven.
Ik heb altijd de neiging om -voor straf- na het maken van een fout enorm te gaan doorsteken om de verloren tijd in te halen. En ook nu baande ik me een weg tussen de ondoordringbare bomen door. En weer snap ik dat achteraf, want ik herinnerde me dat ik, toen ik de eerste keer in de buurt van 7 dacht te zijn (wat dus 6 was), best aardig door het bos kon lopen. Nu was het alsof ik me een weg dwars door de stapel kerstbomen die bij de supermarkt in december tegen de gevel staan probeerde te banen.
Met deze kerstgedachte in mijn hoofd nam mijn oriëntatievermogen weer eens met mij de vrije loop. Toen ik bij A aankwam (in het kaartje links) dacht ik het iets zuidelijker pad te bewandelen. Dat dat ineens op leek te houden deerde niet, ik vond een kruispunt (wat C bleek te zijn, maar ik voor B aan zag) en sloeg rechtsaf. “Zo’n kompasnaald is ook maar van ijzer”, moet ik gedacht hebben, en ik rende vrolijk een meter of honderd door, tot hij wel erg hardnekkig de andere kant op bleef wijzen. Het mag een wonder heten dat ik 8 vond. 9 liep ik vervolgens maar 10% voorbij, wat aardig klopt met de kaartschaal 1:4500 die ik telkens als 1:5000 las.
Maar gelukkig, een half uur ervaring is iets om op te bouwen, en 10, 11, 12, en helemaal 13 gingen verdraaid goed. Die laatste, en later ook 17, 21, en 23 zou ik als een van de snelsten belopen. De kaart werd omgedraaid, en het leek weer van voor af aan te beginnen (de nummers herstartten ook weer bij 1, wat dus eigenlijk 13 was). Zelfde hoek van het bos, als in het begin, maar, vanwege de duisternis, de sneeuw die er inmiddels bij was gevallen, en de kaart die als maar meedraaide, een totaal nieuwe ervaring. En ook het stemmetje in mijn hoofd “J-G, nu ga je het gewoon wel heel goed doen, zonder fouten”, gaf er een andere dimensie aan.
Op weg van 16 naar 17 zat Jeremy Genar me op de hielen, en dat zorgde voor de nodige peper op bepaalde plaatsen waardoor ik heel hard ging… en daarna heel hard naar de verkeerde post rende. Ik herinner me nog dat ik het vreemd vond dat hij boven het meertje langs liep. Ik zou wel even doorsteken, wat, ondanks het groene bos rond 5 best opschoot. En als ik vervolgens naar 6 was gelopen, was dat ook helemaal niet zo gek geweest, maar in het donker lijkt een 6 net een 9 -het is maar hoe je het bekijkt- en Jeremy was langs de noordkant gelopen (wat naar 9 nog minder onlogisch was dan naar 6), dus koerste ik ook op 9 af. Die vond ik, en, zoals ook in de 1e helft, kwam voor mij na 9 8.
Net op tijd, nou ja, ik was al halverwege het dennbomen-tegen-de-supermarkt-bos, viel het kwartje, en kreeg ik door dat je een 8 weliswaar ongestraft kan omkeren, maar een 6 niet. Hop, terug naar 6. En daarna naar 7. Ik vond dat donkergroene stukje bos waar ik omheen moest iets minder leuk, maar herinnerde me kennelijk niet dat ik daar een half uur geleden al dwars doorheen was gelopen; toen meende ik immers veel noordelijker op de kaart te lopen. Op zoek dus naar 7, dezelfde zeven die ik eerder ook al voor een 7 -een andere- had aangezien. Vond ik hem warempel! En 8, die had ik ook al eerder ontmoet. Waarna ik gelukkig de supermarkt meed, op weg naar een nummer 9, die, hoe kan het ook anders, ook al eerder mijn pad had gekruist.
Was ik net lekker logisch via de zuidkant naar een post gelopen waar ik niets moest zijn, nu liep ik maar voor de afwisseling via de noordkant naar mijn zuidelijke bestemming. Je moet wel consequent blijven!
Maar kennelijk had ik mijn fout op tijd door, want -zo werkt dat bij mij, zoals je weet- ben ik vanaf dat moment voor straf alleen nog maar gaan doorsteken, op weg naar de finish. Die ik overigens, zonder verdere omwegen vond, maar uiteraard, en volgens de Splitsbrowser, niet in de snelste tijd.
Om één en ander goed te maken ben ik hier na nog even omloop 2 gaan doen. Dat was een stuk minder ver dan omloop 1 overnieuw, en dus heel verstandig, zeker omdat ik daarna nog de posten zou gaan binnenhalen.
Ik kijk in elk geval terug op weer een bijzondere, en onvergetelijke, nachtoriëntatieloop. Waarbij het een verrassend leuk gebied bleek te zijn met eindeloze mogelijkheden, die ik ook ten volste benut heb.
Als je vraagt wat ik geleerd heb deze keer?
- Eerst denken, dan gaan rennen.
- Blijf koel in je hoofd, ook als het 5 graden vriest en er sneeuw uit de lucht valt. Want van strafwerk ga je niet harder, laat staan sneller.
- Twee jaar ervaring betekent nog niet dat je uit de losse pols kan oriënteren zonder postnummers te checken en bij te houden waar je bent.
- In het donker zijn paden dikwijls sneller. Dat had ik twee jaar geleden al prima begrepen.
- Het blijft een ontzettend leuk spelletje! Dit ga ik nog jaren volhouden: er valt nog genoeg te verbeteren.
Midwinterrun 2013: een marathon door de sneeuw
Het was weer een avontuur! De Chicken Power Midwinterrun 2013. Nauwelijks wetende wat ons te wachten stond, maar wel met temperaturen onder nul, een gure wind en sneeuwbuien in het vooruitzicht, vertrokken we om 5:59 uit Eindhoven. Samen met mijn loopmaat voor vandaag, Jeroen, en concurrent Patrick, reden we door een donkere, maar witte, wereld, naar Terschuur, een dorpje tussen Barneveld en Amersfoort. Min zes C buiten de auto, zenuwen binnen. Toch wel. Ondanks dat ik ruim een maand geleden nog aan de W.O.R. 2 had meegedaan.
Zou dit anders zijn? Het was ook een run, er moest ook geöriënteerd worden, en we liepen ook in teams van twee. Maar het was nu ruim 15 graden kouder, er lag een pak sneeuw, er ging nog meer vallen. Van Ferdy, de ontwerper van de W.O.R., had ik begrepen dat er er minder instinkers te verwachten waren. Maar wat is minder? En ik begreep dat er veel uitgebreider kaarttekenwerk nodig was. Maar wat is meer? En wat heb je daar voor nodig?
En ik had op de website een foto zien staan van iemand die door het water moest. Brrrr. Zou dat vereist zijn? Verijst in elk geval wel, vandaag.
En het bleek anders! Per bus gingen we naar de start, geen idee waar dat was, op dat moment. Er werden onderweg wat mededelingen gedaan, maar, onvoorbereid, had ik die niet opgeschreven. Waar op had dat gemoeten? Volgende keer een notitieblokje mee. Bij het verlaten van de bus kregen we een enveloppe met een zevental kaarten. In kleur! Dat viel al weer mee. En allemaal 1:25000 topografische kaarten van het kadaster. Maar wel op een andere schaal uitgeprint en afgesneden. En er was een roadbook met zestig punten, waarvan de helft ook op de kaart stond, en de andere helft zelf ingetekend moest worden aan de hand van een RD-coordinaat, een projectie, of een lengte- en breedtegraad. Er was tijd in een lokaaltje om dit aan een tafel, en vooral verwarmd, te doen.
Niet alleen kaarten werden gebruikt: ook luchtfoto’s, en zelfs een oude kaart. Dat laatste was een leuke exercitie: één punt, CP 42, was op zowel de oude als de nieuwe kaart getekend, maar CP 43 alleen op de oude. In anderhalve eeuw is er nogal wat veranderd in het landschap, maar een aantal elementen zijn ook behouden gebleven. Zo ontstond een puzzel, maar uiteindelijk wisten we vrij zeker waar CP 43 op de moderne topografische kaart te plaatsen. En na wat speurwerk bleek dat de luchtfoto, zoals snel aan de richting van de schaduwen te zien was, geroteerd was. Leuk gedaan!
nieuwe kaart ← → oude kaart
(ga met je muis over het balkje om de kaart te wisselen)
Een uur later waren we klaar met intekenen. Een aantal teams waren al vertrokken, een paar waren nog bezig. Hebben we het wel goed gedaan? Een foutje is snel gemaakt, als een lengte-minuut op de kaart 5,4 cm is, en een breedte minuut 8,7 cm, en er doorheen een RD raster geprint is.
Bij CP1 volgde een verrassing: we moesten een keuze maken tussen de volgende punten op kompaskoers zoeken, of memoriseren. We kozen voor memoriseren, en zochten ondertussen de andere punten op het kompas. Maar kennelijk was het idee dat we eerst CP 2, 4, 7 zouden zoeken, en dan CP 1, 3 en 5; of omgekeerd. Alles tegelijk in één keer zoeken leek lastig, maar we wisten niet beter, en deden dat dus gewoon. Alleen CP 4 was lastig te vinden. En toch bleek dat CP4 wel klopte, maar CP5, dat we daar vòòr hadden gevonden, niet. Achteraf hadden bijna alle teams dat punt fout. En we zijn er nota bene overheen gelopen, als je de track op onze kaart bekijkt! Maar de organisatie heeft altijd gelijk. Toen wisten we ook nog niet dat een gevonden controlenummer ’23’ per definitie fout was.
Enfin, naar later zou blijken, als een van de eerste teams gingen we verder met het reguliere deel van de tocht. De sporen in de sneeuw van wezens die er eerder waren geweest waren kennelijk van konijnen, hazen en reeën…
Ik had vandaag een goede neus voor blauwe kaartjes achter bomen, want ik vond ze verrassend snel. Later op de dag zou Jeroen ze ook zo snel gaan spotten, en dat maakte dat we vrijwel overal binnen no-time verder konden rennen. Het leek er dan ook op dat er vrijwel geen valse controle nummers geplaatst waren, want nergens zagen we twee kaartjes, en vrijwel alles hing binnen 20 meter van waar we het verwachtten. Het leek dus niet nodig om naar een ander nummer te zoeken als we eenmaal iets blauws gezien hadden. Maar dat bleek later onterecht.
Intussen liepen we vooral over wegen en paden, ook omdat de route dat voorschreef. Het was vrijwel nergens veel sneller om dwars door te steken, en daarmee was verdwalen ook geen optie. Af en toe een weiland of akker gingen we diagonaal over, maar met de sneeuw en vaak oneffen ondergrond, liep dat een stuk minder. Zeker toen we nog 4’30″/km probeerden te lopen.
Onderweg keken we steeds naar de voetafdrukken in de sneeuw. Hoeveel zouden er voor ons lopen? Geen idee, maar overal leken al wel mensen te zijn geweest, op loopschoenen. Best handig, die sneeuw. Toch leek het ook regelmatig of er naar het kaartje met het controlenummer helemaal geen voetsporen liepen. Zouden zoveel teams al die CP’s hebben overgeslagen of niet kunnen vinden? Toen wisten we nog niet dat we eigenlijk op kop liepen.
Intussen kwamen we langs het Kasteel van Renswoude, Fort Daatselaar, en liepen tot vlak boven Scherpenzeel. En zochten we 10 minuten naar een CP-nummer op het enige punt waar volgens het roadbook niets hoefde te worden opgeschreven, corrigeerden we een foutief ingetekend punt dat aanvankelijk midden een in een weiland leek te liggen, maar gewoon een hoekpunt van het fort bleek te zijn, zochten naar een CP op een plek die ik in passen verkeerd had uitgemeten (als de schaal van de kaart 70% van 1:10000 is moet je niet het gebruikelijke aantal passen met 0.7 vermenigvuldigen, maar er juist door delen, waardoor het 2 keer zo ver blijkt te liggen), aten we een Snickers, en hoorden we van de organisatie die de eerste controlestrook in nam, dat we redelijk vooraan liepen. Er liepen dus nog een paar teams voor ons?
Toen niet, bleek, maar even later wel. Want het kwam niet door de sneeuw, die ineens hevig ging vallen, maar doordat we in de bus geen duidelijke aantekeningen hadden gemaakt, dat we zowel CP 36, als CP 38 aandeden, terwijl verteld was dat die het zelfde controlenummer hadden; beide bezoeken was dus niet nodig. Wisten wij veel. Bij de tweede van de twee kwamen we achter twee andere teams uit, die toen op kop bleken te lopen. Maar ja, Jeroen zag razendsnel en ongezien het kaartje, zodat we na CP 37 weer voorop lagen.
Tot we CP 40 gingen zoeken, precies één RD kwadrant noordelijk van de juiste plek. Inmiddels waren we al behoorlijk moe, en hadden besloten dwars door te steken over de velden, maar wel in wandeltempo. Op zich scheelde dat niets, want je kon over dat terrein toch niet hard rennen. Maar dat helpt niets, als daar niets te vinden is. We hadden snel de fout door, maar dat was al te laat. Het zou ruim 20 minuten kosten om terug te lopen, en dat zou 30 strafminuten schelen, wat we het niet waard vonden, ook vanwege de extra inspanning.
Bij CP 50 (dat na CP 40 en 39 kwam) waren de twee teams op kop al aan het zoeken. Aan de verkeerde kant van de beek, waar wij in eerste instantie ook het CP hadden ingetekend. Maar het scheelde niet veel, en de nauwkeurigheid is beperkt, zodat we, toen de andere twee teams het inmiddels hadden opgegeven, en verder waren gelopen, alsnog aan de zuidkant het CP vonden. Hadden we mooi weer 30 strafminuten goed gemaakt.
Wat daarna volgde was een spelletje met een beek. Zouden de CP’s aan de zuid- of aan de noordkant liggen? En is er wel of geen brug? En is het diep? En breed? Geen idee hadden we, zodat we maar de kortste route naar het volgende CP namen, en wel zouden zien. Dat bleek een goede beslissing. Er was een stuw, en iets verderop een bruggetje.
Toen namen we nog een slimme beslissing: punt 45 lag weliswaar dichterbij een logische route dan 46, maar daar zouden we de aanwijzingen voor 47 en 48 gaan vinden, en 49 lag juist weer wat verder weg. Vermoedelijk -want de punten stonden al niet allemaal in de juiste volgorde wat betreft de kortste route- zouden die 47 en 48 meer richting 45 liggen. En dat bleek helemaal te kloppen. Via een rechte lijn renden we naar 46, vonden 47 op weg naar 45, en van daar uit 48 op de route naar 49 en 51. Mooi! Enige minpuntje was dat we 48 niet direct zagen, en juist toen ik het beekje vlakbij was overgestoken om te kijken of het CP-kaartje aan de achterkant van een boom aan de oever zat, vond Jeroen een ’23’. Nietsvermoedend, en opgelucht, noteerden wij die, al hing die wat ver van het nulpunt, en gingen verder. Nog maar 10 CP’s te gaan!
Maar er was een dilemma: zouden we voor CP 53 aan de noord- of aan de zuidzijde van de Grote Barneveldse Beek moeten zijn? Er leek geen brug in de omgeving, dus we moesten kiezen. Een volgende aanwijzing stuurde ons in elk geval terug naar een bruggetje, voor CP 52, zodat we vermoedden dat we moesten oversteken. Het CP lag volgens onze peiling op de kaart aan de zuidkant van wat een oversteekplaats voor landbouwvoertuigen en/of jeeps leek te zijn: een constructie van balken over het water aan weerszijden van een verharde bestrating op de bodem van de rivier. Maar geen CP te vinden. Bijna hadden we het opgegeven, maar na lang zoeken op de oever zagen we dat de balken ‘schoongeveegd’ waren. Er was dus iemand overheen gegaan. Zou er dan toch…?
En er stond iemand van de organisatie met een fototoestel aan de overkant. Vast ook niet voor niets. En dus trok ik mijn schoenen, sokken en broek uit, en liep door het ijskoude water. Pijnlijkst was nog mijn scheen die ik stootte tegen een ijsschots, en de sneeuw waar ik in stond aan de overzijde, maar op de terugweg langs de andere balk vond ik het CP! Hoera! Die hadden we. Maar wat nu? Omlopen, want Jeroen stond nog droog aan de overkant, en had geen trek in een koude beek. Ach wat, we zijn toch een team? Dus ik nam hem op mijn rug en liep zo naar de noordkant. Snel schoenen weer aan, en door naar de finish. We lagen op kop!
Zo vonden we ook de laatste paar punten. Nog net op tijd zag ik dat 56 gedefinieerd werd door de koers náár 57, en niet omgekeerd, zodat we ook daar scoorden. En toen ik me even omdraaide bij het oversteken van een greppel zag ik dat er behalve een ’23’ in de buurt van CP 56 (die ik al wat slecht vond kloppen met de kaart) ook een ’29’ hing, op de juiste plek, wat ook weer 45 strafminuten scheelde. Doordat we doorstaken door het weiland naar 58 liepen we bovendien recht op dat CP af, en vonden hem zo, want vanaf de weg had hij aan de overkant van een riviertje gehangen.
Alleen gingen we vlak voor het eind nog een keer de mist in: een peiling met een stompe hoek vanaf een hectometerpaaltje op de kaart (Of had het het paaltje in het echt moeten zijn? En aan welke kan van de weg dan wel?) wekte niet mijn vertrouwen, en ook Jeroen was er wel klaar mee, zodat we voor het laatste punt aannamen dat het wel het blauwe kaartje op de deur van het gebouw dat als start en finish dienst deed zou zijn. Bijna goed. Maar dat kostte ons toch nog even 45 strafminuten extra. Maar we waren er! Als aller eersten!
Al met al bleken de volgende teams pas 25 minuten later aan te komen. Zouden we dan ook nog eens gewonnen hebben. Pas toen hoorden we van de ’23’s, en dat het vorig jaar ’72’ was geweest dat de valse posten kenmerkte. En drieëntwintig kwam me best bekend voor. Inderdaad hadden we twee valse posten meer gezien en genoteerd dan het team dat na ons binnen kwam, wat neerkomt op 90 strafminuten, zodat zij uiteindelijk met 66 minuten voorsprong wonnen. De score kan je hier vinden, (of hier onder).
Maar wat een geweldige race! Lang gedacht dat we ergens middenin het veld liepen (het was mijn 2e, en Jeroen’s 1e oriënteringsrun), toen wat gedeprimeerd over ons foutje van 2 km, en vermoeid door de afstand, teruggezakt in temp, maar ten slotte na de dwaze oversteek, en de kennis voorop te lopen, weer helemaal fanatiek en vol goede moed, alsof het niks was. Nou ja, qua afstand was het dan ook maar gewoon een Hele Marathon, maar dan wel door de sneeuw, met hindernissen, en zonder je hoofd te verliezen.
Dit was weer een bijzondere ervaring, en de laatste zaterdag van januari komt zeker op de kalender van 2014 te staan. Met de ervaring van deze eerste keer wordt dat vast weer een succes:
- Er zijn wel degelijk valse punten,
- die dan vast niet allemaal ’23’ heten.
- De volgorde van de CP’s is niet altijd de kortste route.
- Er kan wel eens een Adventure race-element in zitten; iets met water.
- De CP’s zitten niet altijd exact op de juiste plek (of hoe wij die interpreteerden),
- maar ook de kaart kan natuurlijk een beetje afwijken, en terrein kan zijn aangepast; en de CP’s moeten onzichtbaar voor derden gehangen zijn om rippen te voorkomen;
- je moet daarom niet te lang zoeken of er op het -volgens jou- juiste punt niet toch een controlenummer hangt, meestal hangt dat er niet,
- maar die enkele keer dat het er wel hangt -en het andere punt dus vals is- kost het wel veel strafpunten. De juiste balans tussen vertrouwen en wantrouwen is delicaat.
- Alle zelf ingetekende punten moet je controleren: van de 20 hadden we er 4 fout in eerste instantie, en 1 daarvan zelfs niet meer op tijd gecorrigeerd.
- Om 6:00 ‘s morgens nog even proviand bij een benzinestation kopen kan wel eens lastig worden als die allemaal nog dicht blijken.
Ten slotte heb ik, meer voor mezelf als geheugensteuntje, mijn inventaris opgesomd:
- hardloop-rugzak
- met drinkwaterzak
- potlood
- watervaste stift aan en zipper (en ook de dop, want die ben ik 5 keer verloren)
- zaklamp
- telefoon (voor noodgevalen)
- fluitje (hoewel de dop van de stift ook prima bleek te werken als fluit, toen ik de sneeuw er uit blies
- thermo deken
- ID
- geld
- EHBO spul als pleisters en tape
- vaseline tegen de kou op gezicht en handen
- plastic kaarthoes, met daarin
- geodriehoek
- lichtgewicht plankje om kaarten vlak te houden
- kaart-roemer (beperkt functioneel, want de schaal is arbitrair)
- klemmetje om zaakje bij elkaar te houden
- velletje voor aantekeningen
- rekenmachine (klein)
- Recta peilkompas
- Silva duimkompas
- druivesuiker
- 6 Snickers (op de valreep)
- en om aan te trekken
- Inov-8 Oroc 340 schoenen (met spikes; ook ideaal om de kids op de slee door de straat te trekken zonder zelf onderuit te gaan over een ijsplaat)
- lange hardloopbroek
- Moose sokken (met na 42 km ook een gat)
- thermo shirt lange + korte mouwen over elkaar heen
- Nike tuned fleece
- Icebreaker mutsje
- dunne thermo handschoenen
- ASML windjack (als reserve)
Tenslotte nog een overzichtje van de roadbooks: